Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 29.
\7rijdag 17 Juli 1931.
45e Jaargang.
UIT HET WOORD.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTIE: Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D, SCHEELE TE MIDDELBURG.
MEDEWERKERS: D.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1.—
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advert en tiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
GODS GERECHTIGHEID.
J Uwe gerechtigheid is als de bergen Gods.
Ps. 36:7a.
Na Gods goedertierenheid geroemd en Zijn
waarheid geprezen te hebben, zingt David hier
van Gods gerechtigheid. Zij is in geen min
dere maat dan de tevoren genoemde deugden
Gods een voorwerp van zijn bewondering en
aanbidding. Hij vergelijkt haar met de bergen
Gods, de kolossale berggevaarten der aarde, die
door hun massiviteit en onverzettelijkheid tot
den mensch spreken van Gods Scheppingsgroot
heid. Op zulke hooggebergten had het oog van
den Israëliet een vrij gezicht. De Hermon en de
Libanon stonden daar aan de Noordgrens van
zijn land in hun zwijgende, maar daarom des te
indrukwekkender majesteit. Bergen Gods noem
de men ze onder Israël. Immers wie anders dan
God had zulke kolossen kunnen grondvesten en
wie anders dan Hij kon ze op hun grondvesten
staande houden
Onverzettelijke stoerheid is het, waarvan zul
ke bergen spreken. Zij belachen het geweld, dat
de natuur of de mensch op hen zou willen oefe
nen. Belachelijk zou zich maken wie zou trach
ten ze van hun plaats te schuiven. En die ber
gen nu rijzen voor Davids geest op, als hij denkt
aan Gods gerechtigheid. Aan die gerechtigheid
is even weinig te wrikken als aan de reuzen
van den aardbodem. Gods recht is als Gods ber
gen. Het staat er en gaat niet op zij. God de
Heere handelt altijd naar Zijn recht en daaraan
verandert het menschenkind niets. De majesteit
van dat recht lacht met hem, die het wil kren
ken. Het gaat door, ongeacht hoe wij erover
denken en hoe wij ons er tegenover houden.
Doch waarom gewaagt David hier van Gods
gerechtigheid Hoe komt hij ertoe om die deugd
des Heeren te prijzen, waar hij eerst van Zijn
goedertierenheid en Zijn waarheid heeft gezon
gen Hoe kan Hij zich mede door de overden
king van Gods gerechtigheid troosten over de
overtreding der goddeloozen, die hem ontzet en
beangstigd
Om dat te verstaan dienen wij ons af te vra
gen, waaraan wij bij de gerechtigheid Gods moe
ten denken. Dat Hij rechtvaardig is zegt tot ons
doorgaans slechts dat Hij tegenover ons, men-
schen, Zijn Wet strikt handhaaft. Zoo verstaan
is Gods gerechtigheid een bron van zegen voor
hen, die Zijn Wet houdt, en een oorzaak van
vergelding en straf voor wie haar overtreedt.
Toch is dit slechts een bepaalde zijde van
Gods gerechtigheid. Zoo peilen wij haar nog niet
tot op den bodem. Ruimer en dieper opgevat
geeft deze deugd Gods ons te kennen dat alles,
wat de Heere doet, goed is. 't Is alles in over
eenstemming met de wet van Zijn Wezen. God,
de Heere heeft voor Zijn daden hooge en wijze,
schoon voor ons verborgene redenen. Hij zal
en kan niet anders doen dan gelijk Hij doet.
Dat Hij goedertieren en getrouw is, berust niet
op een toevalligheid, maar op een heilige nood
wendigheid. Niet als zou er eenige wet boven
den Heere, onzen God, staan. God is de vol
strekt-vrij machtige, die door niets, dat buiten
Hem staat, bepaald wordt. Maar wat Hij doet,
heeft niettemin altijd een diepe oorzaak, 't Is in
Zijn Wezen gegrond. De wet van Zijn Wezen
is Hem maatstaf en richtsnoer van al Zijn woor
den en daden; En dat nu noemen wij in ruime
ren zin Gods gerechtigheid, die Hij nooit zal ver
loochenen. Zij is even vast en onbewegelijk als
de stoere berggevaarten der aarde, die meer dan
iets anders van onveranderlijkheid tot ons spre
ken.
Zoo opgevat, verstaan wij het dat David in
onzen psalm ook op Gods gerechtigheid het oog
richt. Die gerechtigheid is het vaste steunsel van
Zijn goedertierenheid en trouw. Die goedertie
renheid kan niet teruggenomen en die trouw kan
niet verlaten worden. Anders zou God niet meer
rechtvaardig, niet meer Zichzelven getrouw zijn.
De Heere blijft bij het welbehagen, dat Hij een
maal geopenbaard heeft. Ten aanzien van Zijn
schepselen is Zijn wil geheel vrij. Maar ten aan
zien van Hemzelf zijn Zijn wil en Zijn welbeha
gen volstrekt onveranderlijk. Daarom kunnen
wij met Mozes zeggenHij is de Rotssteen wiens
werk volkomen is want al Zijn wegen zijn ge
richte. God is waarheid en geen onrecht, recht
vaardig en recht is Hij (Deut. 32:4).
Hoe volkomen kan Zijn volk zich dan op
Zijn gunst verlaten Zij wordt nooit terug
genomen. Het is even onmogelijk dat onze hand
de bergen zou verplaatsen als dat God zou op
houden goedgunstig te zijn. Zijn genade duurt
van geslacht tot geslacht. Zijn trouw bevestigt
zich eiken dag. Ons oog schiet tekort om dat
op te merken. Wij zitten dikwijls met Gods we
gen verlegen. Zijn handelingen met de wereld
en met Zijn volk schijnen ons raadselachtig toe.
Maar iets tegenstrijdigs ligt er nooit in. God
blijft doen, zooals Hij altijd gedaan heeft. Hij
blijft Zichzelf gelijk. Zijn gerechtigheid biedt
den meest vasten waarborg dat Hij tegenover
Zijn kinderen niet veranderd zal worden.
't Is trouw al wat Hij ooit beval
Het staat op recht en waarheid pal,
Als op onwrik'bre steunpilaren
Hij is het, die verlossing zond
Aan al Zijn volk Hij zal 't verbond
Met hen in eeuwigheid bewaren.
Ps. 111 5.
Hoek (Z.).
J. B. VANHAELEN.
ONZE GESCHIEDENIS.
II.
Door de reformatie keerde men weer terug
tot de kerk der vaderen, zooals die zich had
geopenbaard in de eerste eeuwen van de Chris
telijke jaartelling. Aan Rome's boeien en banden
onttrok men zich, en wat de Paus eerst opvatte
als een onbeteekenende twist, bleek te zijn een
gebeurtenis van wereldhistorische beteekenis.
Geen mensch zou meer heerschen over het ge
weten van zijn medemensch, alleen Gods Woord
zou in alle vragen het richtsnoer zijn. Het op
treden van Luther leidde tot het ontstaan van
de Luthersche kerk, die na veel strijd in de
Duitsche landen, de landskerk werd.
Het woord van Luther, terug naar de Heilige
Schrift, had velen aangegrepen. In meerdere lan
den zag men verbreking van het Roomsche juk
en dwaling, en van al die mannen, onder wier
leiding dit geschiedde, noemen wij alleen Cal-
vijn, omdat hij kan beschouwd worden als de
gene, die de reformatorische, de Gereformeerde
gedachte het zuiverst heeft gegrepen. De refor
matie in Nederland, hoe ook eerst onder Luther
sche invloeden, koos voor zijn beginselen en
Calvijn's optreden heeft dan ook een stempel
gedrukt op de Gereformeerde Kerken in Neder
land. Niet alleen het kerkelijke leven, maar ook
het huiselijke en maatschappelijke leven eischte
hij voor God op de eere Gods stond in het
middelpunt van zijn levensarbeid. En alles heeft
hij daarvoor over gehad. Hoewel Rome, met
behulp van Spanje alles in het werk heeft ge
steld, om ook in Nederland dat nieuwe leven te
onderdrukken, het mocht niet baten. Onder Gods
zegen werd Nederland vrijgemaakt, maar ook
de Kerken, zoodat zich hier al spoedig een ge
zond kerkelijk leven openbaarde. Door de ge
houden synodes van die dagen werd de bloei
van de kerk zeer bevorderd, maar spoedig zou
blijken dat op bloei volgt, achteruitgang.
Immers jarenlang werden onze kerken beroerd
door onderlinge twisten, waarvan het einde was,
dat de synode van Dordt 16181619 de mee
ning der Remonstranten, als dwaling veroordeel
de. Gods eeuwige verkiezing bleef het hart der
kerk. De eeuw daarop volgend, de gouden eeuw
genoemd, was ook van de grootste beteekenis
voor de Gereformeerde kerken in ons land.
Rustig kon men voortarbeiden. De beginselen
op allerlei terrein werden ingedacht en toege
past mannen van naam en wetenschap, wier
geestelijke nalatenschap wij thans nog bezitten
en waarop wij voortbouwen, waren de steun
pilaren van de kerk in een ding slechts kon
den zij zich niet vrijmaken, hoe dikwijls ook
beproefd, van de volkomen inmenging van den
staat.
De vroedschappen en regenten bleven hun
macht bezitten inzake beroepingswerk en aan
vulling van den kerkeraad. In tijden van hoog
staand geestelijk leven mocht dat bezwaar niet
zoo gevoeld worden, in dagen van afval des te
meer, die helaas weer zijn gevolgd. De weten
schap, die met Gods Woord niet rekende, werd
van de universiteit naar de kansels gebracht,
en langzamerhand werd aan de autoriteit van de
Schrift te kort gedaan, zoodat straks de revolu
tiebeginselen een weltoebereide aarde zouden
vinden. De kerkelijke tucht verslapte, allerlei
dwalingen kwamen op, openlijk durfde men God
te danken voor de weldaad der Fransche revo
lutie, zoodat het ons niet behoeft te verwonde
ren, dat de kerk steeds meer op den achtergrond
werd gedrongen. De Gereformeerde kerken hiel
den op landskerk te zijn, haar voorrechten wer
den haar ontnomen, zoodat zij met andere ker
ken werd gelijkgesteld.
Verschillende bezwarende bepalingen werden
in de onderscheidene staats-regelingen opgeno
men, goederen tot nationaal eigendom verklaard,
kerkgebouwen en pastorieën gezamenlijk bezit
van de inwoners van stad of dorp, staatsgelden
ingetrokken, zoodat in het bijzonder de predi
kanten er de dupe van werden en Rome door
dit alles werd bevoordeeld. Treurig was de toe
stand, pogingen tot herstel baatten niet, maar
Gode zij dank, Nederland werd weer vrij, Oran
je keerde weer terug, zou de dageraad weer
aanbreken voor de Gereformeerde Kerken
De geschiedenis zal het ons laten zien.
M. SCH.
CHRISTENDOM EN VREDESBEWEGING.
III.
Een Christen dus öök een mensch, die den
vrede bevordert, naar vermogen. Natuurlijk we
ten wij wel, dat God de leiding in handen houdt
en dat het alles, ook in de volkerenwereld, gaat
naar het door-Hem-bepaalde einddoel. De
Schrift geeft ons, wat dat aangaat, met het oog
op de toekomst, zeker geen opwekkend beeld.
Maar, Gods leiding schakelt nooit en nergens
onze verantwoordelijkheid uit. Wij zijn in elk
opzicht gebonden, dus zeker ook hier, aan het
gebruik der ons-ten-dienste-staande middelen.
Wij weten, dat er zal zijn de geesel van alle
mogelijke ziekten en kwalen onder de menschen,
maar gebruiken toch dankbaar alle mogelijke
middelen daartegen: vroeger-ongeneeselijke kwa
len blijken nu, onder Gods zegen, geneeslijk.
Zöö hebben wij nu ook te doen, blind in de
uitkomst, ten opzichte van de geesel van den
oorlog. In vroeger eeuwen konden gemeenlijk
geen twee zeer-genabuurde volksstammen met
elkander in vrede leven. Wat is er, zöö be
schouwd, sindsdien, veel ten goede veranderd.
Welnu, dien geest moeten wij bevorderen. Daar
om begroet ook het Christendom, in zijn ver
houding tot de vredesbeweging, met name den
Volkenbond met vreugde. O, zeker, daar is en
daar blijft veel te zeggen op wat de Volken
bond doet en vooral op wat de Volkenbond
nalaat. Maar, tenslotte, het is de eenige, groote,
politiek-machtige organisatie, die wij, wat- dit
betreft, bezitten. Zelf is de Volkenbond, uit-ter-
aard, geen Vereeniging op religieusen grond
slag. Maar, voorzoover ik zien kan, zijn de ide
alen, die hij nastreeft, zuiver-Christelijk. De
Volkenbond zoekt immers wapengeweld te ver
vangen door rechtspraak, alle internationale ge
schillen te brengen in de sfeer van het hooge
recht. En voorts (en daarin vooral loopt zijn
werk parallel met dat der Christelijke Kerk)
zoekt hij de samenwerking te bevorderen tus-
schen alle volkeren der aarde, op alle mogelijk
gebied (gezondheids-problemen, handel in blan
ke slavinnen, de verkoop van verdoovende mid
delen met zijn ontzaglijke ellende-nasleep, ar-
beidsquesties, etc.)
Het is dan ook destijds onze Prof. Bavinck
geweest, die, als woordvoerder der anti-revolu
tionaire fractie in de Eerste Kamer der Staten-
Generaal, met gloed verdedigd heeft Nederlands
aansluiting bij den Volkenbond.
Het is dan ook Prof. Rutgers, die een van de
ernstigste bouwers is aan het schoone werk, dat,
onder heel veel moeiten, in Genève verricht
wordt. En wie onzer denkt nu niet terstond aan
wat Dr. Colijn daar gedaan heeft Buitenge
woon leerzaam is, wat heel deze materie aan
gaat, het voorstuk in „De Standaard" van 18
Mei j.l., onder de titel „Volkenbondsdag", waar
in nadere verantwoording wordt gegeven inzake
ons oordeel over en onze houding jegens den
Volkenbond. Gaarne nemen wij het slot daar
van hier over. Het luidt aldus
De Volkenbond als orgaan voor de vorming,
de toepassing van het Volkenrecht zal nog veel
te doen hebben, eer hij beantwoordt aan al onze
hoop en verwachtingen. Hij zal ook te zorgen
hebben, dat de klip van heerschappij over de
enkele Staten steeds omzeild wordt. Het best
zal hij slagen, als in de leden-Staten bij het volk
een gezonde nationale geest leeft, een warme
erkenning van eigen voorrechten die men bezit,
omdat dit leiden moet tot waardeering van an-
derer nationaal leven en dus tot grooter weder-
zijdsche waardeering.
Critiek, mits op reëele basis, is nimmer mis
plaatst. Dus ook niet op het werk van den Vol
kenbond. Zij is zelfs noodig om inslapen te
voorkomen. Maar bij alle critiek mag tevens
erkend, dat de Bond reeds veel en nuttig werk
heeft verricht, dat hij onmisbaar is ter voorko
ming van onheil men denke maar eens aan
hetgeen juist dezer dagen te Genève behandeld
wordt en dat mitsdien op den Volkenbonds
dag een herinnering aan zijn beteekenis plicht is.-
Een herinnering, waarmee gepaard moge gaan
de bede, dat de Bond onder 's Heeren zegen
een steeds sterker steunpilaar moge blijken voor
het Recht en den Vrede.
Om nu van anderen in onze kringen maar te
zwijgen, willen wij toch tenslotte nog met dank
baarheid overnemen het slotwoord van den ge
wezen voorzitter der Vereeniging voor Volken
bond en Vrede, onzen Prof. Anema, uit zijn
artikel„Volkenbond en Christelijk Beginsel",
dat ik zeer ter lezing aanbeveel„Gordt U aan
en zet mede Uwe schouders naar de mate uwer
krachten onder het werk van den Volkenbond.
Want zijn werk is, ondanks gebreken, die er
aan kleven, een werk van recht en gerechtigheid
en daarom een gave Gods" 1)
Wie leert instemmen met wat hier door onze
leidslieden gezegd wordt, kan komen tot te-aan-
vaarden conclusies inzake de verhouding van
Christendom en Vredesbeweging. Daarover dan
nog een enkel woord in ons slotartikel.
B. o. Z. Le C.
1) Uitgave van de Vereeniging voor Vol
kenbond en Vrede, SecretariaatJan van Nas-
saustraat 93, Den Haag.
BRIEVEN UIT DE
WIERINGERMEERPOLDER.
Gaarne geven we aan broeder M. gelegenheid
om in enkele brieven meedeelingen te doen over
de Wieringermeerpolder. Ook uit Zeeland zijn
er daar werkzaam en dan is het goed, dat wij
allen iets weten van wat daar gebeurt.
Redactie.
Mededeelingen uit de Wieringermeerpolder,
I.
Geachte lezers.
Over deze omgeving, deze nieuwe polder het
een en ander mee te deelen, is het doel van on-
dergeteekende. Door de Redactie van dit blad
werd mij zeer welwillend de gelegenheid gegeven
om door middel van de Kerkbode U onderstaan
de onder de oogen te brengen. Daarvoor mijn
welgemeenden dank. Het is noodig, dat elk Ne
derlander, maar ook, dat elke Gereformeerde
kennis neemt van hetgeen dat hier gebeuren
gaat.
Wie heeft nooit gehoord van het groote
werk De drooglegging van een gedeelte van de
Zuiderzee. Een werk, dat door de geheele we
reld met groote belangstelling wordt gezien en
waarover wordt geschreven door mannen, die
meespreken kunnen over dergelijken arbeid.
Maar die in een omvang en op een wijze zooals
hier het geval is, misschien nimmer is voorge
vallen.
Het lag daar zoo vredig, het eiland Wierin-
gen. En het was er zoo stil. Afgezonderd van
dat drukke leven met al zijn gejaag. En de be
woners waren zoo gewoon dat hun mooie
eilandje omspoeld werd door de golven der zee.
Want mooi is het eiland. Mooi is het in den
zomer, maar ook mooi in den winter. Het heeft
zijn natuurlijke ligging zoo mee om mooi ge
noemd te kunnen worden. En daarom reeds is
het er altijd mooi. Het hoofddorp n.l. Hipoly-
tushoef is groot en hoewel niet gebouwd naar
den tegenwoordigen tijd en op het tegenwoor
dige drukke verkeer niet berekend, beginnen
toch ook de moderne gebouwen te verrijzen en
kent men de nieuwere mode al heel goed. Zoo
ook de bewoners met hun kleeding.
Verder 3 kleinere plaatsjes n.l. de Haukes,
Westerland en Oosterland.
Wat een prachtig gezicht als men Oosterland
passeert en in de richting der Noordzee kijkt.
Want het dorpje ligt ter zelfder hoogte als de
kruin van den zeedijk waartegen het gebouwd
is. Want Wieringen is een heuvelachtig eiland.
Nu eens rijdt men door de diepte der dalen en
straks heeft men weer het uitzicht over onge
veer het geheele eiland. En ook dit feit komt
haar schoonheid te pas. Landbouw en veeteelt
is hun bestaan. Visscherij ook niet te vergeten.
Want vele Wieringers zijn zeelieden en weten