Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 26. Vrijdag 26 Juni 1931. 45e Jaargang. UIT HET WOORD* DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTEUR: Ds. A C. HEI] TE KOUDEKERKE. VASTE MEDEWERKERS: D.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN. ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1.— Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie* UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. tus verlangt naar Christus' wederkomst, en dies bidt Hij met die gemeente mee, Kom, Heere Jezus. Die Geest kent ook den Satan. Hij alleen weet, hoeveel macht God den Satan en Zijn duivelen geschonken heeft, hoe verdorven hij is, hoezeer hij God haat, hoezeer hij het werk van den Zoon wil verijdelen, Hij weet ook, dat Satan steeds weer den onbekeerden mensch van God afhoudt, en hoe hij voor den geloovige is, een brieschende leeuw, zoekende, wien hij zou kun nen verslinden, en dus helpt Hij den geloovige in dien feilen strijd, en doet hem volharden ten einde toe. Maar de Geest is het ook, en dat is het heer lijkste, Die onderzoekt de diepten Gods. Hij onderzoekt, wat het is, dat God eeuwig is, hoe dat kan, dat Hij is zonder begin en zon der einde, dat Hij altijd weer opnieuw uit Zich zelf bestaat, hoe is die eeuwigheid Gods mogelijk en wat is zij De Geest onderzoekt het. En de Geest onderzoekt, wat Gods alomtegenwoordig heid is. Hoe is het mogelijk, dat God overal te gelijk is, hoe is het mogelijk, dat God zorgen kan voor alles, dat niets Hem ontgaat, dat zelfs de verborgen gedachten des harten Hem bekend zijn. Wij begrijpen het niet, maar de Geest on derzoekt het. weet, ons er iets van openbaart, genoeg om zalig te leven en getroost te sterven, genoeg om dien grooten God, Wiens diepten wij niet kunnen doorgronden, reeds hier en eeuwig te prijzen. De diepte van het verlossingswerk waar Paulus toch het meest op doelt kunnen wij niet doorgronden, maar wat wij kunnen, laten wij dat doen, Hem aangrijpen, die God bedacht heeft in Zijn ondoorgrondelijk raadsbesluit, Jezus Christus, opdat wij niet verloren gaan, maar behouden worden tot in eeuwigheid. Maar laat ons dan ook doen, als Paulus. Wij, die door den Heiligen Geest zooveel meer weten dan die den Heiligen Geest niet ontvangen hebben, laten wij ons niet schamen voor het evangelie van Christus, maar laat ons uitgaan, zeggende, dat de wijsheid der wereld dwaasheid is, dat alleen de Heilige Schrift door den Heiligen Geest de waarheid meedeelt omtrent God en den mensch, laat ons dus Zending drijven, en Evangelisatie doen, opdat in de kracht des Hei ligen Geestes velen mogen komen tot de kennis van God en Jezus Christus, Wien te kennen het eeuwige leven is. Meliskerke. M. VREUGDENHIL. VERGADERING van het Bestuur der Pers- vereeniging „Zeeuwsche Kerkbode" D. V. MAANDAG 13 JULI 1931 voormiddags half 10 te Middelburg, gewone plaats. Wegens andere vergaderingen verschoven tot 13 Juli. Men noteere dezen datum. DE KENNIS DES GEESTES. Want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. 1 Cor. 2 10b. De apostel Paulus doet wel heel anders, dan wij vaak handelen. Als wij staan tegenover on- geloovigen, en met hen spreken, is er soms een zekere schaamte, wij belijden immers nog zulk een ouderwetsch geloof, dan weer plaatsen wij onze eigen meening, en eerbiedigen de meening van anderen, dat zijn z.g.n. andersdenkenden, een schrikkelijk woord, voor iemand, die vast houdt aan Gods Woord, en hoe dikwijls ge bruiken wij het niet maar waar is in ons spreken met anderen de heerlijke zekerheid van ons geloofswaar is het vaste weten, dat wij de waarheid hebben. Daar moest bij ons zijn, wat bij Paulus is. Schaamt Paulus zich voor zijn geloof Plaatst Paulus zijn meening tegenover de meening van „andersdenkenden" Hij had er toch wel reden voor in dat wijze Corinthe, maar hij doet het niet. Integendeel, Paulus voelt zich door Gods genade ver boven die Corinthiërs, hij weet immers de waarheid. Hij weet die waar heid niet uit zichzelf. Ook zijn oog heeft het niet gezien, ook zijn oor heeft het niet gehoord, het is ook in zijn hart niet opgeklommen, hij weet het alleen maar, omdat God hem verkozen heeft, omdat God hem begiftigd heeft met den Heiligen Geest. En door dien Geest weet hij, God heeft het hem geopenbaard, juist door dien Geest, en de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diep ten Gods. Wat heerlijk is het, dat de apostel dit mag getuigen. Nog geldt immers het woord van Augustinus, dat de mensch wil kennen God en zichzelf, en hoe zouden wij God kennen, indien Hij Zich niet openbaarde, indien aan ons niet gezegd werd, wie Hij is? En nu zegt het ons Zijn Geest, en nu hebben wij zekerheid. Die Geest weet immers alles van God, Die Geest is de derde persoon in de Goddelijke Drieëenheid, die Geest heeft dezelfde eer, de zelfde macht, dezelfde kracht, als God die Geest is het, waardoor God werkt, die God is, zooals de Vader God is, zooals de Zoon God is, en daarom weet die Geest alles van God. Hij onderzocht alle dingen. Hij onderzoekt, hoe grootsch Gods schepping is. Hij weet, hoe veel sterren er zijn, de menschen kennen er al millioenen bij millioenen, Hij weet, hoe ontzaglijk het heelal is, Hij weet, hoe God wetten aan Zijn schepping gegeven heeft, waardoor al die planeten, en zon en maan als het ware Gods knechten zijn, Hij weet, welke krachten er zijn in die schepping, en Hij vernieuwt die krachten telkens weer, door den Geest is die gansche schepping geschapen, de Geest onderhoudt die schepping ook, die Geest weet de plaats van de kleinste bacil en van den grootsten planeet, Hij onderzoekt alle dingen, Hij weet alles van Gods schepping af. Die Geest kent ook den mensch. Hij weet van den zondeval, Hij weet, dat die mensch van nature geneigd is tot alle kwaad, Hij weet, welke leiding Hij aan dien mensch moet geven, wil Hij terugkeeren tot God, Hij kent de aspiraties van het menschelijk hart, Hij kent Zijn teleur stellingen, Hij weet zijn begeeren naar macht, dat in den Antichrist zijn hoogtepunt vinden zal, maar Hij weet ook, dat de gemeente van Chris Waarom heeft God de wereld geschapen Waarom heeft Hij den mensch geschapen? Waar om heeft Hij toegelaten, dat Satan viel Waarom mocht Satan den mensch verleiden Waarom is er een hel, waarin tot in eeuwigheid de onbe keerde mensch Gods straf moet lijden Ja, waar om wordt die eeuwige hel door al dat lijden op de wereld, dat in die hellestraf zijn hoogtepunt vindt voorafgegaan De Geest weet het, want Hij onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. Waaromja, wij kunnen voortgaan, maar daar zijn nog meer diepten Gods. Daar is ook de diepte van het verlossings werk, dat God Zich van eeuwigheid voorgeno men heeft, en dat Hij heeft volvoerd door Zijn eigen Zoon, Jezus Christus. Wat is dat geweest, God van God verlaten, waarin Christus' lijden culmineerde Wij weten, waartoe het is, dat wij nimmermeer verlaten zouden worden, maar wat het geweest is, welk menschenkind kan het doorgronden, hoe zwaar, hoe schrikkelijk dat voor Christus is geweest. O, diepte van het heilgeheim Gods. Zulk een schrikkelijken weg voor Zijn eigen Zoon, om schuldige menschen te verlossen, wie kan het doorgronden de Geest onderzoekt alle din gen, ook die diepte Gods. Ook dat weet de Geest, want Hij weet alles van God, en ons heeft Hij het geopenbaard. Dat nu de Heilige Geest alleen de diepten Gods onderzoekt, dat heeft ons veel te zeggen. Hoe dikwijls heeft, ook de mensch niet gepro beerd, de diepten Gods te kennen Op allerlei wijze is het gepoogd, langs een weg van mystiek en scholastiek, door een verzinken in God, en door een willen begrijpen van God, maar het mag niet, van God kunnen wij alleen weten, wat de Geest ons heeft geopenbaard, m.a.w. alleen datgene, dat de Heilige Schrift ons zegt. Laat ons dan ook niet pogen, meer te weten. God heeft het niet gewild. Laten wij toch daarmee tevreden zijn, God weet het toch beter, wat wij noodig hebben, dan wij. Wij kunnen niet door gronden, wat Gods eeuwigheid is, en hoe wij zelf eenmaal eeuwig zullen zijn, wij kunnen niet doorgronden, hoe Gods voorzienigheid mogelijk is, wij kunnen niet begrijpen, dat door de schuld van één millioenen maal millioenen de eeuwige verdoemenis deelachtig werden, wij kunnen niet begrijpen, dat door de gerechtigheid van Een millioenen ook weer van die eeuwige verdoemenis worden bevrijd, God is groot, en wij begrijpen het niet, heerlijk, dat die Heilige Geest, die alles ZEEUWSCHE KERKBODE. Op de laatste ledenvergadering van de Pers- vereeniging „Zeeuwsche Kerkbode" kreeg het bestuur opdracht ons blad zoo in te richten, dat alle kerkeraden en classes de offcieele berichten ter opname zouden kunnen inzenden. De korte notulen van alle classes en ook van de Part. Synode worden steeds direct geplaatst, zoodat dit in orde kan geacht. Nu is de klacht wel eens, dat onze Kerkbode schijnt een blad alleen voor de kerk van Mid delburg, wijl die officieele berichten en gegevens in betrekking van vereenigingen plaatsen doet, terwijl van alle andere kerken alleen die van Serooskerke de korte acta inzendt der kerke- raadsvergaderingen. Het bestuur der Persvereeniging bericht hierbij, dat aan alle kerkeraden het recht is toegekend te doen als Middelburg en Serooskerke, wijl ons blad wil wezen een blad ten dienste van alle kerken in Zeeland. Daarom wordt bij dezen het verzoek gedaan aan alle kerkeraden zendt s.v.p. in, wat gij aan gaande uw kerk wilt opgenomen zien en blijkt dan, dat er overvloedig copie komt over kerke lijke vergaderingen van classes en kerkeraden, benevens nieuws van vereenigingen, zoo zal dat voor het bestuur een bewijs zijn, dat alle kerke raden willen medewerken, dat de Zeeuwsche Kerkbode een blad is voor alle deelen van Zee land en tevens zal het een stimulans zijn voor het bestuur zich te beraden op welke wijze ons blad het best kan ingericht, ook met het oog om de verschillende berichten classis-gewijze te plaatsen. Laat de kerkeraden maar beginnen berichten en korte handelingen der vergaderingen in te zenden en het overige volgt als van zelf. In de tweede plaats spreekt het bestuur zijn dank uit aan den redacteur Ds. A. C. Heij, die nu 2 jaren alleen droeg de zware verantwoor delijkheid van den redactioneelen arbeid en die op zijne wijze zich van dat werk heeft gekweten. Hierbij moge gevoegd een dankwoord aan de heeren medewerkers, die trouw hebben gezorgd voor de vulling der kolommen van ons blad en wier medearbeid nu wel eenigszins minderen zal, waar met 1 Juli a.s. als 2e redacteur hoopt op te treden Ds. D. Scheele te Middelburg. Met vertrouwen ziet het bestuur dezen Mid- delburgschen predikant in de redactie treden, te meer, omdat het voor hem geen onbekend werk is. De Heere stelle beide redacteuren ten zegen en het is de wensch, dat zij met elkander door middel van de Kerkbode veel doen zullen tot opbouw van de kerken in ons gewest. En nog iets De Kerkbode komt in nog veel te weinig gezinnen. Laat nu eens ieder mede werken, dat zij komen gaat zoo mogelijk in alle gezinnen. De klacht wordt wel eens gehoord, dat het blad wat duur is toch niet te duur maar juist, als het eens meer algemeen gelezen werd, zou het bestuur ook weer daarin een reden vinden kunnen om die klacht te doen ver stommen. Eén Zeeuwsche Kerkbode voor heel Zeeland, zij de leus. Werkt ieder mee, dan kan dat en zal het ook gebeuren, want als het er op aankomt en het moet, dan schittert steeds der Zeeuwen vol harding, totdat het beoogde doel is bereikt en niet nutteloos schreven onze vaderen „Luctor et Emergo". In Godes kracht en door het geloof, dat de wereld overwint. K.B. A. SCHEELE. GELOOFSVERZEKERDHEID. Van een belangstellenden broeder ontvingen we een vraag, verband houdende met de geloofs- verzekerdheid. De vragen, die daarmee verband houden behooren zeker wel tot de allerbelang rijkste. Daarom willen we hem hier het woord geven en dan pogen zijn vraag te beantwoorden. Geachte Redactie Mag ik een plaatsje vragen in Uw blad over bovenstaand onderwerp Waarvoor bij voor baat mijn erkentelijkheid. Dat over de zekerheid des geloofs, voor elk waar Christen in dit leven noodig, nog niet allen het eens zijn, is U waarschijnlijk wel met mij eens. Komt ieder waar Christen vöör zijn ster ven in meerdere of mindere mate tot de zeker heid des geloofs Ziedaar de vraag die ik zou willen stellen. En ik meen, dat die vraag beves tigend moet beantwoord worden. Dat schrijver dezes niet alleen de overtuiging is toegedaan, dat het wel zoo zal zijn, al is het dan in meer dere of mindere mate, bleek mij uit een gesprek, dat ik had met een paar ouderlingen eenigen tijd geleden bij het huisbezoek. Immers een woord als „Gods Geest getuigt met onzen geest dat wij kinderen Gods zijn", geeft toch, dacht ik, dezelfde gedachte weer. Ook onderscheiden bijbelheiligen spreken van een „ik weet". Ook in onze geloofsbelijdenis, meen ik, dezelfde taal te beluisteren en in art. 12 der Dordtsche leer regels, naar ik meen, zeer duidelijk. Toen ik het boek van Dr. Kuyper Jr. „De band des Ver- bonds" las, werd ik in mijn meening gesterkt, evenals uit het schoone boekje van Dr. Bavinck „Geloofsverzekering". Zeker, God kan die zeker heid, dezen vroeg en een ander zelfs ter elfder ure geven, doch, naar ik meen, altijd in dit leven. Gelijk art. 12 van gen. leerregels in 't begin zegt zal altijd wel blijven, doch ook, naar ik ge loof, gelijk ditzelfde art. eindigt. Gaarne zou ik hierover nog meer zeggen doch dan vrees ik, dat ik te veel ruimte vraag. Ik meen dat U ge achte Redactie met mij een groot aantal van Uw lezers zeer terwille zult zijn, indien U hierover ons nader wil voorlichten. M. G. v. S. De in dezen brief gedane vraag werd lezers van „De Reformatie" zullen het zich herinne ren in het nummer van 7 November '30 van dat weekblad besproken in de rubriek „Geeste lijke Adviezen", die verzorgd wordt door Ds. K. Fernhout van Vreeland. Aangezien onze lezers er zeker prijs op zullen stellen van het antwoord, door dezen ervaren, kundigen theoloog, op deze vraag gegeven, ken nis te nemen, willen we beginnen met dat ant woord hier kortelijk weer te geven, om daarna ook nog onder de oogen te zien de vraag of met terdaad Drr A. Kuyper Jr. in zijn „De band des Verbonds" en Dr. H. Bavinck in zijn „De ze kerheid des geloofs" met Br. v. S. van oordeel zijn, dat elk waar Christen vóór zijn sterven in meerdere of mindere mate tot de zekerheid des geloofs komt. Allereerst dan het antwoord van Ds. K. Fern hout. Hierbij moet dan echter vooraf worden opgemerkt, dat de vraag, gelijk die aan hem werd voorgelegd eenigszins anders luidde. De woor den „in meerdere of mindere mate" kwamen daarin niet voor. Die vraag was „Komt ieder geloovige vöör zijn dood tot verzekerdheid van Zijn genadestaat Zoo lijkt de vraag ons ook juister geformuleerd omdat men er meer houvast aan heeft. De bijvoeging „in meerdere of min dere mate" maakt de vraag ietwat zwevend, omdat daarbij niet vaststaat hoe ver dat „meer dere of mindere mate" zich uitstrekt. Op de vraag gelijk die aan hem werd voorge legd, antwoordde Dr. Fernhout niet bevestigend maar ontkennend. Hij is van oordeel, dat we niet kunnen en mogen zeggen, dat ieder geloovige vöör zijn dood komt tot verzekerdheid van zijn genadestaat. Er is zoo zegt hij in de Schrift, geen belofte, die het vöör zijn dood tot verzekerdheid komen van zijn aanneming om Christus' wille voor eiken volwassen geloovige boven allen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1931 | | pagina 1