Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 24.
Vrijdag 12 Juni 1931.
45e Jaargang.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS-
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTEUR: Ds, A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE.
VASTE MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE
en R. J. VAN DER VEEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGENG ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
VIJANDSCHAP DES GEESTES.
Maar zij zijn wederspannig geworden,
en zij hebben zijnen Heiligen Geest
smarten aangedaan daarom is Hij hun
in een vijand verkeerd, Hij zelf heeft
tegen hen gestreden.
Jes. 63 10.
Heerlijk spreekt de gansche H. Schrift van de
liefde, die Jehovah Zijn volk toedraagt, geen
woord, dat liefdesband kan uitdrukken, is daar
toe te groot. Lees maar eens, wat bijv. Hosea
zegt, vooral het 11e hoofdstuk en lees maar eens,
hoe de H. Schrift getuigt in dat hoofdstuk, Jes.
63. De Heere zegt daar, dat Israël Zijn volk is,
Hij noemt ze kinderen, Hij werd hun ten Redder.
Zijn liefde tot die kinderen gaat zoover, dat,
als zij benauwd zijn, Hij dan ook benauwd is,
Zijn liefde en genade verlossen Israël telkens
weer, ja, zooals een moeder haar kind draagt,
en dat beschermt voor alle gevaren, zoo heeft
de HEERE Zijn volk gedragen, en het bewaard
en beschermd in alle gevaar.
Wat heeft de HEERE dan toch Zijn volk
lief, zoo hoog de hemel is boven de aarde, zoo
geweldig is Zijn goedertierenheid aan 't volk,
dat Hij heeft verkoren.
En nu is dat volk in ballingschap Hoe kan
dat, als Jehovah Zijn volk zóó liefheeft Was
Hij dan niet machtig genoeg Kon Zijn hand
Zijn volk dan geen heil brengen Of heeft Hij
soms Zijn volk vergeten, is Zijn trouw dan niet
geweest van geslacht tot geslacht
Immers neen! Nog is de HEERE de Allerhoog
ste, de Vorst, die Israël in ballingschap gebracht
heeft, Nebukadnezar, erkent dat zelf (Dan. 4:34)
en Zijn trouw en waarheid eindigen toch nimmer
meer, Hij gedenkt toch aan Zijn verbond tot in
duizend geslachten (Ps. 105:8).
Neen, hier moet een ander antwoord gegeven,
en de profeet geeft dan ook in naam van het
volk een ander antwoord.
Maar zij zijn wederspannig geworden, en zij
hebben Zijn Heiligen Geest smarten aangedaan.
De schuld ligt bij het volk zij zijn de oor
zaak geworden, dat God hen in ballingschap
moest zenden. Reeds terstond na de verbonds-
sluiting was die wederspanningheid begonnen
hoe dikwijls hadden zij in de woestijn niet ge
murmureerd tegen Mozes, op wien tot de Geest
Gods was (Num. 11 25) en wat Israël in de
woestijn begonnen was, dat had, het voortgezet
tot de ballingschap.
Het had gezondigd onder Mozes, het had ge
zondigd onder de Richteren, onder Samuël, onder
Saul, onder David, onder al de koningen, tot de
maat vol was, en de straf kwam, de straf der
ballingschap, waar zij geen koning hadden, waar
zij geen tempel hadden, waar zij de offers niet
konden brengen, waar Israël feitelijk geen Israël
meer was.
De straf was zwaar, omdat het vergrijpen zoo
zwaar was geweest, tenslotte was toch al die
wederspanningheid een bedroeven van den Hei
ligen Geest.
Aan Israël was die Geest, hoewel anders dan
aan de Nieuw-Testamentische gemeente, ge
schonken. Die Heilige Geest werkte onder hen,
leidde hen, bedoelde hun heil, streed tegen Is-
raëls vijanden.
En daarom, Israëls zonden was een misken
ning van dien Heiligen Geest, een smarten-aan-
doen aan Hem, die toch Israëls heerlijkheid op
het oog had. Lang had God, had dus ook de
Heilige Geest geduld met Israël geoefend, tel
kens weer had die Geest zich ook weer getoond
een Geest der genade, als Hij het afvallig Israël
de schuld vergaf, maar ten slotte veranderde de
gezindheid des Geestes.
Naar 's Heeren woord werd die Heilige Geest
toen Israëls vijand, toen kwam de vloek, de
wrake des verbonds, waar Israël .voortdurend
nog ontvangen had den zegen des verbonds,
Gods leiding door den Heiligen Geest.
Daarom is Hij hun in een vijand verkeerd, Hij
zelf heeft tegen hen gestreden.
En toen dat geschiedde, wat was Israël toen
nog De vijand at op de vrucht der beesten en
de vrucht van het land, de vijand beangstigde
Israël in al zijn poorten, de muren, op welke 't
vertrouwde, vielen, Israël at het vleesch zijner
zonen en zijner dochteren in de belegering en
benauwing der vijanden, Israëls plagen werden
wonderlijk, op hem vielen alle kwalen van
Egypte, met weinig menschen werd het overge
laten en de belofte was, het zou zijn als de
sterren des hemels, het werd verstrooid onder
al de volken, des morgens zei Israël, och, dat
het avond ware, en des avonds zei het, och, dat
het morgen ware, zoo groot zal zijn de angst
van Israëlwant de Heilige Geest, die als een
zegen aan Israël geschonken was, werd als in
een vloek veranderd, Hij is hun in een vijand
verkeerd, Hij zelf heeft tegen hen gestreden,
en Deut. 28, waar de vloek van het verbond
aan Israël werd voorgehouden, werd letterlijk
vervuld.
Dit alles zegge toch ook wat tot ons, de
Nieuw-Testamentische gemeente, de gemeente,
die ontvangen heeft de Geest van Jezus Chris
tus, Die haar duur gekocht heeft met Zijn eigen
bloed.
Toen in Meliskerke's gemeente de uitstorting
des Geestes herdacht werd, 3 weken geleden,
werden lofzangen gezongen, en dat zal wel in
alle gemeenten zoo geweest zijn.
En dat is goed, heel goed, want rijk is de
gave van den Heiligen Geest.
Veel en velerlei, toch is het werk van den
Heiligen Geest in Christus' gemeente. Hij heiligt
die gemeente, Hij is het, die haar vergezelt tot
den dag der verlossing, Hij leidt haar in alle
waarheid, doet haar wandelen als kinderen Gods,
door Hem mag zij zeggen en leert zij zeggen,
Abba, Vader, Hij overtuigt van zonde, gerech
tigheid en oordeel, Hij doet de gemeente bidden
en bidt met haar mee Kom, Heere Jezus.
En nog meer ware te noemen, maar genoeg,
de gemeente van Christus weet het toch wel,
hoe rijk de gave des Geestes is.
Maar laten wij dan vreezen, dat wij dien
Geest geen smarten aandoen, opdat niet die
Geest, die ons hoogste heil bedoelt, niet onze
vijand worde.
En dat kan tochEen verkeerd begrijpen van
de juiste leer geen afval der heiligen, brengen
ons toch niet tot valsche gerustheid.
De Geest, die aan de gemeente geschonken is,
kan ook weer van die gemeente wijken, en Hij
zal ook wijken, ja, Hij zal haar vijand worden,
als die gemeente wederspannig wordt, en niet
luistert naar het Woord. En bewijst niet de ge
schiedenis der Nieuw-Testamentische Kerk, dat
Gods Woord waarachtig is zooals Zijn Geest
vijand werd van Zijn volk Israël, zoo werd Hij
het ook van Zijn Kerk, totdat op het gebed van
het overblijfsel de HEERE weer reformatie gaf,
terugkeer tot Zijn Woord en Zijn geboden.
Woord en historie doe ons dan luisteren naar
dit woord uit het O. T., dat toch ook het N. T.
kentEn bedroeft den Heiligen Geest Gods
niet, door welken gij verzegeld zijt tot den dag
der verlossing.
Laat ons dien Geest vreezen, zooals wij vree
zen den Vader en den Zoon.
Laten wij ook den Geest kussen, opdat Hij
niet toorne, en wij op den weg zouden vergaan,
wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ont
branden. .4$
En zijn toorn ontbrandt, als wij Gods geboden
niet houden, en niet blijven bij het geloof in den
Heere Jezus Christus, onzen eenigen Zaligmaker.
Juist daartoe wil die Geest ons sterken. Bid
den wij dan, dat Hij krachtig onder ons werke,
dan zullen wij Hem niet bedroeven, Hij zal ons
niet ten vijand worden, over ons brengend den
vloek des verbonds, maar Hij zal ons juist leiden
als kinderen Gods, in de eeuwige heerlijkheid,
ons gevend eeuwig en altijd, den vollen zegen
van het verbond.
Meliskerke. M. VREUGDENHIL.
BONDSDAG VAN DE
GEREF. MANNENVEREENIGING
OP 17 JUNI AS.
Er is een tijd in het jaar, waarin bijna week
aan week vergaderingen zijn aan te kondigen.
Als het zoo druk loopt wordt er wel eens een
enkele vergeten. We willen daarom niet nalaten
de aandacht te vestigen op den Bondsdag van
de Geref. Mannenverenegingen, die D.V. Woens
dag 17 Juni a.s. te Arnhem zal gehouden worden
in Musis Sacrum".
Het jaarverslag van den secretaris, opgenomen
in het Gereformeerd Mannenblad No. 6, vermeld
dat het aantal aangesloten vereenigingen van 90
met 2300 leden het vorig jaar, klom tot 111 nu
met een aantal leden van 2800. Dat is dus een
beduidende vooruitgang, die bewijst dat ook deze
vereenigingen hoe langer hoe meer een plaats
vinden.
Op den Bondsdag zal naast de gewone werk
zaamheden die ditmaal misschien nog al tijd
zullen vorderen, door voorgestelde reglements
wijzigingen een referaat gehouden worden
door Dr. K. Dijk over „Belijdenis en Beleving".
Een opwekkende rede hoopt Ds. Smelik te hou
den over„Wereld-beroering en wereld-over
winning", terwijl de Bondsvoorzitter Ds. C. .J.
van den Boom te Overschie, een openingswoord
hoopt te spreken over „Wij cultuurmenschen".
Het heeft altijd wel eenig bezwaar vanuit
Zeeland vergaderingen, die in het centrum van
het land of nabij het centrum, gehouden worden
bij te wonen uit hoofde van de lange reis en de
niet geringe reiskosten. Maar er zijn ook in Zee
land nog velen, voor wie noch in het éénen noch
in het andere een bezwaar behoeft te liggen. En
wanneer deze broeders gaan, kunnen ze van de
bezieling, die zij op den Bondsdag ontvingen,
weer aan anderen meedeelen.
DE V.U. DAG.
De volgende week hopen we aan het pas ver
schenen jaarboek 1931 enkele meedeelingen te
ontleenen over het voor de V. U. zoo belang
rijke afgeloopen vereenigingsjaar.
We bepalen ons nu tot de aankondiging van
de V. U. dag, die ditmaal in Groningen staat
gehouden te worden op 30 Juni en 1 Juli a.s.
Aan den avond van 30 Juni is er een bid
stond in de Zuiderkerk, waarin als voorganger
hoopt op te treden Ds. Miedema van Groningen.
Den volgenden dag, 1 Juli, wordt in de „Har
monie" de algemeene vergadering gehouden on
der leiding van den curator Dr. K. Dijk.
Behalve de gewone werkzaamheden vermeldt
het agendum een rede van Ds. H. S. Bouma te
Amsterdam over„Het blijft een geloofsstuk".
En in de middagvergadering een rede van Prof.
Diepenhorst over „Groen van Prinsterer en de
Vrije Universiteti" en van Prof. Aalders over
„Schriftgezag en wetenschap".
Vanuit Zeeland de vergadering bij te wonen
heeft nu al heel veel bezwaren, nu de vergader
plaats juist aan het andere eind van het land
ligt. Maar in Middelburg waren er ook Gronin
gers en Friezen, waarom zouden er dan ook
geen Zeeuwen verschijnen in Groningen Het
agendum belooft veel goeds. En het samenzijn
van de vrienden onzer Vrije Universiteit is op
zichzelf alleen al een oorzaak van vreugde voor
allen, die God danken voor de goede gave ons
in de V.U. geschonken en Hem bidden, dat Hij
haar ook verder zegene en tot een zegen stelle.
De wetenschappelijke samenkomst, waar het
woord zal gevoerd worden door Prof. Dr. L.
van der Horst en Dr. J. Thijs, wordt niet ge
houden op 2 Juli maar op 30 Juni. De referaten,
die dan besproken zullen worden zijn verkrijgbaar
aan het bureel der V.U. Keizersgracht 166, tegen
toezending van 1.per postwissel of giro
rekening 6327.
HEIJ.
DE MAN OP DE KNIEËN VOOR MIJN
DEUR.
Eerste Tafereel.
Ik was op het Zendingsfeest ergens in Neder
land. Een Zendeling sprak er. Ja, wat hebben
die Javanen toch een wonderlijk geloof. Arme
zielen, hoe zitten ze aldoor in de vrees voor
booze geesten die hun kwaad zullen doen, hun
ziekten zullen brengen, of armoede of honger.
En dan die betooveringen door vijandige men
schen, die voor een fooi van een toovenaar een
tooverformule leeren waardoor je vrouw je den
rug toekeert, of een naald in je vleesch gaat,
of je ziek wordt, of je vee dood gaatEn dan
die andere gevallen: „Elf kinderen gehad en alle
dood. Zendeling, geef mij dat oude jasje van
uw zoontje, want uw zoontje ziet er zoo gezond
uit en mijn kinderen gaan allen dood, daar zit
kracht in dat jasje. Het zal mijn kind ook gezond
en sterk doen zijn". En wat die betooverijen
betreft ach, geen wonder dat die man liegt.
Als iemand aan de deur komt waar, laat ik maar
zeggen de heer Poerwokerto, woont, en vraagt:
Woont hier Poerwokerto en de genoemde heer
komt aan de deur en zegt, neen, die man woont
hier niet, die woont een aantal huizen of straten
verder Wat een leugen Maar die man is bang.
Die denktWat moet die vreemde hier aan
mijn deur 't Geeft enkel ellende. Misschien
heeft een vijandig mensch hem gezonden. En
dan die wonden Met het gedierte er in Wat
een ellende En dat bedrog door hun priesters,
of hadjis of „heilige mannen".
Inderdaad, Zending op Java is zoo brood noo-
dig. Ook dat we het met alle kracht aanpakken.
En als ik zoo stil zit en luister dan kan ik be
grijpen dat Java zoo wat het eenige voor den
Hollandschen Zendings-gezichtskring wordt. Dat,
als we in Nederland aan Zending denken, gaan
denken bijna alleen aan Java.
Tweede tafereel.
Als ik zoo onder de schare broeders en zus
ters zit op het Zendingsfeest, dan komt zoo van
zelf in mijn herinnering op het beeld onzer Hol-
landsch-Amerikaansche Zendingsfeesten als in
Pella, Orange City enz. En ik hoor voor groote
schare door de Zendelingen onzer zusterkerken
de nood der Chineezen bloot leggen.
Ja, vreemde en eigenwijze knapen, die Chi
neezen. En die afgoden Van hout of steen ge
maakt, geverfd of verguld. En een gat er onder
in. Daar wordt een kikkert in gedaan, of slang,
of rat, of insect. En dan een stop op het gat.
Dat dier is de levende ziel voor den afgod En
dan krijgt de afgod oogen of oogjes. Dan ziet
hij alles En dan die armoede in die hutten.
En wat een bandietenbenden tegenwoordig
Wat een moord en doodslag. Wat een hon
gersnood Wat een ellende! Ja, Zending onder
de Chineezen is brood noodig. En dat ze met
alle kracht aangevat wordt. En ik weet hoe
onze broeders dat ook doen. En onze gemeenten
daar hebben veel op te brengen daarvoor. Want
zij krijgen geen cent subsidie voor hospitaal noch
schooldienst. En wat maakt die subsidie het onze
Nederlandsche Zending makkelijk.
Onze broeders gaan er toch ook met hart en
ziel in op. Zending is bij velen China. Daar
denken we daaraan bij het woord Zending. Of
aan de achterlijke, verwaarloosde Indianen, le
vende onder den terreur hunner „medicine-men".
Derde Tafereel.
Vandaar ga ik met mijn gedachte naar een
Zendingsbijeenkomst van een andere kerk van
Hollandschen oorsprong. Daar hoor ik Dr. Zwe-
mer. Over de Zending onder de Mohammedanen.
In Arabië en Egypte. Wat een moeilijken ar
beid Hoe zit dat Mohammedaansche hart en
huis en leven toegesloten met zeven grendels.
En wat een degradatie brengt die Koran en zijn
leeringen Het vleesch dat onder den vorm van
godsdienst hoogtij viert. Arme als in onlosmake
lijke ketenen geklonkene zielen. En ik zie in den
geest Dr. Zwemer nog opspringen. Als ik hem
ergens ingeleid had en gezegd had, dat ik hoopte
dat Dr. Zwemers' woord meer belangstelling
voor de Zending bij de vergadering wekken zou.
Wat een afstraffing gaf hij mij. Met één sprong
was hij op het platform en begon „Belangstel
ling Belangstelling Neen, neen, liefde, zelf
overgave, toewijdingDat moet het zijn In
derdaad dat moet het zijn. En ze is er. Als de
kerken waartoe hij behoort aan Zending denken
dan denken ze aan Arabië en Egypte en paar
andere velden aan hunne zorgen tovertrouwd.
Ze doen er veel voor.
Vierde Tafereel.
Ik ben in een andere vergadering met mijn
gedachten. Daar zie ik Johanna Veenstra op het