Zendingsrapporten, Ten tweede voeg ik een korte aanteekening bij de belijdenis van Gods onbegrijpelijkheid in artikel één. En wel om deze reden omdat voor den godsdienst, die thans in de groote wereld in de mode is (we noemen hier slechts den na men Kierkegaard en Barth) de onbegrijpelijkheid Gods de grootste, zoo niet de eenige deugd Gods is, die men wil kennen. En 't is goed, in verband daarmee op te merken, dat de onbegrij pelijkheid Gods, die de Gereformeerde Kerken in 't begin der Nederlandsche Geloofsbelijdenis belijden, met de onbegrijpelijkheid Gods, zooals de moderne religie daarover spreekt, weinig of niets gemeen heeft. Want de theologie, die in de mode is, vat de onbegrijpelijkheid op als on kenbaarheid, maar de Gereformeerde Kerken van vroeger en van nu handhaafden en handhaven, dat God ofschoon onbegrijpelijk toch kenbaar is en gekend wordt door ons. „Niemand heeft ooit God gezien. De eengeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders, Die heeft Hem ons verklaard." In 't eerste artikel het beste belijden we, dat we God kennen, want immers we zeg gen daar zulk en zulk een God is God. En in het tweede artikel belijden we, dat we Hem kennen door twee middelen en in alle artikelen onzer confessie zeggen we, dat we Hem kennen, kennen kunnen, kennen mogen en kennen moe ten, ja, dat het eeuwige leven daarin gelegen is, God te kennen en Jezus Christus, Dien Hij ge zonden heeft en dat God niet te kennen de dood is. Tegelijk echter gelooven we, dat de mensch, ook al wordt hij door de genade als een kind Gods aangenomen en naar 't evenbeeld Gods vernieuwd, en al is hij in den hemel, toch nooit God zal kennen, zooals God Zich Zeiven kent, doch slechts voorzooverre God Zich wilde openbaren in Christus. Hij blijft onbegrijpelijk groot. Hij is en blijft de zalige en alleen mach tige Heere, de Koning der Koningen, en Heere der heeren, Die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, denwelken geen mensch gezien heeft, noch zien kan. (1 Tim. 6 16.) Bij wien zult gij God vergelijken, of wat gelijkenis zult gij op Hem toepassen (Jes. 40:18). Er is geen doorgronding van Zijn verstand. (Jes. 40:28.) God is groot en we begrijpen het niet (Job 36:26). Zult gij de onderzoeking Gods vinden. Zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden? (Job 11 7). Wie zou den donder Zijner mogendheden verstaan (Job 26:14). Onze Kerken handhaven en moeten handhaven de belijdenis der onbegrijpelijkheid Gods. Er is en wordt inderdaad wel eens in onze Kerken over God en Zijn werken gespro ken en gedacht, of alles, wat God geopenbaard heeft, een optelsom ware. Hoe meer we God echter kennen als onze God, hoe meer we Zijn onbegrijpelijke Majesteit en grootheid zullen aanbidden en met Ps. 92 zullen zeggen „Hoe groot zijn Uw werken Zeer diep zijn Uw ge dachten." En met Paulus zullen we dan uitroe pen „O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods. Hoe ondoorzoekelijk zijn. Zijn oordeelen en onnaspeurlijk Zijn wegen God is een licht maar zóó groot licht, zóó enkel licht, dat ook in de wonderwereld, waarin de door Christus verloste en gezaligde mensch straks zich bevinden zal, dus ook als 't vol maakte kennen Gods gekomen zal zijn, God dan nog blijft, onbegrijpelijk groot voor den mensch en de mensch verteerd zou worden van Zijn heerlijkheid, als Hij dien mensch niet kennen wilde in zaligheid. Doch nu kom ik terug op den godsdienst, die in dezen tijd zoo veel aanhang vindt. Die religie leert, Gods onkenbaarheid die leert, dat God niet een licht is en er gansch geen duisternis in Hem is, maar omgekeerd, dat God enkel donkerheid is dat God een groote afgrond is dat voor den mensch als zoodanig, afgedacht van de zonde, God een tegenstrijdig heid, ongerijmdheid, paradox is. Dat eigenlijk alle gedachte, alsof de mensch God zou kennen, Godslasterlijk is. De beste godsdienst is nog, dat te zien, dat te weten, en zich te werpen blind in den afgrond van het onzinnige, onredelijke, onmogelijke. Onze tijd is een tijd van verwarring, op gees telijk gebied van vervloeiing, vervaging, ver vlakking, uitwissching van grenzen, 't Kenmer kende voor den geest van den tijd is, dat liefst overal raadselen, problemen en nevelen worden gezien. Men bemint niet de Schrift met Zijn klare licht, men wil liever de philosophie, die alle bezinning verloor. Is 't dan wonder, dat van God een afgrond van donkerheid wordt gemaakt Maar te mid den der groote verwarring heeft de Kerk van Christus des te meer vast te houden aan de waarheid der Schrift, naar rechts zoowel als naar links, en te belijden met vreugde en ootmoed, dat ze God kent en te belijden met aanbidding „Wie heeft den zin des Heeren gekend" te belijden, gelijk in de Gereformeerde Kerken het altijd geleerd werd, dat er zeker geen adaequate kennis Gods, maar wel analoge kennis Gods is met andere woorden dat menschen, naar den beelde Gods geschapen, maar verduisterd door de zonde, Hem in Christus door Zijn ontfermende liefde weder kennen mogen door 't geloof in Christus als een kind zijn vader kenten tegelijk dat Zijn heerlijkheid eeuwig alle kennis ver,on eindig ver te boven gaat en gaan zal. Kamperland. v. d. ENDE. PREDIKANTEN-CONFERENTIE Middelburg, 2 Juni 1931, Deze conferentie werd bijgewoond door 24 predikanten uit Zeeland. In de morgenvergadering refereerde Ds. D. Ringnalda Jr. over „Het ambt der geloovigen" waarbij hij toelichte de volgende stellingen 1. De Koning der Kerk roept alle geloovigen tot uitoefening van het ius discretionis. 2. Dit ambt der geloovigen wordt in zijn gees telijk karakter en in zijn drievoudige vertak king door de Heilige Schrift duidelijk geleerd. 3. De bevoegdheid van dit geestelijk ambt strekt zich in de kerk als instituut uit tot de leer, de kerkregeering en de tucht. 4. Niet alleen aan de speciale ambtsdragers, maar ook aan de vergadering der geloovigen komt de potestas toe, waardoor zoowel inde- pententisme als hiërarchie voorkomen wordt. 5. In het normaal levend organisme der kerk staat echter de bedienende macht der ge meente onder de directio rerum van de spe ciale ambten. 6. De werking van- en de verantwoordelijkheid voor het ambt der geloovigen is met name in onzen tijd van de meest practische beteekenis. Na toelichting volgde een breed debat, waar aan verschillende broeders deel namen. 's Middags sprak Ds. E. Beukema over „De groote en kleine catechismus van Luther" van welk referaat het kort resumé was samengevat in de volgende punten 1. Uit den nood der tijden geboren, is de cate chismus noch door Luther zelf als een tijd woord bedoeld, noch door de historie alzoo behandeld. 2. Formeel de lijn der vóór-reformatorische ker kelijke onderwijzing volgend, heeft toch Luther met zijn catechismus baanbrekend gewerkt. 3. Zoowel de groote catechismus, die een zeer kleine dogmatiek, als de kleine, die een kort begrip genoemd mag worden, zijn thetisch. 4. Wie gaarne tot Luther teruggaat uit anti pathie tegen een belijnd, belijdend standpunt, 't welk ook gehandhaafd wordt, vindt in zijn catechismussen geen steun, wel afwijzing. 5. Noch op dogmatisch, noch op ethisch terrein kan de jongste Duitsche theologie zich op Luther in zijn grooote en kleine catechismus beroepen. Dat ook dit onderwerp tot bespreking aan leiding gaf, kan ieder vatten. Geconcludeerd kan, dat het was een goed sa menzijn de broederband werd versterkt door onderlinge gesprekken en de geleverde referaten geven weer stof tot nadenken. Zoo zal ook deze conferentie weer zegen af werpen kunnen voor onze kerken. Dat weer besloten werd aan de Part. Synode aan te vragen onder dezelfde bepalingen als \roeger D.V. 't volgende jaar weer zulk een conferentie te mogen houden, is wel te begrijpen. K. B. S. THEOLOGISCHE SCHOOLDAG 1931, D.V. 17 en 18 Juni a.s. wordt de jaarlijksche Theol. Schooldag te Kampen gehouden in de Burgwalkerk aldaar. Aan den avond van 17 Juni hoopt Ds. C. Lin deboom van Amsterdam voor te gaan in de ure des gebeds. Op 18 Juni zullen verschillende sprekers op treden met de in de pers aangekondigde onder werpen. Ditmaal zullen de vergaderingen staan onder leiding van den president-curator Ds. J. L. Schou ten te Amsterdam. De herinnering aan den Schooldag gebeurt om de broeders en zusters in Zeeland op te wek ken die dagen te onthouden niet alleen, maar ze zoo mogelijk in Kampen door te brengen en alzoo mee te leven in het wel en wee der school. Dat allen, die kunnen, er de reis voor over hebben uit liefde tot de school der kerken, is de uitgesproken wensch. Het moge waar zijn, dat beide data wel val len op dagen, waarop men in de meeste plaatsen ook in onze provinice wordt geroepen te stem men voor de gemeenteraden een plicht, die niet mag nagelaten, maar als er een wil is, is er ook nog wel een weg te vinden. De Heere schenke hen, die in Kampen zullen samenkomen een gezegende en genotvolle dag, zoodat de liefde voor die stichting steeds hech ter worde. Dat ook in de gemeentelijke samenkomsten in onze provincie op den Zondag voor 17 en 18 Juni a.s. de belangen der School in het gebed worde gedacht, is het vriendelijk verzoek. K. B. S. Het rapport, dat aan de Partic. Synode van 3 Juni j.l. werd nitgebracht, nemen we in z'n geheel op in de Kerkbode. Wel wordt het ook afgedrukt in de Handelingen, die aan eiken kerke- raad worden toegezonden, maar het is gewenscht, dat alle broeders en zusters daarvan kunnen kennis nemen. Weleerw. en Eerw. Broeders. Over den hoofddienst. Uit het jaaroverzicht, dat we van Ds. Merkelijn ontvingen, kunnen we U rapporteeren, dat de arbeid op ons Zendingsterrein groeit en niet ongezegend blijft. Het aantal plaatsen, waar elke week aan een grooter of kleiner aantal hoorders het Evangelie wordt gebracht, bedraagt 19 en het gezamenlijk getal hoorders, uit Javanen en Chineezen bestaande is ge middeld 525. Dat die arbeid gezegend wordt, moge hieruit blijken, dat in 1930 de doop kon toegediend worden aan 51 Javanen en Chineezen, en in het begin van dit jaar nog aan 9 volwassenen en 8 kinderen. Als plaatsen, waar met bijzondere vrucht kon worden gearbeid, kunnen worden genoemd Djoema, waar het aantal doopelingen 31 be droeg en Temanggoeng. Daar werden 8 volwassenen gedoopt en kwamen een tweetal over uit de Pinkstergemeente. Er kan dan ook over gedacht worden om in die beide plaatsen tot institueering over te gaan. Van Temanggoeng valt nog als bijzonderheid te vermelden, dat daar tot bekeering kwam een zekere Marto, een man van 70 jaar, die vroeger loerah was geweest maar was afgezet en toen lid werd van een inbrekersbende. Deze man kwam in aanraking met het Evangelie hij leerde zijn schuld zien en gelooven dat er ook voor hem vergeving was door Christus' bloed. Z'n geweten drong hem toen zijn misdaden aan den voorzitter van den landraad bekend te maken en er op aan te dringen, dat hij zijn gerechte straf zou ondergaan. In het ondergaan van die straf vond hij een ontlasting voor z'n consciëntie. Uit de gevangenis ontslagen is hij een ijverig verkondiger van het Evangelie, om te ver kondigen, dat er geen Zaligmaker is dan de Heere Jezus. Hoewel de arbeid onder de Chineezen uitgaat van de Europeesche gemeente te Magelang en niet van de Zendende Kerk, moge ook daarvan iets vermeld worden. Men is begonnen daarin eenige verandering te brengen, n.l. dat in de samenkomsten, ook wanneer daar in het Maleisch wordt gesproken, alleen zouden optreden Ds. Merkelijn en Chineezen. De samenkomsten, waarin een Javaan optrad, slaagden niet. Deze ver andering had aanvankelijk goed resultaat. De eerste vergadering door Ds. Merkelijn geleid was bezocht door 60 Chineezen. Verder zullen dezen arbeid verrichten de Chineesche goeroe Diong en de heer Cheew, die in Magelang een administratiekantoor heeft. Iets nieuws en iets goeds is óók, dat in de samenkomsten der Hol- landsche gemeente reeds enkele Javanen komen en een Chinees en een paar Ménadoneezen. Ds. Merkelijn noemt dat een liefelijk schouwspel, wanneer in één kerk verschillende nationaliteiten onder de bediening des Woords vereenigd zijn. Hij schrijft daarover dan verder, dat het taalverschil het saamvergaderen als regel onmogelijk maakt. Dit heeft echter z'n groote bezwaren. Door dat taalverschil is er maar weinig contact tusschen de Hollandsche geloovigen en de Christenen uit de Javanen en de Chineezen. Dat wekt dan weieens bij de Christen-Ja vanen de gedachte, dat het Christendom al evenmin een vereenigende kracht is als elke andere levensbeschouwing en dat zij net zooveel in tel zijn als niet-geloovigen. Door onze eigen volksgenooten zeggen ze dan worden we niet geteld en gelden we niet meer voor vol en door de Hollandsche Christenen worden we evenmin geteld. Zoo wordt gevoeld het pijnlijke van het taalverschil, dat tot misverstand en ver keerde waardeering aanleiding geeft. Het bezielend ideaal blijft dan ook om saam te brengen Hollanders, Javanen en Chineezen als een eenheid van geloovigen om te laten zien, dat het Evangelie vermag, wat daar buiten niet mogelijk is. Over den Medischen dienst. De medische dienst, door een Ziekenhuis in Magelang, stond in dit jaar in het midden der belangstelling van de Zendende Kerk en Uw deputaten. Kon vorig jaar worden gerapporteerd, dat Ds. Merkelijn gemachtigd was een door hem gewenscht huis te koopen, nu kan worden meegedeeld, dat dit huis is gekocht en eigendom der Zendende Kerk geworden. Het besluit tot aankoop, het vorig jaar genomen, hield nog niet in dat aanstonds ook tot exploitatie zou worden overgegaan. Het besluit daartoe kon eerst worden genomen, wanneer het bedrag voor die exploitatie, a 15.000 per jaar, ook zou zijn toegezegd. In de overtuiging dat deze last voor de kerken van Zeeland en Noord-Brabant en Limburg alleen te zwaar was, besloot de vorige Synode zie Acta art. 8 aan de Generale Synode een jaarlijksche subsidie te vragen van 6000.Met dankbaarheid mag worden ver meld, dat de Generale Synode, overtuigd van de noodzakelijkheid, dat ook op ons Zendingsterrein een Zendingshospitaal niet kon gemist wor den, besloot die subsidie toe te staan. Wanneer dus de kerken van de drie Zuidelijke provincies bereid waren jaarlijks minstens 9000. voor het hospitaal bijeen te brengen, was het benoodigde bedrag bijeen. Tot onze blijdschap kunnen we rapporteeren dat deze bereidheid gebleken is. De kerken van Noord-Brabant en Limburg namen bij monde van haar deputaten, op zich te zorgen voor jaarlijks 3000.De kerken van Zeeland zouden dan zorgen voor de resteerende 6000. Toen dit vaststond kon worden besloten tot exploitatie van het hospitaal over te gaan en dit aan Ds. Merkelijn te berichten. In overleg met onzen missionairen predikant werd aan de vrouwelijke arts, Mej. G. J. Dreckmeier, die al eenige jaren in den dienst der medische Zending op Midden-Java werkzaam is, gevraagd of zij bereid zou zijn als directrice van het hospitaal op te treden. Een definitieve beslissing is door haar nog niet genomen, maar we mogen hier wel de verwachting uitspreken, dat zij deze benoeming zal willen aanvaarden. Was aanvankelijk het plan, dat het ziekenhuis met 1 Juli zou worden geopend, dit plan zal, door verschillende omstandigheden, misschien in zooverre niet kunnen doorgaan, dat dan reeds met de volledige exploitatie kan worden begonnen, maar verwacht mag worden, dat dit toch in den loop van het jaar zal kunnen geschieden. Uiteraard was en is hier nog in deze materie veel te regelen, bij welke regeling Uw deputaten echter gebruik kunnen maken van de bepalingen, die andere Zendende kerken op het terrein van de medische Zending, troffen. Moge het rapport van het volgend jaar kunnen melden, dat de medische Zending in Magelang haar gezegend werk kon beginnen. Een enkel woord moge hier nog bijgevoegd worden over het Comité voor de linnenkast. Werd dit Comité vroeger genoemd het „Parakan- Comité", het zal goed zijn, om verwarring te voorkomen, dien naam niet meer te gebruiken maar voortaan te spreken van het „Comité voor de linnenkast", In dien naam wordt dan duidelijk aangegeven, voor welk doel deze zusters en dat op verzoek van de Zendende Kerk gelden vragen. Dat is dan niet voor den medischen dienst in het algemeen, maar zeer bepaald voor de voorziening van de linnenkasten in Parakan's hulp- en Magelang's hoofdhospitaal. In dien naam ligt dan ook aange wezen, dat het de medewerking zoekt van zusters in de drie Zuidelijke provincies om de goederen voor de linnenkast te naaien. Over den Schooldienst. Wanneer we toekomen aan den Schooldienst kan daarvan veel goeds worden gerapporteerd. Ds. Merkelijn schreef ons dat ook op schoolgebied 1930 een zeer gezegend jaar was, zoowel voor het inlandsche onderwijs als voor de westersche scholen. In Kedoe, Djoema en Pingit werden nieuwe vervolg- scholen gebouwd het aantal leerlingen op de inlandsche scholen klom van 350 tot 560, terwijl op meerdere plaatsen door de school ingang verkregen werd bij sommige ouders. Om de goede vordering van den Schooldienst is zeer te betreuren, wat ons uit Indië gemeld werd, dat er voor onze scholen moeilijke tijden zullen aanbreken. Dat zal ook daarvan een gevolg zijn, dat op de sub sidies sterk bezuinigd zal worden, maar toch meer daarvan, dat in de Europeesche en Inlandsche wereld een groeiend verzet openbaar wordt tegen steun aan het bijzonder Christelijk onderwijs. Ds. Merkelijn vreest, dat we aan den vooravond staan van een zwaren schoolstrijd, waarin het Christelijk volksdeel geroepen wordt het goed recht van deze scholen te verdedigen. Hij verklaart dien tegenstand tegen de scholen uit tegen stand tegen het Koninkrijk Gods en omdat men in de scholen een voor naam middel ziet tot uitbreiding daarvan. Volkomen terecht concludeert hij dan ook, dat dit voor ons een reden temeer moet zijn om de Chris telijke school evenzoo als een voornaam Zendingsmiddel te beschouwen en aan haar groei en uitbreiding werkzaam te zijn. In verband daarmee moge ook nu weer de opwekking uitgaan, dat de scholen met den Bijbel hier zich zullen willen dienstbaar maken om mee gelden te verzamelen voor den Schooldienst op ons Zendingsterrein. Gelukkig zijn we nu zoover, dat in elke classis iemand gevonden werd, die zich bereid verklaarde in zijn ressort deze actie te willen bevorderen. Het zijn voor de classis AxelJ. C. Jansen te Driewegen bij Ter- neuzen Goes F. P. de Graaf te Kapelle Middelburg I. van Noppen te Middelburg Tholen J. Stellwagen te Oud-Vossemeer Zierikzee C. L. de Jonge te Nieuwerkerk Almkerk C. van Veelen te Almkerk 's-Hertogenbosch J. Philipsen te Eindhoven KlundertW. J. Eijkman te Willemstad. Voor de nadere gegevens over de bedragen, die door de school voor de Schoolzending werden bijeengebracht, verwijzen we naar het finantiëel rapport. Zij hier daaruit slechts dit gememoreerd, dat in 1929 en 1930, alzoo inkwam een bedrag van 585.57. Met dankbaarheid erkennende, dat deze actie alzoo niet zonder vrucht bleef, meenen we daaraan toch te mogen toevoegen dat op dit terrein met eenige inspanning nog wel meer te bereiken zou zijn. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1931 | | pagina 2