FEUILLETON* draagt bevat het op onderscheidene punten waar devolle verbeteringen. 4. De hoofdbeteekenis van het rapport ligt in de voorstellen, die beoogen bestaande belem meringen in de vrijheid van onderwijs weg te nemen, welke voorstellen zoowel aan het open baar als het bijzonder onderwijs ten goede ko men. Met name moet worden gehandhaafd, dat de vrijheid van het bijzonder onderwijs zich niet verdraagt met de beoordeeling van de toelaat baarheid van schoolstichting door een buiten staande instantie. Schets van het referaat van den Heer Meima. 1. Wat is tact Hij is moeilijk te omschrijven? Gekenmerkt doora. een scherpe opmerk zaamheid b. kennis van regelen en wetten, die in bepaalde verhoudingen gelden c. een snelle en juiste toepassing van die regelen en wetten in gevallen, waar men plotseling voor komt te staan. 2. Wat is de psychologische verklaring van den tact a. Het eigenaardige van de opmerkzaamheid bij tact schuilt in de werking van het onder bewuste. b. Tact kent de regelen bij intuïtie. Hebben vrouwen meer tact dan mannen c. Voor de juiste toepassing der regelen is noodig kalmte, zelfbeheersching, tegenwoordig heid van geest. 3. Welke waarde heeft de tact voor den onderwijzer in het bijzonder Is tact aan te lee- ren Ook nu wijzen we er op, dat op deze ver gadering wel in de eerste plaats worden ver wacht de besturen en het personeel der scholen, maar dat voorts alle belangstellenden in het Christelijk onderwijs daar welkom zijn. Moge de Heere ons weer een goede vergade ring schenken, waarvan de vrucht ten goede kome aan onze Scholen met den Bijbel en alzoo aan de bevordering van Gods Koninkrijk. HEIJ. NADERE VERKLARING. II. Broeder Wisse vraagt of zijn opvatting van de Algemeene Verzoening verkeerd is Nu hebben onze lezers al wel gezien, dat hij in dit woord een anderen inhoud legt, dan het in den regel heeft. Dat maakt de redeneering moeilijk. Een haas lijkt op een konijn, maar ik loop gevaar voor yerwarring, wanneer ik een konijn beschrijf en een haas bedoel. Algemeene Verzoening is een welomschreven begrip. Daar zijn natuurlijk onder die dwalende broeders ook radicalen en gematigden. Maar daarin stemmen zij allen overeen, dat Christus voor alle menschen hoofd voor hoofd gestorven is, en dat de wedergeboorte waardoor dit heil op de enkele ziel wordt toegepast precies op gelijke wijze voor alle menschen hoofd voor hoofd beschikbaar is. En dit leert br. Wisse niet. Hij en velen onzer lezers zullen waarschijnlijk het boekje van Dr. A. Kuyper nog kennen „Dat de genade particulier is". Anders raad ik het zeer sterk ter lezing aan. Welnu het portret van br. Wisse staat op blz. 79 „Indien iemand zeggen ging „Dit bedoel ik alzoo niet. Het heil is op Golgotha wel voor allen verworven. Maar de macht om persoonlijk van dat heil voor zijn ziel pro fijt te hebben, moet ieder natuurlijk in on derscheiding van anderen van den levenden God ontvangen, dan Zie, dit beweert mijn briefschrijver ook, als ik hem goed begrepen heb. Hij schreef„De kloof is overbrugd inzooverre is God met de menschen verzoend, hetzij hij uitverkoren is of niet. En God biedt de redding allen aan maar dwingt niemand. Doch zijn gekenden zet Hij den wil om in de wedergeboorte". Maar, en laat ik nu meteen mijn aanhaling uit Kuyper afmaken „(Als iemand zoo iets zeide) dan zou hij natuurlijk wel terdege een particulierz ge nade belijden en slechts in zekere dwaling verkeeren omtrent de algenoegzaamheid van Jezus' offerande voor aller schuld" en zijn bedoeling om voor allen hoofd voor hoofd het rantsoen te betalen." DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD (HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880) DOOR H. KINGMANS. XXXVI. En hij had den afgeloopen winter met span ning zitten luisteren, als zijn vrouw Aaltje en Leendert voorlas uit den Kaapschen kinderbijbel, dien zij op zekeren dag uit de woning van do- miné Petersma had meegebracht. Dan zag hij met hoe eerbiedige aandacht zijn jongens luister den. En hij had er zich meermalen op betrapt, dat hij was als de kinderen Op de nu afgeloopen, lange avonden had hij, de lees- en weetgierige, de boeken verslonden, die in het molenhuis werden gebracht door Piet Petersma, die dan met Leendert in den molen speelde. Hij had nog nooit zulke boeken gezien of gelezen. Zij brachten hem vaak tot een won derlijk inzicht zij beroerden, méér dan hij weten wilde, zijn ontvankelijke ziel. Eens was een boek gewikkeld geweest in een Zaterdagavond-nummer van „De Standaard". Hij had het hoofdartikel gelezen en herlezen, dat in klare, machtige, beeldrijke taal meeningen ver tolkte, die hij nog nooit had gehoord .En hij had begrepen, dat de schrijver van die artikelen werd gehoond en gesmaad. Want daar was een iemand aan het woord. Dat was iemand, die En die dwaling is wel niet onschuldig, maar ze is er een die volstrekt niet de genade eerst profijtelijk maakt na de vervulling van een voor waarde die bij den mensch, in zijn wil ligt, maar uitsluitend hangt aan Gods vrijmacht. Vandaar dat ik het voorbeeld nam van de haas en het konijn. Br. Wisse zegt"Dwaal ik in mijn opvatting van de Algemeene Verzoe ning Weineen, broeder, ge leert ze niet eens Maar een fout maakt gij wel in uw opvatting van de particuliere genade. En het is niet precies om een etiketje op deze fout te plakken, als wel om te laten zien, dat ook deze opvatting niet geheel nieuw is, wan neer ik hier den naam noem van Mozes Amy- raldus, die in 1633 professor aan de hoogeschool te Saumur werd en in 1644 is overleden. De harde leer van Dordt moest wat verzacht wor den. En daarom leerde deze Fransche man dat er een dubbele genade is. „God heeft zijn eenig- geboren Zoon in den dood overgegeven, opdat er door dien dood voor de zonden van alle menschen voldoening zou geschonken worden aan de goddelijke gerechtigheid. Na aldus in ver zoende verhouding tot de wereld te zijn getreden roept God de Heere met een uitwendige roeping alle menschen tot dat heil, hetwelk Christus door zijn dood verworven had. Maar de tweede, de onderwerpelijke of toe passende genade heeft betrekking op de middelen en genadegiften waarmee de Heere inwendig roept, zoodat 's menschenziel in staat gesteld wordt om het geloof aan te grijpen deze genade is particuliere en is tot de uitverkorenen beperkt." Deze dwaling lijkt onschuldig zelfs zijn be strijders hebben gezegd„Nu, een algemeene genade waardoor inderdaad geen enkel mensch opzichzelf gered wordt is een ongevaarlijke in consequentie, en de Gereformeerden in Frank rijk, die vooral van uit Zwitserland voor Amy- raldus gewaarschuwd waren, schreven terug „Weest maar gerust, Amyrant zou allang afgezet zijn, wanneer hij de plechtig goedgekeurde leer van Dordt werkelijk weersprak." Maar wie het artikel van Prof. Honig in onze Chr. Encyc. over dezen Amyrant naleest zal be merken dat ook op dezen geleerde van toepas sing is „Wee hem, die het water opening geeft". Uit den aard der zaak zou ik een reeks artike len noodig hebben, om de Gereformeerde leer over de voldoening van Christus te stellen tegen deze afwijking. Dit behoef ik niet te doen. Want de Vijf Ar tikelen zijn duidelijk. En de vraag van br. Wisse was alleen Dwaal ik in deze meening Amygraut heeft een middenweg willen bewan delen. En middenwegen zijn gevaarlijk. We buigen gemakkelijker naar het linksche uiterste dan naar het rechtsche. Laat ik over dit Amyraldisme mogen volstaan met het oordeel van Prof. Honig weer te geven „In de Schrift is nergens sprake van een universeelen genadewil Gods, die aan de verkiezing voorafgaat. En in de tweede plaats is hier het gevaar zeer groot, dat men allengs de praedestinatie loslaat, op den algemeenen genadewil steeds meer nadruk legt en alzoo komt tot de leer. dat de uitverkiezing rust op een vooruitge zien geloofHet Amyraldisme heeft den weg gebaand tot het terugvallen in het Ar- minianisme." Wil men nog meer positief aangegeven zien waarin deze opvatting feil gaat, dan zou ik den belangstellenden lezer kunnen aanraden zich ern stig in te denken, of de Heiland alleen zijn hooge- priesterlijk ambt heeft vervuld in de voldoening van onze schuld, of dat hij ook thans nog in den staat der verhooging onze hoogepriester is. En in de tweede plaats waar in de Algemeene Verzoening of in het Amyraldisme de beteekenis blijft van Zijn beide andere ambten alsook wat de dadelijke gehoorzaamheid in zijn Borgwerk voor de geloovigen beteekent. Men verstaat dan beter de gouden regel der belijdenis Voor wie Christus de zaligheid ver worven heeft, aan die past Hij ze door den Hei ligen Geest ook zeker toe. Misschien is er nog wel eens gelegenheid om daarover het een en ander te zeggen. Ik hoop dat br. Wisse tevreden gesteld is met mijn antwoord en lectuuropgaaf. Zaandam. VAN DIJK. ZEEUWSCHE OUDERLINGEN-CONFERENTIE. Gisteren (Woensdag) werd te Bergen op Zoom de 12e Zeeuwsche Ouderlingen-Conferentie der Geref. Kerken gehouden, welke zeer druk be- wist, wat hij wilde. En hij had, zonder er zich feitelijk rekenschap van te geven, gevoeld, dat de drijfveer van den schrijver een ondergrond had, die veel en veel dieper lag dan zijn tegen standers wel vermoedden. Tjaard Evenhuis verliet zoo weinig mogelijk zijn woning. Het was, of hij bang was, menschen te ontmoeten. Hij vermoedde niet of wilde het zichzelf niet bekennen, dat er aan hem een lang zaam, maar zeker proces voltrokken werd dat hij het met zichzelf niet eens was dat hij daar om zich zooveel mogelijk aan zijn omgeving ont trok. Er was er één in huis, die sterke vermoedens koesteren ging. Dat was zijn vrouw, wier hart juichte en wier innige gebeden verdubbelden. Maar de molenaar wist het niet Met stevigen pas liep hij over den weg naar het dorp, niet bemerkend, dat uit de tegenover gestelde richting een gestalte naderde. Eerst toen de man in zijn onmiddellijke nabijheid was, zag hij dominé Petersma en tikte aan de klep van zijn pet. Als bij intuïtie stonden beiden stil. „Evenhuis." „Dominé." De predikant reikte hem de hand en schudde die krachtig. Tweemaal, als hij het molenhuis bezocht, had dominé Petersma den molenaar, die hem uiterst sympathiek voorkwam, ontmoet, weliswaar slechts even, omdat Evenhuis dan het vertrek verliet, maar dan toch voldoende, om een indruk van hem te ontvangen, een indruk, die sterker geworden was doordat vrouw Even- zocht was uit alle deelen der provincie. De voorzitter, de heer Bastmeijer, opende ten 9 ure, de vergadering, en verzocht te zingen Psalm 118:7, las Rom. 5: 110, en ging voor in gebed, waarna hij de ouderlingen en predi kanten welkom heette. Het comité achtte het wenschelijk ditmaal in Bergen op Zoom te ver gaderen als blijk van hartelijke belangstelling voor de broeders uit Tholen en Zierikzee, die altijd zoo trouw de conferenties in het Zuiden der provincie bezoeken. 'Spr. feliciteerde de ge meente van Bergen op Zoom met haar mooie kerkgebouw, en hoopte dat dit een symbool mag zijn ook van den inwendigen geestelijken bloei. Hij wees op het wonderlijk verschijnsel dat in de laatste jaren nieuwe kerkgebouwen zijn ver rezen te Vlissingen, Middelburg, Goes en Bergen op Zoom, en dit alles vanwege de uitbreiding der gemeenten. En dit in zulk een tijd van op standigheid en godverzaking. De Geref. Kerken hebben oorzaak tot groote dankbaarheid. Dit alles is vrucht van de opstanding van onzen Heere Jezus Christus. Dit besef geeft levens kracht, zooals wij ook in onze dagen zien bij onze verdrukte broeders en zusters in Rusland. De taak van onze predikanten en ouderlingen is in onze dagen een zeer moeilijke, vooral op het huisbezoek. Hij sprak de hoop uit dat deze dag onder 's Heeren zegen er toe bij moge dra gen het besef te verlevendigen, dat alleen als vrucht van Christus' opstanding het ambtelijk werk zegen zal afwerpen. De notulen der vorige conferentie werden door den secretaris, den heer F. S. G. Prins gelezen, en goedgekeurd. Het comité zal overwegen de mogelijkheid om de volgende conferentie te Terneuzen te houden. In het comité werden gekozen de heeren A. C. Catsman, Aardenburg C. Douw, Oudelande; A. Brouwer, Vlissingen E. Tange, Rilland en P. L. Dees, Geersdijk. De penningmeester deed verslag van zijn finan cieel beheer. De inkomsten bedroegen ƒ513.25, de uitgaven 236.03J/», batig saldo 277.21 Alle kerken hebben bijgedragen, behalve één. Door den heer E. Tange werd gerefereerd over het onderwerp „De ouderling en het ge zinsleven in verband met het huisbezoek". Spreker wees er op, dat dit onderwerp een zeer breed terrein bestrijkt, en in kort tijdsbestek niet ten volle kan behandeld. Spr. bezag eerst hoe het gezinsleven zijn moet om vruchtbaar te zijn voor de gemeente. Het verband van het huisgezin is van oude tijden af door God ingesteld, en wij zien dit dan ook reeds zeer nauw in Israël, doch ook in de vroegere heidenvolken. Het is vrucht van Gods algemeene genade. Het gezinsleven is door God in de schepping geformeerd. Waar het gezins leven ontbonden wordt komt de chaos, zooals wij nu zien in Rusland. Vooral in het Christelijk gezin behoort tot uiting te komen het besef van diepe afhankelijk tot God. De taak van den huisvader in het Christelijk gezin is een groote, doch heerlijke taak. Als priester heeft hij tot taak voor te gaan in gebed, dat rekening houdt met de behoeften van het gezin, dit moet geen formulier gebed zijn. Het lezen van Gods Woord moet meerdere malen per dag geschieden. Ook heeft hij koninklijk gezag in het gezin uit te oefenen. Den kinderen moet kerkelijk besef worden ge leerd de ouders moeten met hun spreken over hun doop en belijdenis, opgewekt worden tot het vereenigingsleven. Het gezag van den vader, de liefde der moeder en de gehoorzaamheid van het kind moeten vor men een drievoudig snoer, gedragen door de liefde tot Christus. Spreker bezag nu hoe in dezen tijd het gezins leven veelal is. Vele machten zijn in onzen tijd bezig om de heiligheid van het gezinsleven naar omlaag te halen. Het huisgezin verkeert tegen woordig in een ernstige crisis, en van alle kanten worden de christelijke grondlagen aangevallen. Men streeft te komen tot ondergang van het huisgezin. De banden van het gezag worden losgemaakt en ook het christelijk huisgezin on dervindt daarvan den invloed. Ook onder ons vindt men gezinnen waar de vader het priester lijk en koninklijk ambt niet meer naar behooren uitoefent en daardoor wordt de gezinsband steeds losser. Onze tijd is gevaarlijk. Neutrale boeken en couranten moeten uit onze gezinnen worden ge weerd, daar die vormen een bron van socialisme en communisme. Een groot kwaad is ook de vele uithuizigheid, waardoor de gezinsbelangen worden ondermijnd. De Christen heeft hiertegenover een taak te vervullen, en in het bijeenhouden van het gezin huis wel met hem over haar man en gezin ge sproken had. „Zoo, Evenhuis, ik was op weg naar je huis, man." „Dat dacht ik wel, dominé. U is er welkom bij mijn vrouw." „Niet bij Evenhuis, den molenaar?" „U is mijn predikant niet," zei Evenhuis. „Dat is waar. Maar dat beteekent niet, dat ik niet met je wil praten. Ik geloof, eerlijk ge zegd, dat Evenhuis niet tot de domsten van het dorp behoort." Tjaard Evenhuis glimlachte. „Daar weet ik niets van", zei hij. „U moogt gerust met mij komen praten. Ieder, die het goed met mij meent, is bij mij welkom. Maar u spreekt natuurlijk over zaken, uw kerk betreffende. En dan zijn wij het onmiddellijk oneens." Dominé Petersma liet een gullen lach hooren. „Je denkt toch heel verkeerd van mij, Even huis. Dacht je dan, dat ik je wil overhalen, om je kerk te verlaten Het komt geen oogenblik in mij op. Ik maak mij sterk, dat je vrouw wel eens iets heeft verteld van wat ik met haar den afgeloopen zomer heb besproken, toen zij, ten einde raad, tot mij kwam." De molenaar knikte bevestigend met het hoofd, waarin twee schrandere oogen den predikant trouwhartig aanzagen. „Dat dacht ik wel zeide dominé Petersma. „Maar dan wéét je ook, Evenhuis, dat ik er niet op uit ben, om bekeerlingen te maken." „Och ja, maar dat zijn woorden. U zult het wel goed bedoelen, maar het is toch een feit, dat u de menschen trekt. In mijn gezin is ook bij Gods ordinantiën ligt het behoud van ons volk in de toekomst. Ten opzichte hiervan heeft ook de ouderling een taak te vervullen. In Israël hadden de pries ters niet alleen de taak verzoening te doen voor het volk, maar ook om hen te onderwijzen in de wetten en geboden Gods. In het N. Testament is duidelijk omschreven de taak der ouderlingen om leiding te geven in de huisgezinnen. Die taak is moeilijk en zwaar, maar in Gods kracht kan de ouderling tot zegen zijn, als hij wijst op de bijzondere gevaren van dezen tijd. Bezield door den geest der liefde bij het vermanen tegen de verkeerdheden en zelf ten voorbeeld zijnde. Het welzijn en den bloei der gemeente kan zeer bevorderd worden door het getrouw doen van huisbezoek. Voorop ga de bediening des Woords, terwijl in het huisbezoek naar de vruch ten der prediking moet onderzocht worden. De ouderling moet in de huisgezinnen onderzoek doen naar de zwakke plekken, en dient het volko men vertrouwen te hebben. Van veel belang is, dat de ouderling goed thuis is in de H. Schrift en op de hoogte is van de belangrijke vraag stukken van dezen tijd. Het kerkelijk besef dreigt verloren te gaan en daarom moet de ouderling studie maken van de historie onzer kerk in deze landen. Het is eisch, dat de ouderling zijn tijd verstaat en ook zelfkennis bezit. Waneer de ar beid zoo wordt gedaan, dan zal de arbeid van den ouderling op Gods tijd en onder Zijn Zegen vruchten afdragen voor de Kerk des Heeren. Op dit referaat volgde nog een drukke be spreking. De voorzitter heette hierna hartelijk welkom een deputatie van de kerk te Antwerpen en sprak de hoop uit dat de band tusschen de ker ken in België en Nederland steeds sterker moge worden. Spr. wees op het vele dat de kerken in Noord- Nederland aan de Zuidelijke-Nederlanden te danken hebben. Ds. Winter sprak dank voor de hartelijke woorden tot de deputatie gericht en vroeg om den steun en het gebed der Noorderlijke kerken tot uitbreiding van het Evangelie in België. De middagvergadering werd geopend met het zingen van Psalm 84 6, waarna Prof. Dr. G. Ch. Aalders refereerde over „Doop, Belijdenis en Avondmaal". Spreker wees er in de eerste plaats op, dat als eerste Sacrament de Doop dient tot bevesti ging van Gods genadebeloften en tot versterking van het (hebbelijk) geloof aan die beloften. Daar om komt de Doop ook alleen toe aan hen, die God zelf er recht op geeft, te weten de kinde ren des Verbonds. Vloeit hier niet uit voort, dat alle gedoopte kinderen zalig moeten worden Neen, niet alle kinderen, die het zegel des Verbonds hebben ontvangen, worden zalig. Het Verbond Gods sluit in zich niet alleen beloften, maar ook verplichtingen wanneer de gedoopten komen, tot onderscheid van jaren, moeten zij die beloften aanvaarden en die ver plichtingen nakomen. In de belijdenis des geloofs spreken zij zich publiekelijk dienaangaande uit. De belijdenis des geloofs is niet, zooals dik wijls wordt gezegd, een lidmaat worden der kerk, maar een volkomen lid worden van de kerk, waartoe zij reeds van hun geboorte behooren. De eisch van persoonlijk belijden sta hier op den voorgrond. Of zij hun doop voor hun reke ning nemen, en met deze belijdenis erlangen zij den toegang tot het H. Avondmaal, dat, als tweede Sacrament, hun de thans bewuste ver zekering van hun deel aan Christus schenkt, en het (dadelijk) geloof in hun sterkt. Daarom zijn zij geroepen in gehoorzaamheid aan 's Hei- lands bevel, en met het oog op hun geestelijk welzijn, waardig en getrouw aan de Avondmaals viering deel te nemen. Hieraan moet vastgehouden worden om de ge meente te houden in het rechte spoor. Na drukke bespreking en beantwoording werd gezongen Ps. 72 11 en sloot Prof. Aalders met dankzegging. DE NEDERLANDSCHE GELOOFSBELIJDENIS ALS ONZE BELIJDENIS NOG BELEDEN. HET EERSTE ARTIKEL. Artikel I. W ij gelooven allen met het hart en b e 1 ij d e n met den mond, dat er is een eenig en eenvoudig geestelijk Wezen, hetwelk wij God noemen, eeuwig, o n b e g r ij - p e 1 ij k, onzienlijk, onveranderlijk, oneindig, al- een scheur gekomen. Op het punt van de kerk gaan mijn vrouw en ik uit elkaar. En nu is onze verhouding wel goed gebleven, maar het doet mij leed, dat het zóó gegaan is." „Moet je naar het dorp, Evenhuis „Ja, dominé." „Dan ga ik met je terug, als je het tenminste goed vindt. Dezer dagen moet ik toch nog in Oostwoud zijn en loop ik wel even in het mo lenhuis aan. Mag ik met je oploopen „Jawel", aarzelde de molenaar. „Maar ik weet niet „Wat wij praten moeten Ik wel. Ik ga pro- beeren, een misverstand uit den weg te ruimen. Hoor eens, Evenhuis, als daar eens iemand zou zijn, die zegtEvenhuis heeft bewerkt, dat zijn vrouw naar „de schuur" is gegaan, wat zou je dan doen De molenaar keek verwonderd op. „Ik zou die iemand zeggen, dat hij er niets van weet." „Juist. En dat ga ik je nu ook zeggen. Je meent, dat ik de menschen van het dorp trek. En je meent ook, dat ik je vrouw heb bekeerd. Maar, mijn lieve man, dat kan ik niet. Dat kan geen enkel mensch. Je weet ook wel beter, Evenhuis. Is je vrouw veranderd, wees eens eerlijk, nadat zij met mij heeft gesproken Of is het niet zóó, dat zij onrustig in haar ziel werd, zonder dat zij mij had gezien en gesproken, misschien niet eens kende Hoe is het, het eerste of het laatste, Evenhuis (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1931 | | pagina 2