Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 17.
Vrijdag 24 April 1931.
45e Jaargang.
UIT fiET WOOt^D.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTEUR t Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE.
VASTE MEDEWERKERS: D.D. L. BOUMA, W, M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE
en R. J. VAN DER VEEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ G
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
VERBORGENE DINGEN EN GEOPEN
BAARDE DINGEN EN VOOR WIE ZE ZIJN
„De verborgene dingen zijn voor den
HEERE onzen God, maar de geopen
baarde zijn voor ons en voor onze kin
deren, om te doen al de woorden dezer
wet."
Deut. 29 29.
III.
De geopenbaarde dingen zijn voor ons. JDe
dingen n.l. die van Godswege zijn aan den dag
gebracht en die Hij als licht doet uitstralen voor
de menschenkinderen. Bij die geopenbaarde din
gen mogen we wel allereerst denken aan hetgeen
van God kennelijk is in de schepping, in heel de
wereld, in al de werken Zijner handen. Daarin
legt Hij de heerlijkheid Zijner deugden bloot.
Hij openbaart daarin Zich Zeiven. Met het oog
daarop zei David„O, HEERE, hoe heerlijk
is uw Naam op de gansche aarde". De hemelen
vertellen er van, en het uitspansel, dag aan dag
en nacht aan nacht zeggen in taal zonder woor
den, wat een psalm om te zingen op sabbathdag
(Psalm 92) wel in woordenbrengt„Hoe groot
zijn Uw werken, o HEERE. Zeer diep zijn Uwe
gedachten".
Veel duidelijker nog maakt Hij Zich echter
bekend in de Heilige Schriften. Daar spreekt Hij
in woorden tot ons. Daar komt Hij tot ons in
onze eigene taal. Daar ontdekt Hij, wat zondaars
noodig hebben om Hem en Zijn wegen en wer
ken te leeren zien en kennen en verstaan. Daar
hebben we, wat we noemen de bijzondere open
baring of het bijzondere licht, dat wij behoeven
en dat Hij, door opening van 't hart voor dat
licht door Zijn Heiligen Geest, ook doet stralen
als licht in de ziel. En zonder dat licht wordt
ook 't licht der natuur, zelfs 't klaarste, dat daar
schijnt, niet of niet goed gezien, en wandelt de
mensch in duisternis.
Tegenover dat licht der geopenbaarde dingen
Gods in Schepping en Schrift staat de vijandige,
moedwillige verblinding van den mensch, die
voor de duidelijkste dingen Gods geen oog en
geen hart heeft en ziende ze niet ziet, en hoe
langer hoe meer zich er tegen verhardt, als ge
nade hart en oog niet ontsluit. Er is onder de
menschen verachting van 't geopenbaarde en
vijandschap en haat daartegen en onopmerkzaam
heid en miskenning daarvan. De menschen heb
ben er b.v. zoo den slag van, om te doen of er
zoo wat niets geopenbaard is ten aanzien der
eeuwige dingen en of 't alles raadsel en donker
heid en vraagstuk en onzekerheid en probleem
is, terwijl toch de Schrift over de diepste vra
gen heerlijk licht werpt en voor 't geloof alle
groote raadselen oplost. Het woord der open
baring Gods werpt licht over onze herkomst,
over de grondoorzaak en het wezen van alle
ellende, over den staat, waarin wij, menschen,
gekomen zijn door den val, over den weg der
zaligheid, en de toekomst der wereld, het zegt,
wie God is en wie wij zijn, het ontsluiert ons de
schepping uit niet, den zondeval en de zonde
schuld en -straf, de genade, de algemeene en
particuliere genade, de vergeving der zonde en
't eeuwige leven in het wonder aller wonderen,
den Immanuël, Zijn plaatsvervangende voldoe
ning, Zijn opstanding en Zijn hemelvaart en
wederkomst. En kortom het begin, het middel
punt en 't slot aller dingen. Doch temidden van
het zonlicht der genade doet de mensch wel,
of 't alles donker is. Niettemin de geopenbaarde
dingen zijn er toch en blijven voor zijn rekening,
ook al heeft de Satan, of laat ik voor de duide
lijkheid liever platweg zeggen, al heeft de duivel
van vijandschap in 't menschelijk hart de zinnen
verblind. Daarom zegt de apostel„indien ons
evangelie verborgen is, dan is 't verborgen in
degenen, die verloren gaan". Maar Gode zij
dank voor Zijn onuitsprekelijke genade als Hij
het licht Zijner openbaring heeft doen opgaan
in 't hart, om te geven kennis der heerlijkheid
Gods in 't aangezicht van Jezus Christus.
„De geopenbaarde dingen zijn voor ons", zegt
Mozes. En welke dingen bedoelt Mozes daar
mee Kort samengevatde dingen van het ver
bond. Die zijn zoo heel duidelijk. Die wil Mozes
de kinderen Israels inscherpen en op 't hart bin
den. En die dingen n.l. die van het verbond,
dat wil immers zeggen van 't genade verbond,
't zelfde verbond, als waarin ook voor heden
alleen zaligheid ligt, de dingen van dat verbond
zijn voorzoover ze geopenbaard zijn, nu nog
voor ons. Laat ik drie van die dingen noemen,
die Mozes voorop zet in zijn rede als heel dui
delijk geopenbaarde dingen en die wij eveneens
als zoodanig hebben te betrachten.
1. Wat nu ook duister en verborgen is, zegt
Mozes als het ware, dit is klaar als 't licht in
de wegen, die God houdt met de Zijnen de weg
der behoudenis is de weg der genade, de weg
van het verbond. Al de zaligheid van Israël ligt
vast in de trouw en de liefde Gods. Want Israël
heeft het verdorven. En toch bleef de HEERE
getrouw. Voor ons, het geslacht van dezen tijd,
is nog de eenige weg, dat we 't zullen laten
aankomen op Zijn genade en trouw. Al onze
behoudenis ligt in de erkentenis van de groote
verbondsbelofte „Ik ben de HEERE uw God",
2. Niet minder duidelijk geopenbaard is dat
in de wegen des verbonds de HEERE met ons
zal zijn. Denk eens aan hetgeen Hij Zijn volk
in de woestijn heeft doen ondervinden. In de
woestijn. Hun kleeren waren niet verouderd,
noch de schoenen aan hun voeten. Ze werden
met manna, hemelsch brood verzadigd. En al
hun vijanden werden geslagen op het kinne
bakken. Zoo nu is 't nog. 't Zal zekerlijk wel
gaan den man, die den HEERE vreest en in
Zijn wegen wandelt. In den weg der vreeze
Gods, in den weg des verbonds is God met ons,
en wie zal dan tegen ons zijn
3. In de derde plaats, dat vooral doet Mozes
scherp uitkomen als duidelijk geopenbaardalle
afwijking van den weg des verbonds bij jong en
oud heeft de schrikkelijkste gevolgen. Ieder,
ieder, die op zulke wegen afdoolt, wordt gebeden
en ten ernstigste gewaarschuwd toch terug te
keeren. De HEERE vraagt uw hart en uw leven.
Alle afwijker is den HEERE een gruwel.
Weet ge, wat zeer beslist tot de geopenbaarde
dingen behoort Ditdat de zonde-wegen ver-
derflijk zijn. Dat onder u niet zij, zegt vers 18,
een man of vrouw of huisgezin of stam, die zijn
hart heden wende van den HEERE onzen God,
om te gaan dienen andere goden. Zoo iets is
een wortel, die bittere vrucht afwerpen zal, een
plant, die gal en alsem voortbrengt.
Ziedaar, deze dingen zijn duidelijk geopen
baard. En die zijn voor ons. Een iegelijk, die
den Naam van Christus noemt, sta af van on
gerechtigheid. „Die Mij eeren, zal Ik eeren. En
die mij versmaden, zullen licht geacht worden."
In den weg des verbonds is heil. Alle afwijking
van dien weg is verderflijk. „Ik, Ik ben de
HEERE 'k Ben uw God, die heilig, ijvre voor
Mijn eer."
Die dingen zijn voor ons. Wij moeten ons
er aan houden. Voor ons tijdelijk leven, voor 't
heden, voor 't sterven, voor de eeuwigheid, voor
onze verhouding tot God, voor onze verhouding
tot den naaste, voor land en volk, voor Kerk
en school, voor jong en oud, voor arm en rijk,
voor man en vrouw. Wij moeten er ons door
laten leiden. Wij en onze kinderen.
p *4 4 PHI
Ze zijn ook voor onze kinderen. De vrouwen
en de kinderen stonden met de mannen voor 't
aangezicht des HEEREN daar in de vlakke vel
den van Moab. De HEERE rekent de kleinen
er altijd bij en het nageslacht. De kinderen lig
gen mede onder den eed des verbonds. Dat moe
ten we ze zeggen en leeren. Daarnaar moeten
we ze leiden: De geopenbaarde dingen zijn voor
ons en de onzen om te doen al de woorden dezer
wetd.w.z. om 't verbond in te willigen en den
HEERE te erkennen voor onzen God om te
zeggen wien heb ik nevens li in den hemel
om dat te zeggen, ook in ons leven door in de
nieuwe gehoorzaamheid te wandelen en in de
kracht des geloofs van Christus Jezus eerder van
alle schepselen af te laten dan in 't allerminste
tegen 's HEEREN wil te doen.
Kamperland. v. d. ENDE.
DE EERSTE SYNODE DER JAVAANSCHE
KERKEN OP MIDDEN-JA VA.
Onze bijzondere aandacht verdient, dat de
geïnstitueerde inlandsche kerken op het Zen
dingsterrein van onze Geref. Kerken op Midden-
Java ten Zuiden in eerste Synode saamkwamen.
Het is nog maar enkele jaren geleden, dat
hier en daar een inlandsche kerk tot institueering
kwam. En reeds dat was dan aan te merken
als een belangrijke vrucht van den Zendingsar-
beid. Ook voor de geloovigen daar geldt wat
staat in art. 28 van onze Ned. Geloofsbelijdenis,
„dat niemand, van wat staat of qualiteit hij zij,
zich behoort op zichzelven te houden, om op
zijn eigen persoon te staan maar dat zij allen
schuldig zijn zichzelven bij de kerk te voegen en
daarmee te vereenigen". Zich voegen bij een
kerk, die niet bestaat, is niet mogelijk. Dus is
er de roeping dat daar, waar geloovigen zijn,
deze zich tot een kerk institueeren. Daarop werd
dan ook in den Zendingsarbeid aangestuurd. Zij,
die voor het Evangelie gewonnen waren, moesten
optreden voor een geïnstitueerde kerk. Daarom
was er blijdschap, toen er onder de inlandsche
gemeenten kwamen, die rijp werden geacht om
tot instelling der ambten over te gaan.
En nu zijn we reeds zoover, dat deze inland
sche Javaansche kerken in Synodale vergadering
konden saamkomen.
Het spreekt van zelf, dat er tusschen zoo'n
Synode van Javaansche kerken en die van onze
Geref. Kerken, bij alle overeenkomst, een groot
verschil is. Het kerkelijk leven is daar nog in
z'n beginstadium en staat nog in z'n eerste ont
wikkeling.
Maar dat begin is goed. Gelijk blijkt uit het
onderstaand verslag, dat we uit de Pers hier
overnemen, hebben die kerken gevoeld, dat zij
een belijdenis moesten hébben. En zij hebben,
uit vrije beweging, aangenomen den Heidelberger
catechismus.
Daar liggen twee goede dingen in. Ten eerste
blijkt er uit het besef, dat een kerk een belijdenis
moet hebben. Ten tweede, dat zij als belijdenis
een Gereformeerde belijdenis aannamen. En dat
zij dat deden uit vrije beweging.
Het was toch niet zoo, dat de missionaire
predikanten deze belijdenis aan die kerken op
legden. De missionaire predikanten hadden zelfs
op die Synode niet eens keurstem, maar alleen
adviseerende stem. Natuurlijk zullen de missio
naire predikanten wel geadviseerd hebben tot
het aannemen van een belijdenis en tot het aan
nemen als belijdenisgeschrift van een Catechis
mus. Maar een advies heeft geen dwingende
macht. En nu hebben die kerken zelve uitge
sproken, dat zij een Gereformeerde belijdenis als
de hare aanvaardden.
Nu zal misschien bij iemand de vraag opko
men, waarom zij niet tegelijk de beide andere
belijdenisschriften onzer Geref. Kerken, n.l. de
Nederlandsche Geloofsbelijdenis en de Leerre
gels van Dordrecht er bij namen.
Op het antwoord, dat in onderstaand verslag
te vinden is, willen we daarom even de aan
dacht vestigen.
Daaruit biijkt, dat overname van die beide
andere belijdenissen eenvoudig nog onmogelijk
was omdat zij die niet kennen. En men mag van
die kerken, die zelfstandige kerken werden, niet
vorderen dat zij zullen belijden wat zij niet ken
nen. Belijdenis onderstelt juist kennis. En alleen
de Catechismus is in Javaansche vertaling ver
spreid. Alleen dit ééne belijdenisgeschrift kon dus
in aanmerking komen.
Zoo is er dus alle reden van dankbaarheid
om ons te verheugen over den goeden voortgang
van het Zendingswerk.
Na deze toelichtende opmerkingen, volge dan
het verslag gelijk dat in de bladen gepubliceerd
werd.
De eerste Synode van de Geref. Kerken op
Midden-Java (Zuidelijk gedeelte) is den 16en
en 17den Februari te Keboemen gehouden.
Zij werd gepresideerd door Ds. Soesena van
Keboemen, terwijl de missionairé predikanten en
de goeroes indjil als adviseurs optraden.
Omtrent de op deze Synode genomen beslui
ten kan het volgende gemeld worden
le. Aan een commissie, bestaande uit in
landsche leden der Synode en enkele missionaire
predikanten werd opgedragen het concept eener
korte kerkenordening aan de volgende Synode
voor te leggen.
2e. Als accoord van eenheid werd aangeno
men de Heilige Schrift, zooals de leer daarvan
uitgelegd wordt in den Heidelbergschen Cate
chismus.
3e. Inzake liturgische formulieren, kerkelijke
attestaties en trouwboekjes werd de wensch naar
meer eenheid geuit en de Zending uitgenoodigd
daartoe de noodige stappen te doen.
4e. Terzake van de veelbesproken gezangen
kwestie werd besloten een commissie te benoe
men teneinde de twee bestaande bundels te
onderzoeken en daaromtrent de volgende Sy
node te rapporteeren.
Verder werden nog besluiten genomen om
trent de bevestiging van huwelijken, betere op
leiding van goeroes indjil, vertegenwoordiging in
den Zendingsraad en den raad van inlandsche
christenen etc.
Ter toelichting van het besluit inzake het ac
coord van eenheid merkt Ds. B. J. Esser in het
„Kerkblad voor de Geref. Kerken in Neder-
landsch-Indië" o.m. op
Het voorstel werd eerst gedaan om den Bijbel
zonder meer als grondslag aan te nemen. Maar
opgemerkt werd, dat dit zoo weinig zeggend
zou zijn, en dat bovendien door den band met
Holland de belijdenisschriften der Gereformeerde
Kerken in Nederland tot nu werden veronder
steld te zijn de Formulieren van Eenigheid ook
der door die kerken vergaderde gemeenten op
Java.
Van die belijdenisschriften is echter alleen de
Catechismus in Javaansche vertaling door den
druk verspreid, hoewel er ook in handschrift een
overzetting van de 37 artikelen van de hand
van Dr. D. Bakker bestaat. Moeilijk kan gere
kend worden met wat men niet kent. Dus lag
het in den aard der zaak, dat alleen de catechis
mus kon genoemd worden. Men mag het echter
niet op zulk een wijze verstaan, als zou de
Javaansche kerk uit zekere lakschheid in de leer
een ruimer standpunt willen innemen dan de
kerken in het Moederland. Veeleer kwam in de
discussie uit dat men met het noemen van den
Bijbel zich schrap wilde stellen tegen alle af
dingen op de autoriteit der Schrift, zooals dit
in onze dagen van velerlei kant geschiedt.
Ds. Esser is van oordeel, dat men hiermee
volkomen tevreden kan zijn. Het moet z. i. aan
de geschiedenis worden overgelaten om de juiste
formuleeringen te vinden tot afwering der dwa
lingen, die later op Java het kerkelijk leven moch
ten komen bestrijden.
OUDERLINGEN-CONFERENTIE.
Van de Woensdag 29 April te houden Ouder
lingen-conferentie, geven we hier nog de stel
lingen, zooals die op het agendum werden be
kend gemaakt.
Referaat Ouderling E. Tange.
De Ouderling en het gezinsleven, in verband met
het huisbezoek.
Ie. Hoe het gezinsleven zijn moet om vrucht
baar te zijn voor de gemeente.
2e. Hoe het in dezen tijd in het gezinsleven
veelal is.
3e. De taak van den ouderling om hierin
leiding te geven.
4e. Hoe dit bevorderd kan worden door het
huisbezoek.
Referaat WelEerw. Zeergel. Heer Prof. Dr.
G. Ch. Aalders.
Doop, Belijdenis en Avondmaal.
Ie. Als eerste Sacrament dient de Doop tot
bevestiging van Gods genadebeloften en tot ver
sterking van het (hebbelijk) geloof aan die be
loften. Daarom komt de Doop ook alleen toe aan
hen, die God zelf er recht op geeft, te weten
de kinderen des Verbonds.
2e. Het Verbond Gods sluit in zich niet al
leen beloften, maar ook verplichtingen; wanneer
de gedoopten komen tot onderscheid van jaren,
moeten zij die beloften aanvaarden en die ver
plichtingen nakomen. In de belijdenis des geloofs
spreken zij zich publiekelijk dienaangaande uit.
3e. Met deze belijdenis erlangen zij toegang
tot het H. Avondmaal, dat, als tweede Sacra
ment, hun de thans bewuste verzekering van hun
deel aan Christus schenkt, en het (dadelijk) ge
loof in hen sterkt. Daarom zijn zij geroepen in
gehoorzaamheid aan 's Heilands bevel, en met
het oog op hun geestelijk welzijn, naarstig en
getrouw aan de Avondmaalsbediening deel te
nemen.
HEIJ.