Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 16. Vrijdag 17 April 1931. 45e Jaargang. UIT fiET WOORD. DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTEUR t Ds. A. C HE IJ TE KOUDEKERKE. VASTE MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W, M. LE COINTRE, F, J. v. d. ENDE, A. B. W, M. KOK, J, VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN. ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ G OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. VERBORGENE DINGEN EN GEOPEN BAARDE DINGEN EN VOOR WIE ZE ZIJN „De verborgene dingen zijn voor den HEERE onzen God, maar de geopen baarde zijn voor ons en voor onze kin deren, om te doen al de woorden dezer wet. Deut. 29:29. II. Er zijn dingen, die voor ons verborgen zijn en die toch eigenlijk tot de geopenbaarde dingen behooren, welke wel voor ons zijn en voor onze kinderen zijn. Ze zijn ons alleen onbekend en verborgen door onze eigen schuld, door ons on geloof, of onze zondige traagheid of ons gebrek aan opmerkzaamheid. Denk b.v. aan de onbe kendheid der discipelen met de opstanding van Christus en aan 't woord van den Heere Jezus tot de Emmaüsgangers „O, onverstandigen en tragen van hart, om te gelooven al hetgeen, dat de profeten gesproken hebben. Of welze zijn voor ons verborgen en we zien ze niet, omdat we ze langs verkeerden weg zoeken te kennen. We trachten wel ze te verstaan, maar buiten het geloof om en evenals bij Asaf, blijkt dan alles vergeefsche moeite, omdat we ze eerst dan kunnen verstaan, als we de heiligdommen Gods ingaan, dat wil zeggen, als we in het geloof ach ter den Heere Jezus aan gaan. (Zonder dezen Jezus immers komen we nooit, nooit, in 't heilig dom Gods.) Maar daar blijkt, dat hetgeen an ders raadsel en verborgenheid was, toch geen verborgenheid, maar enkel licht is. Of ook er zijn dingen, ons nu nog verborgen, doordat we nog niet lang genoeg en ernstig genoeg hebben onderzocht en nagedacht. Maar ze zijn toch ge openbaard. Ze zijn voor ons en voor onze kin deren. Ze behoefden ons niet onbekend te zijn, we mogen ze wel kennen en mogen ze onder zoeken en moeten ze zelfs naspeuren. De Pre diker begaf zijn hart, om met wijsheid te onder zoeken en na te speuren al wat er geschiedt onder den hemel. En hoeveel van al wat er ge schiedt onder den hemel, is intusschen voorloopig nog onbekend, 't Is echter toch voor ons. 't Moet en mag onderzocht. Zooals de Prediker het deed. En doet zoo ook niet de wetenschap De Chris telijke wetenschap Ook onze Vrije En is daar toe geen dure roeping? De hooge gedachten Gods na te leeren denken en spreken Ze trach ten te leeren kennen Is dat niet onze profetische roeping We zullen alleen nog wat geduld moe ten hebben eer we al 't geopenbaarde ook heb ben gegrepen. Evenwel, er is een terrein, waar we niet kun nen komen met ons verstand en zelfs niet mogen komen met ons onderzoek. Dat houdt God met opzet verborgen. Dat is niet voor ons. Dat is voor den HEERE onzen God. Laat ik een paar voorbeelden noemen Verborgen is de duur van ons leven en verborgen is de wijze, waarop wij uit dit leven scheiden zullen. We weten den dag van onzen dood niet. Gelijk de visschen ge vangen worden in het booze net en gelijk de vogels gevangen worden in den strik, alzoo weet de mensch zijn tijd niet. En wanneer wij dan niet kennen den duur van 't heden der genade, laten we dan den HEERE zoeken terwijl Hij te vinden is en Hem aanroepen, terwijl Hij nabij is- Verborgen is eveneens, wat de dag van mor gen brengen zal. „Welaan gij, die daar zegt Wij zullen heden of morgen naar zulk een stad reizen en aldaar een jaar doorbrengen en koop manschap drijven en winst doen. Gij, die niet weet, wat morgen geschieden zal. En hoedanig is uw leven. Want het is een damp, die voor een weinig tijds gezien wordt en daarna ver dwijnt. In plaats, dat gij zoudt zeggen „Indien de HEERE wil en wij leven, wij zullen dit of dat doen". Verborgen is de dag der weder komst van onzen Heere Jezus Christus. Van dien dag weet niemand dan de Vader. Waakt dan en bidt, want ge weet den dag niet, noch de ure, wanneer de Zoon des menschen komen zal. Verborgen zijn de dingen, die in het hart van den naaste zijn. Niemand weet hetgeen des men schen is, dan de geest des menschen, die in hem is. Oordeel dan niet, alsof gij gesteld waart tot rechter over de harten. Oordeel niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Verborgen is de le vensgang, die de HEERE verder in dit leven nog met ons volgen zal en met onze kinderen en met ons volk en met de verschillende volke ren der wereld. Verborgen is soms het antwoord op de vraag waarom en soms op de vraag wan neer en soms op de vraag wat of wie of waar heen. Er zijn wegen Gods, die tot de verborgene dingen behooren en zoo zijn er verborgen tijden en verborgen plannen en verborgen redenen Gods. En dat alles is niet voor ons, wel voor Hem. Ofschoon, die waarheid van de verborgen dingen heeft ons toch wel wat te zeggen. .V- - i>M- Ten eerste moet de wetenschap, dat er ver borgene dingen zijn, die niet voor ons, maar voor den Heere onzen God zijn, ons leiden tot aanbidding. Zoo leert het ons de Schrift. Mozes spreekt hier van verborgene dingen in verband met de onbegrijpelijke leidingen, die God met Israël hield en houden zou en met de geheime redenen, die de HEERE daarvoor had. Wat moest er met Israël nog geschieden Dat volk des verbonds zou verdreven worden tot de uiter sten der aarde en het land, waar het woonde, zou zwavel en zout der verbranding worden, een onvruchtbaar, dor gebied. Waarom? Er waren redenen, die Israël wel weten kon en mocht en moest, maar er waren ook redenen, die God de HEERE voor Zich hield. Die waren voor Hem. En over datzelfde onderwerp spreekt Paulus nu later in Romeinen 11. En ziet, dan eindigt hij, daarover sprekende, in aanbidding. Dan geraakt hij in verrukking en vervoering. „O, diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordeelen, hoe onnaspeurlijk zijn Zijn wegen Want wie heeft den zin des HEEREN gekend en wie is Zijn raadsman geweest. Of wie heeft Hem eerst gegeven en 't zal hem weder vergol den worden, want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid, AmenEn zoo ook hebben wij bij het letten op de verborgene dingen Gods in aanbidding altijd te eindigen. God is groot en wij begrijpen het niet Ten tweede ligt de waarheid, dat de ver borgene dingen voor den HEERE onzen God zijn, een drangrede om stil te zijn tot God en zich in volle overgave te voegen naar Zijn be stel en te zeggen met Asaf„Gij zult mij leiden door uw raad Of met David „Immers is mijn ziel stil tot God". Ten derde ligt in die waarheid troost. Er zijn verborgene dingen. Er zijn er meer dan wij zien en dan wij weten. Doch alles is in goede handen alles, alles staat onder het bestel van een al wetend en wijs God, Die regeert. We kunnen die regeering overlaten aan Hem. De verborgene dingen die wij niet weten en kennen en begrijpen zijn voor Hem, Die ze wel kent en met wijsheid leidt tot heil van Zijn volk en tot eere van Zijn Naam. Ten vierde is hier de onderwijzing, dat men niet wijs moet zijn boven hetgeen men behoort wijs te zijn en dat wij de verborgenheden en diepten Gods niet nieuwsgierig moet trachten te peilen, of, om de woorden te gebruiken van art. 13 van onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis „en aangaande hetgeene Hij doet boven het be grip des menschelijken verstands, datzelve willen wij niet curieuselijk onderzoeken, meer dan ons begrip verdragen kan, maar wij aanbidden met alle ootmoedigheid en eerbied de rechtvaardige oordeelen Gods, die verborgen zijn. Tegenover de verborgene dingen staan de ge openbaarde, die we kunnen en mogen en moeten weten. Die geopenbaarde dingen ('t ligt in 't woord reeds opgesloten) waren eerst verhuld, verborgen en bedekt. Niemand zou ze kunnen kennen, als het bedeksel, waaronder ze lagen, niet eerst was weggenomen. Daarom worden in de Schrift die geopenbaarde dingen ook wel met den naam van verborgenheden genoemd. Zoo zingen we in Ps. 78 van „verborgenheên, van ouds af waardig te eeren" en van „verborgen heên, met diep ontzag te melden, die ons voor heen de vaderen vertelden, die wij, hun kroost, ook niet verbergen mogen, die stellen wij het nageslacht voor oogen des HEEREN lof, uit 's lands historieblaan, Zijn sterken arm en groote wonderdaan." En Psalm 49 zegt„Ik zal u op de snaren der blijde harp geheimen openbaren", terwijl Paulus spreekt van 't geopenbaarde evan gelie der genade Gods als van „verborgenheden, die verborgen zijn geweest voor de tijden der eeuwen, maar nu geopenbaard zijn te Zijner tijd." Kamperland. v. d. ENDE. DE OVERSTE VAN DE KONINGEN DER AARDE. In de volgende week gaat in onze provincie weer de stembus open en worden we geroepen, door het uitbrengen van onze stem, aan te geven in welke richting wij willen dat het staatkundig leven zal worden gestuurd. Dat een christen hier een heilige roeping te vervullen heeft, blijkt wel heel duidelijk uit den naam, waarmee Christus, in Openb. 1 5 ge noemd wordt de Overste van de koningen der aarde. In dien naam ligt aangewezen, dat Christus van rechtswege gezag heeft over de koningen der aarde. En ook, dat Hij de macht heeft om dat gezag te handhaven. Het kan dus voor een christen geen vraag zijn of hij ook op staatkundig terrein wel een roeping heeft. Een christen wordt hij genoemd omdat hij door het geloof een lidmaat van Christus en al- zoo Zijne zalving deelachtig, is opdat hij Christus' naam zou belijden. En het belijden van Christus' naam vordert dan öök, te belijden dien naamOverste van de koningen der aarde. Dien naam mogen we dan niet achterhouden en verzwijgen. In 't mid den der wereld moeten we het dan uitspreken, dat Jezus ook dezen naam draagtOverste van de koningen der aarde. Ook op staatkundig ter rein moet dus de naam van Christus beleden worden. En in die belijdenis ligt dan een vermaning. De vermaning van Ps. 2 Nu dan gij koningen, handelt verstandiglijk, laat u tuchtigen, gij Rich ters der aarde. Dient den HEERE met vreeze en verheugt u met beving. Kust den Zoon, op dat Hij niet toorne en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zonde ont branden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen. Dat deze vermaning niet een ijdele is, kunnen we nu zien, wanneer we er op letten, hoe het daar gaat, waar de koningen der aarde zich stel len en de vorsten beraadslagen tegen den HEERE en tegen Zijnen Gezalfde, zeggende Laat ons hunne banden verscheuren en hunne touwen van ons werpen. Hij, die de Overste is van de koningen der aarde en van rechtswege gezag heeft over hen, heeft ook de macht om dat gezag te handhaven en te straffen, die tegen Hem rebelleeren. En hoe is die straf op te merken in de ellende, waar in de revolutie, de opstand tegen God en Chris tus, brengt volkeren en overheden. Maar wat zoo als een teeken gezien wordt door die gelooven, behoeft het Woord, om dat teeken te verklaren. En dat woord moet gespro ken worden door allen, die Christus' Naam be lijden. Zij moeten het in 't midden dezer wereld uitroepen, dat Christus is de Overste van de koningen der aarde en dat overheden en volke ren Hem alzoo hebben te erkennen en te ge hoorzamen. En deze belijdenis in het woord vraagt dan ook om een daad. Wanneer we belijden, dat Christus erkend moet worden als de Overste van de ko ningen der aarde, dan moeten wij ook doen wat in ons vermogen is, dat zulke overheden gekozen worden, die Christus alzoo willen er kennen. Dan moeten we ook van ons stembiljet daar toe gebruik maken om zulke overheden te kiezen, die voor Christus buigen, opdat de zegen van Christus nog mocht zijn over land en volk. Zij er dan de trouw in dat belijden van den naam van Christus bij de stembus, opdat men wete waar het om gaat en door de stembus. En moge het dan zijn dat de uitkomst ons reden geve van dankbaarheid en blijdschap. DE EERSTGEBORENE UIT DE DOODEN. Hoe heilig de roeping is, die door alle Chris tusbelijders op Staatskundig terrein moet worden erkend en vervuld moge nog nader blijken uit den anderen naam, waarmee Christus in Openb. 1 5 genoemd wordt de Eerstgeborene uit de dooden. Die naam toch spreekt van Jezus' liefde voor de Zijnen. De Overste van de koningen der aarde is een doode geweest zelfs heeft Hij in 't graf gelegen. En wanneer Hij een doode werd, dan was het omdat Hij de Zijnen alleen kon koopen en vrijmaken tot den prijs van Zijn bloed. Dan was het omdat niet anders kon betaald worden voor onze zonden, vanwege Gods ge rechtigheid en waarheid, dan door den dood des Zoons Gods. Daarom is Christus gehoorzaam geworden tot den dood aan het kruis. Christus is te Zijner tijd voor de goddeloozen gestorven (Rom. 5:6). Hierin is dan wel een bevestiging der liefde Gods en van Christus. Maar ook van de volkomenheid van zijn werk getuigt die naam, wanneer Hij genoemd wordt een geborene uit de dooden. Jezus is wel een doode geweest maar niet een doode gebleven. Hij is uit de dooden weer opgestaan. Zie zegt Hij tot Johannes Ik ben dood geweest en-Ik ben levend in alle eeuwigheid, Amen. En als Hij uit den dood kon opstaan dan was het om dat Hij door zijn dood de zonden volkomen ver zoende. En omdat Hij de zonden wegnam, kon de dood Hem niet meer houden. En van de vrucht van dat volkomen werk getuigt de naam Eerstgeborene uit de dooden. Als eerstgeborene is Hij een baanbreker en weg bereider. De gesloten poort des doods heeft Christus opengebroken en die poort kon achter Hem weer niet dichtvallen. Door Zijn dood heeft Hij teniet gedaan hem, die het geweld des doods had, n.l. den duivel, om te verlossen al degenen, die met vreeze des doods door al hun leven der dienstbaarheid onderworpen waren. Christus ging uit den dood als de Eerstgeboren, opdat Zijn broeders en zusters Hem zouden kunnen volgen en door Hem tot het leven ingaan. Al de Zijnen zullen door die geopende poort, langs dien door Hem gebaanden weg, Hem mogen volgen. Christus is zegt Paulus de eerste ling dergenen, die ontslapen zijn. En nu gaat het naar den regel Een iegelijk is Zijn orde de eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst. Maar daarom heeft Christus ook op de Zijnen een bijzonder recht. In den naam Eerstgeborene ligt ook aangeduid, dat Hij het Hoofd is der zijnen dat Hij hun Heere is. Daaraan, dat Hij voor de Zijnen den weg baande, ontleent Hij ook het recht om onder Zijn broeders de eerste plaats in te nemen. En allen, die waarlijk van Christus zijn, wil len Hem ook als hun Heere erkennen. Waarom zoo de vraag tot den christen waarom noemt gij Hem onzen Heere. En het antwoord klinkt als een jubel Omdat Hij ons met lichaam en ziel van alle onze zonden niet met goud of met zilver, maar met Zijn dierbaar bloed ge kocht en van alle heerschappij des duivels ver lost heeft en ons alzoo zich tot een eigendom gemaakt. Noemt gij dan Christus uwen Heere, omdat Hij ook U verloste van de zonde en van den dood, verstaat dan ook de roeping, om Hem te belijden als den Overste van de koningen der aarde. Dan moogt ge niet tevreden zijn, wanneer Christus in Zijn Kerk wordt geëerd als het Hoofd van Zijn lichaam, maar dan moet ge voor Hem opeischen de eere, die Hem ook toekomt op staatkundig terrein, als den Overste van de koningen der aarde. OUDERLINGEN-CONFERENTIE TE BERGEN OP ZOOM. De twaalfde Zeeuwsche Ouderlingen-confe rentie, waarvan de datum voor dit jaar is be paald op 29 April, roept de broeders heel naar Bergen op Zoom. Uit kerkelijk oogpunt is daar niets tegen in te brengen, want Bergen op Zoom, hoewel in N. Brabant gelegen, behoort tot de Zeeuwsche Geref. Kerken. Uit practisch oog punt lijkt ons evenwel de keuze van die plaats niet zonder bezwaren. Centraal gelegen is Ber gen op Zoom voor de Zeeuwsche Kerken niet. We hopen echter, dat een groote opkomst ter

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1931 | | pagina 1