Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 14.
Vrijdag 3 April 1931.
45e Jaargang.
UIT fiET WOORD.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTEUR: Ds. A. C HE IJ TE KOUDEKERKE.
VASTE MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE
en R. J. VAN DER VEEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ G
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
JA, WAT MÉÉR IS.
„Wie is het, die verdoemt Christus
is het, die gestorven is ja, wat méér
is, die ook opgewekt is."
Romeinen 8 34.
Achitofel, de raadsman van Absalom, ried
dezen aan om met de beschikbare troepen on
middellijk en zonder uitstel David na te jagen
hem en 't volk, dat bij hem was, zóó plotseling
te overvallen, dat ze door schrik bevangen wei
den, en dan David persoonlijk neer te slaan.
David, den koning. Dan was de overwinning
zeker dan zouden van zelve alle vijanden op
de vlucht slaan. „Want, zoo zeide Achitofel,
„de man, dien gij zoekt (David), is gelijk het
wederkeeren van allen". Welnu, wat Achitofel
van David zei, dat n.l. die ééne David voor heel
het leger en voor heel het volk telde, dat is
ten volle waar van Christus ten opzichte van ai
degenen, die naar 't welbehagen Gods Hem toe-
behooren. Christus vertegenwoordigt die allen.
Hij alleen is die allen saam, zoowel in Zijn ster
ven als in Zijn opstanding. En de apostel Paulus
onder anderen spreekt deze waarheid uit en
zegt het woordelijk en letterlijk, wat trouwens
als de heerlijke kernwaarheid van het genade-
verbond heel de Schrift door, wordt geleerd van
Hem en de Zijnen Indien één voor allen ge
storven is, zoo zijn ze dan allen gestorven en
Hij is voor allen gestorven, opdat degenen, die
leven, niet meer zich zeiven zouden leven, maar
Dien, Die voor hen gestorven en opgewekt ;s
(2 Cor. 5:15). Toen Jezus stierf, stierf Zijn
volk. Toen Hij gekruisigd werd, werden allen
gekruisigd, die in Hem gerekend zijn. Daarom
zegt Paulus„Ik ben met Christus gekruist".
Zijn dood is hun aller sterven. En hoe rijke za
ligheid dat inhoudt, weet alleen, wie door 't ge
loof zich zelf mee in Hem begrepen weet. Want
die dood brengt zaligheid voor wie van Christus
is. 't Is met dien dood anders dan met den dood
van Adam, 't eerste hoofd. Bij den eersten Adam
was het wel eveneens Eén voor allen. En allen
in hem. Zijn val hun val. Zijn zonde hun zonde.
Zijn dood hun dood. Doch Adams dood was
bezoldiging der zonde, geen verzoening der zon
de. Christus' dood daarentegen is zoendood. In
Jezus' sterven zijn zij allen gestorven, maar dan
zoo, dat ze door dien dood allen verzoend zijn
met God. Zijn dood is de verzoening van al de
gegevenen des Vaders. En Zijn opstanding uit
de dooden is nog meer dan dat, want die is voor
hen allen de toepassing dier verzoening, en dus
't leven uit den dood, waardoor we gaan roe
men in Zijn dood als de oorzaak van ons leven,
in Zijn graf als de waarborg onzer rust, in Zijn
kruis als in ons evangelie. Wij zijn dan met Hem
begraven door den doop in den dood, opdat,
gelijkerwijs Christus uit de dooden is opgewekt
tot de heerlijkheid des Vaders, wij ook alzoo
in nieuwigheid des levens wandelen zouden.
Want indien wij met Christus gestorven zijn,
zoo gelooven wij, dat wij ook met Hem leven
zullen.
in Christus Jezus zijn". Lees het in vers 3 dat
God afgerekend heeft met de zonde van hen,
die niet naar het vleesch wandelen, maar naar
den Geest. Hier in dit hoofdstuk wordt de
troostvolle waarheid ontvouwd, dat voor den
gerechtvaardigde uit het geloof er volle recht
is op de erfenis en op de heerlijkheid en dat
de loop van dat recht niet kan gestuit worden
door wereld of hel. Dat recht wordt onfeilbaar
zeker uitgevoerd en doorgevoerd tot het uiterste,
want terwijl Christus het is, die gestorven is en
die dus dat recht voor ons, Zijn onwaardig en
schuldig volk, heeft verworven, zoo is Hij het
ook, en dat is meer, Die dat recht tot volle gel
digheid en kracht brengt. Want, Hij is ook opge
wekt. 't Ligt alles vast in Jezus' dood en opstan
ding en verdere heerlijkheid. Dit Paaschevangehe
predikt Paulus hier en 't is dan, of we den
psalm van 't Oude Testament hooren 'k Zal
van de deugd der milde goedheid zingen, van t
heilig recht der strenge rechtsgedingen. Een
psalmgezang, o hooggeduchte Heer, Uw Naam
ter eer.
Dat Christus gestorven is, dat is veel, dat is
groot, onuitsprekelijk groot. Dat was liefde, zon
daarsliefde, waarvan we de maat niet kunnen
nemen, en tegelijk was 't heilig recht. Voor velen
is Jezus' dood van geen beteekenis, althans, zoo
meenen ze, zelfs Zijn opstanding, en Zijn re
geering en zitten ter rechterhand Gods rekenen
ze voor niets. Totdat Hij weder komen zal om
te oordeelen levenden en dooden, zal 't zoo ;'n
de wereld blijven. Maar voor 't geloof is de
dood van Christus van onberekenbare waardij.
Wie Hem kent, belijdt het„wij vinden allerlei
vertroosting in zijn wonden, en hebben niet van
noode eenig ander middel te zoeken of uit te
denken, om ons met God te verzoenen, dan al
léén deze dood, deze eenige offerande, eenmaal
geschied, door welke de geloovigen in eeuwig
heid volmaakt worden." De apostel zegtVerre
zij het van mij, in iets anders te roemen dan in
het kruis van Christus. In den hemel wordt er
van gezongen, 't Loflied der gezaligden heeft
Jezus' dood tot thema Gij zijt geslacht en hebt
ons Gode gekocht met Uw bloed. En hier, hier
op aarde wordt dat hemellied ingezet en temid
den van den strijd gezongen. We vieren gedach
tenis van dat sterven en als we dat doen, is het
feest voor de ziel. Aan het Heilig Avondmaal
b.v. doen we dat en Hij zorgt er dan voor, dat
met Zijn lijden en sterven, met zijn verbroken
lichaam en vergoten bloed ons hart wordt ge
sterkt, gevoed en gelaafd. En niet alleen dan.
De kruisdood van Christus is het dagelijksch
voedsel der ziel. Zijn borgtochtelijk sterven is
de voldoening voor onze zonde aan de geschon
den gerechtigheid Gods. En daarom zegt Jezus
Mijn vleesch is waarlijk spijs en mijn bloed is
waarlijk drank. Waarlijk, dat Hij gestorven is,
dat is veel. Niet uit te spreken. Reken de waarde
daarvan na zoo ge kunt. Dat we niet met goud
of zilver, maar met Zijn dierbaar bloed gekocht
zijn. Dat Hij Zich Zeiven gegeven heeft. Dat
Hij Zich Zeiven vernietigd heeft. En vernedert
tot den smadelijksten dood. En dat voor zulken,
als wij door de zonde geworden zijn.
„Christus is het, die gestorven isja, wat
méér is, die ook opgewekt is," In dat woord van
Romeinen acht spreekt de apostel van Golgotha
en van het geopende graf, waaruit Jezus ver
rees op den Paaschmorgen, en dan wel in ver
band met onze rechtvaardigmaking. In 't vorige
vers lezen we „Wie zal beschuldiging inbren
gen tegen de uitverkorenen Gods God is het,
die rechtvaardig maakt. Wie is het, die ver
doemt 't Gaat hier dus over 't recht der uit
verkorenen, over de vraag, hoe de geloovigo
rechtvaardig is bij God en hoe er niets meer
tegen hem bij God kan worden ingebracht tot
zijn veroordeeling. In heel den brief aan de Ro
meinen gaat het daarover. Zoo ook in dit hoofd
stuk. Over vrijspraak van schuld en straf en
recht op 't eeuwig leven. Hoor het maar in vers
1 „Er is geen verdoemenis voor degenen, die
Dat Christus gestorven is, dat is veel. Hoe
veel dat ook is echter, er is iets, dat nog meer is.
Ja, zegt Paulus „wat nog méér is, die ook op
gewekt is". Dat is meer. Want het is de bekro
ning van Zijn werk. Het is zooveel meer nog,
als het uitdeelen van de erfenis meer is dan het
recht hebben op de erfenis als het eeuwige le
ven zelf, meer is dan de verwerving van het le
ven als de tarwe-aar meer is dan het sterven
van het tarwe-zaad in den akker als de uit
voering van het recht meer is dan het hebben
van het recht en als de proclamatie der vrijheid
meer is, dan het offer, voor de vrijheid gebracht.
„Ja, wat méér is, Die ook opgewekt is." D.w.z.
de vrucht blijft niet achterwege, 't Rechtsproces
van Gods kinderen zal verderen voortgang heb
ben, goeden voortgang tot het einde. Want Hij
is wel dood geweest, maar ziet Hij leeft in alle
eeuwigheid. Amen. En Hij heeft de sleutels der
hel en des doods. Ik leef en „gij zult leven",
zegt Hij, tot al wie Hem met zijn schuld en zonde
zoekt als den eenigen en waarachtigen Zalig
maker. Hij is gestorven, maar wat meer is, niets
kon Hem in het graf houden, niets kon Hem te
genhouden en daarom kan niets ter wereld ook
verhinderen, dat ons God niet zou kunnen ge
nadig zijn, niets kan ons, die in Hem gelooven,
uit den hemel houden en niets kan de redding
tegenhouden van Gods Schepping en de weder
geboorte der dingen. En niets kan tegenhouden
den totalen ondergang ten laatste van alle hard
nekkige vijanden Gods. Beeft, gij volken, eert,
eert Zijn hoog bestel. Die in Hem gelooft, zal
leven, al ware Hij ook gestorven. O, dood waar
zijn uw pestilentiën. Hel, waar is uw verderf.
Kamperland. F. J. v. d. ENDE.
DADERS DES WOORDS
BELGISCHE ZENDINGSKERK.
Over de correspondentie van onze Gexef.
Kerken met de Belgische Christelijke Zendings
kerk is de laatste jaren nog al eens gehandeld
omdat de vraag opkwam of die onzerzijds nog
langer zou kunnen gehandhaafd blijven. Omdat
wij in onze provincie niet zoo heel ver van België
af wonen hoe kort is maar de afstand van
Terneuzen naar Gent en van Axel naar Ant
werpen verdient deze zaak onder ons bij
zondere belangstelling. Daarom willen we daar
over een en ander meedeelen, uit de acta der
Synode en de rapporten.
We grijpen dan nog terug naar de acta van
de Synode te Groningen. Daar werd blijkens
art. 220 aan de deputaten voor de correspon
dentie met de buitenlandsche kerken opgedragen,
tot de eerstvolgende Synode der Belgische Chris
telijke Zendingskerk een schrijven te richten,
waarin zij er ernstig opgewezen wordt, dat zij
van 's Heeren wege geroepen is de Confessie
Belgica tegen dwaalleer en dwaalleeraars in haar
midden te handhaven en in dezen leertucht te
oefenen en dat, wanneer zij dit onverhoopt na
laat, de correspondentie met haar kerk zeer tot
leedwezen van de Gereformeerde Kerken moet
worden afgebroken. Op een spoedig antwoord
werd aangedrongen. Wanneer zes maanden na
de sluiting van de Synode de Belgische Zen
dingskerk geen antwoord of een weigerend ant
woord zou zijn ingekomen, zou aan die kerk wor
den meegedeeld, dat de verbreking der correspon
dentie een voldongen feit was geworden. Aai
de kringen en personen in de Belgische Zen
dingskerk, van wie aan deputaten bekend was,
dat zij vasthielden aan de Gereformeerde belij
denis en die ook door de kerk wilde gehand
haafd zien, zou dan een schrijven gezonden
met de meedeeling dat onzerzijds de correspon
dentie was afgebroken en met de opwekking
zich aan te sluiten bij een der Gereformeerde
Kerken in België en waar zoodanige kerk nog
niet tot openbaring kwam, die met behulp van
een dier kerken tot ooenbaring te brengen.
In één van de rapporten over deze zaak wordt
gememoreerd het ongunstig getuigenis, door den
kerkeraad der Geref. Kerk te Brussel den 25en
Februari 1922 uitgesproken over het meerendeel
der predikanten van de Belgische Zendingskerk.
Mee daaruit is wel te verklaren dat onze kerken
behoefte hadden aan duidelijke gegevens in deze
zaak en er eindelijk toe kwamen een soort ulti
matum te zenden.
Uit de rapporten der deputaten voor de cor
respondentie met de buitenlandsche kerken aan
de Synode van Arnhem in 1930, blijkt, dat zij
in opdracht van de Synode te Groningen een
schrijven zonden aan de Belgische Zendingskerk
met de meedeeling, dat zij bereid waren den in
houd daarvan nader toe te lichten op de e. k.
Synode van die kerkgenootschap. Later wordt
dan ook besloten een officieele commissie te be
noemen van twee personen, die een samenspre-
king zou hebben met een eveneens officieele
commissie uit de Zendingskerk. Benoemd werden
daartoe Dr. Rullmann en Mr. van Beeck Ca!-
koen. Die conferentie had plaats te Brussel 21
Jan. 1929. Als conferentietaai diende het Fransch,
daar de meerderheid der Belgische afgevaardig
den geen Vlaamsch verstond. „Aangezien" zoo
zegt het rapport „de berg niet in staat was
naar Mohammed te komen, diende Mohammed
zich wel naar den berg te begeven" de bespre
king werd dus in het Fransch gevoerd.
Een hoogleeraar aan de Universiteit te Brussel,
ouderling van Griethuysen, had de leiding. Door
Ds. Eykman van Antwerpen werd een gedeelte
gelezen uit Johannes 17 in 't Nederlandsch en
van die taal maakte hij ook gebruik in 't gebed.
Daar kwam toen ter sprake het ongunstig
getuigenis van den kerkeraad der Geref. Kerk
te Brussel, waarvan we reeds melding maakten.
Ten stelligste werd toen ontkend, dat de toe
standen in de Belgische Zendingskerk van dien
aard waren als Brussels kerkeraad aangaf. Wan
neer een predikant in de leer zou afwijken zou
hij zeker uit z'n ambt worden ontzet, zooals dat
ook in het verleden geschied was.
Men betuigde daar nog steeds te staan op
den grondslag der Belgische Zendingskerk. Die
grondslag is deze„De Belgische Christelijke
Zendingskerk erkent geen anderen Meester dan
den Koning en het eenig Hoofd der kerk, onzen
Heer en Zaligmaker Jezus Christus, den Zoon
van God, God geopenbaard in het vleesch en
zij aanvaardt Zijn Woord met een volkomen
onderwerping, als het hoogste gezag inzake gods
dienst en zeden. Derhalve is zij verbonden, door
den band des Geestes, met de apostolische kerk,
met de kerken en geloovigen aller tijden, die de
leer der zaligheid ons niet beleden hebben door
het geloof in Jezus Christus. Zij is meer in 't
bijzonder verbonden aan de kerken van de her
vorming der XVIe eeuw en zij ziet in haar be
lijdenissen en vooral in de Belgische geloofs
belijdenis de uitdrukking van het geloof, dat
zij deelt met deze evangelische kerken. Zij is
besloten het werk dier kerken voort te zetten,
door te arbeiden aan de komst van het Koninkrijk
Gods op aarde." Volgens art. 38 der Constitutie
verklaren nog steeds alle predikanten schriftelijk
daarmee in te stemmen.
De broeders Ds. Rullmann en Mr. van Beeck
Callcoen oordeelden toen dat de grondslag voor
correspondentie met deze kerk nog altijd bestaat
en die correspondentie dus niet moest verbroken
worden maar voortgezet.
Op de volgende vergadering van de deputaten
voor de correspondentie met de buitenlandsche
kerken werd deze conclusie door deze aanvaard.
Daarna was er een Synode van de Belgische
Zendingskerk 24, 25 en 26 Juni 1929 te Frame-
ries. Ds. Rullmann is daar toen heengegaan, ge
volg gevende aan de uitnoodiging tot bijwoning.
Uit het woord, dat hij daar toen sprak, wil
len we hier iets overnemen. Na herinnerd te
hebben aan den historischen band tusschen de
Zendingskerken en onze kerken, wees hij er op,
dat sinds geruimen tijd in den boezem onzer
kerken de pijnlijke vraag rees of de Zendings
kerk nog stond op den grondslag der Heilige
Schrift naar de opvatting der Belgische geloofs
belijdenis. Hij sprak er zijn blijdschap over uit
dat in de saamspreking te Brussel veel misver
stand, dat tot verwijdering aanleding gaf, weg
viel. Het bleek, dat de leer en de organisatie
der Belgische Zendingskerk zeker niet in alle op
zichten Gereformeerd is naar onze opvatting,
maar dat er toch vooral in den laatsten tijd een
ernstig streven openbaar werd om de belijdenis
te handhaven, zoodat er nog altijd aanwezig was
een grond voor correspondentie.
Daarom zouden deputaten voorstellen aan de
Synode te Arnhem de correspondentie voort te
zetten en de hoop werd uitgesproken dat de
Belgische Zendingskerken weer haar afgevaar
digden naar onze Synode zou zenden opdat de
slappe band der gemeenschap zou worden ver
sterkt.
Op de daarna gehouden vergadering van de
putaten werd het besluit van de vorige vergade
ring gehandhaafd.
Vóór nu nog de Synode te Arnhem saamkwam
had de Belgische Zendingskerk weer een Synode
in Juni/Juli 1930 te Brussel. Daar werden onze
kerken weer vertegenwoordigd door Ds. Rull
mann en Prof. A. A. van Schelven. Vooraf had
den zij een conferentie met de dienaren des
Woords van de Geref. Kerken in België, n.l. Ds.
Winter, Ds. Maaskant en Ds. Ganzevoort, be
nevens ouderling De Vries uit Antwerpen. Ook
deze broeders oordeelden eenstemmig dat de
gemeenschap met de Belgische Zendingskerk
vooralsnog niet moest verbroken worden.
De Synode van Arnhem besloot dan ook de
correspondentie met de Belgische Zendingskerk
voorloopig voort te zetten.
Op die Synode was een afgevaardigde van
de Belgische Zendingskerk, Ds. Eykman van
Antwerpen, tegenwoordig.
In het besluit van de Synode valt nu even
wel op het woordje „voorloopig". Besloten werd,
voorloopig de correspondentie voort te zetten.
Definitief is die zaak dus nog niet.
Maar voorloopig blijft de correspondentie.
We hebben tegen dat besluit geen bezwaar.
Toch is ons niet recht duidelijk hoe nu in die
plaatsen in België, waar én een Gereformeerde
Kerk én een Zendingskerk is, de verhouding
moet gedacht worden. Nu de correspondentie
niet verbroken werd kan niet tot hen, die aan
de Geref. belijdenis vasthouden, de opwekking
uitgaan zich aan te sluiten bij een Geref. Kerk.
Dit moet in de practijk toch eenige onwaarheid
geven zoo niet erger. Maar misschien valt dat
ook mee. HEIJ.