Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 11. Vrijdag 13 Maart 1931. 45e Jaargang.
UIT HET WOORD.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTEUR: Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKK.
VASTE MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE
en R. J. VAN DER VEEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
Aan de leden der
Persvereeniging „Zeeuwsche Kerkbode".
De algemeene vergadering zal gehouden worden
D.V. MAANDAG 16 Maart 1931 in de Consis
torie van de Geref. Kerk te Goes 's middags
2 uur.
Bestuursvergadering op denzelfden datum des
morgens HALF ELF.
A. SCHEELE.
DE HEERE ZAG PETRUS AAN
En de Heere zich omkeerende, zag
Petrus aan.
Lucas 22 61a.
De gebeurtenis waarin dit woord ons ver
plaatst is bekend als „de verloochening van Pe
trus". En toch is niet Petrus, maar Jezus de
hoofdpersoon. Schijnbaar is het een stuk lijdens
geschiedenis uit Petrus' leven, want er wordt
gemeld van zijn bittere droefheid en tranen. En
toch is het een trek uit het lijden van onzen
Heere Jezus Christus. Niet alleen de vijanden,
ook de vrienden des Heeren hebben zijn lijdens
kelk gevuld. Eerst Judas, de verrader daarna
ook Petrus, die Hem verloochende.
Na den nachtelijken overval vinden we den
Heere in 't vroege morgenuur voor den Jood-
schen Raad, waar Hij door den hoogepriester
verhoord wordt. Bij de gevangenneming waren
al de jongeren gevloden. Ook Petrus, die zich
zoo moedig voor Jezus te weer wilde stellen.
Maar nu is hij toch weer hier. De brandende
vraag „Wat zal er van den Meester worden
liet hem geen rust. Na van den eersten schrik
bekomen te zijn is hij den Heere van verre ge
volgd en heeft toegang weten te krijgen tot het
plein van Kajafas' paleis. Met den schijn van
onverschilligheid begeeft hij zich tusschen de die
naren, die bij het vuur zitten.
Dat valt echter niet mee. In een kring waar
we thuis hooren, kunnen we niet doen alsof we
thuis zijn. Als we daar ons best doen, om niet
opgemerkt te worden, trekken we juist de aan
dacht. Hoe zou Petrus in dien kring, bij dat
rechtsgeding over Jezus, zich nu kunnen houden,
alsof hij er zich niet om bekommerde. Men
merkte het wel, dat hij niet op zijn gemak was.
Een weifelende blik en een schichtige houding
verraden het. En zoo trok hij eerst de opmerk
zaamheid van een dienstmaagd, die hem vraagt,
terwijl ze hem met strakken blik aanziet„Zijt
gij ook niet uit de discipelen van dezen mensch?"
Met innerlijke" ontroering slaat hij die pijl af
en zegt„ik ben nietik weet niet wat gij zegt".
Hij loopt wat rond en zoekt ongemerkt weg te
sluipen. Doch dat gaat niet. Daar komt een an
dere dienstmaagd, die den vinger op Petrus richt
en zegt„Waarlijk deze was ook met Jezus den
Nazarener. Maar hij ontkent het opnieuw, nu
zelfs met een eed en zegt„ik ken den mensch
niet", 't Gevaar schijnt afgewend.
Intusschen gaat het rechtsgeding voort. De
eene valsche getuige voor en de andere na
treedt op. Doch Jezus zwijgt. Daar brengt de
hoogepriester Hem op een eed om te zeggen of
Hij de Zoon van God is. En de Heere betuigt
„Ik ben hetNu wordt het rumoerig in de zaal
het doodvonnis wordt uitgesproken en op aller
lei wijze honen en smaden ze den Heere. Som
migen spuwen Hem in 't gelaat, ze bedekken zijn
aangezicht, ze slaan Hem met vuisten en zeggen
tot Hem „Profeteer ons Christus wie is het,
die u geslagen heeft En de dienaars, aangezet
door hunne oversten doen mee en geven Hem
kinnebakslagen.
Petrus had dit laatste gedeelte van het geding
met gespannen aandacht gevolgd. Hij staat als
aan den grond genageld en verplet. De ontroe
ring is op zijn gelaat te lezen en in heel zijn
houding. Hij zou haast vergeten, dat hij zich
schuil wil houden in dezen kring.
En ziet zoo trekt hij opnieuw de aandacht
en klinkt het voor de derde maal hem tegen
„Zag ik u niet in den hof met Hem En als
anderen dat mee betuigen wordt het Petrus te
bang en ontkent hij het andermaal, met vervloe
king. En terstond kraaide de haan.
Nauwelijks is die derde verloochening van Pe
trus' lippen of daar keert de Heere zich om en
ziet Petrus aan. Tegelijk hoort hij het hanen
gekraai en op eens ziet hij zijne zonde. Hij heeft
Jezus verloochend.
De Heere zag Petrus aan. Het is niet mogelijk
weêr te geven, wat er in dien blik des Heeren
moet hebben gelegen. Het oog is een wondere
schepping Gods. Niet alleen om beelden op te
vangen, maar ook om te doen zien. Het oog is
de spiegel der ziel. Het doet lezen wat er in 't
binnenst des harten omgaat. Ge leest droefheid
bij den een, en blijdschap bij den ander. Toorn
en afgunst, zoowel als liefde en ontferming. In
den blik van de moeder op haar kind ligt een
wereld vol liefde. In dat van den moordenaar een
hel van haat. Eén oogopslag kan in sommige ge
vallen meer zeggen, dan in een stortvloed van
woorden kan worden uitgedrukt.
Maar wat er wel in dien blik des Heeren lag
voor Petrus is nauwlijks te vertolken. Ofschoon
er geen traan in Jezus oog blinkt, vertolkte het
toch een zieldoorborende smart. Gelijk een ster
vend vader den smartvollen blik doet rusten op
den zoon, die hem miskent, zoo ziet onze Heere
Jezus op Petrus om te doen gevoelen hoe die
verloochening Hem het hart doorwondt.
Dat moet hier het eerst en het meest gezien
worden, dat onze Heere Jezus leed door die ver
loochening. Is het ook ons niet pijnlijk als onze
vrienden ons alleen laten in bange uren Was
het Job niet een lijden, dat zijne vrienden van
verre staan en als vreemden zijn Klaagde Da
vid niet„Al mijne nabestaanden staan van
verre." En 't was de klacht van den Messias,
die in dit profetische woord vertolkt werd
„Mijn broed'ren ben ik vreemd, door elk onteerd,
„En onbekend den zonen mijner moeder."
De Heere zag Petrus aan, met een oog, dat
Zijn smart deed lezen. En toch was het geen
blik als van den machteloozen lijder. Niet een
smeeking om hulp of medelijden. Die blik ge
tuigde niet van zwakheid, maar van kracht. Pe
trus werd door dien blik getroffen, 't Was of
dat oog zijn hart doorboorde.
Petrus' oog ontmoette Jezus' oog en hij kon
het niet verdragen. Daar zijn zelfs blikken uit
menschenoogen, waarvoor de overtreder de zijne
moet neerslaan, waarbij hij het niet kan uithou
den. Maar hoe moet het dan zijn voor dien blik
der heiligheid uit dat goddelijk oog van den Hei
land en zijn lijdensgestalte, 't Is of er licht uit die
oogen straalt, want nu ziet hij eerst hoe zondig
en boos zijn doen was.
O wonderbaar oog van Jezus. Wat ontdek
kend licht straalt er van uit. Geen gevaar dat
Petrus beven deed geen spot van de vijanden,
geen macht der gebeurtenissen konden hen zijn
zonden ontdekken. En ziet, die eene blik van
Jezus werpt een bloeddoek van 't gezicht. Wat
is die blik des Heeren machtig. Die ontdekt, wat
we anders niet zouden zien. Wat zal 't eens zijn
als de vijanden des Heeren dien vlammenden blik
ontmoeten, als Hij als Rechter verschijnt.
Maar de zijnen ontdekt de Heere tijdig om
ze tot behoudenis te brengen. Doch ook dan is
't vaak wel benauwend. Ziet dat aan Petrus.
Naar buiten gaande weende hij bitterlijk.
Als de Heere omziet en 't oog op den zon
daar richt, als bij Petrus, schijnt op eens het
licht ontroerend over 't zondepad. Dan is er geen
aandrijver meer noodig. Dan behoeft niemand
meer te veroordeelen. Dan komt het hart tot
zelfveroordeeling en roept uit
„Ik heb tegen U, o Heer
„Zwaar en menigmaal misdreven."
Die blik van Jezus is machtig tot ontdekking,
omdat het een blik is van goddelijk pntfermen.
Nooit had Petrus zooveel teederheid in Jezus'
oog ontdekt. Al fronsde zich dat hoofd, al zag
het oog hem doordringend aan, het sprak van
het teederst erbarmen. En ziet, dat is het ge
heim, dat een Petrus zich niet verhing evenals
Judas. Als Judas ontwaart wat hij gedaan heeft
weet hij geen raad meer, is hij wanhopig, staat
hij in stikdonkeren nacht zoekt hij nog troost
bij de vijanden en stort zich ten leste in den
dood.
Maar Petrus niet. Wel heeft hij 't ontzettend
benauwd wel drukt met ondragelijken last zijn
zondeschuld, maar hij slaakt geen wanhoops
kreten. Hij weent stille tranen, in bittere smart,
met een hart vol heimwee naar 't geluk met
Jezus, 't Is de droefheid naar God die een on-
berouwelijke bekeering tot zaligheid werkt.
Dat is door de kracht van Jezus' oog.
F. STAAL Pz.
CURIOSITEIT OF PROFANIE.
Naar aanleiding van ons artikel „Steenen voor
Brood" in het nummer van 20 Februari j.l., ont
vingen wij een schrijven van den Heer J.
v. d. Blom te Heemstede, Hoofdredacteur van
den Bakkersbondscourant.
Gaarne voldoen wij aan zijn verzoek om in
onze Kerkbode zijn bezwaren kenbaar te maken.
De Heer v. d. Blom, die lid en zelfs oud-ouder
ling blijkt te zijn van de Geref. Kerk te Heem
stede, acht zich door ons artikel persoonlijk aan
getast in zijn goeden naam. Hij meent dat wij
ons schuldig gemaakt hebben aan het gebruik
van „het wapen der verdachtmaking en der on
waarheid".
Wij schreven over de z.g.n. „neutraliteit" van
den Bakkersbondscourant en vertelden dat in dit
z.g.n. „neutraal" orgaan geprofaneerd werd door
opname van een „bijbelsch recept" voor „Heilige-
Schrift-gebak". Wij keurden het ten zeerste af
dat het Bondsorgaan zulke profanatie in zijn
kolommen toeliet.
Br. v. d. Blom bericht ons nu dat hij niet in
beschouwingen wil treden over de vraag of het
beslist noodzakelijk is dat er in het bakkersbe
drijf een specifiek christelijke organisatie moet
zijn, maar hij vraagt dat wij ons artikel zullen
herroepen, inzooverre wij de Redactie van den
Bakkersbondscourant beschuldigd hebben van
profanie en godslastering.
Wij kunnen er niet dankbaar genoeg voor zijn
dat we aan dit verzoek niet kunnen voldoen,
omdat het geheel verkeerd gesteld is.
Zouden wij werkelijk in een onbewaakt en
ondoordacht oogenblik den redacteur van den
Bakkersbondscourant van profanie beschuldigd
hebben, dan zouden wij niet lang aarzelen hem
onze welgemeende verontschuldiging aan te bie
den.
Thans kan daarvan geen sprake zijn. Immers
niet de redactie van den Bakkersbondscourant,
maar de samensteller van het bewuste recept
werd door ons van profanie beschuldigd. Wij
schreven niet„Het neutraal orgaan profaneert
met een bijbelsch recept", maar „In het neutraal
orgaan wordt geprofaneerd
Dat geeft verschil.
Gaarne zijn wij bereid te verklaren dat het
duidelijkheidshalve beter geweest ware de ge-
heele geschiedenis van het bijbelsch recept te
vertellen en dat er door ons meer nadruk gelegd
had kunnen worden op het feit dat de opname
in den bakkerscourant een overname was uit een
Amerikaansch Evangelisatie-blad, dat er, naar
de eigen woorden van Br. v. d. Blom, „Won
derlijke evangelisatiemiddelen op na houdt".
Deze verklaring neemt echter niet weg dat wij
mogen en moeten volhouden allerminst te heb
ben geschreven dat de redactie van den bak
kerscourant profaneerde.
Uitdrukkelijk spraken wij uit „In het orgaan
wordt de bewuste profanatie toegelaten."
M.a.w. De Redactie van den bakkerscourant
zag in het recept alleen maar 'n „curiositeit"
en niet 'n „profanatie". Vandaar dat br. v. d.Blom
geen bezwaar had dit „wonderlijk Evangelisatie
middel" over te nemen, zelfs zonder een woord
van protest.
Dit nu deed en doet ons leed.
Bij eenig nadenken zal Br. v. d. Blom toch
met ons van oordeel moeten zijn dat de be
wuste „curiositeit" wel degelijk een profanee-
rende strekking heeft.
Wij beschuldigen den samensteller van 't re
cept van profanie. In Br. v. d. Blom laken wij
slechts dat hij er niet meer in ziet dan een „cu
riositeit".
Tal van bijbelteksten toepassen op grondstof
fen en bereidingswijze van cake is ontwijding
van het heilige.
Wij kunnen daarmede niet voorzichtig genoeg
zijn.
Die voorzichtigheid is in dubbele mate ge
boden wanneer wij, Gereformeerden, meenen te
moeten schrijven in neutrale bladen.
Het was allerminst onze bedoeling gebruik te
maken van het wapen der verdachtmaking. De
beknoptheid van ons artikel „Steenen voor
brood" gaf blijkbaar aan den redacteur van den
Bakkersbondscourant een onjuisten indruk.
Wij vertrouwen dat hij thans voldaan is en
zullen ons leven beteren in zooverre we hem
een exemplaar van deze Kerkbode hopen toe te
zenden, hetgeen wij de vorige maal verzuimden.
Voor dit laatste spreken wij ons „Peccavi"
uit. Wat de zaak zelve betreft -blijven wij
echter bij onze meening Een bijbelsch recept
voor Heilige Schriftgebak is een profane curio
siteit, waartegen geprotesteerd dient te worden
door allen, die met Br. v. d. Blom den Naam
en het Woord des Heeren niet ijdellijk willen
gebruiken.
RINGNALDA.
EINDELIJK.
Het was op een deputaten-vergadering.
Nu ongeveer 30 jaren geleden.
De Christelijke partijen bonden in groot ver
trouwen op een schitterende overwinning den
politieken stembus-strijd aan. De zon van haar
eminenten leider stond in haar middaghoogte.
Wat zouden ze doen als ze eens de overwinning
behaalden en haar mannen als dienaren der
Kroon geroepen werden de richting aan 's lands
bestuur te geven Het program van actie moest
op de Deputatenvergadering „vastgesteld" wor
den. Daartoe waren de Deputaten in grooten ge
tale opgekomen. Uit heel het land. De groote
zaal van Tivoly in Utrecht was vol. En een
groote schare belangstellenden vulden de hoeken
en de galerijen. Er heerschte een enthousiastische
stemming. Men begreep, nu, nu zou men weldra
als christelijke partijen onder den grooten leider
zijn mannen aan de ministerieele tafel zien zitten.
En dan Ja, wat dan
Het concept program was behoorlijk aan de
kiesvereenigingen toegezonden. Met de uitnoodi-
ging als de kiesvereeniging nog iets daaraan had
den toe te voegen zij dit konden doen en door
haar afgevaardigden op die Deputatenvergade
ring konden laten brengen. Een kiesvereeniging
ergens in het midden van het land had ook haar
afgevaardigden gezonden met een opdracht. De
jonge Geref. predikant van die plaats bracht het
te voorschijn. Met trillend hart beklom hij het
podium en kwam voor den lessenaar te staan
vlak naast „de oude baas" en te midden van
de „hooge oomes". Honderden oogen keerden
zich naar hem. Het was doodstil in de zaal. Wat
zou hij hebben Daar begon hij, zeggende, dat
als het ons als christenen gegeven mocht worden
invloed op des lands zaken uit te oefenen, die
invloed dan ook een bepaald christelijk karakter
moest dragen. Ook voor ons volksleven. Dat
er roepende zonden onder ons volk waren,
welke God zeer moesten vertoornen. Met name
het vloeken en het misbruiken van Gods naam
was, helaas, een Nederlandsche volkszonde. En
zeide de Catechismus niet, dat God over geen
ding zich meer vertoornt dan over de laste
ring van zijn Naam Beleden we dat niet nog
altijd En beleden we ook niet, dat God de
Overheid macht en roeping gegeven had die zon
de te straffen Laat het dan gezien worden, ze
ker ook in den schoolstrijd en wat dies meer
zij, maar ook in wetten die opkomen voor de
eer van onzen God en voor die van Zijn heiligen
Naam, dat er een christenvolk in ons land is dat
ook politiek Hem begeert te eeren.
Zoo sprak hij. En de jonge dominee scheen
niet alleen het oor, maar ook het hart van het
volk en van de afgevaardigden te hebben. Een
landgdurig applaus volgde op zijn speech. Hij
dacht toen hij zich neerzette Dat is klaar. We
krijgen wetten die het vloeken en lasteren van
Gods Naam onder ons volk strafbaar zullen
stellen en dus die zonde tegen zullen gaan.
Toen de verschillende Deputaten hun voor
stellen en amendementen enz. enz. voorgebracht
hadden begon de leider ze de revue te laten
passeeren. Wel, dat ging er destijds wat eigen
aardig naar toe. Dat moest misschien ook wel
zoo. Want natuurlijk zou het niet gemakkelijk
geweest zijn in zulk een groote zaal met zulk
een aanzienlijk getal afgevaardigden wezenlijk
zaken te doen. De leider deed ze dan ook met
instemming der vergadering meestal alleen af.
De vergadering liet dat gaarne aan hem over.
Ze zag hoog tegen de leiding op. Zoo als hij het
zeide zoo gebeurde het. En hij kon het zoo zeg
gen en zoo meesterlijk leiden, dat de vergade
ring er zelve schik in had. Wat hij goedkeurde
werd aangenomen, wat hij niet goedkeurde ging