FEUILLETON. dit niet allen. Er is verschil. Wij wonen in een landbouwprovincie en wie eenigszins bekend is met het onderscheid in de bedrijven, weet, dat een bouwboer het moeilijker heeft dan een, die een gemengd bedrijf heeft en hoe grooter het bedrijf, des te grooter ook de lasten. Zoo is er ook onderscheid in de malaise voor alle kringen der bevolking en nu is het de be doeling, om dit als zondig te bestempelen te doen alsof men evenzeer gedrukt gaat als zijn buur man, als zijn naaste, terwijl er geen reden toe is, eerder dankzegging aan God, dat Hij nog zoo zegende. Mogelijk zou men uit dezen toestand verkeerde gevolgtrekkingen kunnen trekken, waarom een geschriftje over landbouwcrisis, landarbeiders- loonen, landbouw en sociale wetgeving door W. de Buck, zoo uitnemend op zijn plaats is. Is er dus een sociale kant aan het leven, niet minder aan het kerkelijk leven. Het kerkelijk le ven moet een gemeenschapsleven bij uitnemend heid zijn. Nu bekruipt mij wel eens de vrees, dat men van de malaise gebruik wil maken om zich aan dit gemeenschapsleven te onttrekken, hetgeen zich op allerlei wijze openbaren kan. Wat men zooal verneemt, doet dit vermoeden wettigen. In het jaarboekje van Middelburg's kerk schre ven wij het volgende „Het kon wel eens zijn, dat de achteruitgang doorging, maar dat de ge meente dat niet allereerst, maar in de allerlaatste plaats toepasse op de zaken van Gods Koninkrijk. De Heere is in dezen ook een heilig God, die vraagt een gewillig volk. De kerk wordt te weinig gezien als een stuk van ons leven. Zeker velen hebben wel iets voor de kerk over, maar zij beschouwen hun gave meer als een gift, waarover zij kunnen oordeelen naar hartelust, moet dan verminderd worden en zoo gaat het ons allen, niet één uitgezonderd, dan moet helaas de eerste aderlating geschieden voor de kerk. Contributie voor allerlei Christelijke doeleinden afgezegd. Is dit volgens Gods eisch Het woord Gods antwoordt daarop ontkennend. Gelukkig, dat Hij zijn werk in het leven behoudt, anders zouden wij het stuk slaan en altijd maakt Hij weer harten bereid tot zijn dienst. Als ons leven nog zijn gewonen gang blijft gaan, dan is zulk een gedragslijn te veroordeelen en waar blijft dan het offer Jezus' woord over het pen ningsken heeft blijvende waarde. Als men eens let op de velen, die zich altijd weten te onttrek ken, soms met vrome redeneeringen, aan den opbouw van kerk, Zending, hospitaal, geheel het Christelijk leven, dan komt de vraag op, zouden wij niet te veel werk op onze schouders nemen, wordt het niet te zwaar Vooral onze tijden doen zoo vragen, want inderdaad bij velen is de nood groot en in 't bijzonder bij onze werkeloozen en jonge boeren, wat natuurlijk ook weer inwerkt op heel het maatschappelijk leven. Als wij op onszelf zien, is het te zwaar, ook wanneer wij dan nog maar alleen letten op de meest noodzakelijke dingen van eigen kerkelijk leven. Onderhoud van eigen kerk, verzorging van eigen armen, wat steeds meer vraagt, de uitbrei ding van Gods Koninkrijk in Indië. Maar de Heere zorgt en wil zorgen door ons en wat zou het heerlijk zijn, dat wij allen ons door Hem lieten gebruiken. Altijd dat vragen wordt dan gezegd, maar waren allen goedwillig, het zou zoo niet noodig zijn men laat het aan de goedwilligen over. Meer dan ooit vragen onze tijden om waar achtig gemeenschapsleven ook in de kerk en de God van de weduwe van Zarfath leeft nog en zal Hij in Christus ons niet alle dingen schenken? Draagt elkanders lasten en vervult alzoo de wet van Christus. Wat is het heerlijk voor zijn Koninkrijk iets te mogen doen. Ik zie nog voor mij, dat blijde gezicht van die zuster, die door anderen daartoe in staat gesteld, een wagentje kon koopen. Wat een heerlijke Maandagavond in het Rust huis, toen Candidaat van den Brink een film ver toonde over den hospitaaldienst en een collecte in dien kleinen kring opbracht 14.48. Welk een zegen, dat de collecte voor het tekort van de Zending bedroeg verleden Zondag gehouden, 196.86. Dit doet moed grijpen, maar allen de schouders er onder. Dit doe ook moed grijpen voor den Hospitaaldienst. Het spijt ons te moeten meedeelen, dat de uitkomst voor den Hospitaaldienst temidden van de Zendende kerk niet aan de verwachtingen be antwoordt. Weer hetzelfde, wat wij reeds neer schreven. Het kan nog hersteld worden, herstel het met belijdenis aan God. In Indië zijn de deu ren open, God zal hen openen, desnoods zonder ons, maar welk een ontzettende gedachte, dat wij alleen aan onszelf hebben gedacht. Ook hier weer, wanneer wij de uitkomst zien, dat wij niet op menschen moeten rekenen. Ook hier weer een beschaming voor velen. In ditzelfde verband ook nog op dit gewezen. Elk jaar wordt een statistiek gemaakt van de giften en legaten in de onderscheidene provinciën geschonken. Wat de legaten betrof, bedroeg de som voor Zeeland slechts 3000. Een klein bedrag. Mogen wij hier aan onze broeders en zusters in Zeeland in overweging geven, in hun testament ook hun eigen plaatse lijke kerk, Zending, Hospitaaldienst en allerlei Christelijke inrichtingen te gedenken. Zoo menigmaal geschiedt, dat men niet weet, wie het tot zich nemen zal en zoo menigmaal zijn erfgenamen nog ontevreden. Eenmaal stonden wij aan een sterfbed, waarin het openlijk gezegd werd, bereid maar niet bereid mijn rentmeesterschap. Hier, wel willen legateeren, maar uitgesteld. Doe het heden nog. Zoo kunt gij nog mee helpen zorgen voor de kerk in de toekomst. De kerk mag niet gaan kapitaliseeren, maar er is zooveel noodig, en misschien is het nog maar een aanvulling van uw tekort. Heerlijk ook in dezen in Gods heiligen dienst bezig te mogen zijn. De zorgen zijn vermeerderd, maar God zal blijven zorgen. Ieder versta zijn roeping en alzoo zullen wij D.V. Woensdag Biddag houden in onze provin cie en de Heere vervulle onze gebeden, zegene den arbeid op het land en leere ons te doen wat Hem behaagt, tot uitbreiding van Zijn Koninkrijk. Middelburg. SCHEELE. PAKKEND PREEKEN. Dr. Gunning heeft in Pniël van 24 Febr. een vers gedicht op „het wondere ambt". Het is wat te lang om het in zijn geheel aan te halen, doch een regel of wat wil ik er onze lezers van doen genieten. „Een dominee, menschen, dat is een man Van wien men alles verlangen kan Een ieder behoort hij de waarheid te zeggen, Maar mij geen strootje in den weg te leggen. Een eigen meening hou' hij er op na, Maar op mijn oordeel zegg' hij steeds ja Een man voor het volk, dat moet hij zijn Maar hij hoede zich voor vriend Klaas of Hein; Want familiaar mag hij nimmer wezen, Den dominee moet je op zijn gezicht kunnen lezen. Dominee moet natuurlijk een man van karakter zijn Maarwij houden niet van eentonigheid Dies brenge hij om de twee, drie weken Weer eens heelemaal andere, pakkende preeken. Diep moet hij graven, maar niet te geleerd zijn... En wat de zielszorg betreft Het heil aller zielen is hem opgedragen Maar naar zijne ziel hoeft niemand te vragen... Zoo „staat" hij als wrijfpaal in 't moeilijk midden, Maar zou één op de duizend wel eens trouw voor hem bidden Dit vers van den vroegeren predikant van Serooskerke typeert den dichter, maar is ook een typeering van wat zeer velen van een dominee verwachten. Laat ik zeggen, dat ik ten opzichte van den laatsten versregel niet zoo pessimistisch gezind ben als Dr. G. Wanneer er niet meer dan een op de duizend trouw voor hun dominee baden, zou ons werk niet zoo gezegend worden, als het inderdaad nog wordt. Het is nog een groot geluk, dat Dr. G. zulke verzen ironisch kan schrijven, en ze ook voor een groot deel met een ironisch lachje gelezen zullen worden. Daar is b.v. de eisch van pakkende preeken Ik geloof graag, ik weet het trouwens zeker, dat er leden zijn, die inderdaad meenen dat het voor een bestudeerden dominee een kleinigheid moest zijn Zondag aan Zondag een nieuwe, frissche boeiende, preek te houden. Er zijn echter nog vele vriendelijke hoorders die verstaan, dat dit een onmogelijke eisch is. En die tegelijk genoeg zelfkennis hebben om te weten, dat honger het beste middel is om spijzen te keuren. Spurgeon, den beroemden Londen- schen dominee, vroeg men eens hoeveel predi katies een dominee per week kon maken. Hij antwoordde „Dat hangt van den man af. Een bijzonder goede dominee heeft net tijd genoeg voor één". Een middelmatige maakt er twee een minder waardige drie, en een buitengewoon onbeteeke- nend man zooveel als hij wil." Maar dat wil volstrekt niet zeggen, dat daar om de bestudeerde preek de pakkendste is. Oudere en misschien ook jongere dominees hebben de ervaring, dat een niet voldoende voor bereide preek, dikwijls meer toejuiching van de hoorders ontvangt, dan de verzorgde. Misschien zit dit aan de geleerdheidIk schrijf het meer toe aan de spanning in eigen ziel hoe dat afloopen zal, waardoor men onwille keurig vuriger en met meer voordracht preekt. Maar dit experiment is én voor de gemeente én voor dominee uiterst gevaarlijk. De borst maakt welsprekend Zeker, doch het is een gezegend voorrecht, wanneer iemand en vooral een dominee er behalve zijn borst ook zijn hoofd bij gebruikt. Een Amerikaansch collega, al wat op jaren heeft ergens de opmerking gemaakt„Misschien voelen wel vijf en twintig percent van de jonge menschen in den tijd, waarin zij tot bekeering komen, roeping om het Evangelie te gaan pre diken. Wat een zegen, dat de meesten hunner nooit dominee worden Ik ben bevreesd, dat zij zich zelf voor veel te ernstig houden." We hebben zonder eenigen twijfel dominees noodig, die door innerlijke overtuiging van de waarheid, die zij verkondigen welsprekend zijn. Maar even noodig en met name in onzen tijd zijn predikanten die in de Gereformeerde waarheid en nog in andere dingen behoorlijk onderlegd zijn. Zoolang er nog Bereeërs en dat zijn de trouwste en bescheidenste hoorders in de kerk zitten, is het gevaarlijk de preek uit de mouw te schudden. Nog afgezien van de grootere reden, dat Gods Woord te waardig is, dan dat men er maar wat van maakt. Wat glanst ook in de prediking is voor het oogenblik geboren alleen het echte blijft. Het staat er met een gemeente uiterst poover voor, wanneer zij liever komt om een schitte rende rede te beluisteren, dan de aloude tijding te vernemen, die voor het godvruchtig gemoed altoos nieuw is Zaligheid uit genade aan een verloren zondaar. De waarheid heeft geen opsmukking noodig. Zaandam. VAN DIJK. Vinkeveen Cand. Th. P. Potma te Naaldwijk. MijdrechtF. de Vries te Raamsdonk. Grijpskerk (Gr.) P. Melles te Gees. Brouwershaven: Cand. J. Vrolijk te Scheveningen Rotterdam C. W. Keur te Oudewater. BEDANKT VOOR Sneek W. H. van der Vegt te Bergum. Pematang Siantar (O. Sumatra) P. Pruis te Deventer. De Schooldag der Theologische School der Geref. Kerken, te Kampen, is voor dit jaar vastgesteld op Donderdag 18 Juni a.s., aldaar des avonds tevoren zal de jaarlijksche bidstond worden gehouden. - De Geref. Kerk van Kampen ontving een gift van 1000. Te Alphen a. d. Rijn heeft de Kerkeraad der Geref. Kerk in zijn laatst gehouden vergade ring met algemeene stemmen besloten dat het gewenscht is pogingen aan te wenden die leiden tot verkrijgen van een tweeden predikant, zulks in verband met het heengaan van den hulppredi ker, den Heer M. Kamper. 25 jaren arbeid in Keboemen Het was den 13den December van het vorige jaar vijf en twintig jaar geleden, dat Ds. K. van Dijk te Heeg als Missionair predikant bevestigd „Wat is er, Jan Hij trok haar naar zich toe en kuste haar. Zij maakte geen enkel bezwaar en beantwoordde de omhelzing. Want zij had hem lief met een reine, sterke liefde, met een liefde, die bergen verzetten kan, maar, die, als het moet, ook kan wachten, vertrouwend wachten. „Wat heb je, Jan vroeg zij weer. „Ik breng je thuis", zei hij, „en dan zal ik het je vertellen, 'k Heb vanmiddag ruzie met vader gehad. Het ging hard tegen hard." „Jongen, zoek toch geen ruzie", smeekte zij, „Daar wordt het nog veel erger van. Laat ons nu geduldig wachten." „Je kunt makkelijk praten. Maar ik ben geen kwajongen. Ik wil het zóó niet langer. Ik houd van jou en jij van mij. Ik wil een eerlijke ver keering." „Dat wil ik ook, jongen. En vader en moeder zouden het ook graag zien. Maar dat gaat nog niet." „Je zegt het zoo gemakkelijk. Kan het je niet schelen vroeg hij op heftigen toon. „Je weet niet, wat je zegt, Jan. Ik lijd er evenveel onder als jij", antwoordde Marie op smartvollen toon, zóó, dat hij er door verteederd werd. „Ja, je hebt gelijk. Zóó moet ik niet praten. Maar 'k weet niet, wat ik zeg." „Dat komt, omdat je ruzie hebt gemaakt. Doe dat niet weer. Het wordt er veel erger van. Wie weet, of je vader „Och, kom", lachte hij schamper. „Hij zei „alleen over mijn lijk komt dat meisje in huis." Nu, dan weet je het wel." werd, en den 15den Febr. 1.1. was het vijf en twintig jaar geleden, dat hij zijn arbeid in het Keboemsche aanvaardde. Leek het eerst, alsof Ds. van Dijk niet de opvolger van Ds. Bakker op het Friesche Zen dingsterrein zou worden, omdat de arts, die hem keurde, hem voor den arbeid in de tropen li chamelijk ongeschikt achtte toen hij van andere doktoren de gewenschte goedkeuring ontving, is hij gegaan, enschier voortdurend heeft hij een goede gezondheid genoten. De Heere heeft Ds. en Mevr. van Dijk te dien opzichte rijk ge zegend. Hij spaarde hunne kinderen, van wie de dochter thans onderwijzeres in Kampen is, en de zoon student aan de Theologische School. Ook ontbrak hem de zegen op zijn arbeid niet. Het scheen ons het beste toe Ds. van Dijk zelf over dien zegen te laten spreken, waarom wij dan ook hieronder een gedeelte van een brief plaatsen, die in zijn geheel in het eerstvolgend nummer van „Uit Keboemen" verschijnen zal. Wij brengen Ds. en Mevr. van Dijk ook langs dezen weg onzen hartelijken gelukwensch, bid den hun toe, dat zij nog vele jaren in dienst der Friesche Zending mogen werkzaam zijn en dat het hun aan de zegeningen des Heeren in hun verdere leven, niet moge ontbreken. Heeg, 16 Februari. G. M. VAN RENNES. Keboemen, 13 Dec. 1930. Waarde Brs. en Zrs., Het is vandaag juist 25 jaar geleden, dat ik te Heeg in het ambt van Zendeling bevestigd werd. Die herinnering wekt in mij in de eerste plaats een gevoel van groote dankbaarheid. Wat heeft de Heere de wenschen, die daar werden uitgesproken, en de gebeden opgezonden voor ons welzijn, wonderlijk willen verhooren. Vijf en twintig jaren heeft Hij ons tot dezen arbeid in Zijn Koninkrijk willen sparen, en ons geholpen en bekrachtigd, om in dien arbeid on afgebroken werkzaam te zijn. En gedurende al de jaren heeft de arbeid ons nooit verdroten. Wij mochten ons werk met blijdschap doen, en ons daarbij als gedragen ge voelen door de onbezweken trouw van God. Wij hadden daarbij ook onze moeilijkheden, en onze verdrietigheden, maar vergeleken bij de weldadigheden en de trouw des Heeren, die wij ondervonden, vallen die moeiten geheel weg, ja zij komen er door in een helderder licht te staan. Want de moeiten, die we hadden herinneren er ons aan, hoe dwaas en verkeerd wij zelf waren. En daardoor wordt het wonder te grooter, dat God ons wilde gebruiken, en dat Hij ons zooveel gunst bewees. Onze grootste blijdschap is, dat God ons werk heeft willen zegenen. Wij hebben het Koninkrijk Gods zien komen op ons arbeidsveld. Niet zoo snel als wij het gaarne hadden gezien, maar toch heel duidelijk. Het aantal volwassenen, gedurende deze jaren in ons lidmatenboek ingeschreven nadert dicht tot de 700, en het aantal gedoopte kinderen komt daarboven. Ook Java levert zijn contigent voor de schare, die niemand tellen kan, uit alle geslachten en ta len en natiën, die het Lam zal loven dat hen gekocht heeft door Zijn bloed. En daardoor zul len gevonden worden, die naar Gods bestel, en door Zijnen zegen, vruchten van onzen arbeid zijn. (Friesche Kerkbode.) ,,'t Anker". Te Amsterdam is de 8ste jaarvergadering gehouden van de vereeniging ,,'t Anker", die een evangelie- en verbandboot uitzendt onder de schippers van onze binnenwa teren. Ds. D. van Dijk, Geref. predikant te Gro ningen, opende de vergadering. Uit de jaarverslagen, uitgebracht door Ds. C. Kapteyn Dz„ missionair pred. voor de Zending onder de Joden, bleek, dat er hoe langer hoe meer meeleven gekomen is. Maar door den ge weldigen maatschappelijken nood, die onder de schippers wordt aangetroffen, was veel meer hulp noodig. Aan het eind van het jaar wees de kas dan ook een tekort aan van ruim 960. Het bleek echter duidelijk, dat de arbeid door colportage en evangelisatie alsmede door het verspreiden van het maandblad ,,'t Anker" veel geestelijken zegen heeft verspreid, en dat ook in stoffelijken nood, door geldelijken steunuitreiking van kleederen aan zéér arme schippersgezinnen en anderen stoffelijken steun velen zijn geholpen. Staande de vergadering werd reeds 100 toe gezegd voor dekking van het tekort. Besloten werd tevens den arbeid uit te breiden door het zoeken van een plaats, waar een kiosk „Dan kan ik het ook niet helpen, jongen. La ten wij dan wachten." „Tot St. Juttemis zeker Zij bespeurde, dat er niets met hem aan te vangen was. Hij was geagiteerd. Het tooneel met zijn vader zat hem blijkbaar zeer dwars. „Spreek niet zoo, Jan. Het kan op den duur best nog veranderen." „Er is geen sprake van. Je kent mijn vader niet, zooals ik hem ken. Wat hij zegt, gebeurt. Zou je moeder niet Marie begreep de onuitgesproken vraag. „Je moet moeder er buiten laten, jongen. Die verandert niet van meening, omdat zij dat nooit zou kunnen. Ik begrijp dat niet goed, maar ik voel, dat moeder niet kan." „Dan moet ik alle hoop wel opgeven. Want jij wilt toch ook niet, wat ik wil." „Wat wil je dan „Zeg, MarieHij aarzelde. Het was stil op den weg. „Wat wil je dan, jongen „Kunnen wij niet samen vluchten We zijn toch allebei meerderjarig Dan gaan wij naar Amerika. Van moeder krijg ik wel wat geld los." Zij was ontzet over zijn voorstel. „Je weet niet, wat je zegt, Jan. Als je er goed over nadenkt, lach je om dat idee. Ik loop niet van huis weg, wat denk je wel Je hebt trou wens wel begrepen, dat ik dat nooit doe." „Ik doe het ook liever niet. Maar zóó is het geen leven. Het wordt al meer ellende thuis." (Wordt vervolgd) DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD (HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880) DOOR H. KINGMANS. XXVIII. Moeder zei„Je moet het goede van hem denken, kind. Wie weet, of God hem niet eens in het hart grijpt." Haars ondanks kwam zij dan wat tot rust. Het was eigenaardig vader en zij moesten niets hebben van het doen van moeder en toch luis terden zij steeds als moeder sprak. Zij meende zelfs te bemerken, dat vader sterk onder de be koring was gekomen van moeders gaan naar „de schuur". Het was toch wel opvallend, dat hij geen enkel bezwaar had gemaakt, toen moe der voorstelde, voortaan aan tafel uit den Bijbel te lezen. Moeder had het enkele weken geregeld gedaan. En toen was het wonderbaarlijke ge schied, dat vader haar werk overnam. En het feit was, dat allen aandachtig luisterden. Het was dan ook niet precies waar, wat va der opmerkte, toen hij zeide, dat er niets ver anderd was. Er was wel iets veranderd, al kon zij er dan geen naam aan geven. Het was toch wel opmerkelijk, dat toen vader den vorigen Zondag toen er een gunstige wind was en de molen veel werk had, niet verkoos te draaien. Zij vermoedde, dat moeder, die het leven zeer ernstig nam, bezwaar had gemaakt, al wist zij dat niet met zekerheid. Zeker, er was wel iets veranderd. Nu de avonden gingen lengen, vertelde moeder aan Leendert en Aaltje geschiedenissen uit den Bij bel. Vroeger werd er nooit van gerept. En de kinderen luisterden met de grootste aandacht. Deed zij het ook niet En vader, die alles goed vond, wat deed hij Gebeurde het niet vaak, dat hij, terwijl moeder vertelde, geen letter in de courant las, al had hij die uitgespreid in de handen Er was in het molenhuis wel iets veranderd. Het wonderlijkste was, dat die verandering zoo geleidelijk en zonder schokken geschiedde. En het allervreemdste was, zoo peinsde Marie, dat allen die wijziging niet alleen zonder tegenspraak aanvaardden, maar dat zij er mede ingenomen waren Plotseling stond zij stilbij een boom langs den weg, vlak bij het punt waar een zandweg op den hoofdweg uitkwam, stond een man, die bij haar nadering op haar toekwam. Het was donker nu en hoewel zij van nature niet bang uitgevallen was, stond haar hart nu bijna stil van angst. Maar onmiddellijk daarop slaakte zij j een zucht van verlichting, toen zij een bekende j gestalte ontwaarde en een stem haar toeriep „Ik ben het, Marie". Jan Heerema stond nu naast haar. ,,'k Hoorde van de arbeiders, dat je naar het dorp was en 'k heb op je gewacht", zei hij. Zij hoorde den gejaagden toon, waarop hij sprak.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1931 | | pagina 2