FEUILLETON.
EVANGELISATIE IN ZEELAND.
Deputaten voor den Evangelisatie-arbeid, be
noemd door de Particuliere Synode van Zeeland,
gehouden te Goes, 4 Juni 1930, verzoeken alle
classes of kerken in Zeeland, die in aanmerking
willen komen voor eventueelen steun der pro
vincie, een met redenen omkleede aanvrage
daartoe in te zenden vóór 15 Mei a.s. bij Ds.
D. Ringnalda Jr., Dam N.Z. 9, Middelburg.
Deze aanvragen moeten ook het bedrag ver
melden, dat een bepaalde kerk of classis voor
haar Evangelisatie-arbeid eventueel van de Par
ticuliere Synode jaarlijks zou wenschen te ont
vangen.
Deputaten zijn voornemens de steunverzoeken,
die zullen inkomen, mits behoorlijk toegelicht, ter
beslissing voor te leggen aan de a.s. Particuliere
Synode.
De Deputaten voornoemd,
Dr. J. VAN LONKHUIJZEN, Voorzitter.
Ds. D. RINGNALDA, Rapporteur.
Ds. G. VAN HEININGEN, Penningmeester
Ds. W. M. LE COINTRE.
Ds. A. B. W. M. KOK.
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN.
Zaamslag, Maart '31.
Spreek met wien ge wilt, al spoedig zit ge
midden in het onderwerp van dezen tijd de
heerschende malaise.
Ook hier in Zeeuwsch-Vlaanderen is 't met
de vette jaren gedaan en gaan de inwoners ge
bukt onder de moeilijke tijdsomstandigheden.
De oorlogsjaren liggen reeds ver achter ons
toch is 't of eerst nu de naweeën van den
oorlog de wereld, Europa, en dus ook ons va
derland, gaan teisteren.
Onderscheiden bronnen van bestaan droogden
op, zoodat veler inkomen verminderd is. De
handel kreeg gevoelige klappen. De oogst viel
tegen en vooral de prijzen vielen tegen.
Daar komt bij, dat heel velen wel willen wer
ken, maar geen arbeid kunnen vinden, 't Is voor
iemand, die geregeld zijn werk heeft, moeilijk
in te denken, hoe zwaar het kruis is van de
werkloosheid.
Onverantwoordelijk zou 't zijn met een vlot
en oppervlakkig woord over veler zorgen en
moeiten heen te dartelen. Het vurig gebed mag
wel uit de gemeente tot God opstijgen, of Hij
ons door dezen donkeren tijd van tegenspoed
wil heenhelpen, en een zonniger toekomst voor
ons wil doen aanbreken.
Ons geloof, ons Godsvertrouwen mogen we
niet verliezen.
De Heere heeft ons door deze tijden iets te
zeggen, en het voornaamste is, dat we naar Gods
stem hooren, zoodat de gerichten niet voorbij
gaan, zonder dat ze voor ons geestelijk leven ten
zegen zijn geweest, ten blijvenden zegen.
Nu kunnen we toonen, of ons geloof zóó
krachtig, ons vertrouwen zóó sterk is, dat we
niet terstond den moed laten zakken en mee
gaan instemmen met het groote koor der klagers
en opstandigen. Ook in den weg der oordeelen
hebben we den Heere te verwachten. Tot Zijn
Naam en tot Zijn gedachtenis zij de begeerte
onzer ziel
De geloofsheld Paulus kan ons voor dezen
tijd veel leeren.
Niemand onzer heeft reeds honger geleden.
Brood hebben we allen nog gehad.
Paulus had echter wèl gebrek geleden. Het
allernoodigste had hij soms moeten missen.
Toch was hij vergenoegd, tevreden.
Ja, deze man beveelt juist„Dankt God in
alles. Verblijdt u in den Heere te allen tijde".
Wij vragen waar is tegenwoordig de Chris
telijke tevredenheid
De malaise is nog niet zóó erg, dat de velden
niets meer voortbrengen en er geen enkel rund
meer in de stallen is.
Zouden wij stel 't kwam zoo ver iets
kennen van de geloofsblijdschap, die ook in zoo'n
tijd nog in den Heere doet opspringen, omdat
de geestelijke zegeningen zoo rijk en zoo groot
zijn
Waarlijk we hebben geen oorzaak om uit
sluitend te klagen en te jammeren.
Veel moge ons worden ontnomen het beste
behouden we altijd, het kostbaarste kan de ma
laise nooit uit ons Christelijk leven wegnemen
we hebben en we houden in Christus een ver
zoend God en Vader, de zonden zijn ons ver
geven, van het eeuwig verderf zijn we verlost,
geen verdoemenis, maar zaligheid, vrede, ge
rechtigheid, toekomstige heerlijkheid.
Ziet ge wel, dat de lof betamelijk is en dat
DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD
(HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880)
DOOR
H. KINGMANS.
XXVII.
Omdat de ruimte lang niet voldoende was,
vergaderde de eene helft der gemeente 's mor
gens, de andere helft 's middags. Ook deze toe
stand, die ver van ideaal werd gevonden, noopte
er toe, nog meer spoed te maken met den ver
deren afbouw van het kerkje.
Het stond daar op den Achterweg, op de
plaats van de oude schuur. En het maakte, al
was het dan klein, een goeden indruk. Dat moet
elk onbevooroordeeld bewoner van Westwoud
en Oostwoud zeggen. Het zonk nog in het niet
bij de monumentale kerk op het dorpsplein, maar
het was een paleis, vergeleken bij de vroegere
„schuur".
Marie Evenhuis, die er vóór stond te kijken
zij was, daar zij toch op het dorp was, er
even heen geloopen, omdat moeder er zoo vaak
over sprak moest het ook erkennen het kerk
je was een aardig gebouwtje.
Dan keerde zij op haar schreden terug zij
moest wat voortmaken, het begon al donker te
worderr. Bij Siemens eerst en daarna bij Jansma
had zij haar tijd verpraat.
Dus liep zij wat steviger door, een tasch met
er nog overvloedig stof is om den Heere te
danken
Wat zijn wij nog boven vele volkeren geze
gend
In hoeveel streken voert het Communisme een
schrikbewind en is de vrije uitoefening van den
Christelijken godsdienst verboden
Wij kunnen God nog dienen naar den eisch
van Zijn Woord en naar de stem van ons ge
weten.
De tijd, waarin wij leven, roept ons allen tot
bezuiniging.
Er zijn natuurlijk ook gemeenteleden, die
hoe ongaarne ook hun kerkelijke bijdragen
moeten verminderen. Niemand, die 't hen kwa
lijk zal nemen, als 't beslist noodig is.
Maar dan moet 't ook noodig zijn.
Daar zijn ook menschen, die, zoodra eenige
tegenslag hen treft en het geld in mindere mate
hen toevloeit, terstond de kerk, in 't algemeen
het Koninkrijk Gods, daaronder laten lijden.
'k Zou willen aanraden zoekt niet direkt
langs dezen weg herstel van evenwicht.
Geve God ons allen met een nauwgezet ge
weten te bepalen, wat wij in dezen tijd kunnen
afzonderen voor Zijn dienst en Zijn Koninkrijk.
De tijdgenooten van Maleachi mogen ons een
waarschuwend voorbeeld zijn.
In de dagen van dezen profeet kwamen de
menschen met leege handen tot de offerplaats,
of met het gebrekkige.
Indien ge daarop aanmerking hadt gemaakt,
zouden ze u met verontwaardiging hebben aan
gezien. We hebben nu eenmaal niets. We heb
ben niets beters.
Dan moet God ons eerst maar geven
En wat is nu het merkwaardige antwoord
Gods?
Neen zegt God ge moogt de zaak niet
omkeeren.
Eerst zult ge Mij geven
„Brengt al de tienden in het schathuis, opdat
er spijze zij in mijn Huis."
En dan „Beproeft Mij nu daarin of Ik u dan
niet zal opendoen de vensteren des hemels en
u zegen afgieten, zoodat er geen scharen genoeg
wezen zullen". (Kan de belofte rijker wezen
Zegt dus niet tot God Wij geven niet om
dat wij zoo weinig hebben.
God beveeltGeeft, opdat ge meer ontvangen
moogt
Wanneer we weinig of niets gaven zouden
we weieens steeds minder kunnen ontvangen.
A. B. W. M. KOK.
UIT DE PERS.
NABIJ GOD.
Dezer dagen lazen we de vraag, welke door
een zoon aan zijne moeder werd gedaan. Hij
vroeg haar, of ze wel een vreugde kon noemen,
die in den hemel niet zal kunnen worden ge
smaakt.
Zijne moeder noemde toen velerhande vreug
den op, die in den hemel zeker zullen worden
gevonden. Maar ze kon geen vreugde bedenken,
geen ware vreugde, die daar niet meer genoten
zal worden.
Iedere vreugde, die ze bedacht, zou voorzeker
in den hemel worden gevonden.
Toen heeft de zoon het raadsel voor zijn
moeder opgelost.
In den hemel, zeide hij, zou niet meer wor
den gekend de vreugde van een ziel tot Jezus
te leiden. Van een ziel tot Jezus te leiden en
haar alzoo van den eeuwigen dood te kunnen
redden.
Inderdaad dat is een vreugde, die in den he
mel niet meer zal kunnen worden gesmaakt.
In den hemel zullen geen verlorenen zijn, die
nog kunnen worden verlost.
Er zijn daar alleen maar verlosten.
Nochtans zullen de vreugden van het hemel-
leven vele zijn.
Teveel om ze alle te noemen.
Er zal daar enkel vreugde zijn. Er zal daar
altijd vreugde zijn.
We zullen niet bepalen, wat er de grootste
vreugde zal zijn.
Wel kunnen we een vreugde noemen, die
zeer groot zal zijn.
Het zal de vreugde zijn van het altijd-nabij-
God te wezen.
De vreugde, naar welke zoo velen op aarde
heimwee hebben gehad. Waarvan zoo V.elen
verlangend hebben gezongen„Nader tot U,
mijn God, nader tot U
Het is de vreugde, van welke Asaf reeds zong:
boodschappen aan den arm. Omdat het weer
op dien Vrijdag wat dragelijker was geweest,
had zij van de gelegenheid geprofiteerd, naar
het dorp te gaan.
Onwillekeurig matigde zij, op den weg naar
huis gekomen, haar tred, nadenkend over het ge
sprek met vrouw Siemens, die over de kerk had
gesproken en ook over het gepraat bij Jansma,
waar eveneens „de schuur" en de „schuur'men-
schen over de tong waren gegaan, maar dan in
een verbitterden zin.
Marie bemerkte wel, dat men het moeilijk zet
ten kon, dat er op den Achterweg een kerkje
was verrezen. Het leek haar toe, dat het ver
zet, dat zij vroeger wel had meegemaakt, weer
groeiende was.
Zij interesseerde zich er nu meer voor dan
toen. Zij begreep dat dat zijn oorzaak vond in
het feit, niet dat zij nu enkele jaren ouder was,
maar dat moeder bij die kerk nauw was betrok
ken. En het meest verbaasde zij zich er zelf
over, dat zij aan dit laatste zonder bitterheid
denken kon.
Het was iets geheel gewoons geworden in het
molenhuis, dat moeder naar „de schuur" ging
en vader met haar, om den anderen Zondag,
naar dominé Puthake.
Er werd niet meer over gesproken. Ook, voor
zoover zij wist, in het dorp niet. Er was ook
geen enkele reden voor, ook al, omdat het er
thuis niet minder op geworden was. Er was
steeds de hartelijke verstandhouding van altijd.
Marie meende soms, dat vader en moeder nog
hartelijker voor elkaar geworden waren.
Even was er een spanning geweest. Het was
„Maar 't is mij goed, mijn zaligst lot nabij te
wezen bij mijn God
Deze vreugde des hemels zal groot zijn.
De voorsmaak ervan kan reeds op aarde
worden gekend.
De Schrift spreekt van den verborgen om
gang met God, van zielen, waar zijn vrees in
woont.
(De Bazuin.) H. W. LAMAN.
Onderstaand artikel, dat als driestar geplaatst
werd in De Standaard, moge ook in onze Kerk
bode een plaats hebben.
Geestelijke diefstal.
Daar is ook in ons land zoo iets als een
„vrije katholieke kerk", een uitvindsel van theo
sofen, die voor hun samenkomsten de liturgie
der Roomsche Kerk hebben overgenomen. In
Huizen heeft men een kerk, die St. Michaël
heet. Voor enkele dagen had in deze kerk de
wijding plaats van een bisschop. Precies zooals
het in de Roomsch-Katholieke Kerk geschiedt.
Tegen dezen geestelijken diefstal komt Prof.
Obbink in Christendom en Cultuur op. Hij zegt
het lijkt alles op den dienst in de Roomsche
Kerk, maar in wezen heeft het er natuurlijk
niets van. En gaat dan voort
Als men in onze samenleving een paar kip
pen steelt, wordt men door het gilde van
Hermandad bij de kraag gegrepen en desge-
wenscht achter slot en grendel gezet. Geheel
anders is het echter op geestelijk gebied. Daar
mag men een klassieke liturgie, die moeizaam
elders in honderden jaren gegroeid en ge
vormd is, zonder blikken en blozen overne
men en er dan een inhoud aan geven, die
niets meer met de Roomsch-Katholieke ge
meen heeft. Wat men innerlijk absoluut en
principieel verwerpt, neemt men naar den
vorm, die het onvervreemdbaar geestelijk
eigendom der Roomschen is, schaamteloos
over. Niet in staat om uit eigen religieuze
kracht iets te scheppen dat het stempel van
het eigene vertoont, trekt men de kleeren van
anderen aan en beweegt zich daarmede op
uiterst stichtelijke wijze te midden van devote
aanschouwers.
Dat is alles natuurlijk zeer juist.
Maar nu is één ding ons niet duidelijk. Dit
n.L, waarom Prof. Obbink voor de uitgieting
van zijn toorn het o.i. minst gevaarlijk voor
beeld kiest. Dat gedoe van die theosofen lijkt
ons zeer ongevaarlijk. Het is een spel, dat niets
uithaalt.
Maar heel wat erger is het, als het moder
nisme van onze dagen menigmaal den schijn
aanneemt, alsof het al de feiten der Christelijke
religie aanvaardt als het de woorden uit de
Christelijke belijdenis gebruikt terwijl het in we
zen niets meer van die belijdenis heeft overge
houden. Heel wat erger is het, als het spreekt
in den naam van onzen Heiland, het altijd maar
druk heeft over wat Jezus heeft gezegd en wat
Hij wil terwijl het niet eens gelooft, dat de
Zone Gods op aarde kwam om den toorn Gods
over de zonde te dragen en een eeuwige ver
lossing te weeg te brengen.
Dit had Prof. Obbink eens moeten aangrijpen
en dit had hij moeten geeselen hiervan moest
hij zeggen, dat het schaamteloos is.
Geestelijke diefstal om de eenvoudige zielen
te misleiden.
Daar is een bekend woord over „grooten
stelen, kleinen stelen".
Wie den diefstal wil bestrijden, moet den
grooten dief niet laten loopen, om alle kracht
op den kleinen te richten.
Huisbezoek. In het Kerkblad voor Bussum
geeft Ds. J. A. Schep de volgende wenken
1. Laat het huisbezoek voorgaan bij het ont
vangen of afleggen van andere bezoeken en stel
den ouderling, die belet komt vragen, niet dan
bij hooge noodzaak teleur.
2. Grijpt niet elke kleine verhindering aan,
om een reeds besproken huisbezoek af te zeggen.
3. Bereid u door biddend zelfonderzoek op
het huisbezoek voor.
4. Wees oprecht, en doe u geestelijk niet be
ter voor dan ge zijtGod is tegenwoordig.
5. Maak het den huisbezoekers niet moeilijk
om te komen tot de bespreking uwer geestelijke
belangen speel geestelijk geen verstoppertje.
6. Bedenk, dat een telkens herhaald catego
risch „ja" of „neen" zonder meer als antwoord
op de gestelde vragen en opmerkingen, de dood
toen haar moeder haar, heel voorzichtig mee
deelde, wat Heerema aan vader had gezegd.
Toen was daar in haar hart opstand tegen moe
der gekomen. Als moeder niet zóó had gehan
deld, dan had Heerema niet zóó gesproken. Er
waren eenige dagen geweest, dat zij zoo goed
als geen enkel woord tot haar moeder had ge
sproken. En er was in het anders zoo gezellige
molenhuis een onaangename stemming gekomen.
Maar ook de verandering was ingetreden.
Moeder bleef, ondanks alles, de vriendelijkheid
zelf. En vader had eens met haar onder vier
oogen gepraat. Daarbij kwam de liefde tot haar
moeder en de haar aangeboren en ingeprente ge
hoorzaamheid jegens haar ouders om den hoek
gluren. Dat alles met het gevolg, dat de goede
verstandhouding volkomen hersteld was.
Wel bleef knagen het verdriet, dat Heerema
onverzettelijk bleef. Hij verbood Jan allen om
gang met haar, terwijl hij geen voet meer in
het molenhuis zette. Een knecht bracht de cou
ranten.
Verstolen, ontmoette zij Jan zoo nu en dan
wel eens. Maar het stuitte haar tegen de borst,
omdat hij daarmede het verbod van zijn vader
overtrad en ook, omdat vader en moeder sterk
gekant waren tegen deze wijze van met elkaar
omgaan.
Zij leed onder de omstandigheden, wat, naar
zij bespeurde, thuis ook wel bemerkt werd. Moe
der troostte haar dan vaak met de verzekering,
dat het eenmaal wel goed worden zou Heerema
zou niet koppig blijven. Maar zij wist van Jan
wel beter zijn vader werd met den dag haat
dragender jegens de „schuur'menschen. Hij moest
j is voor een vruchtbaar huisbezoek.
7. Vergeet niet, dat een ouderling, die maat
schappelijk en cultureel uw mindere is, geestelijk
zeer ver uw meerdere wezen kan, en dat hij in
elk geval een gezant is van den Koning der kerk.
8. Behandel de huisbezoekers niet als kerke
lijke inquisiteurs zij zoeken uw geestelijken wel
stand.
9. Misbruik het ouderlingenbezoek niet om
uw grieven tegen uw predikant te uiten. Wend
u tot den laatste zelf, indien ge iets hebt. Ouder
lingen zijn geen boodschaploopers en gij moogt
niet achterklappen.
10. Zorgt ervoor, dat uw grootere kinderen
bij het huisbezoek tegenwoordig zijn het moet
„huis"-bezoek zijn.
Dezer dagen zijn bij de restauratie van het
koor van de Martinikerk te Groningen waar
voor enkele jaren een aantal fresco's zijn bloot
gekomen, boven den ingang aan de Zuidzijde
onder een kalklaag een inscriptie te voorschijn
gekomen, waarvan slechts een klein gedeelte,
althans vermoedelijk, is bewaard gebleven.
Op het zichtbaar gewordene staat te lezen
Jesaja
alse sich
frouwet
so wert
ave
't Bijzondere is, dat in geen enkele vertaling
de tekst kon worden nagegaan, waarvan hier
enkele gedeelten te lezen zijn.
Eigenaardig is, dat bij kerkelijke huwelijks
bevestigingen in deze kerk de bruidsparen juist
deze ingang in- en uitgaan. Waarschijnlijk is
nu dat dit vroeger ook reeds het geval is ge
weest.
Na lang zoeken schijnt echter de oplossing
gevonden. Te Leiden is gevonden een uitgave
van Luthers vertalingen van de Profeten, ge
drukt te Maagdenburg. Het is geschreven in een
bepaald Neder-Duitsch of Noord-Duitsch dia
lect, dat bijzonder veel overeenkomst vertoont
met het Groningsch dialect. Zooals vermoed
werd is het gevondene een overblijfsel van den
tekst Jesaja 62 5b, dat in deze bijbelvertaling
luidtUnde alse sick ein Brüdegum trouwet
aver sijner Brudt So wet sick dyn Godt over
dy frouwen".
Vermoed wordt dat opschriften, die in de
provincie Groningen gevonden zijn, met behulp
van deze bijbelverklaring gevonden kunnen
worden.
Rotterdam G. Bouwmeester te Andel.
C. W. Keur te Oudewater.
MeppelJoh. Meinen te Zalk.
D. Zwart te Oudemirdum.
Te Groningen zijn door wijlen Mej. G.
ter Borg, op 10 Febr. j.l. aldaar overleden, de
volgende legaten vermaaktaan de Geref. Kerk
5000, aan de Diaconie van die Kerk 1000,
aan de stichting „Bethseda" van die Kerk
2000, aan de van die Kerk uitgaande Stads-
zending 500, aan de Zending op Soemba
1000, aan de van de Geref. Kerken in Neder
land uitgaande Zending onder de Joden 500,
aan de Theologische School te Kampen 2000,
een en ander na aftrek van de daarop vallende
rechten en kosten.
Ds. D. P. Koopmans heeft gisteren, na
een 32-jarigen arbeid aldaar, afscheid genomen
van de Geref. Kerk van Sneek met een predika
tie over 1 Cor. 1 8 en 9, handelende over 1
een kostelijke toezegging en de daaraan verbon
den heerlijke einduitkomst, en 2. een troostvolle
verklaring en de daaraan verbonden beteekenis-
volle herinnering, die tot zelfonderzoek moet
leiden.
Op de vergadering der classis Haarlem
der Geref. Kerken heeft de Kerk van Haarlem
gevraagd om uitschrijving van een gebedsure
met het oog op de heerschende werkloosheid.
Besloten werd dit verzoek in meer uitgebreiden
zin door te zenden naar de classis Den Haag,
die door de Generale Synode is benoemd voor
het uitschrijven van bededagen.
Te Delft kwam bij den Kerkeraad der
Geref. Kerk een schrijven in, waarin bezwaren
kenbaar gemaakt werden tegen het openen van
zelfs eens gezegd hebben, het heel geen misdaad
te zullen vinden, wanneer iemand de nieuwe kerk
eens in brand stak
De verzekering van moeder deed haar wel
goed, omdat zij er in proefde de liefde, die moe
der voor haar koesterde. Maar wat moeder
meende, zou niet gebeuren de koppige Heerema
zou in geen geval toegeven, zoodat zij van Jan
zou moeten afzien.
En dat kon zij niet, want zij had hem lief. En
zij wist, dat Jan niet van haar kon afzien.
Zoo was daar in haar ziel een conflict gerezen.
Aan de eene zijde haar onwankelbare liefde
aan den anderen kant de gehoorzaamheid jegens
vader en moeder, die oordeelden, dat het beter
was, geen verstandhouding meer met Jan te heb
ben, tot eenmaal een andere tijd zou aangebro
ken zijn.
„Heerema houdt het niet vol, Marie", had haar
vader den vorigen Zondag nog gezegd, toen zij
samen ter kerk gingen. „Hij moet immers zien,
dat er niets veranderd is Waarom zou hij tegen
moeder nu haat blijven koesteren Moeder legt
hem immers niets in den weg
Het was allemaal juist, vond zij. Niemand van
de ,,schuur"menschen legde boer Heerema iets
in den weg zij waren niemand tot last. Maar
wat baatte dat, als de boer hen allen nu een
maal haat toedroeg. De verzekeringen van vader
en moeder brachten haar geen stap verder.
Zij moest maar niet te veel aan boer Heerema
denken, want dan kwamen er overleggingen in
haar op, die, dat voelde en begreep zij wel, niet
in den haak waren.
(Wordt vervolgd)