Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 9.
Vrijdag 27 Februari 1931.
45e Jaargang.
UIT flET WOORD,
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTEUR: Ds. A. Q HEI] TE KOUDEKERKE.
VASTE MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE
en R. J. VAN DER VEEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1.—
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ G
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
Aan de leden der
Persvereeniging „Zeeuwsche Kerkbode".
De algemeene vergadering zal gehouden worden
D.V. MAANDAG 16 Maart 1931 in de Consis
torie van de Geref. Kerk te Goes 's middags
2 uur.
Bestuursvergadering op denzelfden datum des
morgens HALF ELF.
A. SCHEELE.
DE WET GODS.
IV.
De Wet gehandhaafd.
„Ik ben niet gekomen om de Wet
te ontbinden."
Matth. 5:17.
We komen nu tot de vraag Hoe staat dan
degene, die in Christus gelooft, tegenover de
Wet Gods
Het antwoord luidt„Geen vleesch wordt ge
rechtvaardigd door de werken der Wet."
De goede werken dragen ook niet het aller
geringste bij tot onze behoudenis. Deze ligt vast
in het vonnis der vrijspraak van den Eeuwigen
Rechter op grond van het werk van Christus.
Het ligt vast in Hem, geheel buiten ons. De
Wet in haar eischende en toornende kracht is
dus voor allen die in Christus Jezus zijn, ver
vallen.
Zij staan achter de volbrenging der Wet en
niet meer vóór haar.
Want de Wet Gods is in hun plaats vol
maakt door Christus volbracht.
Dit kan nimmer te scherp belijnd en te sterk
worden gezegd, want dit geeft ons juist zuivere
onderscheiding, en dit is noodig voor de helder
heid van ons geloofsbewustzijn.
Toch is de eerstgestelde vraag hiermee nog
niet ten volle beantwoord, want zij houdt ook
de vraag in Is de Wet Gods nu weg Is zij
opgeheven voor degenen die in Christus geloo-
ven Is de Wet Gods vervallen, zoodat wij met
haar niet meer te maken hebben
Het bevestigend antwoord zou leiden op het
spoor der goddeloosheid, waarin de Antinomi-
anen van velerlei soort vervallen zijn.
Dat zijn zorgelooze Christenen, die, naar hun
leer geoordeeld, de liefde tot God niet kennen.
Het zou hetzelfde beteekenen, als wanneer de
teruggekeerde zoon, na zich van de liefde des
vaders te hebben verzekerd, terstond tot zijn
schandelijk leven van vroeger weerkeerde.
Christus heeft voor dezen heilloozen weg, wat
betreft de Wet Gods, gewaarschuwd, door er
ons ernstig op te wijzen, dat Hij, hoewel Hij de
Wet vervult, niet gekomen is om haar te ont
binden. D.w.z. dat, na Zijn volbrenging de wet
Gods niet vervallen is, dat Hij de Wet niet
opheft.
Deze gedachte is Godonteerend.
Immers Hij, onze Schepper, is de Onverander
lijke God.
Zijn heilige Eisch is eenmaal 's menschen le
venselement, die het heil voor mensch en mensch-
heid inhoudt.
Wanneer Hij zijn Wet prijsgaf, dan zou Hij
daarmede den mensch opgeven, en deze zou
reddeloos neerstorten.
Juist het werk van Christus is de handhaving
der wet, en de terugbrenging van den mensch
tot Zijn dienst. En de dienst van God door zijn
kind kan niet anders geschieden, dan uit het
beginsel van de oprechte liefde tot Hem.
Daar hebt ge dus door Christus het oude be
ginsel van de gehoorzaamheid, waaruit Adam
vóór den val leefde, voor ons weer terug.
De Heere kan niet veranderen, en blijft van
ons, evenals van alle menschen, de liefde tot
Hem eischen.
En, immers, de liefde is de vervulling der Wet.
In dit oude spoor ligt alleen 's menschen leven.
Al is de Wet vervuld en de zonde verzoend,
de rechtvaardige eisch des Vaders tot gehoor
zaamheid is daardoor niet vervallen. Gods liefde
ontslaat den weder aangenomen zoon of dochter
niet van roeping en verantwoordelijkheid.
Wanneer ter verduidelijking hiervan een voor
beeld nog nuttig kan zijn, zoo diene het vol
gende
Wanneer een spoortrein verongelukt is en
van de baan gestort, dan hebt ge daarin het
beeld van 's menschen ellende. Worden nu op
die plaats locomotief en wagons weer hersteld
en overeind gezet, zoodat de trein weer rijden
kan, dan hebt ge een toestand, die met verlos
sing uit de ellende vergeleken kan worden.
Waar plaatst men nu die herstelde trein
Zet men hem op den berm of in de sloot En
wanneer die trein rijden moet, moet hij zich
dan bewegen dwars door landen en greppels
Neen immers. Maar die trein wordt geplaatst
op de baan op de oude spoorstaven, waarvan
hij afgeweken is, en daarlangs alleen kan hij weer
voort.
De vergelijking van de Wet Gods met rails
of spoorstaven is gebrekkig. Want de Wet ligt
in den mensch zelf en in de vervulling van Gods
gebod kan de mensch eerst waarlijk leven. Hij
geniet vrede en geluk, wanneer zijn leven ge
richt is op de eere van Zijn Schepper.
Gods eere en 's menschen zaligheid gaan samen.
Beide liggen besloten in de beleving van Gods
Wet, die wel vervuld is, maar niet ontbonden
kan worden.
Komt God tot Zijn eere in zijn leven, dan
komt ook de mensch zelf tot zijn recht en tot
zijn eere. Maar ook dan alleen.
De zondaar, die zich tot God bekeerd heeft,
staat weer in het oude spoor der gehoorzaam
heid, waarin Adam ook stond. Dit oude spoor
kan met één woord worden aangewezende
liefde. De liefde tot God is weer terug door de
innerlijke werking van den Geest des Vaders in
dat van nature vijandige hart.
De Wet ligt achter ons. Zij is vervuld. De
straf is gedragen, alle geboden zijn volbracht.
Is het nu zoo, dat wij verder in ons leven
de geboden Gods volbrengen We weten beter.
Integendeel, hoe nader wij bij God leven, des
te meer ontwaren wij ook van onze beste wer
ken, dat ze gansch onvolkomen en met zonde
bevlekt zijn, en dat het kwade ons bijligt, wan
neer we het goede willen doen.
Maar toch kunnen we zeggen „Ik heb een
vermaak in de Wet Gods naar den inwendigen
mensch."
Dat is de liefde.
Er is een nieuw leven, dat zich boven het
oude verheft.
En daardoor weten we ook, dat al onze zon
den en gebreken, waartegen we dagelijks strij
den, ons door de genade in onzen Heere Jezus
Christus vergeven zijn.
't Is wel een worsteling die weg der heiligma
king.
Hij loopt lang niet altijd rechtuit en in ge
stadig tempo vooruit, doch 't is vaak een weg
van vallen en weer opstaan. Maar nooit kunnen
we vrede hebben in de zonde. De zonde vloekt
tegen de liefde.
De liefde behaalt overwinningen. En waar de
liefde strijdt tegen de zonde, en de zonde ver
geven is, daar is de vervulling der Wet.
Daar is de Wet Gods teruggekeerd.
Niet als „gebod op gebod en regel op regel",
maar als de wet der vrijheid.
't Is hier wel in veel gebrek, maar toch zoo,
dat als in 't Paradijs die tien geboden weer zijn
saamgetrokken tot één gebod de liefde, die de
vervulling is der Wet.
Christus is het spoor der Wet gegaan, en Hij
heeft een bloedspoor achtergelaten. Hij staat aan
het einde van de baan des menschelijken levens,
en Hij wenkt ons om Hem te volgen, door als
geliefde kinderen des Vaders te wandelen in het
licht.
Wanneer de kinderen des lichts dezen wandel,
waartoe hun dierbare Heiland hen opwekt, nader
beschouwen, dan blijkt het te zijn het volgen
van den drang der liefde tot hun God.
In dezen weg wenkt Jezus, opdat de Zijnen,
Hem door den Vader gegeven, zullen zijn een
krachtig volk, om pal te staan voor de eere des
Vaders en om te verbreken de werken des dui
vels.
Wanneer we acht geven op de schrikkelijke
verwoesting der zonde in Gods werk, en op den
ontzettenden omvang der schuld van den mensch,
dan wordt het ons een wonder dat God den
wereld nog verdraagt.
Maar dan leeren we ook pas verstaan, dat ons
geheele leven een toonbeeld is van de genade
Gods.
Dan wordt alles wat we genieten, ons eten
en drinken, ons kleed en ons dak, ons tot een
wonder van Gods genade, waarvoor we danken.
Zoo verstaan we eigen nietigheid en onwaar
digheid.
Zoo beseffen we echter ook steeds duidelijker,
wat het voor ons zeggen wil, dat we als ver
losten door Jezus Christus in God leven, ons
bewegen en zijn.
Zoo krijgen we behoefte aan de kennis van
Zijn wil ons geopenbaard in Zijn Woord.
Zijne inzettingen worden ons tot gezangen, en
we leeren juichen
„Hoe lief heb ik uwe Wet, Zij is mijne be
trachting den ganschen dag".
Axel. J. S. POST.
DE RUSSISCHE HEL.
Het deed ons goed in De Standaard van 5
Febr. j.l. een hoofdartikel geplaatst te zien, waar
in de vraag werd gesteld of niet de tijd is aan
gebroken dat de Regeering ernstig overwege
maatregelen te nemen tegenover de ontzettende
dingen die nu in Rusland geschieden.
In dat artikel werd van die vreeselijke toestan
den iets gereleveerd en dan de vraag gedaan of
we aan dat alles in Nederland medewerking mo
gen verleenen, wat we doen, wanneer we de
op die wijze gewonnen producten van de Rus
sen koopen. Die vraag werd dan gedaan uit
sluitend op grond van moreele overwegingen.
Wat daar in Rusland gevonden wordt is veel
erger dan slavernij.
De schrijver druk zich zeker niet te sterk uit,
wanneer hij aan het slot zegt„De slapheid en
lamlendigheid van Europa tegenover deze ten
hemel schreiende toestanden begint onverdraag
lijk te worden. En het valt waarlijk niet in te
zien, waarom men dat alles berustend zou moeten
ondergaan."
Zoo is het. De regeering zal, wanneer zij daar
tegen maatregelen gaat nemen, zeker het groot
ste deel van ons volk achter zich hebben.
Christus bij den uitgang van Zijn.
lijden door K. Schilder.
Ook in deze rubriek willen we de aandacht
vestigen op het derde boek, dat Ds. Schilder
schreef over het lijden van Christus onder den
titel„Christus bij den uitgang van Zijn lijden"
en dat eveneens uitkwam bij Kok te Kampen.
We kunnen hier herhalen wat we schreven
bij de aankondiging van de beide vorige deelen,
dat we hier te doen hebben met een werk van
buitengewone beteekenis. Wie al veel gelezen
heeft over het lijden van den Middelaar zal er
kennen, dat hij hier vindt wat hij nog nergens
elders las. Hier is zoo niets van het blijven aan
de oppervlakte maar een afsteken in de diepte
van wat de Schrift over het lijden van Christus
ons openbaart en een machtige poging om te
doen bekennen de liefde van Christus, welke
haar breedte en lengte en diepte en hoogte zij.
Juist een boek voor dezen tijd, waarin men den
mensch in het middelpunt gezet heeft, en waarin
de mensch waant, dat daar ook zijn plaats is.
Een tijd, waarin de mensch tot Jezus zegt
„Kom af van Uw kruis en doe wat wij willen en
dan zullen wij in U gelooven, want gij moet er
zijn voor ons". Maar Jezus bleef aan zijn kruis
in gehoorzaamheid aan den Vader, want Hij is
gekomen om te zoeken en zalig te maken den
verloren mensch maar om die dan weer tot God
te leiden. Moge dat, mee door de lezing van dit
aangrijpend-ernstige boek, beter worden verstaan.
HET PROFETISCHE WOORD.
In het middelpunt van den strijd, die op gees
telijk terrein dezer dagen gestreden wordt, staat
de belijdenis der kerk, dat de Heilige Schrift is
het Woord Gods.
Van dien strijd zegt Dr. Dijk terecht in de
inleiding van zijn boek „Het profetische woord",
dat die bijzonder zwaar is. Die strijd gaat im
mers niet alleen tegen de Schriftverachters en
tegen de modernen, maar ook tegen hen die be
lijden Christus lief te hebben. Het is nog veel
moeilijker om tegenover hen, die belijden Chris
tus lief te hebben en van Hem hun zaligheid te
verwachten, die eenzelfde Evangelie prediken en
geen anderen weg des levens kennen, doch ten
opzichte van de Schrift zich vrijheden veroor-
looven, welke naar onze heilige overtuiging niet
geoorloofd zijn, den strijd aan te binden onder
dit parool, dat wij tegenover hun Schriftmisken
ning aan de onverzwakte autoriteit van de Schrift
moeten en willen blijven vasthouden. Zulk een
worsteling schijnt onnoodig en zelfs verkeerd te
wezen. Zij is, oppervlakkig beschouwd, een ge-
deeldheid, die onder broeders en zusters van
hetzelfde huis niet mag bestaan. Degenen, die
bestreden worden kanten zich immers met ons
tegen de modernen. Zij willen van geen vrede
met God weten dan door Christus. Zij maken
ernst met de geboden des Heeren. Zij willen
Christenen wezen in elk opzicht. Zij zingen met
ons één psalm en reizen met ons naar één vader
huis. Het eenige wat zij begeeren en bedoelen
is tegenover de Schrift vrij te zijn, niet wat haar
religieus-zedelijke eischen of wat haar centrale
waarheden betreft b.v. de verzoening met God
door Christus, maar wat aangaat al die punten,
die het wetenschappelijk onderzoek ons beter
doet inzien en tot meerdere klaarheid brengt."
Hoe zwaar die strijd echter daarom ook is,
hij moet gestreden worden. Hoe noodig het is
dien strijd te voeren toont Dr. Dijk dan aan
met een aanhaling uit de Encyclopaedic van Dr.
A. Kuyper „Wie met de aloude beschouwing
van de Schrift in beginsel breekt, snijdt den
draad des geloofs door, die hem aan dien Chris
tus als zijn Heere en zijn God verbond. En
ook, wie niet kan aflaten, om alzoo voor zijn
Heiland neder te knielen, kan niet breken met
den grond des geloofs in de Schriftuur, gelijk
Jezus zelf die bezegeld heeft. De neiging, die
thans al meer openbaar wordt, om zich van de
Schrift in een individueel mysticisme terug te
trekken en van den Christus op den Heiligen
Geest terug te gaan, kan met het feit van Jezus'
erkenning der Schriftuur voor oogen, geen
oogenblik standhouden bij hen door wien de
Christus wordt aangebeden. De strijd, die is
aangebonden om ons de Schrift als Heilige
Schriftuur te ontnemen, kan geen andere strek
king hebben, dan om u den Christus te doen
verliezen. Valt de Heilige Schriftuur qua talis,
dan is Jezus zonder meer een mensch geweest,
die zichzelf in het centrum van het heilige ver
gist heeft en dus noch aan de gemeenschap met
de zonde ontkomt, noch zelfs in het heiligste en
teederste uw absolute leidsman kan zijn."
In dien zwaren en noodigen strijd, om de
Schrift als Heilige Schrift te handhaven, ontvan
gen we nu als een waardevol hulpmiddel het
boek van Dr. Dijk „Het profetische Woord"
over de leer der inspiratie, uitgegeven bij de
N.V. Dagblad en Drukkerij De Standaard te
Amsterdam. Hij geeft dan hierin een eenigszins
gewijzigden herdruk van de artikelen, die hij in
de jaren 1926, 1927 en 1929 schreef in De
Heraut. Het boek bevat dan drie hoofddeelen
een historisch deel, een leerstellig deel en een
practisch deel. Met de bijlagen een naam- en
zaakregister, een tekstregister en literatuuropgave
telt het niet minder dan 792 bladzijden. Wan
neer we daarbij dan meedeelen dat het gebonden
en het is alleen gebonden verkrijgbaar
9.90 kost dan zal men moeten toegeven, dat,
al is die prijs niet klein, het boek toch niet
duur is en zijn geld meer dan waard.
Vooral degenen, die leiding hebben te geven
aan het geestelijk leven, de dienaren des Woords,
de leeraren aan middelbare scholen en dergelijke,
moeten dit boek bestudeeren. Maar we hopen
dat ook vele gemeenteleden die zich deze uit
gave kunnen getroosten het zullen aanschaffen.
Voor bibliotheken van Mannenvereenigingen en
Jeugdvereenigingen is het onmisbaar.
HEIJ.