FEUILLETON.
onze landen wat dan
Ook dan zouden er Gods getrouwen zijn door
het geloof, dat Hij Zelf door Zijnen Geest in de
harten werkt.
De poorten der hel zullen niet triumfeeren
Voor ons de roeping te leven bij Gods Woord
en vergeet ook niet Gods trouw in eigen kerk
historie. De leiding Gods daarin mag niet ver
borgen voor uwe kinderen, maar Zijne wonde
ren moeten verteld.
K. B. SCHEELE.
DE VRIJE UNIVERSITEIT EN DE
JONGE MENSCHEN.
II.
Belofte maakt schuld, en zoo moet ik nog al
tijd trachten aan te geven, wat er ook practisch
al te doen valt door jonge menschen in het be
lang van de Vrije Universiteit.
Waar ik dan het eerste aan denk, dat zal ik
het laatste zeggen. Eerst dan ditgelukkig is
er heel wat leven in de brouwerij der Gerefor
meerde jeugd en zijn er daardoor talrijke jeugd
verenigingen, die bloeien.
Zeker niet het minst door het bestaan dier
organisaties is het inderdaad mogelijk, dat jonge
menschen heel wat voor de Vrije Universiteit
doen.
Die vereenigingen toch kunnen op allerlei ma
nier medewerken. Zelden werd er in stad en
lande een beroep op een jongelings- of meisjes-
vereeniging gedaan om in de een of andere actie
voor onze Universiteit de behulpzame hand te
bieden, dat die hand niet met de gulheid der
jeugd gegeven werd.
Dat moet ook zoo blijven. Wie in de Chris
telijke actie mee in het gelid wil treden, moet
het niet beneden zich achten eerst voor de
ouderen boodschappen te doen. Men leert daar
mee vanzelf, dat er wat gaande is en dat er voor
hooge idealen dikwijls heel nederige diensten
moeten worden verricht. Want voor de Vrije
Universiteit schudden wij geen goudgele vruch
ten van den hoogen staatsboom, maar een volk
brengt de gelden bijeen, dat guldensmenschen
waardeert en maar weinig goudvinken hoort zin
gen.
Er kan en er moet echter meer gebeuren. Het
eigen karakter onzer jeugdvereenigingen brengt
immers mee, dat men er met de beginselen zoekt
vertrouwd te raken.
Daarin levert de Vrije Universiteit stof te
over en van hooge kwaliteit. Zij zelve is een
werkelijkheid geworden beginsel.
Onze jonge menschen moeten beginnen haar
historie te kennen. Dan zullen ze Christelijk
mannen-werk leeren kennen. En dat historisch
onderzoek zal hun eigen vorming ten goede ko
men en ze ook vormen tot medestrijders voor
deze edele stichting. De aangewezen bron daar
bij is het Gedenkboek van Ds. Rullmann, nu on
langs bij het jubileum verschenen.
Ook hebben wij bibliotheken in de vergader
kamers. De besturen moeten zorgen, dat daar
als een juweelen keten de brochures, die in den
kring der Vrije Universiteit verschenen zijn, de
kast versieren. Die moeten gelezen worden. Voor
je trouwen moet je toch als fatsoendelijk mensch
„Souvereiniteit in eigen kring" gelezen hebben.
Dat zeg ik maar bij wijze van voorbeeld, want
er zijn onder die kleine boekjes onvergelijkelijke,
die als een schat heel het verdere leven worden
meegedragen.
Jongelingen en jongemeisjes doen zich zelf te
kort als ze van deze uitnemende lectuur geen
kennis nemen. Doen ze het wel, dan doen ze
daarmee ook wat voor de Vrije Universiteit,
want die zal voorgoed hun liefde, hun arbeids
kracht en zelfs hun penningen hebben.
Voor de jeugdvereenigingen der kleinen moet
natuurlijk het brood in stukjes gesneden worden
door de leiders, maar ze zullen goed doen hun
jongens en meisjes deze voedzame spijze niet te
onthouden. Hun moet verteld worden van de
levens der trouwe mannen, die hierin gestreden
hebben, die figuren moeten in hun kinderhart
leven.
Met al deze werkzaamheden nu zijn wij niet
aan het einde. Ze bedoelen veeleer ons verder
te brengen en te leeren meeleven en meebidden
in dat groote werk.
Meebidden kunnen, mogen, moeten onze jonge
menschen voor de Vrije Universiteit. Kennen ze
haar, naar haar beginsel en ideaal, dan zullen ze
het ook gaan doen.
En als het werkelijk gebeurt, dat in de harten
DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD
(HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880)
DOOR
H. KINGMANS.
XXV.
Ik verzeker je, dat de boeren niet best te
spreken zijn. Je hadt ze gister moeten hooren
in den markttrein. Denk om je bedrijf, Even
huis. Ga niet konkelen met die kale lui, die geen
cent in de wereld bezitten en meenen, dat ze
vromer zijn dan alle andere menschen bij elkaar."
,,Wat praat je over gevolgen?" vroeg de mo
lenaar, die zich onverschillig voordeed, maar in
werkelijkheid onrustig was over de woorden van
den boer. „Er verandert op den molen niets,
hoor. Ja, mijn vrouw gaat naar „de schuur".
Dat is jammer. Maar ik wil haar niet terughou
den."
„Waarom niet Dat is toch een kleinigheid?"
„Ik gun elk mensch zijn vrijheid. Daarmee
komen wij het verst. En bovendien Heerema, je
hebt mijn vrouw de laatste weken niet meege
maakt. Zij zou geen leven meer hebben, als zij
niet meer naar „de schuur" mocht. Juist daar
door is zij zoo veranderd. Ik geloof dat wij die
„schuur'menschen wel wat verkeerd beoordee-
len. Zij zijn niet zoo kwaad, als wij denken.
Zij meenen eerlijk, wat zij doen en zeggen."
„Zie je wel, ik heb het al lang in de gaten",
van jonge menschen al sterker deze school der
wetenschap een plaats krijgt, zulk een plaats,
dat ze er zelfs van spreken, als ze die harten
ontsluiten voor de troon der genade, dan kan
de Vrije Universiteit niet te loor gaan. De jonge
menschen kunnen veel voor de Vrije Universi
teit doen als ze er God om vragen om Zijn zegen.
Een stichting, waar het opkomend geslacht God
om smeekt, neen, die kan niet verloren gaan.
C. J. SIKKEL.
Bij dit artikel van Ds. C. J. Sikkel ver
oorloven we ons een enkele opmerking. En wel
deze, dat het o.i. niet op den weg ligt van onze
Jongelingsvereenigingen in dit opzicht practisch
werk te doen. Zijn er onder de leden van de
Jongelingsvereeniging misschien enkele, die men
voor practisch werk, in plaatselijke commissies,
zou kunnen vragen, dan gaat dit om buiten de
vereeniging. Verder zijn we het met Ds. Sikkel
van harte eens, dat bestudeering van de geschie
denis der V. U., den vereenigingen niet genoeg
op het hart gebonden kan worden. HEIJ.
Amice,
Magelang, 8 Januari '31.
Het waren de laatste dagen van December
bange dagen voor de menschen, die op de hel
ling van den Merapi woonden, toen ze door de
weggejaagd werden en met grooten angst voort-
weggejaagd werden en met groote angst voort
snelden om het leven van zich en hun kinderen
te kunnen redden.
Zondag 21 December kwam de politie vragen
of ik het huis, dat de Zending voor hospitaal
heeft gekocht, wou bestemmen als toevluchtsoord
voor slachtoffers van den Merapi. Ik stond het
natuurlijk graag toe en was blij, dat we op die
manier iets konden doen voor hen. De politie
deelde mee, dat er telefonisch bericht was ge
komen, dat er enkele duizenden vluchtelingen
op weg waren naar Magelang en nauwelijks
had hij deze mededeeling gedaan of er was weer
een ander die berichtte, dat de vluchtelingen
reeds bij honderden Magelang instroomden.
Toen ik kwam kijken, zaten er al bijna 1000
menschen in uit het militair hospitaal werden
zeilen aangebracht opdat de menschen niet op
den kalen steenenvloer behoefden te slapen en
voor ons toekomstig Zendingshospitaal stonden
enkele vrachtauto's met rijst. Wonderlijk was
de aanblik van die honderden ellendigen daar
lagen de kinderen in rustigen slaap, van geen
ellende zich bewust, de moeders en vaders zaten
er op den grond bij en voelden zich blijkbaar
al een beetje op hun gemak hier en daar werd
zelfs gelachen op de vragen kreeg men goed
antwoord vergezeld van een lach van verwon
dering, dat ze door een Hollander werden toe
gesproken in de Javaansche taal. Men zou niet
gezegd hebben, dat deze menschen door een
zwaren ramp getroffen waren. En toch dat werd
bij navraag wel duidelijkvelen waren alles
kwijthun huizen, karbouwen, alles was mee
gesleurd door den stroom van steenen en zand
en modder, die de berg uitbraakte en men had
hard moeten loopen om door zoo'n laharstroom
niet te worden achterhaald. Er zijn ongeveer
1600 huizen verwoest, 2500 bouws rijstvelden
door lava bedekt (een bouw is ruim 7000 M2)
en 1300 menschen gedood.
Groot is de ellende, die door deze uitbarsting
is teweeggebracht en roerend te hooren en te
lezen wat zich op de helling, waarlangs de lava
stroomde, heeft afgespeeld. Een der Magelangers
moest noodzakelijk in een der dorpen zijn, die
op den Merapi gelegen zijn hij ging er heen
en als hij er komt, ziet hij, dat alle menschen
gestorven zijn op een dessapad lag een vrouw
nog met een last op haar rug en als deze man
de huizen binnentreedt ziet hij, dat ze vol lijken
lagen. In dit geheele dorp leefde nog één kindje,
smachtend van dorst, geheel uitgehongerd de
bezoeker van dit doodendorp nam het kindje
mee, maar weldra overleed het aan uitputting.
Deze dooden hebben daar gelegen van Vrijdag
tot Maandag alle goederen lagen in de huizen
verbrand was er niets lava niets te bespeuren
blijkbaar was er over die dessa een gloeiende
luchtstroom gestreken, die alle leven heeft ge
dood. Bij zoo'n uitbarsting zijn er telkens heete
luchtstroomen, gloeiende wolken, die met de
smaalde Heerema. „Je hebt een zwak voor die
kale lui. Als het aan jou lag, dan kregen zij
hun zin en dan bouwden zij van ons geld kerken
en scholen, 't Is maar gelukkig, dat wij niet zijn,
zooals jij. Dan speelden die lui", hij legde in
dat woordje al de minachting, die hij slechts
uitdrukken kon, „al gauw mooi weer met onze
centen. Zij zouden de baas zijn. Maar dat zal
niet gebeuren."
Hij stond op, om heen te gaan. De lange zo
meravond was voorbij. Het werd donker.
„Ik geloof, Heerema, dat die menschen onze
centen heelemaal niet noodig hebben", meende
Tjaard Evenhuis. „Ze krijgen toch wel, wat zij
willen, of wij er boos om zijn of niet. Wil ik
je eens wat zeggen, Heerema
„Ik ben anders niet best over je te spreken.
Je redeneert alsof je tot die lui behoort. En dat
is toch niet zoo, voorzoover ik weet."
„Neen, ik behoor niet tot hen. En 'k wilde,
dat mijn vrouw niet veranderd was. Maar ik
wou je dit zeggen, als mijn eerlijke meening
hoe méér die menschen verdrukt worden, hoe
méér zij zich zullen inspannen, om hun zin door
te drijven. En dat zal hen gelukken ook. Je
maakt altijd veel ophef over die schoolwet van
twee jaar geleden. Maar als die wet niet aange
nomen was, dan was er geen verzet gekomen
en dan hadden ze ook niet die vereeniging of
die Unie, hoe heet ze ook gesticht en dan
hadden ze geen collecten gehouden. Zóó denk
ik er over. Wij moeten die menschen laten ge
worden. Dat is veel beter. Ze bereiken toch,
wat ze willen. Let eens op mijn woorden."
„Als je niet zoo'n verstandige vent waart, zou
lahar uit den vulkaan worden uitgestooten en
dan met ontzettende snelheid naar beneden zwe
ven, doodend alles wat door zoo'n wolk wordt
aangeraakt. De weg van deze gloeiende stroo
men van lucht en gas zijn niet te berekenen en
niet te ontvluchtenalles wat op hun baan
wordt gevonden, wordt onherroepelijk neerge
veld.
De ellende is onbeschrijfelijk men vond in
een huis 6 kinderlijkjes, terwijl de moeder, die
waarschijnlijk krankzinnig was geworden van
angst, zich had opgehangen.
En wat een ellende onder die vluchtenden
die moeders, die hun kleine kinderen dragen met
grooten angst omdat ze niet zoo snel voort kun
nen als de anderendie zwangere vrouwen
's avonds moest ik medische hulp halen voor een
vrouw, die in ons Zendingshospitaal moeder
werd en den volgenden dag werd een vrouw
van den weg opgeraapt opdat ze in een nabij-
zijnde tabakschuur haar kind ter wereld kon
brengen. Sommigen werden krankzinnig de el
lende te groot om ze te beschrijven er was
iets van de benauwdheid van den jongsten dag.
Van uit Magelang was de uitbarsting duidelijk
te zienoverdag een zware wolkenbank, die
van den top tot de wolken terrasgewijs opliep,
een berg van rook, die zich onbewegelijk op den
top van den Merapi had gezet in vele lagen
met verschillende tinten en op de helling dam
pende en stroomende ravijnen, waardoor de lava
zich een weg naar beneden zocht. Maar 's avonds
als de hemel helder was dan zaagt ge de breede
vuurmassa neerstroomen, indrukwekkend, eiken
avond weer, groote steenen werden uitgeworpen,
die met razende vaart een vuurstreep trokken
langs het bergmassief.
Nu is de stroom van vuur sterk geminderd,
maar van de 29000 menschen, die moesten vluch
ten, kunnen er duizenden niet meer terugkeeren
hun plaats is niet meer te vinden bedolven als
het is door het eruptiemateriaal. Op de helling
is een christen-gemeente, n.l. Djamblangan, waar
bij ook enkele christenen behoorden van Sroem-
boeng, waar het gevaar gedurende de uitbarsting
het grootst was. De school in Djamblangan is
nog steeds gesloten, maar gelukkig, dat er geen
der christenen gedood is en hun materieele
schade gering. In zulke moeilijke dagen zijn onze
ontvluchte christenen er nog het best van af,
omdat er voor hen gezorgd wordt.
Wij zijn diep onder den indruk van deze uit
barsting algemeen is dan ook de hulpvaardig
heid op een vergadering van onze kleine Euro-
peesche gemeente werd door ongeveer 40 perso
nen een bedrag van ruim 1100 gegeven voor
de slachtoffers van den Merapi en we zijn dank
baar dat het eerste gebruik, dat van ons toe
komstig Zendingsziekenhuis werd gemaakt, was
om deze van alles beroofden een schuilplaats te
bieden.
Als steeds
Uwe
A. MERKELIJN.
TWEETAL TE
Sneek D. van Dijk te Groningen.
W. H. v. d. Vegt te Bergum.
Harlingen J. Meijer te Hoogeveen.
W. H. v. d. Vegt te Bergum.
BEROEPEN TE
SneekW. H. v. d. Vegt te Bergum.
AANGENOMEN NAAR
Haarlem L. Hoorweg te Voorthuizen
Amsterdam-Noord Joh. Kwak te Ten Boer.
Kollumerpomp Cand. F. Boonstra
te Zuidwolde Gr.
BEDANKT VOOR
Rotterdam-Zuid (Katendrecht)E. D. Kraan
te Vlaardingen.
Helder Joh. Meynen te Zalk.
Hijker Cand. F. Boonstra te Zuidwolde (Gr.).
Cand. M. B. van 't Veer, ber. pred. bij
de Geref. Kerk van Zevenbergen c.a. hoopt al
daar D.V. 15 Maart a.s. intrede te doen na be
vestiging door Ds. A. Scheele van Kapelle-
Biezelinge.
Cand. A. de Ruiter, te Giessendam, be
roepen predikant bij de Geref. Kerk te Oude
en Nieuwe Bildtzijl, hoopt 8 Maart a.s. aldaar
ik zeggen, dat het je in je bovenkamer mankeert.
Want zulk een onzinnige redeneering heb ik nog
nooit gehoord. Maar wij willen er niet verder
over twisten. Ik moet ook weg, want het is al
laat. Je moet, om je eigen woorden van daareven
te gebruiken, maar doen, wat je niet laten kunt,
Evenhuis. Maar wees voorzichtig, man."
„Er verandert op den molen niets", antwoord
de de molenaar.
„Behalve dat je je vrouw haar gang laat gaan.
't Zou mij moeten overkomen Ik blijf bij wat
ik gezegd heb even goede vrienden, maar tus-
schen Jan en Marie moet het uit zijn. 'k Heb
niets tegen op je vrouw als persoon, maar mijn
zoon zal geen schoonmoeder hebben, die 's Zon
dags naar „de schuur" gaat. Goeden avond."
„Goeden avond", zei Evenhuis, nog meeloo
pend naar het hek. „Je zult nog wel eens van
meening veranderen, als je ziet, dat hier alles
bij het oude gebleven is."
De andere meende in deze woorden zwakheid
te bespeuren en zeide daarom met een harde
stem, die ver in het rond klonk „Geen sprake
van. Je vrouw niet bij die lui of anders Jan niet
met Marie. Basta."
Hij verdween in den avond, om even later,
op geen tweehonderd pas afstands, de molenaars
vrouw en haar dochter te passeeren.
Tot verbazing van de beide vrouwen kon het
niet eens een korte groet lijden. Hij liep door,
het trotsche hoofd in den nek en met de gedach
te die Evenhuis moet in de gaten gehouden
worden die verkondigt me daar denkbeelden,
die heelemaal niet deugen.
zijn intrede te doen, na bevestigd te zijn door
Ds. S. O. Los van Giessendam.
Ds. S. P. J. Goossens, ber. pred. voor den
missionairen dienst op Soemba, is door de Clas
sis Appingedam geëxamineerd in de Zendings
vakken en met algemeene stemmen toegelaten.
Ds. S. P. J. Goossens zal Dinsdag 24 Maart
a.s. in de Geref. Kerk te Appingedam worden
bevestigd door Ds. J. H. Lammertsma aldaar
in dezelfde godsdienstoefening zal Ds. Goossens
ook zijn intrede doen.
Zijn vertrek naar het arbeidsveld is vastge
steld op 21 April a.s. met de „Marnix van St.
Aldegonde".
Ds. C. Goote, predikant bij de Geref.
Kerk te Oud-Beijerland, ontving op de vergade
ring van de Classis Barendrecht van 4 Febr.
1.1. eervol ontslag.
Ds. Goote werd geboren 22 October 1860. Hij
werd candidaat in de Theologie in 1895. 1 De
cember van dat jaar deed hij zijn intrede bij de
Geref. Kerk te Zuid-Beijerland. Van hier ver
trok hij 17 Juni 1900 naar Oud-Beijerland.
Ds. J. P. Visscher, predikant der Geref.
Kerk te Nieuw-Lekkerland, werd op zijn ver
zoek, na ruim 45-jarige ambtsbediening, door de
Classis Dordrecht eervol emeritaat verleend. Ds.
Visscher stond te Emlichheim, Baarn, Voorscho
ten, Loosduinen, Leeuwarden, Kockengen, Hui
zen, Herwijnen en sinds 1917 te Nieuw-Lekker-
land.
Ds. J. op 't Holt, Geref. predikant te
Bolsward, van wien we in ons blad van 21 Jan.
reeds berichtten, dat hem eervol emeritaat is
verleend en dat hij zich te Staphorst hoopt te
vestigen, zal 10 Mei a.s. afscheid nemen van de
Geref. Kerk te Bolsward. Hij hoopt in Staphorst
de kleine Geref. Kerk aldaar te dienen.
Ds. J. Dekker Hzn., predikant bij de
Geref. Kerk te Leksmond, heeft wegens voort
durende ongesteldheid emeritaat aangevraagd.
Ruim 38 jaren heeft hij de Geref. Kerken in
het ambt gediend. Zijn eerste gemeente was
Wezep waar hij 27 Nov. 1892 zijn intrede deed.
Vandaar vertrok hij naar Nieuw-Vennep, 10
Mei 1896. Hier heeft hij gewerkt tot 10 Juni
1917, toen hij zijn arbeid voortzette te Ambt-
Vollenhove, vanwaar hij 29 Augustus 1926 naar
zijn tegenwoordige gemeente kwam.
Ds. D. K. Wielenga, Geref. predikant te
Diemen, heeft tegen 1 April a.s. emeritaat aan
gevraagd.
Ds. Wielenga werd II Januari 1880 geboren
te Nieuwendijk, waar zijn vader, de latere Hoog
leeraar aan de Theol. School te Kampen, des
tijds predikant was. Evenals zijn vijf broers,
ging hij, na het Geref. Gymnasium te Kampen
te hebben afgeloopen, Theologie studeeren. In
1902 werd hij candidaat, maar daar hij de Zen
ding begeerde te dienen, ging hij naar Londen,
om aldaar aan het Livingstone college een me
dische opleiding voor de tropen te ontvangen.
Door de Geref. Kerk van Hoogeveen werd hij
nu beroepen voor de missionaire dienst op Soem
ba 1 Maart 1904 aanvaardde hij zijn arbeid.
Op Soemba ligt zijn levenswerk. Tegenstand
(tweemaal brandde zijn huis af, eenmaal door
kwaadwilligheid waarbij hij een slag met een
hakmes in zijn gezicht ontving waarvan hij nog
het litteeken draagt) kon hem niet verhinderen
zijn werk telkens met nieuwen moed voort te
zetten. Niet ten onrechte kreeg hij den bijnaam
van „De held van Soemba".
O.a. voor de taalstudie maakte hij zich zeer
verdienstelijk hij gaf een Soembaneesch woor
denboek en gaf voorts verschillende verhalen in
het Soembaneesch uit. Zijn echtgenoote stond
hem in al zijn Zendingsarbeid trouw ter zijde.
Door de toestand van zijn oogen kon hij in
1922 niet naar zijn geliefd Zendingsterrein terug
keeren. Hij werd nu beroepen door de Geref.
Kerk te Ijlst, waar hij 14 Mei 1922 zijn intrede
deed. Vandaar vertrok hij 28 Nov. 1926 naar
zijn tegenwoordige Gemeente.
Uit het „Statistische Zakboek" brengt
een landbouwblad enkele beschouwingen naar
voren, waarin het volgende de aandacht trok,
waarom het ook doorgegeven wordt
„Uit de gegevens omtrent de indeeling der be
volking naar de kerkelijke gezindten blijkt dat
zoowel de Ned. Hervormde Kerk een teruggang,
wat ledenaantal per 10.000 inwoners betreft, ver
toont, als de R. Kath. Kerk. Bij de Ned. Her
vormde Kerk is de teruggang echter sterker n.l.
van 18491920 13.39 en bij de R. Kath.
Kerk 2.55 waar tegenover weer staat de
opkomst na 1900 van de Gereformeerde Kerk,
De molenaar begroette zijn vrouw en dochter
en ging met haar het huis binnen.
„Wat had Heerema, Tjaard. Van ver hoorden
wij zijn booze stem al. Maar wat hij zei, ver
stonden wij niet. En hij liep ons voorbij zonder
te groeten."
,,'k Wed, dat hij jullie niet eens gezien heeft.
Hij had de bokkepruik op. Er ging iets niet naar
zijn zin en dan weet je het wel van Heerema."
„Dan zal hij wel weer bijdraaien", lachte
Marie.
Maar de molenaarsvrouw zag scherper. Zij
bemerkte dat haar man onrustig was en dat hij
niet de volle waarheid had gesproken.
Daarom kwam zij, toen Marie naar boven was
gegaan, er op terug.
„Wat was dat met Heerema, Tjaard Had
den jullie met elkaar ongenoegen
,,'k Wou dat je van „de schuur" weggebleven
was, Tannetje," barstte hij uit.
't Was geen rechtstreeksch antwoord, maar
het liet toch aan duidelijkheid niets te wenschen
over.
„Had Heerema daar aanmerking op
„Wel, natuurlijk. Heel het dorp spreekt er over.
Heerema heeft mij gewaarschuwd voor de gevol
gen. Wat de molen betreft, ben ik niet bang.
Waarom zou men mij schade aandoen Er ver
andert hier toch niets. En er is tenslotte maar
één molen. Maar voor Marie vind ik het jam
mer."
„Wat voor Marie
„Wij meenen immers, dat zij Jan Heerema
graag lijden mag
(Wordt vervolgd)