Weekblad voor der Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 2. Vrijdag 9 Januari 1931, 45e Jaargang. UIT flET WOORD. DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTEUR: Ds. A. G HE IJ TE KOUDEKERKE. VASTE MEDEWERKERSD.D. L. COtlMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN. ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6 OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. WAT WIJ DRAGEN MOETEN. Draagt elkanders lasten en vervult alzoo de wet van Christus. Want een iegelijk zal zijn eigen pak dragen. Galaten 6:2 en 5. Draagt elkanders lasten Draagt uw eigen pak Wie oppervlakkig leest, ziet hier tegenstrijdig heid en zegt„Paulus is niet logisch Paulus blijft zichzelf niet gelijkPaulus spreekt zijn eigen woorden tegen". Ach, zoo iets zegt men van groote mannen altijd Men zegt 't van Paulus en van alle bijbel schrijvers. Nu zal 't heusch wel eens gebeuren dat óók „groote mannen" zich vergissen, maar bij den heiligen man Gods, die, door den Heiligen Geest gedreven, zijn brief aan de Galaten schreef, is vergissing en zelf-tegenspraak uitgesloten. Bovenstaande Schriftwoorden zijn dan ook niet met elkander in strijd, doch vormen een hoogere eenheid. Galaten 6 5 is een onmisbare aanvulling van Galaten 6 2. Wie oppervlakkig leest, verstaat dit niet. Maar wie beide verzen, zooals 't be hoort, in hun verband en onderlinge samenhang ziet, bespeurt hier volle harmonie. Wat moeten wij nu dragen: „Elkanders las ten" óf „ons eigen pak" vracht) Wij moeten het ééne doen en het andere zul len wij niet kunnen nalaten. Het ééne moet geschieden krachtens drang der liefde het an dere is de wet der noodzakelijkheid en wijst heen naar 's menschen persoonlijke verantwoor delijkheid. Galaten 62 beweegt zich dus op gansch ander terrein dan Galaten 65. Toch staan beide verzen in éénzelfde verband Toch schouwen wij onderlinge samenhang De apostel stelt eenige regels voor de Chris telijke samenleving. De in vs. 1 aangesproken „broeders" moeten als leden van één geestelijk lichaam, „samenwonen". (Ps. 133). Menscher:, die „één Heere, één geloof, één doop, één God en Vader" hebben (Efeze 4), behooren bij el kaar, hebben elkaar dus ook noodig en moeten derhalve kunnen rekenen op elkanders hulp en steun. Nu heeft mijn broeder in Christus vooral mijn steun, mijn ondersteuning noodig, als hij struikelt envalt. Die ondersteuning moet dan zoo zegt Paulus in vs. 1 bestaan in een ernstige poging tot oprichting, tot behoude nis en bekeering. Als mijn broeder in zonde valt, moet ik, naar den aard der Christelijke liefde, die de vervulling is der wet van Christus, probeeren of hij niet „terecht gebracht" kan worden. Dat moet ik niet vanuit de hoogte mijner zelfvol daanheid doen, doch „met zachtmoedigheid' (vs. 1), in het volle besef van de mogelijkheid dat ik, die meen te staan, morgen of overmorgen óók in dezelfde verzoeking val In onmiddellijke aansluiting op dit le vers van Galaten 6, volgt nu: „Draagt elkanders lasten', hetgeen dus krachtens het voorgaande zeggen wilOndersteunt elkander in verzoekingen Neemt weg en voorkomt alles wat uw broeder tot zonde kan brengen en is hij gevallen, laat hem dan niet links liggen, geeft dan niet op hem af, maar verdraagt hem, lijdt met hem mede onder den last, die hij door zijn zonde en hare gevolgen te dragen heeft. „Wij, die sterk zijn, zijn schuldig de zwak heden der onsterken te dragen en niet onszelven te behagen." (Romeinen 15:1.) „Draagt elkanders lasten"Dat is dus allerminst„Laat anderen mijn lasten dragen". Paulus maakte hier waarlijk geen propaganda voor gemakzucht. Ook doelt hij niet althans niet direct op onze roeping tot philanthropic en Christelijke barmhartigheid, maar wij worden opgewekt tot Christelijke zondaarsliefde, tot navolging van Jezus Christus, Die Zich ter be houdenis van zondaren zelfs kruisigen liet, opdat Hij hen trekken zou uit deze tegenwoordige booze wereld." (hst. 1:4.) Lezer, die niet oppervlakkig uw bijbel leest, kunt gij in dezen de wet van Christus vervullen? Doet gij er uw uiterste best voor O, laten wij toch niet op elkander fitten en op elkander neerzien. Verdragen wij elkanders zonden met medelijden, met geduld, met liefde, met gebed, opdat wij elkander voor Christus gewinnen en herwinnen Hoeveel zondelast heeft Jezus niet voor ons allen gedragen aan 't kruis der verzoening En nog dagelijks roept Hij ons toe „Komt herwaarts tot Mij, allen die belast zijn Volgt Hem na Draagt elkanders zondelast Draagt elkanders lasten vooral op de vleugelen van uw gebed. Broeders indien iemand onder u van de waarheid is afgedwaald, en iemand hem bekeert, die wete dat degene, die een zon daar van de dwaling zijns wegs bekeert, eene ziel van den dood zal behouden en menigte der zonden zal bedekken Belijdt elkander de misdaden, maar draagt dan ook elkanders misdaden en bidt voor elkander „Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij ver geven onzen schuldenaren en leidt ons niet in verzoeking „Draagt elkanders lasten Wie deze wet van Christus vervult, boekt niet alleen winst voor anderen, maar ook voor zichzelven, want naastenliefde, zondaarsliefde, reddingsdrang en opofferingsgezindheid verlicht ook eigen last. Daarom herinnert de apostel nu in vs. 5 aan het beginsel der persoonlijke ver antwoordelijkheid „Een iegelijk zal zijn eigen pak dragen". Dit snijdt alle misbruik, dat van vs. 2 ge maakt zou kunnen worden, af. Uit het „Draagt elkanders lasten" mag niet geconcludeerd dat het geoorloofd is om eigen last op een ander te schuiven, „Want een iegelijk zal zijn eigen pak, zijn eigen vracht, zijn eigen last dragen." Als broeders van hetzelfde Huis, moeten wij elkander helpen en steunen, maar ieder is voor eigen zonde persoonlijk verantwoordelijk. Wij zullen allen eens voor Gods Rechterstoel staan Dan zal de Rechter oordeelen Dat oordeel over den één en dat oordeel over den ander en dat oordeel over een derde, zai geen vergelijkend-, maar een volstrekt oordeel zijnGod zal een iegelijk vergelden naar eigen werk. Al is het dus volkomen waar dat wij elkanders lasten moeten dragen, toch moet „een iegelijk zijn eigen werk beproeven" (vs. 4), Want voor de Vierschaar Gods komen wij één voor één met de vracht van onze eigen zonden Uw reddingsdrang, lezer, sluit mijn persoonlijke verantwoordelijkheid niet uitUw Christelijke zondaarsliefde kan niet verhinderen dat ik eens als zondaar voor God verschijnen moetMijn zondelast kunt en moet gij helpen dragen, maar. mijn zondeschuldzal ik zelf dragen Ik zelf Ach, dat kan ik niet Heerlijk, als ik door het geloof weten mag dat Jezus Christus die zondeschuld voor mij gedragen heeftZalig, als de Rechter van hemel en aarde mij aanziet in den Zoon Zijner liefde, als droeg ik zelf mijn eigen pakZalig te kunnen belijden„Ik zai mijn eigen pak dragen en ik kan het ook, want mijn Lastdrager en Schuldverzoener deed en doet het voor mij. Geloofd zij de Heere Dag bij dag draagt Hij onzen last Middelburg. RINGNALDA. RUSLANDS NACHT EN DAGERAAD. Bij de uitgevers-maatschappij E. J. Bosch J.Bz. te Amsterdam verscheen in 't vorig jaar van de hand van E. Barth van Marle een boek, waar van we den titel hierboven afschreven. In „Een woord vooraf" deelt de schrijfster mee dat haar doel was met haar boekden Dageraad der Oostersche Reformatie te stellen tegenover den nacht van barbaïsme, verstarde orthodoxie en fanatiek atheïsme. De gegevens voor haar ver haal ontleende ze niet alleen aan de door haar genoemde bronnen maar ook aan mededeelingen, haar verstrekt door personen, die zelf in Rus land hadden vertoefd. Het is de schrijfster zeker wel gelukt ons een diepen indruk te geven van wat er in het Rusland van heden geschiedt, ge leden en gestreden wordt. Een paar stukken willen we hier overnemen, die daarvan bijzonder getuigenis afleggen. Vooraf maken we een tweetal opmerkingen. De eerste betreft Dostojewoki, van wien op bl. 68 aangehaald wordt het woord „Eerst als wij Christus vinden, zullen wij onszelven terug vinden". Het zou kunnen schijnen, dat deze be roemde Russische schrijver, dan zijn groot talent gebruikte, opdat zijn volk den Christus zou terugvinden. Toch is dat zeker niet zoo. Vol gens deskundigen is Dostojwoki één van de weg bereiders der revolutie, die over Rusland zoo groote ellende bracht. Een tweede opmerking zouden we willen maken in verband met het „naschrift", als de schrijfster daar zegt„Zal deze strijd ook over Europa en over ons vaderland komen en zou deze hel noodig zijn, om onze versplinterde duis terheid tot eenheid te dwingen Onder den indruk van het vreeselijk gebeu ren, in dit boek geteekend, vragen we is dat nu het eerst noodige, dat de christenheid tot eenheid komt Temeer voelt men zich tot die vraag gedrongen, wanneer men bedenkt hoe door ve len die eenheid wordt gezocht met verdoezeling van fundamenteele verschillen, zoodat de een heid stel dat ze zoo werd gevonden zonder eenige kracht zou zijn. De kracht, die in Rusland openbaar wordt, en waarvan dit boek verhaalt, is niet de vrucht van een eenheidsbeweging maar van een op- wakend geloofsleven. We willen dan eerst uit dit boek wat aan halen, dat spreekt van Ruslands Nacht, uit het hoofdstuk, dat tot opschrift draagt „Honger". Daar vinden we een correspondentie van een jonge vrouw, aan een tante in Duitschland. Haar vader, een Duitsch landbouwer, afstammeling van Duitsche kolonisten, die zich in 1825 in de Oekraine hadden gevestigd, was vermoord ter wijl ook haar man, Jacob van Dijck een afstammeling van een Hollandsche Mennonieten familie, die eveneens in de Oekraine een woon plaats hadden gevonden die als reizend pre diker rondging, een vreeselijken dood had ge vonden onder de handen van woestelingen. In dien brief schrijft zij dan o.a. „Aan de stations liggen overal menschen te verhongeren, ziek aan vlektyphus en cholera. De dooden lig gen grijs overdekt met luizen. De honger wordt zoo groot, dat men alles verslindtpaarden, kat ten, honden, kraaien. Er zijn geen paarden meer om te ploegen, er is zelfs geen zaaizaad De winter is heel koud en droog, de grond is uit gedroogd als asch. In de Russische dorpen zijn de toestanden het ergst wij hebben het nog iets beter. In een volgenden brief „De nood is ten top gestegen. Deze week kwam broeder Semanin en wat hij ons vertelde van de ellende en nood, die hij gezien had ging al onze voorstellingen nog te boven. In den trein ontmoette hij een vrouw, die in Moskou een paar pond meel had kunnen krijgen en die zeer bezorgd was hoe zij dit kostbare kleinood veilig in haar huis zou brengen. Eén pond meel kost hier zes millioen roebel en 1 pond boter 600.000 roebel. Aangekomen aan het station harer woonplaats, werd haar heel eenvoudig meegedeeld, dat al haar familie leden, in den tijd dat zij weg was geweest, wa ren omgekomen De vrouw verloor haar be zinning." En van nog erger dingen verhaalt zij. „Aan het station N. hebben ze een jongen van tien jaar geslacht. In het huis van een Pastoor wer den zeven hoofden gevonden, zonder de licha men. Een vader slachtte zijn twaalfjarige dochter. De moeder kookte het vleesch om den honger der anderen te stillen, maar toen de vader daarna de hand wilde leggen op zijn veertien-jarigen zoon, liep deze weg van huis. Wat in de arme Russische gezinnen gebeurt, is niet te beschrijven. Velen hebben maar één gedachte brood en dan schrikken ze voor geen enkel middel terug. Zoo gebeurt 't vaak dat men midden in den nacht een woning binnendringt, de geheele familie vermoordt, meesleept en alles opeet. Hierbij komen dan nog de vele besmet telijke ziekten. Bij de groote steden heeft men massagraven gedolven, waar ze met honderden tegelijk in geworpen worden Wat een ellende Wat wonen we dan, bij alle zorg hier, nog in een rijk gezegend land. En deze zoo zwaar beproefde jonge vrouw kan dan haar brief, gedateerd 21 Maart 1922, nog eindigen met te schrijven „Merkwaardig dat de honger naar het Evangelie juist in dezen tijd zoo groot is. Over dien dageraad in Rusland hopen we dan de volgende week iets uit het boek mee te deelen. HEIJ. ONZE ZENDING. 1930 was een jaar van beteekenis voor de Zending, uitgaande van Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Voor moeilijke vraagstukken wer den Zendende Kerk en Deputaten gesteld. De arbeid groeit steeds meerdere offers worden gevraagd. Gods werk kan niet stil worden gezet en wie met dit werk begint, ondervindt altijd, dat het proces van uitbreiding onherroepelijk doorgaat. Toen Middelburg begon met dit werk, meende men onmogelijk de toen vastgesteld som, nog geen vierde deel van de tegenwoordige uit gaven, te kunnen bijeenbrengen. Hoe zijn wij beschaamdLangzamerhand ontwaakte steeds meer in de kerken het besef, dat de liefde tot Christus drong. En over het algemeen kunnen wij zeggen, dat de gelden met liefde en gewillig worden bijeengebracht. God zegende het werk van onzen missionairen dienaar des Woords op ons terrein hebben wij ook reeds een in- landsch predikant. Naarmate het kerkelijke leven sterker wordt, temidden der Javanen, hebben zij ook meer leiding te geven. Hun verantwoor delijkheid wordt daardoor grooter en tegelijker tijd het werk van de missionaire dienaren niet gemakkelijker, mede door de bewegingen, die zich in het inlandsche leven doen gelden. 1930 was voor onze Zending een rijk jaar. God ze gende Ds. Merkelijn en de zijnen alle medehel pers konden hun werk verrichten. Een lang gekoesterd ideaal wordt werkelijk heid. Hoe dikwijls werd in ons midden niet ge sproken over den arbeid der medische Zending. Maar het scheen bij spreken te blijven, totdat eindelijk de mogelijke wegen zich meer aftee- kenden. Wonosobo, thans in veilige handen bij de kerk van Heeg door den steun van Generale Depu taten, konden wij krijgen, maar de bezwaren waren van dien aard, dat er van moest afgezien worden. Magelang bleef het einddoel. 1930 getuigt in dezen van veel strijd en moei lijkheden, maar ook van „met zegen bekroond". Een flink huis werd gekocht. Zeeland, Brabant en Limburg, geheel Nederland brachten den koopsom bij elkaar. Indië zelf bleef niet achter, zoodat nu begonnen kan worden. De gelden voor de exploitatie zijn er, maar blijvende activiteit is gewenscht. Eenige verslapping in opwekking en bijdragen, zou het werk moeilijk maken. Moet het leven soberder in onze dagen wor den ingericht, worde dat niet allereerst op het kerkelijk leven en den Zendingsarbeid toegepast. Er zijn nog gemeenten in Zeeland, die haar roeping niet verstaan. Hoe komt dat De Heere eischt het van ons en in Zijn weg is Zijn zegen. Dat alles toch niet overgelaten worde aan de gewillige kerken, want het is uw zaak, kerken van Zeeland. 1 Juli 1931 D.V., naar wij hopen, opening van ons hospitaal. Dr. Dreckmeyer, thans te Wonosobo, heeft zich bereid verklaard de lei ding op zich te nemen .Enkele formeele zaken zijn nog door Deputaten te behandelen. In Magelang straks een hospitaal, ook op ons Zendingsterrein straks een arts. Onze zorgen meerder, dat zal ook de kerk van Middelburg verstaan, nu in deze maand de bijdrage van ieder zal worden gevraagd voor dit heerlijke werk, maar Gods Woord zegt ons en gelde dit voor ons allen in 1931 met betrek king tot alles, ook tot den Zendingsarbeid „Weest in geen ding bezorgd maar laat onze begeerten in alles door bidden en smeeken met dankzegging bekend worden bij God." Middelburg. SCHEELE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1931 | | pagina 1