Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 51.
Vrijdag 19 December 1930,
44e Jaargang.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTEUR t Ds. A. Q HE IJ TE KOUDEKERKE.
VASTE MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE
en R. J. VAN DER VEEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
SION, DE LICHTSTAD.
En de heidenen zullen tot uw licht
gaan en koningen tot den glans, die U
is opgegaan.
Jes. 60:3.
„Zeer heerlijke dingen worden van U ge
sproken, o stad Gods, schoon van gelegenheid,
een vreugde der gansche aarde is de berg Sion,
de stad des Grooten Konings. De Heere bemint
de poorten van Sion." En ,,De Heere zal
ijveren over Jeruzalem en Sion, het zal tot een
woestenij worden, en Jeruzalem zal tot steen-
hoopen worden. Sion zal als een akker worden
geploegd. Uw huis wordt U woest gelaten."
Sterke tegenstellingen duszegen en vloek,
heerlijkheid en verwoesting, aanneming en ver
werping, beide wordt over Jeruzalem uitgespro
ken. Toch behoudt in de profetieën de zegen
het laatste woord. Door diepe wegen van be
zoeking, van benauwdheid en angst, van wolk
en donkerheid, voert God Sion weer op tot
nieuwe heerlijkheid en schoonheid. Jeruzalem zal
altijd weer juichen, zal zeker wonen, zal ge
troost worden, zal een verkondigster zijn van
goede boodschap, zal een licht worden. Maar
in al die profetieën ziet de wederopbouw, dat
nieuwe heil, die schoone toekomst van de stad
Davids op de terugkeer uit de Ballingschap, de
herbouw van stad en tempel, op de nieuwe bloei
periode, die Jeruzalem zal beleven.
Toch verleenen de profeten aan die nieuwe
vooruitzichten van Jeruzalem bepaalde trekken,
die er op wijzen, dat ze over 't aardsche Jeru
zalem heen 't oog hebben op een hemelsch gees
telijk Sion, waarvan 't aardsche een flauwe af
schaduwing is. Zoo b.v. als aan Jeruzalem we-
reldbeheerschende beteekenis wordt toegekend,
dat van Sion de wet zal uitgaan en des Heeren
woord uit Jeruzalem. Jeruzalem wordt gezien als
de stad, het middelpunt van het leven en be
weeg der volkeren. En dat is de hoofdstad van
Palestina nooit geworden. Jeruzalem is nimmer
een stad van beteekenis geworden voor handel
en verkeer, geen centrum van wetenschap en
kunst, geen glanzende lichtstad van verblindende
schoonheid, hel verlichte straten en pleinen, vol
aantrekkelijke gebouwen, waar de wereld haar
vreugdedans uitvoert, waar de zwijmelbeker van
zinnelijk genot in volle teugen kan worden ge
noten waar de mensch het beste, edelste, heer
lijkste, maar ook het slechtste, laagste, verach-
telijkst bijeen brengtwaar de beschaving en
de verfijning van den menschelijken geest haar
hoogtepunt bereikt, maar waar ook de diepste
afgrond van verlaging en ver dier lij king der zeden
wordt aanschouwd.
Jeruzalem is niet geworden een Parijs, de
lichtstad van het Westen het - heeft als stad
nooit een wereldbeheerschende invloed uitge
oefend, het werd door de Romeinen beschouwd
als een provinciestadje van niet zoo groote be
teekenis. Daarom heeft de profetie diepen zin.
Al is de wederopbouw van Jeruzalem feit ge
worden en heeft Zerubabel de tempel doen her
rijzen en is deze tempel later door Herodes met
groote luister en schittering omgeven, dit alles
kan slechts beeld zijn van een hooger geestelijk
Sion.
Er is in Jes. 60 sprake van een hemelsch licht,
van een goddelijke glans, die over Sion zal op
gaan. De Heere zal zijn licht, zijn heerlijkheid
over de stad Davids laten schijnen, en in dat
licht moet Israël zich verheugen. De Heere zal
tot een eeuwig licht zijn en God zal haar tot
luister wezen. De muren zullen Heil genoemd
worden en haar poorten Lof, en de zon zal niet
meer zijn tot een licht des daags, noch de maan
tot een glans om te lichten.
Het licht ,dat de Heere zal doen schijnen, zal
dus van andere aard zijn, zal een bovennatuurlijk
licht zijn, en de stad Sion zal een blijdschap en
vreugde kennen, die in geen land ter wereld
wordt gemaakt zal een heerlijkheid en schoon
heid doen uitstralen, die geen lichtstad als Co-
rinthe of Parijs ook maar ooit heeft gekend
zal een schittering en glans vertoonen die het
van diamanten en paarlen meest pralende vor
stenhof nimmer heeft geëvenaard.
En daarom zullen de heidenen, zullen de vol
ken, die zulke stralende lichtsteden bezitten, en
Koningen, die gewend zijn aan verblindende
pracht en flonkering van edelgesteente, ze zul
len komen tot het Licht, tot het alles overschit-
terend Licht, dat over de stad Sion zal opgaan.
De heidenen zullen, aangetrokken en bekoord
door dit hemelsche Licht, hun heerlijkheden ver
laten, hun begeerlijke schoonheden en schatten
opgeven om zich te gaan baden in de reine
lichtglanzen, die van Sion uitstralen.
De Koningen zullen hun macht en majesteit,
hun eer en grootheid zien verbleeken bij dezen
glans en ze zullen zich in dit zalig hemellicht
gaan verheugen.
De heidenen zullen tot Uw licht gaan en
koningen tot den glans, die U is opgegaan.
Het geestelijk Sion, de gemeente Gods is dus
het lichtende, stralende centrum der menschen-
wereld, de lichtstad, waarin niet een volk zijn
trots en vermaking vindt, maar waarheen alle
volken zullen heentrekken om in haar heerlijk
licht zich te verheugen de lichtstad, waarin niet
één vorst de zonnekoning zijn zal, maar waar de
koningen en vorsten der aarde zich zullen ver
gaderen om eere te brengen aan den Hemel
koning, die Zijn Majesteit van zijn volk ten
toon spreidt.
Jesaja ziet dus heerlijke dagen aanbreken voor
Sion, voor de gemeente Gods. Ze zal staan in
't middelpunt der belangstelling, in haar zullen
de volkeren en koningen hun eenheid en ge
meenschappelijke zaligheid vinden.
Een Licht, zoo groot, zoo schoon,
Gedaald van 's hemelsch troon
Straalt volk bij volk in d' oogen
Terwijl het 't blind gezicht
Van 't Heidendom verlicht,
En Isrel zal verhoogen.
Het licht, dat in Christus Jezus over Sion,
en daarin over de wereld is opgegaan, is een
licht, dat schijnt over de duisternis, waarin nooit
te voren eenige lichtstraal gevallen is. Christus
is het Licht der wereld, die Hem volgt zal in
de duisternis niet wandelen, maar zal het licht
des levens hebben.
Door wetenschap noch beschaving, door
aardsch geluk noch vermaak wordt geen enkele
lichtstreep in de geestelijke wereld van onkunde
en dwaasheid van smart en ellende van zonde
en onheiligheid geworpen. De wereld is het do
mein van den vorst der duisternis en elke vonk
van Goddelijk licht wordt gedoofd in 't leven
der menschen.
Hoe lang en angstig is 't leven der duisternis
het leven der heidenen is vol angst en schrik,
en ook de vorsten en edelen der volken, ze
kunnen zich niet opheffen tot ware, blijvende
vroolijkheid en blijdschap.
In de zwarte nacht van het heidendom, in de
zwarte donkerheid der zonde, in de troostelooze
omnevelde wereld zucht de ziele op tot God om
licht, om troost, om verlossing en zie dat
Licht, dat eenige licht, dat in die duisternis van
't menschenleven straalt is verschenen in den
Heere Jezus Christus is het wonder, dat de hei
denen toestroomen en de koningen toevloeien
Christus moet allereerst Sion vervullen met
Zijn zalig en heerlijk Licht, maar van Sion uit
een hoogen berg, die niet verborgen blijven kan.
Christen moet allereerst Sion vervullen met
Zijn zaligen heerlijk Licht, maar van Sion uit
moet dat Licht worden meegedeeld en uitgedra
gen naar elk, die in 't duister dwaalt.
De bevoorrechting van Sion is tegelijker tijd
zijn roeping gezegend, moet het zelf een zegen
zijn.
Sion is er om de volken het moet de derde
zijn in het verbond der volken, het moet zijn kos
telijke schatten uitdeelen om daardoor anderen
te verrijken.
Het licht des Evangelies, mag en kan niet be
sloten blijven in eigen stad, in eigen kring, in
eigen hart, maar het zal heerlijk uitstralen en
noodigend zijn glans doen schitteren.
Laat U dan ook van dat hemelsch Licht door
dringen, word verlicht, word zelf een licht
laat U door het rijke, liefelijke, vertroostende
licht van den Heere Christus doorstralen, opdat
ge anderen kunt verlichten.
Want Uw licht is gekomen en de heerlijkheid
des Heeren is over U opgegaan.
De Gemeente van Jezus Christus moet een
Lichtstad zijn, van haar moet een zegenende,
vertroostende, verblijdende glans uitgaan, want
de gemeente is op haar beurt, evenals Jeruzalem
en Sion, beeld van nog heerlijker, rijke toekomst
n.l. van het nieuwe hemelsche Jeruzalem, de
groote stad, nederdalend uit den hemel van God
deze heeft de heerlijkheid Gods en haar licht in
den allerkostelijksten steen, den steen Jaspis,
gelijk, blinkende als kristal.
En deze stad behoeft de zon en de maan niet
want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht
het Lam is hare Kaars.
En de volken, die zalig worden zullen in haar
licht wandelen en de koningen der aarde bren
gen hunne heerlijkheid en eer in de zelve.
Openb. 21.
St. Laurens. A. KONING.
MEER CONTRIBUANTEN.
In verband met de cijfers, die we in het vorig
nummer publiceerden, ontvingen we van den
correspondent voor de V. U. voor Oudelande
en Ellewoutsdijk, welke plaatsen dan begrepen
waren onder Baarland, het verblijdend bericht,
dat het aantal contribuanten daar belangrijk om
hoog gegaan was en dat er zelfs een lid was
gewonnen. Gaarne geven we hier die rectifica
tie. Als men ons van de verschillende plaatsen,
bijvoorbeeld in de maand Maart, na het beëin
digen van de wintercampagne, wil opgeven hoe
dan de stand van zaken is, willen we D.V.
gaarne die gegevens in de Kerkbode opnemen.
HEIJ.
DIACONALIA.
IV. (Slot).
Steunregeling Diaconale Armenzorg.
Op de laatste Prov. Diaconale Vergadering
te Middelburg werd door een der broeders een
vraag gedaan over eene onderlinge steunregeling
voor hulpbehoevende Diaconieën en door den
voorzitter is hij toen verwezen naar het besluit
van de Gen. Synode van Groningen 1927.
Uit Art. 170 der Acta van de Gen. Synode
van Groningen 1927 blijkt, dat door de Synode
van Utrecht opdracht gegeven was aan Prof.
Dr. F. W. Grosheide, Mr. A. J. L. van Beeck
Calkoen en Ds. J. P. Klaarhamer een rapport
samen te stellen inzake onderlinge steunregeling
der kerken ten opzichte van hare Diaconale
Armenzorg. Genoemde broeders hebben zich
loffelijk van die taak gekweten, zooals blijkt uit
het Rapportenboek.
De Gen. Synode van Groningen besloot o.a.
(zie Art. 170) „met den inhoud van genoemd
rapport instemming te betuigen en het bij de
kerken aan te bevelen".
Daar gaat het bij de kerken om, als de aan
dacht gevestigd wordt op deze zaak, omdat de
kwestie der onderlinge steunregeling zich in de
laatste jaren wel eens voordeed en misschien de
tijd niet meer verre is, dat Diaconieën hulp zul
len moeten inroepen.
Nu moet er eerst op gewezen, dat het er in
Zeeland niet omgaat elkander te steunen voor
de verzorging van hulpbehoevende idioten en
andere ellendigen, want daarvoor is een kas,
waarvoor in alle kerken wordt gecollecteerd en
waaruit verschillende Diaconieën steun ontvan
gen. Daarover moet dus niets geschreven, maar
een gansch andere kwestie trok de aandacht.
Er zijn kerken, die niet in staat zijn naar eisch
hunne armen te verzorgen. Wat moet er dan ge
beuren
Bovengenoemde deputaten wijzen eerst op de
roeping der diakenen goed toe te zien, dat ga
ven voor de armen op de rechte plaats worden
bezorgd en dat er zij genoegzame hulp en dan,
dat er ook eene roeping is voor de kerken, die
toch bij Art. 41 D.K.O. op de Classicale Ver
gadering de vraag stellen laten „of de armen be
zorgd worden en ook bij de kerkvisitatie on
derzoek doen naar de verzorging der armen.
Verder bevelen zij hulpbehoevende Diaconieën
aan den kerkelijken weg te volgen door zich te
wenden tot de Classis, waartoe zij behooren, als
zijnde hulpbehoevend vanwege hare diaconale
armenzorg.
Dit voegen wij er tusschen, dat zulk eene
kerk dit zal hebben te bewijzen met de noodige
bescheiden en blijkt daaruit zonneklaar, dat
hulp noodzakelijk is, dan kan er eene collecte
uitgeschreven in de Kerken der Classis ten be
hoeve der vragende kerk en kunnen die niet
genoegzame hulp bereiden, dan wende de Clas
sis zich tot de Particuliere Synode, waaronder
zij ressorteert, die dan op dezelfde wijze zal
hebben te steunen. Dit achten de deputaten de
eenvoudigste en meest doeltreffende weg en de
Gen. Synode van Groningen heeft dat door haar
besluit onderstreept.
Nu is het evenwel ook geprobeerd op eene
andere wijze n.l., dat de verschillende diaconieën
der kerken eener Classis eene hulpbehoevende
diaconie ondersteunen, als er eene vastgestelde
som door deze werd gevraagd voor eene be
paalde verzorging.
Een tweetal gevallen zijn me daarvan bekend
en hoezeer ook gepoogd is de hulp op deze wijze
te doen slagen wat mij in deze gevallen het
allerbeste scheen het is niet ten volle mogen
gelukken het langs laatstgenoemden weg te be
reiken, omdat enkele diaconieën bezwaar had
den. Niet een bezwaar om iets van hun over
schot mede te deelen, als het noodig was, maar
wijl de broeders, die deze diaconieën vertegen
woordigden van de gedachte uitgingen, dat de
gevraagde hulp op andere wijze best kon wor
den verkregen.
Evenzeer zou het gevaarlijk zijn, dat op een
classisvergadering een besluit genomen werd,
waardoor beschikt werd over de gelden der
plaatselijke diaconieën, wijl dat volgens ervaring
leidt tot groote moeilijkheden. Daarom lijkt ons
thans het besluit van de Gen. Synode van Gro
ningen 1927 de beste weg tot hulp en steun.
Natuurlijk kan de Classis de collecten stellen
in handen eener commissie - liefst bestaande
uit diakenen die eerst alles onderzoekt en
daarna handelt naar plicht en geweten.
Op de volgende vergadering onzer Zeeuw-
sche Diakenen kan ook deze zaak wel eens van
alle zijden bekeken, opdat ook hierover eene
gemeenschappelijke opinie worde verkregen.
Het moderamen onzer Prov. Diac. Conf. is
actief genoeg om juist in deze tijden te zorgen,
dat ook dit punt eens ter tafel komt.
Tevens moge dien broders worden gevraagd,
dat zij dan ook eens onderzoeken willen of de
diaconieën van de Zeeuwsche Kerken wel alle
op de rechte wijze staan geboekt ten gemeente
huize n.l. als Diaconie van de Geref. Kerk
te
Om moeite te voorkomen willen de diakenen
dat op hunne respectievelijke plaatsen ten ge
meentehuize onderzoeken en met eigen oogen
zich er van overtuigen, dat het werkelijk in
orde is.
Het is noodig de aandacht er op te vestigen.
Te laat zou kunnen zijn het berouw, dat men
er die kleine moeite niet voor over had.
K. B. SCHEELE.
BELANGRIJK EVANGELISATIE-WERK.
Onze Hoofdredacteur vroeg mij een artikeltje
te schrijven over de „Elisabeth-Bode".
Dat wil ik gaarne doen.
De Elisabeth-Bode dient zich aan als „Maand
blad voor het Christelijk gezin" en beoogt voor
namelijk de evangelisatie onder de hoogere
standen.
Haar vóórgeschiedenis mag ontroerend ge
noemd worden.
Het is de geschiedenis van een Christenvrouw.
Zij werd geboren te Arnhem, den 4en Mei 1881.
Haar naam was Elisabeth Keller.
Op zevenjarigen leeftijd verloor zij haar vader.
Bij zijn sterfbed moest zij telkens voor hem
zingen het vijfde vers van Ps. 25 „Loutre goed
heid, liefdekoorden
Elisabeth had een ernstig karakter.
Reeds vroeg in haar jeugd leerde zij den
Heere vreezen.
In 1908 huwde zij met den Heer A. Mijnhardt.
Hun huwelijksgeluk mocht helaas niet lang
durig zijn.
26 Februari 1929 overleed Elisabeth Mijn-
hardtKeiler plotseling.
Maar zij heeft die 21 jaren goed besteed, niet
alleen door aan haar lief gezin een voorbeeldige
opvoeding te geven, maar ook door veel ge
zegend werk te verrichten op christelijk-maat-
schappelijk terrein.