Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 44.
Vrijdag 31 October 1930.
44e Jaargang.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTEUR: Ds. A. C HE IJ TE KOUDEKERKE.
VASTE MEDEWERKERS: D.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W, M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE
en RJ. VAN DER VEEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ G
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
BEWAAR HET PAND,
O Timotheüsbewaar het pand u
toebetrouwd.
I Timotheüs 6 20a.
Welk een rijke genade is het dat God de
Heere aan den verlosten zondaar vertrouwen
schenktHij begenadigt hem niet zonder dat dit
tot zijn bewustzijn doordringt. Hij laat het licht
der zuivere kennis Gods in zijn ziel vallen. Hij
stelt hem in staat dat licht op te vangen en in
den spiegel van zijn bewustzijn te weerkaatsen.
Daarin toont God welk een groot vertrouwen
hij in Zijn aangenomen kinderen stelt.
Hij geeft hen Zijne openbaring Hij vertrouwt
hen die toe. Hij stelt u hen voor verantwoorde
lijk. Hoe hoog wordt hierdoor de begenadigde
zondaar geplaatstHij wordt weer als beeld
drager des Allerhoogsten behandeld. Welk een
eere wordt hen hierin verleendWelk een
glans wordt aan den ontluisterde bijgezetWelk
een hooge roeping wordt hem opgelegdHij
wordt herschapen tot drager van de Godsopen
baring.
Is deze eere niet te groot Is deze verant
woordelijkheid niet te zwaar Zijn de menschen-
handen niet te zwak om dezen schat te dragen
De geschiedenis der eeuwen toont telkens weer
dat deze taak aan de geloovigen ontnomen en
aan een afzonderlijke instelling opgedragen werd.
„De Kerk" moest deze roeping vervullen. Maar
de Kerk kan noch mag een macht zijn boven
de geloovigen. Zij is en moet blijven de verga
dering der geloovigen, al hun zaligheid verwach
tende in Christus Jezus, gewasschen zijnde door
Zijn bloed en verzegeld door den Heiligen
Geest. Het baat ook niet „de Kerk" met deze
taak te belasten, want dit hooge instituut wordt
toch ook uit menschen gevormdmenschen van
gelijke bewegingen als wij.
Zeer zeker is de kerk de pilaar en vastigheid
der waarheid. Aan haar zijn de woorden Gods
toebetrouwd, doch niet omdat zij onafhankelijk
staat voor de geloovigen, maar wijl zij de ge
meente der geloovigen is. Allen tezamen en
ieder afzonderlijk hebben de profetische roeping
elk lid dat Christus is ingeplant heeft deel aan
het toevertrouwde pand. Wie die vergeet of
miskent kan voor den zegen der Kerkhervor
ming niet recht danken houdt eene „godsdien
stige vereeniging" over en heeft de kerk ver
loren.
Blijft dit toevertrouwde pand „vanzelf" on
gerept en ongeschonden Allerminst. Daar is
krachtsontplooiing voor noodig. Want deze gave
wordt van allerlei zijden belaagd. De duivel
spant al zijne krachten in om te bewerken dat
de heilswaarheid verdonkerd wordt dat het
Woord des Heeren van Zijn luister beroofd
wordt, dat het niet meer geloofd wordt in den
vollen zin des woords. Het geloof wordt uit
gehold tot de laatste verstandelijke aanvaarding
en beaming van een reeks godsdienstige stellin
gen. De fleur gaat van de waarheid afhet
stofgoud wordt weggeblazen. De „wereld" wordt
in de kerk ingedragen en het hart dat nog steeds
tot alle boosheid geneigd blijft, voelt steeds weer
het verzet tegen het Evangelie in zich oprijzen.
De gave van de Godsopenbaring is onzegbaar
groot, maar de vijandschap tegen die gave niet
minder. Vandaar dat de apostel zijn zoon Ti
motheüs met alle kracht der herderlijke trouw
opwektbewaar het pand u toebetrouwd.
Zorgt God dan niet zelf voor Zijn Woord
Laat Hij het dan toe dat dit Woord verduis
terd, dat het goud verdonkerd wordt Neen,
zeker niet. Hij laat de getuigenis van Zijne ge
nade niet van de aarde verdelgen Hij laat ze
ook niet uit de harten der menschen verdringen.
Wat Hij gaf heeft Hij niet losgelaten maar Hij
blijft er in teedere zorg over waken. Laat Sa
tan woeden en pogen de zielen der geloovigen
te vergiftigen het zal hem niet gelukken. De
poorten der hel zullen Christus' gemeente nooit
overweldigen of het ondenkbare moest wer
kelijkheid zijn dat Hij ons bedrogen had, die de
toevlucht tot Hem genomen hebben.
Toch staat deze bewaring door God niet los
naast de bewaring door de geloovigen. Zij mo
gen in de belofte des Heeren nooit een reden
tot slapheid zoeken. Zij hebben te volbrengen
wat hen op de hand is gezet, wetende dat God
de Heere middellijk werkt. Zij zullen de oogen
open moeten houden voor de gevaren die hun
schat bedreigen. Zij hebben te bewaren wat hun
geschonken is, anders onteeren zij den God van
alle goed."
En zij kunnen die taak volbrengen, omdat zij
er niet alleen voor worden geplaatst. De Hei
lige Geest die in hen woont maakt hen steeds
meer tot profeten, die moedig en blij het Woord
des Heeren belijden. Hij bekrachtigt hen om te
doen wat zij moeten doen. Niet in eigen kracht
staan zij voor de Waarheid, maar in de kracht
des Heeren. Slechts biddend in eigen machte
loosheid erkennend zijn zij helden, die vervaar
digd worden tot groote daden.
Op Hervormingsdag zien zij ook hierop dank
baar terug dat het Gode behaagd heeft Zijn
Woord weer aan de geloovigen terug te geven.
Wij danken voor den daarin ontvangen zegen.
Wij belijden ootmoedig Zijn genade die vrij
heeft gemaakt van knellende banden. Waardeert
gij dien zegen Dat zal blijken uit uw houding
tegenover 't Woord des Heeren. Wie heden
slechts medelijdend de schouders kan ophalen
of hooghartig neerzien op hen die nog steeds
door zware boeien omvangen zijn, toont daarmee
den zegen niet te verstaan. Wat heden bij het
terugzien op wat geschied is, allereerst noodig
is, is de bede breng Heer al uw gevang'nen
weder Erken uw hooge voorrechten in onder
scheiding van vele anderen maar roem niet
op uzelf want wat hebt gij dat gij niet ontvangen
hebt
Laat ons bij het terugzien, ook om ons heen
zien en de toekomst niet vergeten. Was vroeger
algemeen de gedachte de Waarheid is er en
de vraag slechts in 't geding waar is zij te vin
den tegenwoordig is de Waarheid, zelve
scherp omstreden. De loochening der Waarheid
breekt steeds scherper door. De verleiding om
het geloof dat den heiligen overgeleverd is, te
verzaken wordt met den dag sterker. De vrij
machtige genade in de vergeving der zonden
wordt steeds luider ontkend. Dat God verzoent
wordt vervangen door de begeerte om Gode
genoeg te doen, als dat tenminste nog noodig is.
De greep van het Christendom op de massa
verzwakt. De jeugd is aan ontzaglijke verzoeking
blootgesteld. Is het niet noodig de apostolische
vermaning te hooren en ter harte te nemen
bewaar het pand u toebetrouwd De strijd onzer
dagen gaat waarlijk niet om wat kleinigheden
Kunt gij bewaren wat u geschonken is Is
er band aan het Woord des Heeren Leeft gij
uit en naar dat Woord Is het waarlijk een
licht op uw pad Of roemt gij in wat gij niet
bezit Maar dat zou ontzettend zijn Geen band
aan het Woord, dat is geen band aan Christus,
dat is geen band aan God Gij nadert toch niet
tot den Heere en gij staat toch niet voor de
vierschaar der wereld met een leugen in uwe
rechterhand O, hoor het Woord des Heeren.
Verhard u niet, maar laat u leiden om uws levens
wil, want waarom zoudt gij sterven
Laat de nieuwe mensch zijn kracht toonen
Wat u ook ontnomen wordt, spreekt gij in den
moed des geloofshet Woord zult gij laten
staan „Elke deformatie der kerk begint hier
mede dat het geloof zijn bezieling verliest."
Maar de ware dankbaarheid blijkt in het bewa
ren van wat is toevertrouwd. En slechts wie
zoo bewaart, is in staat om aan anderen het
Woord des Heeren zuiver en onvermengd over
te geven. Waarlijk voor daverende fanfares op
de heerlijkheid van het Protestantisme is geen
reden. Wel voor innigen dank en meerder trouw.
Wel voor verootmoediging en schuldbelijdenis.
Wel voor het voornemen des harten om bij den
Heere te blijven en Hem te gelooven die tot
ons spreekt. En ja, dan kunnen wij de uitkomst
in Gods hand laten. Die zichzelve in de vreeze
Gods bewaart, ziet de belofte aan zich vervuld
Ik zal u bewaren in de eere der verzoeking.
Ik zal u bewaren in de ure der verzoeking.
Houd dan wat gij hebt, opdat niemand uwe
Oostkapelle. E. DOUMA.
HET JUBILEUM DER V. U.
De jubileum-dagen der Vrije Universiteit had
den een uitnemend verloop. Allen die gelegen
heid hadden die dagen mee te maken zijn een
stemmig in hun lof, dat het heerlijke dagen
waren. En door de wondere techniek van de
radio konden tienduizenden in het heele land en
daarbuiten, van uit de verte meelevende, deelen
in het schoone, dat daar genoten werd.
Twee dingen kwamen wel heel duidelijk uit.
Allereerst welke rijke vruchten de Vrije Uni
versiteit in deze halve eeuw gedragen heeft,
waar zij met eere haar plaats temidden van an
dere Universiteiten mocht innemen. Terecht
werd de vraag gedaan wat zouden wij als Ge
reformeerde groepen in ons volk zijn, wanneer
we de V. U. niet hadden gehad Van af haar
oprichting tot nu waren ruim 1500 studenten
ingeschreven in haar album. En onder haar oud
leerlingen worden gevonden mannen van naam,
die in binnen- en buitenland de vaan der Ge
reformeerde beginselen opheffen.
En het tweede, niet minder verblijdende, is
dat de Vrije Universiteit nog een groote plaats
heeft in het hart van het Gereformeerde volk.
Dat kwam daarin uit, dat, waar gevraagd werd
300.000 voor het Uitbreidingsfonds, door dat
volk veel meer dan dat groote bedrag met lief
de werd bijeengebracht. Dat bleek ook uit de
groote geestdrift, die de vergaderingen kenmerk
te. Tot het laatste toe bleef de belangstelling
onverflauwd.
Zoo getuigden deze dagen van de genade
Gods, die aan ons volk mannen gaf, begaafd
niet alleen met groote wetenschappelijke gaven,
maar ook met geloof, om hun wetenschap in
dienst te stellen van den Christus Gods, en de
wetenschap op te roepen, dat ook zij zich zou
stellen in den dienst van den Zoon Gods, die
zich uitermate wilde vernederen, maar Wien
daarom ook gegeven werd een Naam boven
alle namen. En dat de oproep tot het volk, zulk
een Universiteit in stand te houden, niet tever
geefs uitging.
Maar zoo roepen deze dagen ook op, de roe
ping voor een toekomst te verstaan. Wat een
Godsgeschenk is moet dat ook in dankbaarheid
aan Zijn dienst gewijd blijven.
En dan zal noodig zijn, dat ons Geref. volk
met liefde deze stichting blijve steunen met Zijn
gebed en gaven. En ook noodig zijn, dat de
Universiteit trouw blijve aan haar grondslag en
steeds meer ga beantwoorden aan haar doel
op alle terrein van wetenschap te verheerlijken
den Naam van Hem, uit Wien, door Wien en
tot Wien alle dingen zijn.
Moge dat ook in de tweede halve eeuw ken
nelijk openbaar worden. HEIJ.
EERBARE KLEEDING.
Het andere punt, waarop ons artikel over
den Geref. Meisjësbond blijkbaar nog nadere
toelichting behoeft, betreft wat we schreven over
de kleeding.
Dit „kleedingvraagstuk" om het zoo eens
te noemen staat dan echter niet op zichzelf,
maar kan alleen recht verstaan worden in ver
band met vele andere verschijnselen, die in de
zen tijd zorg baren.
En daarom moeten we eerst daarop wijzen.
We beginnen dan met instemming hier over
te nemen wat we lazen in het Orgaan van den
Geref. Meisjesbond „Bouwen en Bewaren" No.
41 in een artikel van A. K. V.
Zij schrijft
„Hoe groote gevaren vooral onze jonge men
schen bedreigen, teekent ons met ontróerenden
ernst het hoofdartikel van „De Standaard" in
het nummer van 28 Nov. j.l. „Men schijnt
niet te willen weten, hoe juist de „fatsoenlijke"
vorm, waarin het gif wordt opgediend, het nog
te gevaarlijker maakt. Op allerlei wijze wordt
de sexueele prikkel in het leven versterkt. Van
een strijd tegen dezen prikkel, van het beheer-
schen der hartstochten schijnen velen niet meer
te weten. Daar is in vele kringen een wonderlijk
rumoer over deze dingen. De mode draagt er
het hare toe bij en voorts de schaamtelooze
kleeding in sport en op het strand, het schaamte
looze spel ook met het naakte in illustraties in
de pers, om nu van zedelooze romans, zedeloos
plaatwerk en pornografie te zwijgen. En als dat
alles zijn invloed heeft doen gelden, dan begint
men te jammeren over den „sexueelen nood"
der jeugd, welke nood wordt tot een probleem,
dat men tracht op te lossen door een „sexueele
voorlichting", die dan het gevaar zal keeren.
Op het „Congres omtrent het veranderde gezins
leven", welk congres vele teleurstellingen bood,
werd verzekerd, dat zulke voorlichting er moest
zijn, opdat de jonge menschen hun wijsheid niet
uit vuile bronnen putten." Tot zoover De
Standaard. En we meenen, dat ons Anti-revolu
tionair hoofdorgaan volstrekt niet overdrijft in
zijn beweringen. Als een der droevige oorzaken
van het vreeselijk kwaad der zedeloosheid noe
men we vooral den „te" vrijen omgang tusschen
de jonge menschen. De conventioneele omgangs
vormen, waarbij het „afstand bewaren" geboden
was, verdwijnen langzamerhand".
Ook deze schrijfster in „Bouwen en Bewaren",
wijst dus naar de schaamtelooze kleeding als
naar ééne van de oorzaken der zedelijke ver
wording.
Maar dan komt de vraag wat is onder eer
bare kleeding te verstaan en wanneer gaat die
eerbaarheid ontbreken
Dat zou nu voor ons een heel lastige vraag
zijn, wanneer we niet bij de hand hadden het
antwoord, dat daarop eens gegeven werd door
niemand minder dan Mej. H. S. S. Kuyper.
Door Ds. P. van Dijk werd, wat Mej. Kuy
per dienaangaande in De Standaard schreef,
overgenomen in onze Kerkbode van 21 Aug.
1925. Het woord is dus wel al enkele jaren
oud, maar nog niet verouderd. Er wordt in ge
sproken over kousen en fokken. Zij schreef dan:
„Bij de keuze van een eerbare kleeding
hebben we heusch nog vrijheid genoeg in
allerlei dingen, die ,,'n kwestie van smaak"
zijn.
Zie je, het dragen van beige of bruine
of grijze kousen, dat vind ik 'n kwestie van
smaak. Maar 't dragen van vleeschkleurige
kousen is een kwestie van eerbaarheid.
Net als bij de korte rokken. Of me die
1 of 2 c.M. boven den enkel dragen, dat
is een kwestie van smaak. Maar rokken
zöö kort dat de knieën te zien komen, niet
alleen als je loopt, maar ook als je zit of
fietst dat is geen kwestie van smaak
maar van eerbaarheid."
In dit woord hebben we dan wel een bruik-
baren maatstaf voor de eerbaarheid, wat betreft
kousen en rokken. Er zou nog aan toegevoegd
kunnen worden iets over de mouwen, dat die
n.l. we lazen dat ook ergens, maar kunnen
ons niet meer herinneren waar minstens over
de ellebogen moeten komen.
Is nu, naar dezen maatstaf gemeten, de klee
ding van niet zoo weinig Geref. meisjes, nog
wel eerbaar te noemen Het klinkt bijna iro
nisch, wanneer Mej. Kuyper schrijft over 1 of
2 centimeter boven den enkel. Bij velen komen
de rokken niet verder dan een paar decimeters
boven den enkel.
En uit de kringen der mannen en jongelingen
komen noodkreten, dat de vrouwen en meisjes
nu eindelijk eens zullen ophouden de dagelijk-
sche verzoeking voor hen zöö zwaar te maken.
Als in de Geref. meisjes- en vrouwenwereld
voor één nood de oogen wijd moesten open
staan, dan voor dezen nood. En als er één punt
is, waarop allereerst de krachten moesten wor
den geconcentreerd, dan wel op dit.
Zeker hier is allereerst een taak voor de va
ders en moeders. Vele ouders verstaan die roe
ping ook nog wel maar stuiten dan vaak op
tegenstand bij hun dochters, die zich liefst aan
de mode houden en niets zöö vreeselijk vinden
als van de mode af te wijken. En in hun vermaan
tegen oneerbare kleeding zouden de ouders nu
een machtige steun hebben, wanneer er bij de
meisjes kwam een gemeenschappelijk verzet te
gen alles wat in de kleeding met de goede ze
den in strijd is. Dat gemeenschappelijk verzet
zou kracht geven aan de enkelingen, om zich
niet door een zondige mode te laten verleiden
en haar er te eerder toe brengen naar het ver
maan van vader en moeder te doen. Voor een
gemeenschappelijk verzet is een krachtige orga
nisatie onmisbaar. En omgekeerd een
krachtige organisatie kan tot zulk een gemeen
schappelijk verzet het initiatief nemen en alles
in het werk stellen om dat te doen slagen.
Zoo moge onze gedachtengang nu duidelijk
zijn. Die is meer te geven in den vorm van een
sluitrede.