Ij^pKUlÈks til
Kuypers deze regels „Het was belangrijk, die
schare van leden aan te staren, die het ruim
vulden en wier giften deze Hoogeschool op
richten en steunen. Men zou die mannen, die,
toen het orgel begon te spelen, onmiddellijk een
psalm aanhieven, overal in de wereld gekend
hebben als Hollanders. Men zag niet die domme
gelaatstrekken, welke men den antirevolutionai
ren op spotprenten toekent, maar vele ernstige,
goede, echt-Hollandsche gelaatstrekken, met
breede bovenlip en vastbesloten mond. De Ruy-
ters graftombe kon licht tot achtergrond dienen
van vergaderingen van Nederlanders, die zijn
hoogen aard, zijn liefde voor godsdienst en va
derland, zijn trouw aan beginsel minder tot eer
verstrekten, dan deze vereeniging van ernstige
lieden, die voor hun overtuiging en beginsel
zooveel over hebben en die openlijk belijden.
Hun beginselen zijn de onze niet, en hun theo
cratie zullen we steeds bestrijden, maar er is
iets zeventiende-eeuwsch in hun pogen en stre
ven, dat ons doet gevoelen in hun midden, dat
we onder landgenooten zijn, gemeenschappelijke
erfgenamen van een heerlijk verleden. Wij bren
gen daarom Dr. Kuyper als rector der Vrije
Universiteit „het eeresaluut van ons woord",
want we bewonderen de geestdrift en waardee-
ren de geestkracht, die hem en de zijnen tot
deze ons onmogelijk toeschijnende poging moed
geeft."
Maar wat onmogelijk scheen bij de menschen,
bleek mogelijk bij God.
Hij hield deze Stichting in stand gaf haar
een plaats in het hart van ons gereformeerde
volk ontsloot veler beurs voor haar schonk
haar de onderwijskrachten, die zij noodig had,
en zond haar klimmend aantal jonge mannen,
die aan haar boven andere academies de voor
keur gaven.
Met het oog op de vele hinderpalen, waar
mee de voorstanders eener zoogenaamd liberale
richting den toegang tot de Vrije Universiteit
hadden trachten te versperren, kon niet ver
wacht worden, dat reeds aanstonds in 1880 zich
kweekelingen zouden aanmelden. Toch was nog
vóór het einde van dat jaar reeds een vijftal
academieburgers ingeschreven, en met hen zijn
toen in December de colleges aangevangen.
Ze werden eerst gegeven in de localiteiten
der Schotsche Zendingskerk sinds 1885, we
gens het toenemend aantal discipelen, in het
eigen Universiteitsgebouw, Keizersgracht 162,
waaraan ook een Hospitium ten behoeve van
minvermogende studenten verbonden is. Als
Regent daarvan trad Dr. A. H. de Hartog op,
tevens hoogleeraar-titulair. Intusschen was Dr.
J. Woltjer reeds in 1881 opgetreden als Hoog
leeraar in de Litterarische Faculteit, en kwam
Prof. Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman in
188'4 de Juridische Faculteit versterken.
Professor Dilloo evenwel keerde in 1885 tot
zijn vroegeren werkkring in het Duitsche vader
land terug, en in 1887 noopte de Doleantie Dr.
Hoedemaker zijn professoraat neer te leggen.
Hij werd opgevolgd door Professor Dr. W.
Geesink.
Toen in 1889 Jhr. Mr. A. F. de Savornin
Lohman tot Minister der Kroon geroepen werd,
bleef hij aan de Universiteit verbonden als hoog-
leeraar-nonactief, terwijl zijn zoon, Jhr. Mr. W.
H. de Savornin Lohman, zijn plaats kwam ver
vullen. Zwaar evenwel werd de Juridische Fa
culteit beproefd door het heengaan van d ebeide
Lohmans wegens principieel verschil (1896).
Nu stond Professor Fabius weer moederziel
alleen voor heel de Rechtsgeleerde Faculteit,
terwijl de hoogleeraar Woltjer jarenlang heel al
leen den last van de Litterarische Faculteit tors
te, zij het dan ook door inspringende professo
ren bijgestaan.
Straks onderging de kring der hoogleeraren
echter een aanmerkelijke uitbreiding door de
benoeming van Dr. H. H. Kuyper (1900), Dr.
H. Bavinck en P. Biesterveld (1902) in de theo
logische, Mr. A. Anema en Mr. P. A. Diepen
horst (1904) in de Juridische en Dr. C. van
Gelderen en Dr. R. H. Woltjer (1904) in de
Litterarische Faculteit.
In 1905 bewerkte Z.Exc. Dr. A. Kuyper de
vrijmaking van het Hooger Onderwijs, en gaf
Hare Majesteit onze Koningin aan de Vrije Uni
versiteit een haar toekomende plaats in de rij
harer zusteren, door haar gelijke rechten toe
te kennen als de Rijks-Universiteiten ten aanzien
van de doctorale graden in de rechtswetenschap,
in de classieke letterkunde, in de Semietische
letterkunde en in de Wijsbegeerte.
Daardoof werd nu een knellende band los
gemaakt, die de Vrije Universiteit in haar groei
en ontwikkeling tegen hield. Tot dusver toch
had zij altijd een gedrukte positie, was zij „een
hoogeschool onder het kruis", doordat met haar
academischen arbeid niet gerekend werd. Inzon
derheid de Juridische Faculteit had dien druk
steeds gevoeld, door het feit, dat tal van studen
ten wel hun studie voltooiden aan de Vrije Uni
versiteit, maar promoveerden aan een openbare
Hoogeshool. Nu echter haar wetenschappelijke
graden civiel effect verkregen, was dit niet meer
te duchten, en zoo kwam de effectus civilis aan
onze Juridische Faculteit zeer stellig ten goede.
Verder legde de nieuwe Hooger-Onderwijswet
aan de Vrije Universiteit de verplichting op,
dat binnen 25 jaren een vierde faculteit bij de
drie bestaande gevoegd moest zijn. Van stonde
aan werd daarom getracht voor zulk een facul
teit een katheder te stichten. De benoeming van
Dr. L. Bouman (1907) tot hoogleeraar in de
Medische Faculteit was de eerste stap op dezen
weg. In verband met dezen leerstoel voor psy
chiatrie en neurologie werd door de Vereeni
ging tot Christelijke verzorging van krankzinni
gen in 1910 een psychiatrische-neurologische
Kliniek geopend aan het Valeriusplein. Daar
naast kon in 1918 door Professor F. J. J. Buy-
tendijk een Physiologisch Laboratorium in ge
bruik genomen worden, waarvoor de benoodig-
de gelden verkregen waren uit de zeer belang
rijke nalatenschap van Ds. van Coeverden
Adriani.
Toen de beide hoogleeraren in de Medische
Faculteit een benoeming aanvaarden aan een der
Rijksuniversiteiten Professor Buytendijk in
1924 te Groningen, Prof. Bouman in 1925 te
Utrecht was hun heengaan toch geenszins
een volstrekt nadeel want het gaf gelegenheid
tot gedachtenwisseling over de mogelijkheid van
oprichting eener Wis- en Natuurkundige Facul
teit, zonder welke het trouwens nimmer tot een
Medische Faculteit komen kan.
De buitengewone ledenvergadering der Ver
eeniging voor Hooger Onderwijs nam dit uit
breidingsplan met daverend applaus aan. Er
vormde zich een commissie om te trachten een
uitbreidingskapitaal van drie ton gouds bijeen
te brengen. En indien niet alle voorteekenen
bedriegen, zal dit bedrag op het a.s. vijftigjarig
jubileum niet slechts worden bereikt, maar zelfs
overschreden.
Er bestond dan ook geen bezwaar om tot
benoeming van Hoogleeraren voor deze nieuwe
Faculteit over te gaan. Het zijn de heeren Dr.
J. Coops, Dr. G. J. Sizoo, Dr. J. F. Koksma
en Dr. M. van Haaften.
Intusschen bewees de benoeming van Dr. L.
van der Horst tot Hoogleeraar in de Medische
Faculteit, naast Dr. L. Bouman die als buiten
gewoon hoogleeraar aan de Vrije Universiteit
verbonden bleef, dat men het ideaal niet los
laat om deze hoogeschool tot een volledige Uni
versiteit uit te bouwen.
Van het eerste professorengeslacht is nu al
leen de oud-Hoogleeraar Fabius nog in leven.
Van de latere professoren verloor de Theolo
gische Faculteit Dr. P. A. E. Sillevis Smitt en
de Juridische Faculteit Mr. W. Zevenbergen
door den dood.
In de Theologische Faculteit doceeren thans
Dr. H. H. Kuyper, Dr. C. van Gelderen (bui
tengewoon hoogleeraar), Dr. F. W. Grosheide,
Dr. G. Ch. Aalders, Dr. V. Hepp en Dr. J.
Waterink (buitengewoon hoogleeraar) in de
Rechtsgeleerde Faculteit Mr. A. Anema, Mr. P.
A. Diepenhorst, Mr. H. Dooyeweerd, Mr. V.
H. Rutgers en Mr. P. S. Gerbrandy, en in de
Litterarische Faculteit Dr. R. H. Woltjer, Dr.
C. van Gelderen, Dr. A. Goslinga, Dr. A. A.
van Schelven, Dr. H. J. Pos, Dr. J. Wille, Dr.
J. Waterink en Dr. D. H. Th. Vollenhoven.
Het aantal studenten bedraagt in de Theolo
gische Faculteit 272, in de Juridische 102, in de
Litterarische 76, in de Medische 5 en in de Na
tuurkundige 4 tezamen 459.
Zoo is dan de Vrije Universiteit gedurende
een halve eeuw wel tot een heusche Universi
teit uitgegroeid. En zij heeft in al die jaren haar
bestaansrecht stellig bewezen.
Onwaardeerbaar is de hulp, die haar Theo
logische Faculteit geboden heeft tot vrijmaking
der kerken uit de reglementaire organisatie van
1816 en voorts in het verschaffen aan die ker
ken van heel een corps welonderlegde candi-
daten in de godgeleerdheid. Maar ook over
breeder terrein dan alleen dat der Kerk heeft
de Theologische Faculteit aan de Vrije Univer
siteit het zoeklicht van Gods Woord doen val
len door een reeks van schitterende oraties,
waarin de smaad van de dwaasheid des kruises
gewroken werd op de wijsheid dezer wereld,
terwijl voorts menige dissertatie wetenschappe
lijke glorie deed stralen om den naam dezer
hoogeschool.
Ook de juridische en litterarische faculteiten
hebben door haar wetenschappelijken arbeid den
strijd der beginselen gestreden zoowel op het
gebied van staat en maatschappij, als op dat
der letteren en wijsbegeerte, en aan ons volk
mannen geleverd, die in rechtzaal, parlement en
pers, of ook op onze gymnasia en hoogere-
burger-scholen mede een dam opwierpen tegen
den wassenden stroom van ontkerstening en
godverzaking.
De Vrije Universiteit staat en valt echter met
haar Gereformeerd beginsel. Had het nu van
ons afgehangen, zij zou reeds lang haar prin-
cipieele beteekenis verloren hebben. Want ook
het beste, dat God ons geeft, bezoedelen wij
door onze onheiligheden. Maar ondanks onze
zonde heeft de Heere de Vrije Universiteit nog
b ijhaar beginsel bewaard. En op de jaarverga
dering te Middelburg in 1928 kon Professor Dr.
J. Ridderbos van Kampen naar waarheid getui
gen, dat de geest die de eerste stichters der
Vereeniging voor Hooger Onderwijs bezielde,
om namelijk het volstrekte gezag van Gods
Woord boven alles te stellen, nog de geest is,
die de leidende organen dezer Vereeniging be
zielt dat zij den band aan het Woord onver
zwakt wenschen te handhaven, en niet van zins
zijn, eenige afwijking daarvan te gedoogen, onder
welken schoonklinkenden naam deze zich ook
moge aandienen.
Past het ons als jongeren dankbaar te erken
nen de trouw en den ijver, het geloof en het
karakter der ouderen, die het beginsel onzer
Universiteit tot veelvuldige krachtsopenbaring
gebracht hebben in hun levensarbeid voor Kerk
en wereld, als de geest der oude helden op
het a.s. halve-eeuwfeest onder ons opwaakt, zal
de oude beginseltrouw weer met nieuwen gloed
en met nieuwe kracht onder ons openbaar wor
den in vurig gebed, in vlammende ijver, in milde
offervaardigheid voor deze planting van 's Hee
ren hand. En bedacht op uitroeiing van al wat
niet uit het levensbeginsel onzer Universiteit op
komt, zullen we in geloofsgemeenschap met de
eerste stichters, die het Woord Gods als het
beginsel der wetenschap op onzen Universitairen
akker hebben geplant, dat beginsel steeds bree
der uitwerken, ook voor de groote levens- en
wereldvraagstukken, waarmee onze tijd worstelt.
Want nog ontbreekt het ons niet aan Profes
soren, bekwaam en gewillig om aan onze Vrije
Universiteit op den grondslag der Gereformeerde
beginselen te doceeren. Schenke onze God hun
dan den moed des geloofs, om in den strijd der
geesten steeds beslister positie te nemen met het
zwaard des Woords, en zóó geestelijke leiding
te geven aan onze moderne cultuur. Worde het
hun gegeven dat almeer te mogen doen in har
monische samenwerking in eenheid van over
tuiging, dat Jezus Christus de Koning is óók op
het erf der wetenschappen naar het woord van
Da Costa
Brengt aan dien Koning op uw knieën
(o koningen) uw heerlijkheid.
Zij voor Zijn voetbank, o genieën,
Uw schatting needrig neergeleid.
Gij wetenschappen en gij kunsten,
Gij krachten, machten, gaven, gunsten,
Door d' adem Gods in ons verwekt
Weg met den dienst der heiligschennis
Gij hoort den Göel toe, wiens kennis,
Eerlang het aardrijk overdekt.
J. C. RULLMANN.
NU TEN FEEST!
A.s. Maandag, Dinsdag en Woensdag (2022
October) vieren we het halve-eeuwfeest van
onze Universiteit.
Onze feestviering is een eerbiedig gedenken
van de trouw des Heeren. Die aan menschen
den geloofsmoed in het hart heeft gegeven, om
eene Universiteit te durven stichten, welke Zijn
Woord aanvaardde, als het licht op alle pad
en de geloofskracht, om wat ze ondernamen,
door te zetten Die hunne stichting heeft be
waard en, ofschoon ze met kleine middelen
moest arbeiden, groot werk heeft laten doen,
dat van rijke beteekenis is geworden voor het
leven van ons volk.
Onze feestviering is ook een dankbaar aan
schouwen van de kracht des Heeren, Die aan
de Vrije Universiteit een bestendigen groei heeft
gegeven, zoodat ze nu in beginsel compleet is.
Wat vijftig jaren geleden een hachelijk onder
nemen leek te wezen, is wonderlijk geslaagd.
Onze feestviering zal daarom moeten wezen
een mannelijk beloven, om in vertrouwen op
God, van Wien alle zegen kwam, onze Univer
siteit te steunen met al onze kracht, en het be
gonnen werk door te zetten met al onze energie.
Zonder schaamte over onze lauwheid zal dat
wel niet kunnen gebeuren, maar de volgende
week gedenken we de goede trouw des Heeren
in feestelijke dankbaarheid en dan verbinden
we ons opnieuw, om trouw te bewijzen aan eene
stichting, die er kwam en er is door Gods trouw!
EEN ZEER GEWICHTIGE BESLISSING.
II.
Nog eensWas het enkel schrik voor de
Remonstrantsche Gezangen dat de Dordtsche
Synode zoo deed besluiten of ook iets hiervan V
Ik meen van het laatste. Immers let er op, er zijn
ook nog andere ernstige, degelijk Gereformeerde
Kerken buitenlands, die eveneens tot op den
huidigen dag de deur voor de Gezangen sloten
als de Dordtsche Synode deed, zoover ze prac-
tisch maar kans zag. Ze zijn er in Amerika,
Schotland, Zuid-Afrika. Ge kunt de namen vin
den in het rapport aan de kerkeraden voor deze
Synode toegezonden, blz. 4547. Het laatst van
bladzijde 46 schijnt wat door elkaar geloopen
te zijn. Er wordt daar onder G. gesproken
over de Reformed Church of Amerika. En tege
lijk, in den tweeden regel, over de United Pres
byterian Church, die ook alleen de Psalmen
heeft. Er zijn kerkengroepen die eerst de psal
men hadden, toen Gezangen er bij, en die nu
weer meer naar de Psalmen alleen neigen terug
te keeren. De deputaten voor de samenstelling
van het rapport trekken aan het eind van hun
statistiek de conclusie„dat de meer strenge
kerken alleen den psalmbundel bezitten". Dit
feit geeft wat te denken. Is dit alleen conserva
tisme Of alleen vrees voor verkeerde inkruip-
sels Ik betwijfel het. Dr. Kuyper merkt op
in de Psalmen is meer diepte van geestelijken
gang, er is een blijvende eeuwige grondtoon van
het vroom gemoed en niet zoo de eenzijdige
opvatting van het oogenblik. Naar wat ik in
onderscheidene buitenlandsche kerkengroepen
zeer van nabij de zaak zag klopt dit. Ik zag dat
met de Gezangen het geestelijk leven in een
kerk in een andere toon gezet werd, een an
dere kleur kreeg. Of misschien had het dit al
en de Gezangen werden ingeroepen om dit te
uiten en te versterken. Er was meer meeleven,
meer bezieling, het geestelijk leven was vrijer,
hartelijker, inniger, maar niet zoo diep, niet zoo
vast, niet zoo ernstig. Oude banden waren los
gemaakt en een Christendom meer het stempel
van den tijd dragend openbaarde zich. Natuur
lijk gaat dat niet in eens. Men begint met en
kele Gezangen, maar wie zal, de wateren kee
ren als eenmaal de dijk is doorgestoken De
Geref. Kerk in Amerika begon ook met enkelen
en heeft er nu meer dan 400, indien ik het wel
heb. Ge kunt spreken wat ge wilt, er wordt
met name voor ons Hollandsch Geref. kerkelijk
leven, voor ons met onze schoone Psalmen, die
geen andere kerk zoo heeft en daarom ko
men deze ook al spoedig tot Gezangen iets
veranderd. Er ligt in de oude banden iets be-
warends, iets dieps, iets vasts. Ga naar de En-
gelsche Episcopaalsche Kerk. Daar hebt ge tot
op zekere hoogte hetzelfde met de Gebeden.
Formuliergebeden. Als die prediker daar een
vrij gebed op den kansel moest uitspreken, tien
tegen één, dat het een gebed zou zijn, waar ge
u gansch niet door gesticht zoudt gevoelen,
maar nu moet hij de oude Calvinistische formu
liergebeden bidden en terwijl hoog en laag knielt,
doet hij daar met en voor de gemeente een be
lijdenis van zonde voor God, van onze algeheele
verdorvenheid dat uw hart geroerd wordt.
Versta mij wel, niet dat ik zeg, dat we ook
zoo met formuliergebeden moeten bidden, maar
dit wil ik zeggen, zie uit dit voorbeeld dat we
oude banden los maken, dat we iets verliezen.
Ook al hebben we en houden we zeer orthodoxe
liederen. We mogen iets anders winnen, evenals
met het vrije gebed, maar we verliezen ook iets.
Iets van onze diepte, iets van onze vastigheid.
Op tijd van duur. Is het om niet, dat het Me-
thodisme de „Psalmzingende kerken" als ouder-
wetsch Calvinistisch, als door en door Calvi
nistisch, aanteekent
Aan de andere zijde moet het gewaardeerd
worden dat onze kerken verder willen. En zich
ook met geestelijk leven buiten de kerk willen
aanpassen. Met dit leven ook van onzen tijd.
Terecht. Anders komen we uit waar de Rus
sische Kerk aangekomen is. Een starre en doode
en doodende vormdienst, die aan het geestelijk
leven zooals dat in Gods Kerk stroomt geen
uiting geeft, dit van zich vervreemdt en zelf
sterft.
Maar juist hier komt nu de groote moeilijk
heid, hoe het geestelijk leven in de kerken zich
te laten uiten frisch en krachtig en in N. T.
geest, en toch voorzichtig te zijn met het los
maken van oude banden en wat deze vasthouden.
Hier past groote omzichtigheid.
Welken weg te kiezen
Den weg der historie.
Voor ons is deze weg vervat, om een duide
lijk voorbeeld te nemen, in de geschiedenis van
het „Gebed voor de predikatie". Het „O, God
die onze Vader zijt". Dat Gezang leefde in het
hart der kerk tijdens de reformatie. Derhalve
gaven onze vaders het ook een plaats in het
kerkelijk Gezang. Zoo ging het ook in de laat
ste jaren in de Chr. Geref. Kerk van Amerika.
Het proces van Amerikanisatie bracht den roep
naar de inderdaad zoo schoone Engelsche hymne
ook voor de kerk. Terwijl de Engelsche psalmen
vertaling en -muziek voor een groot deel schier
onbruikbaar is. Men zong de hymne vóór den
dienst als ze niet onder den dienst gezongen
mochten worden. Deze leefden in het hart van
het volk en de gemeenten riepen er om. Als het
zoo ook hier komt dat de gemeenten er om
roepen. Men volge dan ook hier den weg der
vaderen. Indien er enkele liederen zijn die in
het hart van de gemeente leven, en waarvoor
de drang uit de kerken komt, men voege zoo
enkele bij het „O, God die onze Vader zijt".
Men drijve hier niet. Men overlegge het ernstig
en biddend, want er zijn vele gevaren. Maar die
heeft elke stap dien we doen. Die had ook de
Reformatie toen zij wel andere maar toch ook
oude banden losmaakte. Zie maar rondom u in
den afval van velen. Maar toch zal geen Gere
formeerde haar daarom afkeuren.
Zierikzee. VAN LONKHUIJZEN.
DE VRIJE UNIVERSITEIT EN HAAR
JUBILEUM.
II.
Feestvieren is weelde.
Een weelde, die iets kost, maar die óók ver
rijkt.
In onze gezinnen vieren wij zoo nu en dan
een huiselijk feest. Wij veroorloven onszelf en
onzen kinderen dan iets extra's en voelen dat
volstrekt niet als verkwisting. Wanneer de be
dragen die jaarlijks voor zulke huiselijke festijnen
besteed worden, eens voor heel het land wer
den opgeteld, dan zou blijken dat zij, hoe be
scheiden ook misschien elk op zich zelf, toch
met elkaar nog een belangrijk bedrag uitmaken.
Kan dit geld niet beter worden besteed voor
de armen bijvoorbeeld, of voor een of ander
christelijk doel
Wel wanneer wij onzen overvloed tot de
laatste cent besteedden voor eigen genot, voor
uitgaan en feestvieren, dan zouden wij bitter
slechte rentmeesters zijn. Maar als wij daarvoor
een betrekkelijk klein deel afzonderen om onze
vierdagen op te sieren, dan doen wij dat met
een gerust hart en met dank aan God. Want
zulke dagen zijn hoogtefeesten op den weg.
Want ja, feestvieren kan wereldsch zijn, op en
de top wereldsch, maar het kan ook anders.
Het kan ook de uiting wezen van een hart dat
zich in God verblijdt. Laat die weelde kosten,
dat geld is goed besteed het maakt ons gees
telijk rijker.
Wij durven deze weelde dan ook op de ko
mende gedenkdagen in het leven van onze Uni
versiteit met alle vrijmoedigheid aan. Sterker
nog wij hebben er behoefte aan en verlangen
ernaar, zooals men soms in het gezin naar een
feestdag kan verlangen.
Wij hebben behoefte om met elkaar in den
bidstond, die ditmaal wel in het bijzonder het
karakter van een dankstond dragen zal, den
Naam des Heeren te loven voor al Zijn wel
daden, want dit -moet de grondtoon zijn van i
heel ons Jubileum.
Wij stellen ons- veel voor van de verschil
lende samenkomsten, waarin onder ons voor
aanstaande mannen het woord zullen voeren om
in dienzelfden geest de echte feestviering te
dienen.
En wij verheugen ons ook in het vooruitzicht
om gedurende die feestdagen, natuurlijk binnen
gepaste grenzen, ons eens even te mogen over
geven aan echte, gulle vroolijkheid. Ook aan
dit laatste hebben wij, dank zij onze opvoeding
in het Calvinistisch gezin, zoo nu en dan eens
behoefte. Wij schamen daar ons niet voor en
voelen het, evenmin als in ons huiselijk leven,
als zondige verkwisting.
Want feestvieren is ons iets meer en iets die
pers dan alleen het genot van wat de tong streelt,
van uitgezochte spijzen en fijne wijnen.
Wanneer ons jubileum den rechten toon mag
treffen, dan zal het den onderlingen band ver
sterken en den geestdrift voor onze Universiteit
verwakkeren bij allen die haar liefhebben.
Zoo kan ons feestvieren worden een weelde,
die verrijkt.
Die ons geestelijk verkwikt.
Omdat door alles heen klinkt hetSoli Deo
Gloria
T. FERWERDA.
BEROEPEN TE
SuameerCand. M. Norg te Zwolle.
O. en N. BildtzijlS. Wagenaar te Bozum.
Rotterdam J. Attema te Wolvega.
Oudega W. v. d. Heide te Zoutkamp.
Appelscha Cand. J. J. Bosma te Zuidwolde.
AANGENOMEN NAAR
MiddelharnisP. A. Zeilstra te Sliedrecht.
SchiermonnikendamCand. Tj. van Wieren
te Groningen.
Duurswoude Cand. C. Boon te Amsterdam.
BEDANKT VOOR
Schiedam A. J. Bouma te Heerenveen.
Zuidwolle S. Neerken te Ulrum.
Harlingen C. W. Keur te Oudewater.
Studeeren. In De Wekker vinden we
overgenomen wat wijlen Ds. F. P. L. C. van
Lingen eens schreef
„Toen ik voor 1892 eiken Zondagmiddag naar
Randwijk wandelde en daar predikte, verhaalde
mij een der broederen het volgende. Een oefe
naar had er voorgegaan en was begonnen zijne
verlegenheid te betuigen om op te treden in
eene gemeente, waar men mij geregeld hoorde.
Hoewel mij geheel onbekend, hield hij vooraf
een lofrede op mijn persoon, wel wetende, welke
betrekking er tusschen die gemeente en mij be
stond. Na die toespraak zeide een der broeders
tot hem, van mij gehoord te hebben, hoe het
mij smartte, geen tijd te hebben om mij steeds
naar eisch voor te bereiden voor de prediking
en ik daarom te veel, zonder behoorlijk gestu-