Ij^pKUlÈks til Kuypers deze regels „Het was belangrijk, die schare van leden aan te staren, die het ruim vulden en wier giften deze Hoogeschool op richten en steunen. Men zou die mannen, die, toen het orgel begon te spelen, onmiddellijk een psalm aanhieven, overal in de wereld gekend hebben als Hollanders. Men zag niet die domme gelaatstrekken, welke men den antirevolutionai ren op spotprenten toekent, maar vele ernstige, goede, echt-Hollandsche gelaatstrekken, met breede bovenlip en vastbesloten mond. De Ruy- ters graftombe kon licht tot achtergrond dienen van vergaderingen van Nederlanders, die zijn hoogen aard, zijn liefde voor godsdienst en va derland, zijn trouw aan beginsel minder tot eer verstrekten, dan deze vereeniging van ernstige lieden, die voor hun overtuiging en beginsel zooveel over hebben en die openlijk belijden. Hun beginselen zijn de onze niet, en hun theo cratie zullen we steeds bestrijden, maar er is iets zeventiende-eeuwsch in hun pogen en stre ven, dat ons doet gevoelen in hun midden, dat we onder landgenooten zijn, gemeenschappelijke erfgenamen van een heerlijk verleden. Wij bren gen daarom Dr. Kuyper als rector der Vrije Universiteit „het eeresaluut van ons woord", want we bewonderen de geestdrift en waardee- ren de geestkracht, die hem en de zijnen tot deze ons onmogelijk toeschijnende poging moed geeft." Maar wat onmogelijk scheen bij de menschen, bleek mogelijk bij God. Hij hield deze Stichting in stand gaf haar een plaats in het hart van ons gereformeerde volk ontsloot veler beurs voor haar schonk haar de onderwijskrachten, die zij noodig had, en zond haar klimmend aantal jonge mannen, die aan haar boven andere academies de voor keur gaven. Met het oog op de vele hinderpalen, waar mee de voorstanders eener zoogenaamd liberale richting den toegang tot de Vrije Universiteit hadden trachten te versperren, kon niet ver wacht worden, dat reeds aanstonds in 1880 zich kweekelingen zouden aanmelden. Toch was nog vóór het einde van dat jaar reeds een vijftal academieburgers ingeschreven, en met hen zijn toen in December de colleges aangevangen. Ze werden eerst gegeven in de localiteiten der Schotsche Zendingskerk sinds 1885, we gens het toenemend aantal discipelen, in het eigen Universiteitsgebouw, Keizersgracht 162, waaraan ook een Hospitium ten behoeve van minvermogende studenten verbonden is. Als Regent daarvan trad Dr. A. H. de Hartog op, tevens hoogleeraar-titulair. Intusschen was Dr. J. Woltjer reeds in 1881 opgetreden als Hoog leeraar in de Litterarische Faculteit, en kwam Prof. Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman in 188'4 de Juridische Faculteit versterken. Professor Dilloo evenwel keerde in 1885 tot zijn vroegeren werkkring in het Duitsche vader land terug, en in 1887 noopte de Doleantie Dr. Hoedemaker zijn professoraat neer te leggen. Hij werd opgevolgd door Professor Dr. W. Geesink. Toen in 1889 Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman tot Minister der Kroon geroepen werd, bleef hij aan de Universiteit verbonden als hoog- leeraar-nonactief, terwijl zijn zoon, Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman, zijn plaats kwam ver vullen. Zwaar evenwel werd de Juridische Fa culteit beproefd door het heengaan van d ebeide Lohmans wegens principieel verschil (1896). Nu stond Professor Fabius weer moederziel alleen voor heel de Rechtsgeleerde Faculteit, terwijl de hoogleeraar Woltjer jarenlang heel al leen den last van de Litterarische Faculteit tors te, zij het dan ook door inspringende professo ren bijgestaan. Straks onderging de kring der hoogleeraren echter een aanmerkelijke uitbreiding door de benoeming van Dr. H. H. Kuyper (1900), Dr. H. Bavinck en P. Biesterveld (1902) in de theo logische, Mr. A. Anema en Mr. P. A. Diepen horst (1904) in de Juridische en Dr. C. van Gelderen en Dr. R. H. Woltjer (1904) in de Litterarische Faculteit. In 1905 bewerkte Z.Exc. Dr. A. Kuyper de vrijmaking van het Hooger Onderwijs, en gaf Hare Majesteit onze Koningin aan de Vrije Uni versiteit een haar toekomende plaats in de rij harer zusteren, door haar gelijke rechten toe te kennen als de Rijks-Universiteiten ten aanzien van de doctorale graden in de rechtswetenschap, in de classieke letterkunde, in de Semietische letterkunde en in de Wijsbegeerte. Daardoof werd nu een knellende band los gemaakt, die de Vrije Universiteit in haar groei en ontwikkeling tegen hield. Tot dusver toch had zij altijd een gedrukte positie, was zij „een hoogeschool onder het kruis", doordat met haar academischen arbeid niet gerekend werd. Inzon derheid de Juridische Faculteit had dien druk steeds gevoeld, door het feit, dat tal van studen ten wel hun studie voltooiden aan de Vrije Uni versiteit, maar promoveerden aan een openbare Hoogeshool. Nu echter haar wetenschappelijke graden civiel effect verkregen, was dit niet meer te duchten, en zoo kwam de effectus civilis aan onze Juridische Faculteit zeer stellig ten goede. Verder legde de nieuwe Hooger-Onderwijswet aan de Vrije Universiteit de verplichting op, dat binnen 25 jaren een vierde faculteit bij de drie bestaande gevoegd moest zijn. Van stonde aan werd daarom getracht voor zulk een facul teit een katheder te stichten. De benoeming van Dr. L. Bouman (1907) tot hoogleeraar in de Medische Faculteit was de eerste stap op dezen weg. In verband met dezen leerstoel voor psy chiatrie en neurologie werd door de Vereeni ging tot Christelijke verzorging van krankzinni gen in 1910 een psychiatrische-neurologische Kliniek geopend aan het Valeriusplein. Daar naast kon in 1918 door Professor F. J. J. Buy- tendijk een Physiologisch Laboratorium in ge bruik genomen worden, waarvoor de benoodig- de gelden verkregen waren uit de zeer belang rijke nalatenschap van Ds. van Coeverden Adriani. Toen de beide hoogleeraren in de Medische Faculteit een benoeming aanvaarden aan een der Rijksuniversiteiten Professor Buytendijk in 1924 te Groningen, Prof. Bouman in 1925 te Utrecht was hun heengaan toch geenszins een volstrekt nadeel want het gaf gelegenheid tot gedachtenwisseling over de mogelijkheid van oprichting eener Wis- en Natuurkundige Facul teit, zonder welke het trouwens nimmer tot een Medische Faculteit komen kan. De buitengewone ledenvergadering der Ver eeniging voor Hooger Onderwijs nam dit uit breidingsplan met daverend applaus aan. Er vormde zich een commissie om te trachten een uitbreidingskapitaal van drie ton gouds bijeen te brengen. En indien niet alle voorteekenen bedriegen, zal dit bedrag op het a.s. vijftigjarig jubileum niet slechts worden bereikt, maar zelfs overschreden. Er bestond dan ook geen bezwaar om tot benoeming van Hoogleeraren voor deze nieuwe Faculteit over te gaan. Het zijn de heeren Dr. J. Coops, Dr. G. J. Sizoo, Dr. J. F. Koksma en Dr. M. van Haaften. Intusschen bewees de benoeming van Dr. L. van der Horst tot Hoogleeraar in de Medische Faculteit, naast Dr. L. Bouman die als buiten gewoon hoogleeraar aan de Vrije Universiteit verbonden bleef, dat men het ideaal niet los laat om deze hoogeschool tot een volledige Uni versiteit uit te bouwen. Van het eerste professorengeslacht is nu al leen de oud-Hoogleeraar Fabius nog in leven. Van de latere professoren verloor de Theolo gische Faculteit Dr. P. A. E. Sillevis Smitt en de Juridische Faculteit Mr. W. Zevenbergen door den dood. In de Theologische Faculteit doceeren thans Dr. H. H. Kuyper, Dr. C. van Gelderen (bui tengewoon hoogleeraar), Dr. F. W. Grosheide, Dr. G. Ch. Aalders, Dr. V. Hepp en Dr. J. Waterink (buitengewoon hoogleeraar) in de Rechtsgeleerde Faculteit Mr. A. Anema, Mr. P. A. Diepenhorst, Mr. H. Dooyeweerd, Mr. V. H. Rutgers en Mr. P. S. Gerbrandy, en in de Litterarische Faculteit Dr. R. H. Woltjer, Dr. C. van Gelderen, Dr. A. Goslinga, Dr. A. A. van Schelven, Dr. H. J. Pos, Dr. J. Wille, Dr. J. Waterink en Dr. D. H. Th. Vollenhoven. Het aantal studenten bedraagt in de Theolo gische Faculteit 272, in de Juridische 102, in de Litterarische 76, in de Medische 5 en in de Na tuurkundige 4 tezamen 459. Zoo is dan de Vrije Universiteit gedurende een halve eeuw wel tot een heusche Universi teit uitgegroeid. En zij heeft in al die jaren haar bestaansrecht stellig bewezen. Onwaardeerbaar is de hulp, die haar Theo logische Faculteit geboden heeft tot vrijmaking der kerken uit de reglementaire organisatie van 1816 en voorts in het verschaffen aan die ker ken van heel een corps welonderlegde candi- daten in de godgeleerdheid. Maar ook over breeder terrein dan alleen dat der Kerk heeft de Theologische Faculteit aan de Vrije Univer siteit het zoeklicht van Gods Woord doen val len door een reeks van schitterende oraties, waarin de smaad van de dwaasheid des kruises gewroken werd op de wijsheid dezer wereld, terwijl voorts menige dissertatie wetenschappe lijke glorie deed stralen om den naam dezer hoogeschool. Ook de juridische en litterarische faculteiten hebben door haar wetenschappelijken arbeid den strijd der beginselen gestreden zoowel op het gebied van staat en maatschappij, als op dat der letteren en wijsbegeerte, en aan ons volk mannen geleverd, die in rechtzaal, parlement en pers, of ook op onze gymnasia en hoogere- burger-scholen mede een dam opwierpen tegen den wassenden stroom van ontkerstening en godverzaking. De Vrije Universiteit staat en valt echter met haar Gereformeerd beginsel. Had het nu van ons afgehangen, zij zou reeds lang haar prin- cipieele beteekenis verloren hebben. Want ook het beste, dat God ons geeft, bezoedelen wij door onze onheiligheden. Maar ondanks onze zonde heeft de Heere de Vrije Universiteit nog b ijhaar beginsel bewaard. En op de jaarverga dering te Middelburg in 1928 kon Professor Dr. J. Ridderbos van Kampen naar waarheid getui gen, dat de geest die de eerste stichters der Vereeniging voor Hooger Onderwijs bezielde, om namelijk het volstrekte gezag van Gods Woord boven alles te stellen, nog de geest is, die de leidende organen dezer Vereeniging be zielt dat zij den band aan het Woord onver zwakt wenschen te handhaven, en niet van zins zijn, eenige afwijking daarvan te gedoogen, onder welken schoonklinkenden naam deze zich ook moge aandienen. Past het ons als jongeren dankbaar te erken nen de trouw en den ijver, het geloof en het karakter der ouderen, die het beginsel onzer Universiteit tot veelvuldige krachtsopenbaring gebracht hebben in hun levensarbeid voor Kerk en wereld, als de geest der oude helden op het a.s. halve-eeuwfeest onder ons opwaakt, zal de oude beginseltrouw weer met nieuwen gloed en met nieuwe kracht onder ons openbaar wor den in vurig gebed, in vlammende ijver, in milde offervaardigheid voor deze planting van 's Hee ren hand. En bedacht op uitroeiing van al wat niet uit het levensbeginsel onzer Universiteit op komt, zullen we in geloofsgemeenschap met de eerste stichters, die het Woord Gods als het beginsel der wetenschap op onzen Universitairen akker hebben geplant, dat beginsel steeds bree der uitwerken, ook voor de groote levens- en wereldvraagstukken, waarmee onze tijd worstelt. Want nog ontbreekt het ons niet aan Profes soren, bekwaam en gewillig om aan onze Vrije Universiteit op den grondslag der Gereformeerde beginselen te doceeren. Schenke onze God hun dan den moed des geloofs, om in den strijd der geesten steeds beslister positie te nemen met het zwaard des Woords, en zóó geestelijke leiding te geven aan onze moderne cultuur. Worde het hun gegeven dat almeer te mogen doen in har monische samenwerking in eenheid van over tuiging, dat Jezus Christus de Koning is óók op het erf der wetenschappen naar het woord van Da Costa Brengt aan dien Koning op uw knieën (o koningen) uw heerlijkheid. Zij voor Zijn voetbank, o genieën, Uw schatting needrig neergeleid. Gij wetenschappen en gij kunsten, Gij krachten, machten, gaven, gunsten, Door d' adem Gods in ons verwekt Weg met den dienst der heiligschennis Gij hoort den Göel toe, wiens kennis, Eerlang het aardrijk overdekt. J. C. RULLMANN. NU TEN FEEST! A.s. Maandag, Dinsdag en Woensdag (2022 October) vieren we het halve-eeuwfeest van onze Universiteit. Onze feestviering is een eerbiedig gedenken van de trouw des Heeren. Die aan menschen den geloofsmoed in het hart heeft gegeven, om eene Universiteit te durven stichten, welke Zijn Woord aanvaardde, als het licht op alle pad en de geloofskracht, om wat ze ondernamen, door te zetten Die hunne stichting heeft be waard en, ofschoon ze met kleine middelen moest arbeiden, groot werk heeft laten doen, dat van rijke beteekenis is geworden voor het leven van ons volk. Onze feestviering is ook een dankbaar aan schouwen van de kracht des Heeren, Die aan de Vrije Universiteit een bestendigen groei heeft gegeven, zoodat ze nu in beginsel compleet is. Wat vijftig jaren geleden een hachelijk onder nemen leek te wezen, is wonderlijk geslaagd. Onze feestviering zal daarom moeten wezen een mannelijk beloven, om in vertrouwen op God, van Wien alle zegen kwam, onze Univer siteit te steunen met al onze kracht, en het be gonnen werk door te zetten met al onze energie. Zonder schaamte over onze lauwheid zal dat wel niet kunnen gebeuren, maar de volgende week gedenken we de goede trouw des Heeren in feestelijke dankbaarheid en dan verbinden we ons opnieuw, om trouw te bewijzen aan eene stichting, die er kwam en er is door Gods trouw! EEN ZEER GEWICHTIGE BESLISSING. II. Nog eensWas het enkel schrik voor de Remonstrantsche Gezangen dat de Dordtsche Synode zoo deed besluiten of ook iets hiervan V Ik meen van het laatste. Immers let er op, er zijn ook nog andere ernstige, degelijk Gereformeerde Kerken buitenlands, die eveneens tot op den huidigen dag de deur voor de Gezangen sloten als de Dordtsche Synode deed, zoover ze prac- tisch maar kans zag. Ze zijn er in Amerika, Schotland, Zuid-Afrika. Ge kunt de namen vin den in het rapport aan de kerkeraden voor deze Synode toegezonden, blz. 4547. Het laatst van bladzijde 46 schijnt wat door elkaar geloopen te zijn. Er wordt daar onder G. gesproken over de Reformed Church of Amerika. En tege lijk, in den tweeden regel, over de United Pres byterian Church, die ook alleen de Psalmen heeft. Er zijn kerkengroepen die eerst de psal men hadden, toen Gezangen er bij, en die nu weer meer naar de Psalmen alleen neigen terug te keeren. De deputaten voor de samenstelling van het rapport trekken aan het eind van hun statistiek de conclusie„dat de meer strenge kerken alleen den psalmbundel bezitten". Dit feit geeft wat te denken. Is dit alleen conserva tisme Of alleen vrees voor verkeerde inkruip- sels Ik betwijfel het. Dr. Kuyper merkt op in de Psalmen is meer diepte van geestelijken gang, er is een blijvende eeuwige grondtoon van het vroom gemoed en niet zoo de eenzijdige opvatting van het oogenblik. Naar wat ik in onderscheidene buitenlandsche kerkengroepen zeer van nabij de zaak zag klopt dit. Ik zag dat met de Gezangen het geestelijk leven in een kerk in een andere toon gezet werd, een an dere kleur kreeg. Of misschien had het dit al en de Gezangen werden ingeroepen om dit te uiten en te versterken. Er was meer meeleven, meer bezieling, het geestelijk leven was vrijer, hartelijker, inniger, maar niet zoo diep, niet zoo vast, niet zoo ernstig. Oude banden waren los gemaakt en een Christendom meer het stempel van den tijd dragend openbaarde zich. Natuur lijk gaat dat niet in eens. Men begint met en kele Gezangen, maar wie zal, de wateren kee ren als eenmaal de dijk is doorgestoken De Geref. Kerk in Amerika begon ook met enkelen en heeft er nu meer dan 400, indien ik het wel heb. Ge kunt spreken wat ge wilt, er wordt met name voor ons Hollandsch Geref. kerkelijk leven, voor ons met onze schoone Psalmen, die geen andere kerk zoo heeft en daarom ko men deze ook al spoedig tot Gezangen iets veranderd. Er ligt in de oude banden iets be- warends, iets dieps, iets vasts. Ga naar de En- gelsche Episcopaalsche Kerk. Daar hebt ge tot op zekere hoogte hetzelfde met de Gebeden. Formuliergebeden. Als die prediker daar een vrij gebed op den kansel moest uitspreken, tien tegen één, dat het een gebed zou zijn, waar ge u gansch niet door gesticht zoudt gevoelen, maar nu moet hij de oude Calvinistische formu liergebeden bidden en terwijl hoog en laag knielt, doet hij daar met en voor de gemeente een be lijdenis van zonde voor God, van onze algeheele verdorvenheid dat uw hart geroerd wordt. Versta mij wel, niet dat ik zeg, dat we ook zoo met formuliergebeden moeten bidden, maar dit wil ik zeggen, zie uit dit voorbeeld dat we oude banden los maken, dat we iets verliezen. Ook al hebben we en houden we zeer orthodoxe liederen. We mogen iets anders winnen, evenals met het vrije gebed, maar we verliezen ook iets. Iets van onze diepte, iets van onze vastigheid. Op tijd van duur. Is het om niet, dat het Me- thodisme de „Psalmzingende kerken" als ouder- wetsch Calvinistisch, als door en door Calvi nistisch, aanteekent Aan de andere zijde moet het gewaardeerd worden dat onze kerken verder willen. En zich ook met geestelijk leven buiten de kerk willen aanpassen. Met dit leven ook van onzen tijd. Terecht. Anders komen we uit waar de Rus sische Kerk aangekomen is. Een starre en doode en doodende vormdienst, die aan het geestelijk leven zooals dat in Gods Kerk stroomt geen uiting geeft, dit van zich vervreemdt en zelf sterft. Maar juist hier komt nu de groote moeilijk heid, hoe het geestelijk leven in de kerken zich te laten uiten frisch en krachtig en in N. T. geest, en toch voorzichtig te zijn met het los maken van oude banden en wat deze vasthouden. Hier past groote omzichtigheid. Welken weg te kiezen Den weg der historie. Voor ons is deze weg vervat, om een duide lijk voorbeeld te nemen, in de geschiedenis van het „Gebed voor de predikatie". Het „O, God die onze Vader zijt". Dat Gezang leefde in het hart der kerk tijdens de reformatie. Derhalve gaven onze vaders het ook een plaats in het kerkelijk Gezang. Zoo ging het ook in de laat ste jaren in de Chr. Geref. Kerk van Amerika. Het proces van Amerikanisatie bracht den roep naar de inderdaad zoo schoone Engelsche hymne ook voor de kerk. Terwijl de Engelsche psalmen vertaling en -muziek voor een groot deel schier onbruikbaar is. Men zong de hymne vóór den dienst als ze niet onder den dienst gezongen mochten worden. Deze leefden in het hart van het volk en de gemeenten riepen er om. Als het zoo ook hier komt dat de gemeenten er om roepen. Men volge dan ook hier den weg der vaderen. Indien er enkele liederen zijn die in het hart van de gemeente leven, en waarvoor de drang uit de kerken komt, men voege zoo enkele bij het „O, God die onze Vader zijt". Men drijve hier niet. Men overlegge het ernstig en biddend, want er zijn vele gevaren. Maar die heeft elke stap dien we doen. Die had ook de Reformatie toen zij wel andere maar toch ook oude banden losmaakte. Zie maar rondom u in den afval van velen. Maar toch zal geen Gere formeerde haar daarom afkeuren. Zierikzee. VAN LONKHUIJZEN. DE VRIJE UNIVERSITEIT EN HAAR JUBILEUM. II. Feestvieren is weelde. Een weelde, die iets kost, maar die óók ver rijkt. In onze gezinnen vieren wij zoo nu en dan een huiselijk feest. Wij veroorloven onszelf en onzen kinderen dan iets extra's en voelen dat volstrekt niet als verkwisting. Wanneer de be dragen die jaarlijks voor zulke huiselijke festijnen besteed worden, eens voor heel het land wer den opgeteld, dan zou blijken dat zij, hoe be scheiden ook misschien elk op zich zelf, toch met elkaar nog een belangrijk bedrag uitmaken. Kan dit geld niet beter worden besteed voor de armen bijvoorbeeld, of voor een of ander christelijk doel Wel wanneer wij onzen overvloed tot de laatste cent besteedden voor eigen genot, voor uitgaan en feestvieren, dan zouden wij bitter slechte rentmeesters zijn. Maar als wij daarvoor een betrekkelijk klein deel afzonderen om onze vierdagen op te sieren, dan doen wij dat met een gerust hart en met dank aan God. Want zulke dagen zijn hoogtefeesten op den weg. Want ja, feestvieren kan wereldsch zijn, op en de top wereldsch, maar het kan ook anders. Het kan ook de uiting wezen van een hart dat zich in God verblijdt. Laat die weelde kosten, dat geld is goed besteed het maakt ons gees telijk rijker. Wij durven deze weelde dan ook op de ko mende gedenkdagen in het leven van onze Uni versiteit met alle vrijmoedigheid aan. Sterker nog wij hebben er behoefte aan en verlangen ernaar, zooals men soms in het gezin naar een feestdag kan verlangen. Wij hebben behoefte om met elkaar in den bidstond, die ditmaal wel in het bijzonder het karakter van een dankstond dragen zal, den Naam des Heeren te loven voor al Zijn wel daden, want dit -moet de grondtoon zijn van i heel ons Jubileum. Wij stellen ons- veel voor van de verschil lende samenkomsten, waarin onder ons voor aanstaande mannen het woord zullen voeren om in dienzelfden geest de echte feestviering te dienen. En wij verheugen ons ook in het vooruitzicht om gedurende die feestdagen, natuurlijk binnen gepaste grenzen, ons eens even te mogen over geven aan echte, gulle vroolijkheid. Ook aan dit laatste hebben wij, dank zij onze opvoeding in het Calvinistisch gezin, zoo nu en dan eens behoefte. Wij schamen daar ons niet voor en voelen het, evenmin als in ons huiselijk leven, als zondige verkwisting. Want feestvieren is ons iets meer en iets die pers dan alleen het genot van wat de tong streelt, van uitgezochte spijzen en fijne wijnen. Wanneer ons jubileum den rechten toon mag treffen, dan zal het den onderlingen band ver sterken en den geestdrift voor onze Universiteit verwakkeren bij allen die haar liefhebben. Zoo kan ons feestvieren worden een weelde, die verrijkt. Die ons geestelijk verkwikt. Omdat door alles heen klinkt hetSoli Deo Gloria T. FERWERDA. BEROEPEN TE SuameerCand. M. Norg te Zwolle. O. en N. BildtzijlS. Wagenaar te Bozum. Rotterdam J. Attema te Wolvega. Oudega W. v. d. Heide te Zoutkamp. Appelscha Cand. J. J. Bosma te Zuidwolde. AANGENOMEN NAAR MiddelharnisP. A. Zeilstra te Sliedrecht. SchiermonnikendamCand. Tj. van Wieren te Groningen. Duurswoude Cand. C. Boon te Amsterdam. BEDANKT VOOR Schiedam A. J. Bouma te Heerenveen. Zuidwolle S. Neerken te Ulrum. Harlingen C. W. Keur te Oudewater. Studeeren. In De Wekker vinden we overgenomen wat wijlen Ds. F. P. L. C. van Lingen eens schreef „Toen ik voor 1892 eiken Zondagmiddag naar Randwijk wandelde en daar predikte, verhaalde mij een der broederen het volgende. Een oefe naar had er voorgegaan en was begonnen zijne verlegenheid te betuigen om op te treden in eene gemeente, waar men mij geregeld hoorde. Hoewel mij geheel onbekend, hield hij vooraf een lofrede op mijn persoon, wel wetende, welke betrekking er tusschen die gemeente en mij be stond. Na die toespraak zeide een der broeders tot hem, van mij gehoord te hebben, hoe het mij smartte, geen tijd te hebben om mij steeds naar eisch voor te bereiden voor de prediking en ik daarom te veel, zonder behoorlijk gestu-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1930 | | pagina 2