Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 42. Vrijdag 17 October 1930. 44e Jaargang. UIT HET WOORD. DADERS DES W00RDS. ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTEUR: Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE. VASTE MEDEWERKERS: D.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B, W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELF en R. J. VAN DER VEEN. ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling L Afzonderlijke nummers 8 cent, ADVERTENTIEPRIJS: 15 cent per regel; bij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG MOEILIJKE BEZIGHEID. ik begaf mijn hart om met wijs heid te onderzoeken en na te speuren al wat er geschiedt onder den hemel deze moeilijke bezigheid heeft God den kinderen der menschen gegeven om zich daarmede te bekommeren. Prediker 1 13. Gelukkig zijn de onwetenden Zij toch hebben zelfs geen besef van de groote moeilijkheden waardoor de schepping en de gang der dingen de menschheid stellen. Zij tobben zich niet af met de vraag naar de verklaring der verschijnselen. Zij leven vergenoegd hun eigen leventje. Wat buiten den horizon van hun eng bewustzijn ligt laat hen onberoerd. Zij blij ven innerlijk vreemd aan de zoogenaamde mach tige vragen van den tijd. Wereldraadselen nog nimmer van gehoord. Kwellende problemen'/ zij bestaan voor hen niet. Zij hebben zeer zeker hun moeilijkheden. Maar gaan die veel verder dan de zorgen van het dagelijksch brood. Grijpen die dieper dan de waarlijk wel beangstigende vragen waarom in hun bestaan de levensheerlijkheid veelszins ont breekt Overigens genieten zij rustig en onbe zorgd wat zich aan vreugde aan hen voordoet. Zij aanvaarden -blijmoedig iiet Jeven _en-daar mee uit. Zouden wij ons best niet doen om dom te worden en dom te blijven Onkunde is toch zoo gemakkelijkAl dat jagen om in te denken en te doorzoeken wat onder den hemel geschiedt, brengt zoo groote bezwaren mede Het kost inspanning om iets van de wereld te zien. De schepping is een gesloten boek. De verschijnselen dringen zich wel op maar zij dragen hun verklaring niet aan de buitenzijde. Er is een ontstellende menigte van gebeurte nissen en werkingen. Hoe komt er orde in de indrukken die de schepping maakt Is er wel orde Alles wat onder den hemel geschiedt te doorzoeken, is het geen onbezonnen werk Nu begin er dan liever niet aan Daar staat een geleerde op die na moeizamen arbeid meent een verklaring te hebben gevonden voor een groep verschijnselen. Hij verkondigt wat hij gezien heeft van den samenhang der din gen. En zie nauwelijks heeft hij een belang stellend oor gevonden of er komt een wijzere die 't verkregen resultaat wegredeneert. Men staat weer aan het begin. Wat baat het of men al hoopteene bevredigende oplossing gevon den te hebben Men wordt er moedeloos onder en gaat wanhopen aan een doeltreffende be schouwing. Laat men eens eerlijk en trouw pogen achter de werkelijkheid te komen. Hoe meer men ar beidt om de „sluitrede te vinden" hoe grooter kennis en inzicht men verkrijgt hoe duide lijker 't blijkt dat men slechts o zoo weinig weet. Men komt maar niet verder dan de uiterste ein den van Gods wegen. Trouwens hoe groot is het gevaar om den Bouwmeester en Kunstenaar der schepping niet te zien Men gaat schakel voor schakel na in den langen keten van oorzaak en gevolg maar de eerste schakel blijft verborgen, „omdat de goddelijke hand die hem omvat houdt, zich voor ons verborgen houdt". Dringt de beschouwing van schepping en wereldgebeuren tot aanbidding van den Schepper Treedt men Zijn heiligdom binnen Hoe velen hebben niet ook door hun onderzoek naar het geloof schipbreuk geleden, wijl zij Hem voorbijzagen die alles gemaakt heeft! Toch is de dorst naar kennis een gave Gods. Hij heeft de drang naar wetenschap in het hart gelegd. Hij heeft het vermogen gegeven om Zijne gedachten na te denken. De wereld is het spiegelbeeld van Gods wijsheid. Zij is niet een verwarrende, onsamenhangende hoeveelheid ver schijnselen. Zij heeft plan en gang, want zij berust op Gods besluit zij is verwerkelijking van Zijn raad. En de beelddrager des Allerhoogsten is be giftigd met het vermogen om dat plan des Hee- ren te vinden om de lijn te schouwen in de menigte draden van het machtig bouwwerk. Dit vermogen kan de mensch niet laten lig gen. Hij moet aan het werk. Hij moet de schepping aan zich onderwerpen, door haar te zien in haar eenheid en samenhang. Het is zijn voorrecht en zijn heerlijkheid om de gedachten Gods in zijn bewustzijn op te vangen en in dui delijke menschenwoorden te vertolken. Juist door de kennis groeit het leven en gaat 't bloesemen. Hoe arm en leeg is het leven van den onnoozele en krankzinnige Het leven zelf neemt toe aan volheid, diepte en kracht als de gezichtkring zich uitbreidt. Het voordeel van de onkunde blijkt reeds hierom geen voordeel te zijn En dankennis is macht. Door de kennis beheerscht de mensch de schepping, maakt haar krachten aan zich dienstbaar, wordt bevrijd van allerlei drukkende banden. Kennend staat de fnensch koninklijk in de wereld. Kennend is het hun mogelijk het geschapene te regeeren. Ken nend is de mensch onderkoning Gods En tocheene moeilijke bezigheid Hoeveel heeft de zonde hier niet bedorven De natuur vertelt hare geheimen niet meer. Zij moeten haar afgeperst worden. De scheppingstaak werkt uit in de verwarring en tegenstrijdigheden. Telkens stuiten wij op het onverklaarbare. Ons verstand zelf is niet onberoerd gebleven door de gevolgen der zonde. Hoe spoedig kan men zich vergissen Hoe licht is eene kleine fout gemaakt die groote gevolgen heeft en het gansche stelsel van we reldverklaring mislukken doetHoe gemakkelijk is de waan ontstaan dat men het volledige in zicht verkregen heeftHoe groot is de traag heid, die op bepaalde punten rusten wli en wei gerachtig maakt om verder te speurenHoe machtig is de leugen welke den heirweg der waarheid met steenen bezaait Is hier wel voor iets anders plaats dan voor ontgoocheling en hopeloosheid Kunnen wij wel verder komen dan tot het uitspreken van waar schijnlijkheden Blijven wij niet voor het raad sel staan blijft de sluier niet hangen Trek ken de nevels wel ooit op Hoor hoe de apos tel den Christus Gods roemt. In Hem is alle schat van kennis en wijsheid verborgen. Hij is het antwoord op alle vragen. Hij, die de we reld voor God behouden heeft door Zijn ver zoening, is ook het uitgangspunt voor de her schepping aller dingen. Hij schept het leven uit den dood. Hij doet het leven triumfeeren en draagt het licht der heerlijkheid in de verdorven wereld in. Hij schenkt door Zijn Geest kennis van God en leert den geloovigen onderzoeker aanbiddend neerknielen. Hij wekt de bewonde ring van Gods werken en doet uitroepen „hoe groot moet dan Hij niet zijn die dit alles tot stand heeft gebrachtHij die het hart veran dert, doet ook met het verstand God liefhebben boven alles. Christelijke wetenschap is geen dwaasheid, geen grootspraak. Het is niet maar „wereldsche wijsheid" met een godsdienstig tintje. Het is uitwerking en onderdeel van de volkomen verlossing die Christus tot stand brengt. Danken wij toch voor den zegen ons in die Christelijke wetenschap gegeven. Bidden wij voor haar voortgang. Haar weg is niet gemak kelijk. Haar taak is overweldigend groot. Maar zij wil niet anders en mag niet anders bedoelen dan den sluier over Gods werken oplichten, opdat de kinderen des Vaders aanbidden. Nog hangt de schemering over de schepping. Maar het licht daagt in allen die op Hem hopen zul len zien aangezicht tot aangezicht Nu kennen wij nog ten deele. Maar dit waarborgt het ken nen gelijk wij ook gekend zijn. Zalig, wie daar op hopen kan Hij wordt nooit moedeloos. Hij wanhoopt niet. In Gods paradijzen zal louter licht zijn. En die hoop doet al ons leed ver zachten. Oostkapelle. E. DOUMA. EEN VRAAG OM VOORBEDE VOOR DE V.U. In onze Kerkbode hebben we opgenomen de stukjes, die ons door Ds. H. S. Bouma, als secretaris van een perscommissie, gezonden wer den in verband met het a.s. vijftigjarig jubileum van onze Vrije Universiteit. We mogen dus vertrouwen dat onze lezers met de voorgeno men gedachtenisviering voldoende op de hoogte zijn. Enkele nadere gegevens willen we nog in dit nummer opnemen en hier nog den wensch uitspreken, dat zeer velen ook uit Zeeland zich zullen opmaken om in de volgende week de jubileum-feesten bij te wonen. Gelijk we in het opschrift vermeldden, dient dit artikeltje om te herinneren aan een vraag, door Directeuren der Vereeniging voor H. O. o-p Geref. Grondslag gedaan aan alle kerkeraden om op Zondag 19 October de stichting in het gebed op te dragen aan den Heere onzen God. Zij schreven, onder dateering van 5 Juli 1930, als volgt „Zooals U bekend is zal de Vrije Uni versiteit den 20sten October 1930 haar vijf tigjarig bestaan herdenken. Groote dankbaarheid vervult ons hart en ons Gereformeerde volk heeft door offer vaardigheid dien dank telkens bij vernieu wing getoond. Erkennende onze afhankelijkheid van Hem, die onze stichting haar halve eeuw feest doet vieren, belijden wij genade en wijsheid noodig te hebben om die stichting ook verder te mogen leiden zij moet ge dragen worden door het gebed van ons volk. Directeuren zouden het daarom zeer op prijs stellen, wanneer Uw kerkeraad zou willen besluiten om op den 19den October 1930 in het midden uwer gemeente deze stichting in gebed en prediking op te dragen aan den Heere onzen God, Hem dankende voor hetgeen Hij ons volk in die stichting heeft geschonken en van Hem te vragen wijsheid en genade voor alle degenen, die aan haar verbonden zijn, tot vervulling van hun arbeid, opdat die stichting, tot eere van Zijnen Naam, verder worde gezegend en ten zegen zal zijn." Dit verzoek te herhalen en alzoo weer voor den geest te brengen zal wel voldoende zijn. Wanneer in die circulaire ook gesproken wordt van het „in de prediking opdragen" druk ken Directeuren zich ietwat minder juist uit. Toch is de bedoeling wel duidelijk. Die kan geen andere zijn dan dat Directeuren vriendelijk er op aandringen in de prediking de gemeente op deze stichting te wijzen. Naar een geschikten tekst voor zulk een prediking behoeft men niet lang te zoeken. De Schrift biedt er vele. RADIO-UITZENDING. We vernamen, dat de redevoeringen op de jubileumvergaderingen der V. U. van Maandag en Woensdagmiddag radio-graphisch zullen worden uitgezonden over Huizen. Nadere ge gevens verschijnen in den radiogids en zullen ook in de dagbladen wel worden opgenomen. HEIJ. DE VRIJE UNIVERSITEIT. 1880 20 OCTOBER 1930 Het gouden jubileum der Vrije Universiteit nadert. En al telt een Academie haar jubilea gewoonlijk bij eeuwen en niet bij een halve eeuw, toch is het, de bijzondere beteekenis, die deze Hoogeschool heeft, in aanmerking genomen, wel te begrijpen, dat haar tiende lustrum feestelijk, zal worden gevierd. Zij is uit het geloof geboren. Dat geeft haar een geheel eenige positie in den lande. Toen in Nederland onder de overheersching van het Liberalisme de Gereformeerde volks groep als „het niet-denkend deel der natie" door de officieele machthebbers was uitgesloten van de erve der wetenschap, greep Dr. A. Kuyper den stouten geloofsmoed, om zijn naam als we tenschappelijk man te wagen, door met „de nachtschool" en al wat verder achterlijk was in de oogen der heele en halve licht-vrienden, zich te vereenigen tot vernieuwing van het Gerefor meerde leven op wetenschappelijk terrein. Reeds aanstonds, bij het begin van zijn op treden, in 1870, had hij het denkbeeld van een Vrije Christelijke Universiteit gepropageerd. Vervolgens had hij ook mannen als Dr. G. J. Vos Azn. en Ds. J. H. Gunning voor dat denk beeld gewonnen. Een publieke samenspreking tot dat doel werd tegen het einde van 1875 reeds voorbereid. Maar toen mannen als Brons veld en Van Toorenenbergen weigerden aan den oproep gehoor te geven, spatte heel het denk beeld van een Vrije Christelijke Universiteit, door de gansche orthodoxie in den lande ge dragen, als een zeepbel uiteen. Intusschen werd op 26 April 1876 de vrij making van ons Hooger Onderwijs in het „Staatsblad" afgekondigd. Bij deze nieuwe wet was echter de Theologische Faculteit in een fa culteit voor godsdienstwetenschap veranderd en daardoor beroofd van alles wat de Christelijke godsdienst kenmerkends heeft. De Dogmatiek en de z.g. practische vakken werden hierdoor van de Universiteiten verbannen. En wel tracht te nu de Synode der Nederlandsch Hervormde Kerk in deze leemte te voorzien door kerkelijke hoogleeraren voor het onderwijs in die vakken aan te stellen, maar haar schandelijk partijdige keuze daarbij bewees, dat zij nog minder dan de Staat eerbied had voor de belijdende ge meente. Met dezen treurigen toestand der theologische wetenschap voor oogen, reikten nu enkele broe ders elkaar onder de banier van onze Gerefor meerde belijdenis de hand, om onderling van gedachten te wisselen en samen biddend te over wegen, wat er gedaan kon worden tot redding van het heilig beginsel der theologie. Voor de aanstelling van privaat-docenten voelden zij niets. Immers was naar hun over tuiging de geheele geest van het Hooger On derwijs zóó doortrokken van de moderne wereld en levensbeschouwing, en was inzonderheid het onderwijs in de Theologie op enkele uitzonde ringen na, zóó geheel in handen van mannen die óf vijandig, óf vreemd waren aan de Gere formeerde belijdenis, dat zij voor zich in zulk een aanvullingssysteem geen heil konden zien. Langzamerhand rijpte dan ook bij Dr. Kuyper en zijn geestverwanten de overtuiging, dat men niet met eenige geloovige privaatdocenten, ja zelfs niet met een Theologische School kon volstaan, wilde men in Gods kracht de ontker stening der natie keeren. En zoo ontstond het plan tot het oprichten van een Universiteit, die vrij van den Staat en vrij van de Kerk, op den grondslag der Gereformeerde beginselen land en volk ten zegen zou zijn. In 1878 werd een voorloopig comité gevormd en op 5 December van dat jaar werd overge gaan tot de oprichting van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grond slag. Deze vereeniging nu was het, die op 20 October 1880 de Vrije Universiteit te Amsterdam stichtte. Nadat des avonds tevoren Dr. Ph. J. Hoede- maker in de Nieuwe Kerk op den Dam een wijdingsrede had uitgesproken naar aanleiding van de zoo gelukkig gekozen tekstwoorden uit 1 Samuel 13 „En er werd geen smid gevonden in het gansche land Israels", had op den vol genden middag de plechtige opening der School in het koor der Nieuwe Kerk plaats. Op verzoek van den President-Curator, Ds. J. W. Felix, deed nu eerst de President-Direc teur, de heer W. Hovy, voorlezing van de be noeming der heeren Dr. A. Kuyper, Dr. F. L. Rutgers en Dr. Ph. J. Hoedemaker tot Hoog leeraren in de Theologische, van den heer Mr. D. P. D. Fabius in de Juridische, en van den heer Dr. F. W. Dilloo van Soldin in de Litte- rarische Faculteit. Namens een veertigtal geloovigen bood ver volgens de grijze leerling van Bilderdijk, Jhr. Mr. Elout van Soeterwoude, als stoffelijk blijk van belangstelling in deze stichting, aan heeren Di recteuren der Vereeniging, een stichtingskapitaal aan van een tonne gouds. Daarna sprak Dr. Kuyper, Rector der school voor het eerste studiejaar, de openingsrede uit, getiteld Souvereiniteit in eigen kring, als het stempel, dat deze stichting droeg, in haar natio nale beteekenis, in haar wetenschappelijk bedoe len en in haar gereformeerd karakter. 't Was een indrukwekkende plechtigheid. Het flauwe matte licht van een somberen najaarsdag viel door de hooge vensteren der gothieke bogen van de antieke kathedraal. Maar die tint ver hoogde den statelijken ernst der eiken koorwan- den, waarbinnen het marmeren praalgraf van Michiel de Ruyter herinnerde aan onze nationale worsteling om de vrijheid. Het hoofdorgaan der stad, binnen welke de nieuwe stichting haar tent opsloeg, het Algemen Handelsblad, wijdde aan de toehoorders van Dr.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1930 | | pagina 1