Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Tweede Blad.
No. 40.
Vrijdag 3 October 1930.
44e Jaargang.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTEUR: D s. A. C HE IJ TE KOUDEKERKE.
VASTE MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELF.
en R. J. VAN DER VEEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
KOMT ER IN DE HERV. KERK MEER
KERKELIJK BESEF?
In het „Algemeen Weekblad voor Christen
dom en Cultuur" schreef de hoofdredacteur
Prof. Obbink eenige maanden terug een artikel
over „Kerkelijke Eenheid", waarin ook de plu
riformiteit der kerk ter sprake kwam.
Van één zijner oud-leerlingen ontving de hoog
leeraar daarover een brief, waarin deze hem
als zijn meening te kennen gaf, dat zijn oud-
leermeester in zijn voorstelling van de plurifor
miteit der kerk afweek van het „ethisch be
ginsel". Een deel van dien brief werd in No.
44 opgenomen en door Prof. Obbink besproken.
In dien brief stond nu iets, waarvan we met
blijdschap kennis namen. Die blijdschap kon
dan niet daarin haar grond vinden, dat de
briefschrijver zich waardeerend uitliet over onze
Geref. Kerken. Verre vandaar. Het valt hem
zoo schrijft hij heel moeilijk de „Geref.
Kerken" anders dan als een sekte te beschou
wen, in hun ernst en hun hoogmoed. Zelfs wat
Saussaye Sr. als typisch voor een secte be
schouwt, n.l. het schipperen met den doop,
komt in de „Geref. Kerken" voor de leer van
de veronderstelde wedergeboorte" en het
„schrappen" van doopleden.
Tusschen twee haakjes: ook deze Herv. pre
dikant die zoo schamper schrijft over de „leer
der veronderstelde wedergeboorte" schijnt het
doopsformulier van zijn kerk niet te kennen.
Daarin zal toch zeker ook wel staan de vraag,
of niet bekend wordt, dat onze kinderen in
Christus geheiligd zijn Daarin zal ook wel
niet ontbreken de bede wij bidden u, dat deze
kinderen in den Heere Jezus Christus wassen
en toenemen.
Maar met genoegen namen we er wel kennis
van dat deze briefschrijver toont meer kerkelijk
besef te krijgen. En dat hij in dat kerkelijk be-
sef durft schrijven „De Gereformeerden heb
ben den plicht, terug te keeren tot de Herv.
Kerk. Er is inderdaad in Nederland maar plaats
voor één kerkformatie, voorzoover ik zien kan,
en dat is de Ned. Herv. Kerk". Bij iemand, die
hoogmoed als een secte-eigenschap verafschuwt
kan dat zeggen niet voortkomen uit hoogmoed,
maar moet het voortkomen uit een hoog-kerke-
lijk besef.
In dezen tijd, waarin het kerkelijk besef zoo
jammerlijk bij velen verzwakt en verdwijnt, is
dit nog een moedgevend verschijnsel.
We betwijfelen dan wel sterk of de mentali
teit in de Geref. Kerken is zooals de schrijver
schijnt te meenen. Hij sprak een Geref. predi
kant en die zei hem, dat de Herv. Kerk eigen
lijk de kerk was. Voor een Geref. predikant
zeker een zonderlinge uitspraak die alleen kon
geboren worden uit een groot gemis aan kerke
lijk besef bij hem. En als de briefschrijver dan
ook uit die uitlating van een ietwat zonderling
Geref. predikant besluit, dat het besef, gedeser
teerd te zijn, in de Geref. Kerken toch niet ge
heel ontbreekt, dan drukt hij zich nog wel voor
zichtig uit, maar zegt hij toch nog teveel.
Wanneer van de Herv. Kerk met kracht de
oproep zou uitgaan „Gij „Gereformeerden"
moet tot de Herv. Kerk terugkeeren" moet de
schrijver niet meenen, dat een besef van ge
deserteerd-te-zijn aanstonds velen bewegen
zal aan dien oproep gehoor te geven.
Maar het zal ons toch verblijden, wanneer
die oproep komt, want we zullen dan vanzelf
aanleiding hebben om daarover eens te spreken
en te vragen wat verstaat u dan onder kerk
en hoe kunt U deserteur noemen, den man, die
buiten de deur werd gezet Dan moeten we
praten over de vraag of het „schrappen van
doopleden" iets zou zijn dat bij een secte be
hoorde maar of het schrappen van belijdende
leden iets is, waarmee een kerk bewijst, dat ze
kerk is.
En omdat men ons roept zal men dan ook
verplicht zijn op die vragen en en er zijn er
nog heel wat meer te antwoorden. Dat kan
dus wel interessant worden, wanneer van de
Haagsche Synode, tot onze Geref. Kerken de
oproep zou komen gij Gereformeerden hebt
den plicht tot de Herv. Kerk terug te keeren.
Bij de besprekingen behoeft dan geen beletsel
te zijn een dogma, dat de Gereformeerde Kerken
over de pluriformiteit der kerk zouden hebben
opgesteld. Wel zegt Prof. Obbink, in zijn on
derschrift, dat de Geref. kerken daarvan al een
dogma gingen maken maar ons is daarvan toch
niets bekend. Op dat punt hebben we nog de
zelfde belijdenis als de Ned. Herv. Kerk. Werd
op de Synode te Leeuwarden ook op het pro
gramma gezet een nadere belijdenis over het
stuk der kerk, dat punt is allang van het agen
dum afgevoerd.
We wachten dus af of bij een groeiend ker
kelijk besef, en bij het besef dat de kerk één
moet zijn, nu ook de officieele oproep zal ko
men dat de Gereformeerden tot de Ned. Herv.
Kerk moeten terugkeeren.
HEIJ.
GENERALE SYNODE DER GEREF.
KERKEN.
VII.
Ds. R. J. v. d. Veen rapporteerde over het
vraagstuk van het Kerkgezang.
De Commissie stelde de volgende conclusies
voor
De Synode besluite
de voor de Liturgie te benoemen Deputaten
op te dragen
a. eenige liederen bijeen te brengen, die be
rijming zijn van in de Heilige Schrift voorko
mende liederen, of en liederen, die op de Hei
lige Schrift zijn gegrond, om den Kerken te wor
den aangeboden ten gebruike inzonderheid op
de Christelijke feestdagen en den Goeden Vrij
dag, bij de bediening der Heilige Sacramenten,
de bevestiging van ambsdragers en huwelijks
bevestigingen, en
b. aan de eerstvolgende Generale Synode
van hun arbeid te rapporteeren, en dit rapport
één jaar vóór de Synode aan de Kerken ter
kennisneming toe te zenden.
Wat betreft de hun gegeven opdracht sub c.
Den bundel „Eenige Gezangen" nogmaals te
overzien, en daarbij rekening te houden met de
ingekomen voorstellen en opmerkingen -daar
van rapporteeren Depp., dat het hun voorkwam
beter te zijn, met de uitvoering ervan te wach
ten, tot de Synode in de principiëele kwestie
van het zingen van gezangen in de Kerk des
Heeren een beslissing heeft genomen".
Uwe Commissie stelt U voor de handeling van
Depp, te dezen opzichte goed te keuren en aan
dezelfde te benoemen Deputaten op te dragen
rekening houdende met de ingekomen voorstel
len en opmerkingen, den bundel „Eenige Ge
zangen" nogmaals te overzien, en de eerstvol
gende Synode te dienen van advies.
Wat aangaat de zangwijzen der Psalmen en
het rythmische zingen van de Psalmen, stelt
Uwe Commissie voor te besluiten overeenkom
stig de conclusies van het rapport sub e en f.
Wat betreft het door den Kerkeraad der
Geref. Kerk van Amsterdam (West) ingediende
voorstel (Agendum C, 13, III) om de herzie
ning van de thans onder ons gebruikte psalm
berijming, speciaal uit schriftuurlijk en confes
sioneel opzicht aan Deputaten op te dragen, stelt
Uwe Commissie Uwe Vergadering voor, deze
zaak in handen van dezelfde Deputaten te stellen.
En ten slotte stelt Uwe Commissie Uwe
Vergadering voor, Deputaten voor al hun om
vangrijken en gewichtigen arbeid hartelijk dank
te zeggen en van de hun gegeven opdracht hen
te déchargeeren.
Een breede bespreking volgde.
Ds. W. Breukelaar stelde voor, uit te spreken:
„Inzake het vraagstuk van het kerkgezang be
sluit de Generale Synode geen maatregelen te ne
men om door toevoeging van vrije kerkliederen
te komen tot uitbreiding van den bundel „Eenige
Gezangen".
Dr. W. A. van Es stelde voor „Geen depu
taten meer te benoemen, maar het te laten bij de
betuiging van dank voor en instemming in het
algemeen met het rapport en de conclusiën, ver
vat onder c. en voorts te wachten tot de kerken
zelf (liefst langs den weg van classes en parti
culiere Synodes) bij de Generale Synode ko
men, met den wensch om de bundel „Eenige
Gezangen" met bepaalde liederen uit te breiden."
Het voorstel van Dr. Van Es werd verwor
pen met 38 tegen 17 stemmen. Van de advisee-
rende leden waren 2 tegen, 1 voor en 1 blanco.
Het voorstel van Ds. Breukelaar werd ver
worpen met 29 tegen 26 stemmen. Van de prae-
adviseerende leden waren drie voor en 1 blanco.
Het eerste lid van het voorstel der Commis
sie, geamendeerd door Dr. Dijk welk amen
dement door de Commissie werd overgenomen
werd aangenomen met 35 tegen 20 stemmen.
Nog werd door de Commissie overgenomen
een amendement van Ds. Bavinck, waardoor de
eerste alinea komt te luiden
a. „Den bestaanden bundel „Eenige Gezan
gen" uit te breiden met eenige liederen, die be
rijming zijn van Schriftgedeelten, of die zich aan
de Heilige Schrift ten nauwste aansluiten, om
den Kerken te worden aangeboden ten gebruike
inzonderheid op de Christelijke feestdagen, op
de dagen, die bestemd zijn voor de herdenking
van het lijden en sterven van Christus, bij de
bediening der Heilige Sacramenten, de beves
tiging van ambtsdragers en huwelijksbevestigin
gen".
De overige conclusies werden ongewijzigd
aanvaard.
Ds. J. de Vries rapoorteerde nader van het
formulier voor de bevestiging van diakenen, dat
naar de commissie was teruggezonden.
Het voorstel der commissie om het voorstel
van den heer van Beeck Calkoen (voorstel Sy
node 1923) niet te aanvaarden werd met slechts
enkele stemmen tegen aangenomen.
Met 38 tegen 16 stemmen werd besloten, het
concept van de hoogleeraren Hoekstra en Bouw
man niet te aanvaarden.
De voorstellen van 's Gravenhage-Oost en
's Gravenhage-West waren daarmee gelijk afge
wezen en de conclusies van Prof. Hepp als rap
porteur aanvaard.
Prof. Dr. H. Bouwman vroeg en verkreeg ver
lof tot het indienen van een nota inzake het
ongedoopt laten van kinderen van doopleden
in sommige kerken in het Noorden des lands.
De praeses deelde mee, dat ook Prof. Dr.
H. H. Kuyper met deze nota accoord gaat.
Besloten werd, de conclusie van de nota,
waarin een besluit aan de Synode werd voor
gelegd, in handen te stellen van een Commissie,
bestaande uit Ds. W. Breukelaar, Dr. K. Dijk
en Dr. W. A. van Es.
Dr. W. A. van Es rapporteerde over rapport
van Deputaten der Gen. Synode van Groningen
inzake uitbouw belijdenis.
De Commissie stelde de Synode voor
1°. den Deputaten dank te zeggen voor hun
belangrijken arbeid
2°. uit te spreken, dat er aan uitbreiding der
Belijdenis, inzonderheid inzake de leer van de
Heilige Schrift, behoefte is
3°. te besluiten, dat in deze behoefte het
best kan worden voorzien door een nieuw sym
bool, en dit op een wijze als door de Depu
taten wordt aanbevolen
4°. opnieuw Deputaten te benoemen, die de
opdracht hebben
a. het overleg met de buitenlandsche kerken
over deze uitbreiding der Belijdenis voort te
zetten
b. den kerken alsnog gelegenheid te geven
tot een nader door hen te bepalen datum op
merkingen en wenschen naar aanleiding van de
aangeboden proeve bij hen in te zenden
c. de proeve tot een concept nader uit te
werken, daarbij rekening houdende met de op
merkingen en wenschen, die reeds zijn ingezon
den, en nog zullen worden ingezonden, en den
kerken dit concept een half jaar vóór de a.s.
Generale Synode te doen toekomen.
Na breede bespreking adviseerde Prof. Dr.
J. Ridderbos tot indiening van het volgende
voorstel, dat door den praeses werd overge
nomen
„De Synode besluit
le. den Deputaten dank te zeggen voor hun
belangrijken arbeid
2e. uit te spreken, dat uit het ingediende
rapport en de daaraan toegevoegde Proeve de
noodzakelijkheid van uitbreiding der belijdenis
schriften niet voldoende is gebleken om daartoe
over te gaan
3e. geen nieuwe Deputaten voor deze zaak
te benoemen.
Door Ds. H. Meijering c.s. werd het volgende
voorstel ingediend
De Generale Synode
kennis genomen hebbende van het rapport in
zake de uitbreiding der Belijdenis gehoord de
discussie over dit rapport
van oordeel dat door de indiening van tal
van andere voorstellen en de overweging van
deze gewichtige aangelegenheid in de kerken
niet voldoende tot haar recht gekomen is, zoodat
een definitieve beslissing geen genoegzame
bevrediging kan geven
besluit
le. bedoeld rapport nogmaals aan de kerken
ter overweging over te geven
2e. de Deputaten voor deze zaak te conti-
nueeren en hen op te dragen
a. den kerken alsnog gelegenheid te geven
tot een nader door hen te bepalen datum, op
merkingen en wenschen betreffende de uitbrei
ding der belijdenis inzake de Heilige Schrift bij
hen in te zenden
b. het overleg met de buitenlandsche kerken
over deze zaak voort te zetten
c. rekening houdende met hetgeen in de dis
cussies is naar voren gebracht, hierover aan de
volgende Generale Synode te rapporteeren en
dit rapport een half jaar te voren den kerken
te doen toekomen.
Het voorstel Schouten-Ridderbos, het eerst in
stemming gebracht, werd aangenomen met 28
stemmen voor en 25 tegen 3 leden waren af
wezig. Van de adviseerende leden waren twee
voor en één tegen.
Ds. W. W. Meijnen rapporteerde over het
financieel beheer van Deputaten voor de Zen
ding onder Heidenen en Mohammedanen.
Besloten werd o.m.
al de Kerken met bijzondere nadruk ernstig
op te wekken om van alle inkomsten voor de
Zending van welken aard ook 10% te storten
in de Generale Kas, en daartoe namens de Ge
nerale Synode een door Deputaten voor de
Zending en tevens door het Moderamen der
Synode geteekend schrijven te richten
de te benoemen Deputaten voor de Zending
te machtigen met bekwamen spoed van alle Ker
ken een bijzondere collecte te vragen voor den
bouw van het hospitaal te Wonosobo en het
Moderamen der Synode op te dragen die aan
vrage mede te teekenen
aan de te benoemen Deputaten voor de Zen
ding op te dragen om, als dit noodig blijkt, na
mens de Generale Synode van de Kerken één
of meermalen een extra-collecte te vragen voor
de Generale Kas
de te benoemen Deputaten voor de Zending
machtiging te verleenen, om even als de vorige
Generale Synode dit deden, ingeval van besliste
noodzakelijkheid ter voorkoming van stagnatie
in den gang der zaken kasgeld op te nemen
voor rekening van de gezamenlijke Kerken tot
een maximum van 24000.
Ds. J. J. Miedema rapporteerde over de her
ziening van de bepalingen betreffende de toe
kenning van emeritaatsgelden en pensioenen.
Na eenige discussie besloot de Synode de be
palingen betreffende de toekenning van emeri
taatsgelden en pensioenen overeenkomstig het
concept van Deputaten te aanvaarden, echter
met invoeging van de volgende passage
„Terwijl voorts mag vertrouwd worden, dat
„Kerken, die tot gunstiger financieele bepalingen
„in staat zijn, niet zullen blijven staan bij de
„minimum bedragen, waartoe een ontwerp, dat
„ook voor minvermogende Kerken bestemd is,
„zich wel moet bepalen. Dit alles echter met
„dien verstande, dat door geene voor de toe
komst vast te stellen regeling, kan worden te
„kort gedaan aan de rechten, die de thans ge
pensioneerden door de bepaling van hun pen
sioen reeds verkregen hebben, of van rechten,
„die aan eenigen dienaar des Woords reeds zijn
„toegekend door een formeel besluit aan de Kerk
„waar aan hij verbonden is."
De heer Schalekamp drong bij dit punt aan
op emeriteering op 65-jarigen leeftijd, in plaats
van 70-jarigen leeftijd. Deze gedachte werd ter
bestudeering aan Deputaten gegeven.
Hierop volgden de benoemingen voor de ver
schillende Deputaatschappen.
Aan het einde gekomen sprak de praeses een
treffende slotrede, Prof. Dr. A. G. Honig hield
namens de Hoogleeraren een korte rede en Ds.
J. Douma richtte zich tot den praeses, hem dank
zeggend voor de wijze waarop hij het presidium
had vervuld.
BOEKAANKONDIGING.
De stem van het vaderland door
Erwin Gros. Uit het Duitsch vertaald
door H. J. van der Munnik.
J. H. Kok N.V. Uitgeversmij, Kampen.
Met genoegen lazen we dit vlot geschreven
verhaal, waarvan de hoofdpersoon is een Duitsch
officier, die de verschrikkingen van den wereld
oorlog meemaakte. Vielen in dien oorlog zijn
vader en beide broers, hij zelf bleef gespaard,
kwam daarna in Engelsche gevangenschap maar
wist te ontvluchten. In het vaderland terugge
keerd wordt hij wreed ontnuchterd door de
revolutionaire stemming van zijn volk. Een
vriend van hem, die met hem uit Engeland was
gevlucht, werd in een revolutionair opstootje
overhoop gestoken. Dan wil hij zich van zijn
vaderland losmaken, steekt over naar Amerika,
weet zich daar een positie te verwerven maar
kan het vaderland toch niet vergeten. Het ge
loof, dat hem na den dood van zijn vader en
broeders en van z'n moeder, die van verdriet
gestorven was, had staande gehouden, maakt
plaats voor vertwijfeling, wanneer de oorlog
voor zijn vaderland, door de schuld van het
Duitsche volk zelf zoo n smadelijk einde neemt.
Eindelijk triumfeert echter weer het oude Gods
vertrouwen en voelt hij zich geroepen naar het
vaderland terug te keeren.
HEIJ.