Kerken in Zeeland. Weekblad voor de Gereformeerde No. 39. Vrijdag 26 September 1930. 44e Jaargang. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. REDACTEUR: Ds. A. C HE IJ TE KOUDEKERKE. VASTE MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE cn R. J. VAN DER VEEN. ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1.—. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ 8 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 8 OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. PAULUS' BLIJDSCHAP EN GELOOFSVERWACHTING. Ja ik zal mij ook verblijden. Want ik weet, dat dit mij ter zalig heid gedijen zal door uw gebed en toebrenging des Geestes van Jezus Christus. Volgens mijne ernstige verwachting en hoop, dat ik in geen zaak zal beschaamd worden maar dat in alle vrijmoedig heid, gelijk te allen tijd, alzoo ook nu Christus zal groot gemaakt worden in mijn lichaam, hetzij door het leven, hetzij door den dood. Filipp. 1 18b20. Is er reden voor blijdschap in deze zondige wereld Hoe verschillend antwoord wordt op deze vraag gegeven. Wie zegt „neen" heeft geen oog voor de goedertierenheden Gods wie zegt „ja", maar niet kent de blijdschap in den Heere, heeft geen Oog voor de werkelijkheden des levens ziet bovenal niet den toorn Gods over de zonde en de ongerechtigheid. Het zien van blijdschap kan medelijden wek ken bij hen die weten, dat die nu blijde zijn, misschien morgen reeds in groote droefheid zul len zitten. Er is een blijdschap die walgelijk, ja afschu welijk is, als men door vroolijkheid de ellende verdrijven wil en niet denkt aan 't eeuwig ver derf. Nu is Paulus, terwijl hij dit schrijft een ge vangen man. Wij zien hem in Rome als ge vangene. Bijna heeft Paulus zijn loop geëindigd. Wat heeft hij veel gedaan voor het Koninkrijk Gods veel geleden voor de zaak des Heeren. Hij mag zich verheugen in de vruchten van zijn arbeid. De gemeente te Filippi inzonderheid noemt hij zijn kroon en zijn roem. Toch ziet Paulus hier nog vele gebreken en zelfs als hij denkt aan 's Heeren volk aan alle plaatsen, dan zegt hij dagelijks overvalt mij de zorg van al de gemeenten. En nu is hij gevangen heeft hij den dood voor oogen. Hoe kan Paulus nu zeggen Ik zal mij ver blijden. Paulus kan ook iets anders zeggen Ik weet dat dit mij tot zaligheid gedijen zal. O, wat is Paulus' leven wonderlijk geweest. Geluk en eer, roem en genot waren in ruime mate zijn deel vóór zijn bekeering. Maar Paulus heeft alle dingen schade en drek geacht om de uitnemendheid der kennis van Christus. Schijnbaar heeft hij alles verloren werkelijk heeft hij alles gevonden, sinds hij kon zeggen Ik ben des Heeren. Nu als gevangene weet hij zich in de banden van Christus. Ja, Christus leeft in hem. Paulus' blijdschap is een blijdschap in. den Heere hoop heeft hij op heil, op zaligheid, op eeuwige vreugde. Geen ijdele hoop als in de wereld. Paulus grondt zijn hoop op Christus op Christus' woord en werk, op Christus' belofte en voorbede. Hoort en overdenkt wat Paulus weet. De gemeente bidt voor hem, de Geest van Christus helpt hem zijn verwachting en hoop zijn ernstig, reikhalzend. 't Gebed der gemeente. O, heerlijk, wonderlijk dat gebed. Paulus bidt ook zelf bidt in geloof. Maar de gemeente bidt ook bidt voor Pau lus nu hij in de banden is. Dat gebed wordt verhoord. Verwacht hij daarom, dat hij weer vrij man zal worden Acht hij dit noodzakelijk voor de zaak des Heeren Hij weet 't niet. Misschien moet hij zelfs den marteldood sterven. Maar toch verblijdt hij zich. Alles zal hem ter zalig heid gedijen door het gebed der gemeente. Het gebed der gemeente is van zoo wondere beteekenis. De Heere geeft er op de hulp des Geestes van Christus. Ja, de Geest Zelf komt onze zwakheden te hulp. Nu mogen wij zuchten en weenen, straks zullen wij juichen en verblijd zijn allen, die in Jezus gelooven. Wie in Christus is wordt zalig. Paulus is zeker van zijn zaligheid is zeker, dat, wat ook met hem gebeure, Christus altijd groot gemaakt zal worden. Zoo blijft zijn verwachting ook nu ook in de gevangenis ja ze wordt verlangen, reikhalzend verlangen. Dit is hem bewijs, dat de Heilige Geest, die met Christus vereenigt, zorgt, dat niets hem van Christus zal scheiden. Paulus weet dit alles door het geloof. Maar zoo is ook zijn blijdschap echt een blijdschap in den Heere. Wie de blijdschap des geloofs kent, kan zeg gen Verblijdt u te aller tijd. De blijdschap in den Heere is en zal zijn ze wordt niet be schaamd. Immers de zaligheid die verwacht wordt zal komen, en alles zal tot haar komen medewerken. Hoe 't dan zal zijn weet Paulus niet. Geen oog heeft 't gezien, geen oor gehoord, 't Beginsel der eeuwige vreugde wordt hier echter reeds gevoeld en gesmaakt. En wie hier het beginsel der eeuwige vreugde gevoelt, is er zeker van, eens de volkomene zaligheid te zullen genieten. Hoe groot is nu Paulus' vertrouwen. Ik zal in geen ding beschaamd worden. Pau lus weet niet wat in de naaste toekomst gebeu ren zal. Hij weet niet of hij zal leven of sterven of hij in de gevangenis zal blijven of straks weer reizend prediker zal zijn. Hij weet niet, als de dood nabij is, aan welke marteling hij nog zal onderworpen worden. Maar 't doet er ook voor Paulus' geloofsverwachting niet toe. 't Zal, hoe 't ook gaat, alles gedijen tot zijn zaligheid. En wat nog veelmeer bron van vreugde voor hem is, Christus zal altijd groot gemaakt worden. Nu reeds is 't hem duidelijk, dat zelfs zijn banden medewerken tot heerlijkheid van Chris tus Jezus. Zelfs in Rome, in 't Rechthuis, in 't huis des Keizers, in de hoogste kringen, wordt Christus' naam genoemd. En in Paulus' ziel is het, al moet ik omkomen, als Christus maar wordt groot gemaakt, is 't goed. En Paulus ziet, geen aardsche macht, kan dit beletten. Christus zal groot gemaakt worden als 't hem behaagt mij te doen leven maar ook als hij mij door den dood zal wegnemen. Altijd, gelijk als nu, gelijk als te voren, zoo ook in de toekomst. Hierin verblijdt zich Paulus. Niets kan die blijdschap 'wegnemen. f 4r Hoe beschamend is dit woord van Paulus voor zijn vijanden voor de vijanden van Chris tus. Hoe weinig kennen ze Paulus. Sinds zijn bekeering kende Paulus maar één begeerte, Christus groot maken. Zijn bede was en bleef Heere, wat wilt gij, dat ik doen zal. De liefde van Christus drong hem, bleef hem dringen, ook als Zijn Meester hem toonde en deed ondervinden, hoeveel hij om zijns Naams wil lijden moest. Zijn vijanden wilden hem van kracht beroo- ven den ijveraar voor Christus ontwapenen Jezus van zijn trouwen dienstknecht berooven. Paulus roept 't luide uitNiets zal mij schei den van de liefde van Christus. Christus zal hij blijven grootmaken, en zelfs als de vijanden hem aan den marteldood overgeven de we reld hoore het zal Christus ook mede daar door nog groot gemaakt worden. En de gemeente van Christus, hoe wordt zij getroost en bemoedigd door dit woord van Paulus. Zij bad voor hem zij hoorde hoe goed dit Paulus deed ja dat de Heere dit gebed hoorde. Dat wekt op tot voortdurend gebed dat sterkt in 't geloof. O, laat er toch voortdurend gebeden wor den door de gemeente voor allen nood der chris tenheid. Laat er ook steeds aan gedacht worden, hoe goed het allen lijdenden doet, te weten en te hooren, dat voor hen gebeden wordt. In Paulus ziet ook de gemeente in werkelijk heid het volharden tot den dood. Dit wekt op tot geloof, tot vertrouwen, tot volharden. Zij Paulus' blijdschap en geloofsverwachting ook de uwe in leven en in sterven. Terneuzen. S. GROENEVELD. GOEDE KLANKEN. De vorige week hield de Christelijke Werk- geversvereeniging haar jaarvergadering te Gro ningen. Uit het verslag daarvan blijkt, dat men in deze vereeniging grooten ernst maakt met het willen-verstaan van wat in dezen tijd de roeping is van den Christelijken werkgever. Die ernst sprak in het geleerde referaat, door Prof. Dooyeweerd daar gehouden, over„De grenzen der O verheids-inmenging in het bedrijfs leven in het licht der Calvinistische levens- en wereldbeschouwing". En datzelfde bedoelen kwam ook uit in het openingswoord van den voorzitter, den Heer F. L. van der Bom. En kele gedachten, daarin ontwikkeld, willen we hier daarom doorgeven. De taak van den Christelijken werkgever omschreef de voorzitter het pas gevierde Oranjefeest gaf hem daartoe aanleiding met de versregels uit het Wilhelmus „dat ik toch vroom mag blijven, Uw dienaar t' allen stond". Ten allen tijde heeft de geloovige te zijn een dienaar Gods in den strijd tegen de onderdruk king, die hem, daar hij zich een schilddrager Gods weet, het harte doorwondt. Die gedachte werkte de voorzitter dan uit in verband met de taak van den Christelijken werkgever. Het is de taak van den werkgever, die zijn roeping als Christen in het bedrijfsleven verstaat, dat schild tegen onderdrukking op te heffen. Hij heeft in dat deel van het leven een verantwoor delijke plaats van God ontvangen. Op die plaats heeft hij rekenschap af te leggen allereerst te genover den Heere God maar evenzeer heeft hij een roeping tegenover zijn naaste en dat niet alleen in beperkten zin. Het hoogste in de practijk van onze dagen zoo zeide hij is de tactiek en niet de vraag wat principieel geboden is. Maar zoo merkt hij terecht op als Christen-werkgevers hebben wij ons taak gesteld om na te speuren, hoe wij als geloovigen in het leven van den dag in onze maatschappelijke taak hebben te verkeeren. Hij noemt dan enkele vragen, waarbij princi- pieele bezinning noodig is. Kan men in het be drijfsleven nog van gezag spreken, of is dit een verouderd begrip Hoe staan wij ten opzichte van het persoonlijk leven van onze arbeiders Tal van vragen staan hiermee in verband ziek ten in het gezin van den arbeider, de kosten bij vermeerdering van het gezin, persoonlijk mini mum loon of gezinsloon, kindertoeslag e. d. g. Hoe staan wij ten opzichte van de brandende vraag van den dag der werkeloosheid In dit verband hebben de werkgevers zich bezig te houden met de vraag, hoe in dezen ook in eigen onderneming te handelen is Moet voortge schreden worden op den weg van los dienst verband, van tijdelijke werkkrachten, of heeft de werkgever in dezen een roeping en verant woordelijkheid ook over degenen, die hen in zijn werk tijdelijk ter zijde staan We zijn blij, dat deze dingen op de vergade ring der Christelijke Werkgevers vereeniging zoo duidelijk werden uitgesproken. Het is toch metterdaad alzoo dat bij de vele vragen, die zich op het maatschappelijk terrein voordoen, de taktiek als leidsvrouw gekozen wordt. En dat dan alleen gevraagd wordt naar wat eigen belang meebrengt zonder dat ook ge rekend wordt met de belangen van anderen met de belangen ook van hen, die God in het bedrijfsleven vlak naast ons zette welken naaste we dan hebben lief te hebben als onszelven. Wat zoo vaak ontbreekt is de behoefte aan prin- cipieele bezinning. Ja, het komt voor, dat ,als op die principieele bezinning wordt aangedron gen, men in dien oproep al een revolutionairen klank meent te bespeuren. De bede„Heere, leer mij Uwen weg" bestaat practisch voor velen niet, omdat ze wanen dien weg al te weten. Zooals het was moet het immers blijven We hopen dat ook in Zeeland onder onze werkgevers zal worden verstaan, dat er nog vele vragen zijn. En dat ze van die vragen last zul len hebben. En dat zij ernstig zullen zoeken op die benauwende vragen een antwoord te vinden door principieele bezinning. EENPARIGHEID OOK IN DE KERKELIJKE PERS. Konden we in ons vorig nummer met een kort woord wijzen op de beslissing, die op de Sy node genomen werd inzake het promotierecht, we willen er nog nader op terugkomen, omdat vooral deze zaak in breeden kring de aandacht trok en zelfs de gemoederen in spanning bracht. En dan willen we uit de kerkelijke bladen iets overnemen om te doen zien hoe algemeen die beslissing met dankbaarheid wordt aanvaard. In De Heraut schreef Prof. Kuyper In dien zin verblijdt het ons ook, dat de Synode met eenparige stemmen besloten heeft over het vraag stuk van het promotierecht der Theol. School, dat zoo fel onze kerken in beroering had ge bracht, geen beslissing te nemen. Men heeft getracht elkaar te overtuigen, maar toen dit niet gelukte, heeft men het vraagstuk onopgelost ge laten. Indien men nu maar zoo verstandig is om dit vraagstuk thans een tijd te laten rusten en niet door een nieuwe actie den vrede onzer kerken in gevaar te brengen. De Amsterdamsche Kerkbode oordeelt, dat dit besluit reden geeft tot dank. Want al blijft de zaak van het promotierecht met deze uit spraak vooralsnog onbeslist dit voordeel, is bereikt, dat, zoo zij in de toekomst weer aan de orde mocht worden gesteld, dit zal kunnen geschieden op rustigen toon en in de sfeer van wederzijdsch vertrouwen. Prof. Grosheide in Noord-Hollandsch Kerk blad is dankbaar dat God den broederen een voorstel heeft doen vinden, dat aller steun ver werven kon. Dat is een niet te miskennen zegen Gods. Als het bij acclamatie-aannemen nu iets beteekenen zal, zal er nu ook over gezwegen moeten worden. Ds. Klaarhamer in Friesch Kerkblad schrijft Het is aan de eene zijde wel jammer dat de Synode niet tot een principieele beslissing kon komen. En Ds. Fernhout wees er dan ook te recht op, dat het genomen besluit een erkenning is van machteloosheid om tot een eenparige principieele en definitieve beslissing te geraken. Maar God heeft ons de genade gegeven, liever eenparig deze erkentenis af te leggen dan el kander te blijven bestrijden totdat een van bei den het zou winnen en de ander het zou ver liezen. Dr. Impeta merkt in het Geref. Kerkblad voor Drenthe en Overijssel op, dat men niet moet zeggen bij deze beslissing wat baat het nu, dat men er zooveel over geschreven en zoo lang over gesproken heeft. Laat niemand zoo denken, want dat gaf wél. Ook de uitvoerige discussies, op de Synode gevoerd, brachten de broeders tot volkomen klaarheid over elkanders inzichten en bedoelingen. Ook zegge niemand de tegen standers hebben het nu feitelijk gewonnen, 't Doctoraat komt er niet. Ook dit is onjuist gedacht en geredeneerd. Niemand heeft het „gewonnen". Men is het eens geworden over het voorstel om de beslissing uit te stellen, daar „genoegzame eenparigheid" tot een niet princi pieel door Gods Woord geëischte handelwijze ontbrak. Dit besluit was in de gegeven omstan digheden wijs en goed. Eindelijk citeeren we hier nog iets uit de slotrede van den praeses der Synode, in betrek king tot ditzelfde onderwerp „De conclusie die met algemeene stemmen kon worden aanvaard, dankt haar oorsprong aan de begeerte naar rust en eenheid in onze kerken. Dat is ook het ka rakter, dat zij draagt en het doel dat zij beoogt. Vrucht van de langdurige discussie was, dat de afgevaardigden langzamerhand onder de leiding des H. Geestes trekken van overeenkomst be gonnen te vertoonen met „de kinderen van Is- saschar" die ervaren waren in het verstand van de tijden om te weten wat Israël doen moest". Moge het nu van al de leden onzer kerken gezegd kunnen worden„En al hun broeders pasten op hun woord". De eenparigheid, waarmee ter Synode die be slissing genomen werd, vindt alzoo blijkbaar weerklank in onze kerken. En ook dat geeft stof tot dank. VERREGAAND BRUTAAL. De Vereeniging, die zich noemt „Kerk en Vrede" beijvert zich, in bond met de sociaal democraten, voor een petitionnement tegen de z.g.n. vlootuitbreiding, die ons volk 120 millioen gulden zou kosten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1930 | | pagina 1