FEUILLETON.
stellen, alsof alle Oranjevorsten engelen geweest
zijn, menschen zonder eenig gebrek.
De koningen zijn geen bovenaardsche wezens,
en niet allen munten uit in karakteradel en ziele-
grootheid.
Wij buigen ons dan ook niet voor hun troon,
omdat ze zoo populair of zoo knap of zoo edel
zijn.
Dat maakt ons het eeren wel gemakkelijker,
maar daarom hebben zij toch geen macht
over ons.
Vooral in onzen tijd, waarin duizenden het
gezag uit den volkswil afleiden, en de kroon ver
lagen tot een ornament van het Staatsgebouw,
moet luide verkondigd worden het gezag wor
telt in den souvereinen wil van den Almachtige
De koningen regeeren bij de gratie Gods.
„Door Mij" zegt de Heilige Schrift
„regeeren de koningen en stellen de vorsten ge
rechtigheid." God zelf heeft de vorsten met hoog
gezag over hun onderdanen bekleed.
Toch mogen we ook constateeren, dat God
ons land en volk voorrechten heeft geschonken,
die slechts weinig volkeren ten deel vallen, zoo
dat we in onze „Feestzang" konden aanheffen
„Steeds hebt gij groote dingen
Aan land en volk gedaan.
En met Uw zegeningen
Ons rijk'lijk o verlaan.
Zekerwe moeten voorzichtig zijn met de
uitdrukking „God van Nederland".
We mogen ons niet farizeeuwsch verheffen
boven andere landen, en Gods hand en leiding
alleen zien in eigen volkshistorie.
Evenwel hoe treffend heeft God ons dik
werf gered en uitgeholpen, en het Huis van
Oranje geroepen om ons gewetensvrijheid en
staatkundige vrijheid te schenken, zoodat Ne
derland het klassieke land der vrijheid is ge
worden
„Want jaom Neerlands zaak met Nassau's
zwaard te helpen
Stond heel het Stamhuis op de Leeuw met al
zijn welpen."
En nu worden we dan geregeerd door een
Spruit uit dat doorluchtig voorgeslacht.
Koningin Wilhelmina
Is zij niet een edele Spruit uit dat edel voor
geslacht en wandelt zij niet in de voetstappen
van haar doorluchtige vaderen
Gedurende gansch haar regeering heeft zij
warm meegeleefd met haar volk, onze rechten
en vrijheden geëerbiedigd en een open oog ge
had voor onze nooden en behoeften.
Inderdaad, God heeft ons in Haar een Vor
stig geschonken, die onder ons de beste tradities
vertegenwoordigt van haar geslacht en de gees
telijke erfenis der Oranjes hoog houdt onder ons.
Iemand schreef eens terechthebt ge weieens
gelet op de zedelijke reinheid, die spreekt uit
haar blik en geheel haar verschijning
Welk een voorrecht door zulk een Edele
Vrouwe geregeerd te worden
Rondom ons werden in de laatste jaren tronen
omgestort en vorsten verjaagd.
God hield den troon der Oranjes in stand.
Een vaste regeering is voor een volk een rijke
zegen.
Wij mogen ons in dien zegen verblijden.
Eens sprak koning Willem III„Een Prins
van Oranje kan nooit, nooit te veel voor het
volk van Nederland doen.
Toen Wilhelmina gekroond werd, klonk haar
zliveren stem „Deze woorden van mijn bemin
den vader maak ik tot de mijne".
Zij heeft door haar regeering getoond, dat
't haar met deze woorden ernst was. Wel mocht
de burgemeester van Hulst, toen Hare Majesteit
de stad bezocht, verklaren „Frederik Hendrik
de stedenbedwinqer, Wilhelmina de hartenwin
ner r
Gelde dan van ons het volk van Nederland
kan nooit, nooit te veel voor het Huis van
Oranje gevoelen.
Leve Koningin Wilhelmina
Zeeuwsch-Vlaanderen blijve haar trouw
A. B. W. M. KOK.
EEN UNICUM.
Wel is als we dit schrijven de Synode onzer
kerken nog niet geëindigd en is er dus nog geen
sprake van de Acta dier Synode, met de be
treffende rapporten, in ons bezit te hebben, maar
toch houden de dagbladen ons, naar we ver
trouwen wel getrouwelijk, op de hoogte van
wat er niet alleen gedaan maar zelfs ook van
DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD
(HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880)
DOOR
H. KINGMANS.
VIII.
„Dat wou ik maar zeggen. Zij zullen niet in
zeven slooten tegelijk loopen. Laat ze maar gaan.
Wij zijn toch ook jong geweest
Vrouw Evenhuis zweeg, omdat zij wel be
greep, in geen enkel opzicht steun bij haar man
te zullen vinden. Maar haar zwijgen demon
streerde zeer duidelijk, dat zij zijn opvatting niet
deelde, althans niet meer deelde.
En wéér voelde zij, zooals de laatste weken
zoo vaak het geval was, hoever zij van haar
man kwam af te staan. Het was alles goed,
zooals het drie en twintig jaar lang goed gegaan
was, behalve als het ging over het punt van den
godsdienst, waaromtrent zij andere gevoelens
was gaan koesteren, al kon zij nog niet verkla
ren welke en al verkeerde zij al den dag in twee
strijd- Zij voelde het als iets pijnlijks, dat het
zóó Was en zij had er meer onder te lijden dan
haar man vermoeden kon.
Het gesprek over Marie's gaan naar de ker
mis was doodgeloopen. Tóch vond zij het niet
behagelijk, dat moeder er zóó over dacht, al
maakte vader geen bezwaar. Marie had het nooit
anders meegemaakt, of vader en moeder waren
het, althans tegenover de kinderen, volkomen
wat er ter Synode gesproken wordt.
En op die verslagen afgaande mag wel met
den naam van unicum bestempeld worden het
geen ons meegedeeld wordt van onze Joden-
Zending. Heeft in den regel de Zending te kla
gen over maar nauwelijks toereikende inkom
sten, over dit en dat hetwelk toch zoo noodig
is, maar er is geen geld voor, of nog niet voor,
gansch anders is het met onze Zending onder
de Joden. Die heeft geld over. En zoo het
schijnt nog al heel wat. En wel zoo, dat een
Professor op de Synode vraagt wat soort ef
fecten men heeft aangekocht voor het batig sal
do. Daar zijn dus nog al effecten voor gekocht.
Ook acht dezelfde Professor zich geroepen te
wijzen op groote omzichtigheid in de keuze van
de bank waar men het saldo deponeert. Dat
moet dus nog al wat zijn als een Professor zulke
vingerwijzingen voor voorzichtigheid noodig
acht. Andere sprekers wezen er op dat dit batig
slot hun maar slecht aanstond en vroegen zelfs
kunnen we zoo, bij zulk een saldo, de kerken
wel aanmanen tot geregelde collecten voor de
Joden-Zending.
Nu bleek uit latere besprekingen wel, hoe dit
batig slot er gekomen was. De plaats van Ds.
Velders was nog al eenigen tijd vacant. Men
had ook een legaat verkregen. Toch werd ook
door deputaten en Synodeleden en Zendelingen
op uitbreiding der Zending aangedrongen. Na
tuurlijk We collecteeren niet om op te potten.
Als de kerken voor de Joden-Zending collectee
ren, dan moet dat geld daar ook voor gebruikt
worden. Heelemaal. Zonder verwijl. Behoudens
natuurlijk eenige billijke reserve.
Met de stemmen die dus in deze richting gaan,
waartoe dan ook de Synode besloot (let er dus
op mijn broeder en zuster, er is geen reden om
het geld terug te houden) gaan we van harte
mee. Iets anders is, waar men ook bij herhaling
heen scheen te wijzen, als men over de uitbrei
ding van het werk sprak, of men dan het oog
naar het buitenland moet slaan. Naar den Bal
kan b.v. of Polen enz. waar vele Joden wonen.
Een andere vraag n.l. die hierbij ook gedaan
had kunnen worden, maar die we niet in de
verslagen lazen dat gedaan werd, is, of de ar
beid niet alleen hier uitgebreid kan worden, maar
ook intenser kan geschieden. Schrijver dezes
heeft het voorrecht gehad gedurende 10 jaren
president te zijn geweest van de deputaten der
Chr. Geref. Kerk in Amerika voor de Zending
onder de Joden van Chicago. Daar wonen ruim
350.000 Joden. Alleen die ééne Zendingspost in
deze stad kost per jaar aan exploitatie ruim
f 60.000.Eenige aflossing op eigen gebouw
(ter waarde van 150.000) mee inbegrepen.
Er is een eigen dokter, eerste klas man, aan ver
bonden. Omdat we zagen dat naar Jezus voor
beeld den Joden getoond moest worden de op
zoekende liefde Gods in Christus. Dus precies
als we met de Medische Zending in Indië doen.
Door de vrije kliniek kregen we de Joden. Dan
door allerlei andere socialen arbeid zochten we
in aanraking met de jeugd te komen. We had
den daarvoor talrijke betaalde helpers. Behalve
een staf van „volunteers", jongelui en ouderen
die in vrije uren in de Zending hielpen. Nu wil
ik niet onze Zendelingen hier becritiseeren, of
zeggen dat ze het alles ook zoo precies doen
moeten, we laten dat gaarne aan hen over. En
stemmen in met den lof hun ter Synode gegeven.
Ik wil alleen maar als voorbeeld aanhalen hoe
de arbeid meer en meer intens kan geschieden.
In uitbreiding niet enkel van velden, maar ook
van middelen om den Jood te bereiken, of te
trekken. In het voorbij gaan zij nog meegedeeld,
dat ik steeds den meesten zegen heb gezien op
arbeid onder de jeugd. Het is harde arbeid. O,
er is zooveel vooroordeel en hardnekkigheid
bij den Jood En vaak, o zooveel vijandschap
Maar daarom alle middelen te baat nemen, om
te winnen. En plaats eens een Zendingshospi
taal met kliniek in de Jodenbuurt te Amsterdam,
ik denk dat uw geld zal verminderen, maar uw
Zendings-invloed naar die mate vermeerderen.
Zierikzee. VAN LONKHUIJZEN.
GENERALE SYNODE DER GEREF.
KERKEN.
III.
Prof. Van Gelderen rapporteerde ten slotte
over de door de Part. Synode van Overijssel
voorgestelde regeling inzake beter catechetisch
onderwijs aan Geref. schipperskinderen.
De Particuliere Synode stelde voor, dit on
derwijs op de volgende manier te doen ge
schieden
eens, zoodat zij steeds wistenwat wij doen,
vinden vader en moeder goed. En thans was
dat niet het geval. Het was niet met moeders
toestemming, dat zij naar de kermis in de stad
ging-
-,^5^ j,. -r..
In een minder prettige stemming dan zij dien
geheelen morgen was geweest, liep Marie over
den weg naar Oostwoud, om Santje Menkveld
op te halen, die woonde op een boerderij, hal
verwege het dorp en het kleine station, waar
van om drie uur een boemel naar de stad vertrok.
Zij vond het niet prettig, moeder onaange
naam te zijn. Het was thuis altijd goed geweest.
En nu kwam moeder met een bedenking, die zij
heel niet verklaren kon.
Wat was dat toch met moeder Vorige jaren
had zij toch ook geen aanmerking gemaakt op
de kermis En toen was zij toch ook op Zon
dag gegaan Wat zou dat ook Als het noodig
was en er was wind, dan maalde de molen toch
ook wel op Zondag. En daar had moeder nooit
iets van gezegd.
Opeens bedacht Marie zich, dat het wel een
paar maanden geleden was, dat de molen op
Zondag draaide. En zij meende gemerkt te heb
ben, dat moeder de laatste weken aan het ver
anderen was. Wat het precies was, kon zij niet
vatten. Maar het was wel opmerkelijk, dat zij
moeder een paar maal in den Bijbel had zien
lezen, in den Bijbel, die anders nooit op tafel
kwam en die moeder uit een kast had gehaald,
dik onder het stof. Zou moeder, bedacht zij
zich opeens, tengevolge daarvan aan het ver
anderen zijn
1. Iedere kerkeraad opene een gelegenheid
om schipperskinderen catechetisch onderwijs te
doen ontvangen, door daarvoor vast te stellen
den Zondag, na afloop van de morgengodsdienst
oefening.
2. De Synode stelle een leerplan vast voor
30 Zondagen, vallende tusschen begin October
en einde April.
3. De Kerken houden zich bij het onderwijs
aan schipperskinderen aan dit leerplan, zoodat
over heel het land, wat dit onderwijs aangaat,
een bepaald onderwerp aan de orde is.
4. Iedere schipper, die voor zijn kinderen on
derwijs begeert, meldt zich bij den aanvang van
de godsdienstoefening daarvoor bij den Kerke
raad aan.
5. De Synode wijze voor dit onderwijs als
leerboek aan het Kort Begrip en verdeele de
leerstof in 30 onderwerpen.
6. De Synode bepale, dat op iedere schip-
persattestatie mededeeling geschiedt van deze
onderwijsregeling en publiceere die ook in
schipperscouranten.
Ds. T. Gerber rapporteerde namens commis
sie V nogmaals over het schrijven van den heer
J. D. te N. en 8 anderen, die bezwaard waren
over het feit, dat de Geref. Kerk van Lutte-
rade wordt gebouwd met steun van de burger
lijke gemeente Geleen. Aangezien deze zaak op
de mindere vergadering niet heeft gediend, werd
ze van de agenda afgevoerd.
Ds. Gerber rapporteerde verder over een be
zwaarschrift van den heer G. P. te U. De con
clusie strekte tot afwijzing van dit bezwaar
schrift, wijl adressant geen lid meer is van een
van de Geref. Kerken.
Ds. K. Minnema van Garijp rapporteerde ovre
een drietal bezwaarschriften van den heer H.
D. P. te H. tegen de hedendaagsche prediking
inzake de Verbondsbeschouwing, met een schrij
ven van den kerkeraad van H.
De Synode besloot op voorstel der commissie:
Op de drie bezwaarschriften van br. H. D.
P. niet in te gaan, omdat hij zijn bezwaren ge
richt heeft tegen het praeadvies inzake de leer-
geschillen, zooals dat te vinden is in de acta der
Generale Synode van Utrecht 1905, terwijl zijne
bezwaren alleen dan voor behandeling in aan
merking hadden kunnen komen, wanneer ze ge
richt waren tegen de door die Generale Synode
aangenomen conclusies, die te vinden zijn in art.
158 van die acta vervolgens omdat de Gene
rale Synode van oordeel is, dat zij niet verplicht
is, om op de door hem gestelde vragen een ant
woord te geven, en zulks in dit bepaalde geval
ook niet noodig oordeelten ten slotte omdat
zij meent dat het niet op haar weg ligt om een
oordeel uit te spreken over iets, waarvan door
den bezwaarden broeder zelf verklaard wordt,
dat de zaak in orde is gekomen.
Ds. T. Gerber rapporteerde namens Commis
sie V over eenige bezwaarschriften van den heer
E. W. te Z. Daar deze geen lid meer is van
een der Geref. Kerken, werd besloten op deze
bezwaarschriften niet in te gaan.
Ds. A. Schweitzer rapporteerde namens Com
missie III over het bezwaarschrift van den heer
J. G. te S. tegen een tweetal besluiten van zijn
kerkeraad.
Paar deze zaak ten deele nog in behandeling
is bij classis en Part. Synode en ten deele nog
niet bij deze vergadering gediend heeft werd
besloten, deze klachten voor kennisgeving aan
te nemen.
Dr. G. Keizer bracht verslag uit namens De
putaten der Generale Synode van Groningen
voor de correspondentie met buitenlandsche
kerken.
Prof. Dr. C. van Gelderen rapporteerde na
mens Commissie V over dit rapport.
Dr. Dijk stelde voor, om, eer over het ver
slag gediscussieerd wordt en over de conclusies
beslist, het verslag en het rapport er over te
doen drukken.
Dit voorstel werd door den praeses en van
uit de Synode ondersteund en daarna aanvaard.
Besloten werd, bij het rapport die bijlagen te
doen drukken, die Commissie V daartoe aan
wijst.
Dr. K. Dijk bracht het verslag uit van het
Moderamen der Generale Synode van Gronin
gen.
De leden van het moderamen hebben niet al
leen overeenkomstig met 't pogen opdracht hun
overweging beperkt tot het sluiten van een con
tract met de Kerk van Amsterdam inzaken het
archief, doch haar uitgebreid tot de rechte be
waring van het archief zelve. En dit wel in de
zen zin, of de Geref. Kerken zeker zijn van het
bezit van haar archief wanneer de bewaring er
van toevertrouwd is aan een plaatselijke Kerk.
De gebeurtenissen in Westwoud, de laatste ja
ren, waren Marie's aandacht niet ontgaan. Het
kon ook moeilijk, want er was te veel, ook
thuis, over gesproken. Daar waren menschen,
die „de schuur" hadden gesticht. En telkens
gingen er meer menschen heen. Ze werden „fij
nen" gescholden. Men noemde ze ook „afge
scheidenen" en ook had zij een enkele maal den
naam „coxianen" wel eens gehoord. Wat het
alles precies was, wist zij niet, maar zeker was,
dat die menschen heel andere opvattingen had
den dan de andere dorpelingen. Zou moeder?...
Maar dat kón toch ook niet. Vader was toch
kerkvoogd-notabele niet alleen, maar hij behoor
de toch ook tot de gegoede ingezetenen van
West- en Oostwoud. En van de „gegoeden"
was niemand bij „de schuur". Er was niet één
groote boer onder. Dus kon vader er ook nooit
bij zijn. Maar moeder
Marie's gedachten stuitten weer af op de on
begrijpelijke houding van haar moeder. Zij had
er al meer over gedacht, maar nooit zoo sterk
als thans, na de opmerkingen, die zij zooeven
vernomen had.
Zou moeder Maar dat kón toch niet
Moeder kon toch niet worden als die arme land
arbeiders en hun vrouwen, die des Zondags
tweemaal naar „de schuur" gingen? Dat leek
haar al te absurd toe. En toch, en tóch, moeder
deed verbazend vreemd, dat was waar. Toen
Kees, de knecht, verleden week een ruw woord
uitte, kreeg hij van haar een vermaning, dat hij
niet vloeken mocht. De knecht had er van op
gekeken, alsof hij een klap in zijn gezicht had
gekregen. Maar Marie had het ook vreemd ge-
De Geschiedenis van het schisma in 1926 heeft
geleerd, dat een kerk, die uit het verband der
kerken treedt, weigeren kon, de onder haar be
heer berustende goederen af te staan.
Na ingewonnen juridisch advies stelden de
leden van het moderamen van Groningen voor,
de bewaring van het archief niet langer toe te
vertrouwen aan een plaatselijke kerk, doch over
te gaan tot het in het leven roepen van een ar
chiefstichting.
Een concept contract daarvoor, werd hierbij
overgelegd.
Prof. Dr. T. Hoekstra bracht namens Com
missie II rapport uit over dit verslag.
De praeses verwelkomde nog de heeren T.
van Dijk, vroeger schoolopziener op Soemba,
en verzocht hem als adviseerend lid zitting te
nemen.
Ook begroette de praeses den heer Polman,
oud-architect op midden-Java, die veel voor de
Zending heeft geijverd.
Besloten werd, de beslissing over deze zaak
uit te stellen en aan Commissie II opdracht te
geven, een voorstel te ontwerpen, om de kwes
tie van het bezit en het beheer der gezamenlijke
stoffelijke goederen in het algemeen te onder
zoeken.
Wat den arbeid van het moderamen van de
Synode van Groningen betreft, werd vastge
steld, dat dit voldaan heeft aan de hem gegeven
opdrachten.
De voorzitter dankte dit moderamen voor zijn
arbeid en stelde voor, het te dechargeeren.
Hiertoe werd besloten.
Ds. Breukelaar rapporteerde namens Commis
sie IV over het verzoek van Ds. D. Bakker, die
vanaf 1906 de opleidingsschool op Java als eer
ste docent met rijke gaven en schier ongebro
ken kracht heeft gediend.
De Commissie stelde voor, te besluiten
„De Generale Synode, met droefheid kennis
genomen hebbende van de mededeeling van Ds.
D. Bakker, dat hij om gezondheidsredenen ont
slag vraagt uit den actieven dienst, besluit aan
Ds. D. Bakker, docent der opleidingsschool te
Djocjacarta, onder hartelijk dankzegging voor al
den zooveel omvattenden, gewichtigen en geze-
genden arbeid, dien hij tal van jaren heeft mo
gen verrichten, op de meest eervolle wijze ont
slag te verleenen uit den actieven dienst ingaan
de den lsten October 1930 en zulks onder
toekenning van pensioen volgens de daarvoor
vastgestelde regeling.
Ds. W. Breukelaar rapporteerde vervolgens
over het verslag der opleidingsschool op Java.
In haar overeenkomstig het voorstel der Com
missie genomen besluit dankt de Synode Ds. D.
Bakker en Dr. F. L. Bakker voor al hun ge-
waardeerden en gezegenden arbeid, stelde zij
de voorgestelde instructie voor docenten vast en
de voorgestelde traktement en pensioenregeling.
Voorts sprak de Synode dank uit aan Ds. A.
Pos en Dr. F. L. Bakker voor de hulp bij het
geven van lessen aan de opleidingsschool en aan
Mevr. Bakkerv. d. Bom en Mevr. Bakker
Allaart resp. voor de verzorging van het inter
naat en de overname daarvan.
De handelingen van Deputaten met betrekking
tot de opleidingsschool werden goedgekeurd.
Dr. H. A. van Andel rapporteerde namens
Commissie IV over de benoeming van Docenten
aan de opleidingsschool op Java.
Op voorstel der Commissie werd besloten
le. Ds. A. Pos te Djokjacarta te benoemen
tot docent aan de Opleidingsschool op Java, en
hem toe te staan, een jaar van voorbereiding,
geheel of gedeeltelijk door te brengen in Britsch-
Indië.
2e. aan de te benoemen Deputaten voor de
Zending op te dragen, in overleg met de afzon
derlijke Vergadering van missionaire Dienaren
des Woords op Java en met de Docenten der
Opleidingsschool tot de benoeming van een der
den docent over te gaan, zoodra een geschikt
man daarvoor zal zijn gevonden.
Ds. W. H. Gispen, van Scheveningen, bracht
het verslag uit van de Deputaten voor de oefe
ning van het verband tusschen de Geref. Kerken
en de Theologische Faculteit der V. U.
Namens Commissie II bracht Ds. H. de Bruyn
rapport uit over dit verslag.
De door hem voorgestelde conclusies om de
deputaten, dank te zeggen voor hun arbeid en
te dechargeeren voor hun beheer en om aan
nieuw te benoemen deputaten een crediet van
800.toe te staan, werden goedgekeurd.
In aansluiting aan het rapport herdacht de
praeses Ds. J. H. Landwehr, die vanaf 1920 deel
van het college van deputaten uitmaakte.
Spr. dankte deputaten voor hun arbeid en de
hoogleeraren van de Theologische Faculteit der
vonden. Dat had moeder nog nooit gezegd. En
Kees was wel meer ruw in den mond, al meende
hij het niet kwaad. Neen, neen, het was alles
vreemd en Marie wist niet goed, wat zij er van
denken moest
Gelukkig was vader niet zóó. Dat was dien
middag wel gebleken. Zij zou het maar met va
der houden. Dan was je tenminste in tel in het
dorp. De ,,schuur"menschen waren niets in de
rekening, al had vader haar dan ook verboden,
een paar jaar geleden al, om hen te bespotten.
Vader oordeelde, dat die menschen zelf moes
ten weten, wat zij deden. Elk zijn vrijheid. Nu,
dat vond Marie ook goed. Er waren ook wel
beste menschen onder. Menno Siemens en zijn
vrouw bijvoorbeeld, waar vader en moeder zoo
vaak kwamen.
Maar vader was toch niet zóó, dat hij die
menschen gelijk gaf. Gelukkig maar, want dan
zou zij niet meer bij Menkveld kunnen komen
en dan verloor zij ook de vriendschap der
Heerema's.
En dat laatste mocht heelemaal nietZou
Heerema iets gemerkt hebben, dat hij lachend
zooeven een toespelling maakte Dat zou wel,
al begreep zij niet hoe. In ieder geval had zij
nu zekerheid, dat Jan ook naar de stad zou
gaan, wat zij overigens wel vermoed had.
Zonder dat zij er zich goed van bewust was,
stond Marie voor de boerderij van Menkveld,
waar haar vriendin haar in de deur reeds
wachtte.
(Wordt vervolgd)