Weekblad voor dec Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 35.
Vrijdag 29 Augustus 1930.
44e Jaargang.
UIT HET WOORD.
DADERS DES W00RDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
«.I
REDACTEUR: Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE.
VASTE MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE
en R. J. VAN DER VEEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling I.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS: 15 cent per regel; bij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
EN IK ZAL U TOT EEN GOD ZIJN.
III.
En Ik zal u een nieuw hart geven,
en zal een nieuwen geest geven in het
binnenste van u en Ik zal het steenen
hart uit uw vleesch wegnemen, en zal
u een vleeschen hart geven.
En Ik zal Mijn Geest geven in het
binnenste van u, en Ik zal maken, dat
gij in Mijn inzettingen zult wandelen,
en Mijn rechten zult bewaren en doen.
En gij zult wonen in het land, dat
Ik uw vaderen gegeven heb, en gij
zult Mij tot een volk zijn en Ik zal
u tot een God zijn.
Ezechiel 36 2628.
Als de HEERE zegt,,Ik zal u tot een God
zijn", dan zegt Hij tegelijk,,Gij zult Mij tot
een volk zijn", en dan ligt daarin dus opgesloten,
dat Hij ons aanneemt tot Zijn volk, en dat Hij
wegneemt, wat scheiding bracht, en dat Hij ons
reinigt van de zondeschuld maar dan ligt daar
tevens in uitgedrukt, dat Hij ons innerlijk de kin
derlijke trekken weer inplant en ons vernieuwt
naar Zijn beeld. Zooals hier in Ezechiel 36
staat in het 26e vers „Ik zal u een nieuw hart
geven en Ik zal een nieuwen geest geven in het
binnenste van u en Ik zal het steenen hart weg
nemen en u een vleeschen hart geven." Verge
ving van zonde en vernieuwing des harten gaan
saam. Als wij tot de Zijnen aangenomen wor
den, worden we ook den beelde Zijns Zoons
gelijkvormig (Rom. 8). Die Hij geroepen heeft,
die heeft Hij ook verheerlijkt. Hij schenkt den
mensch dan een nieuw hart, de wedergeboorte,
verlichte oogen des verstands, een geheiligden
wil hij schenkt dan nieuwe genegenheden tegen
over de oude verdorvenheid hij geeft een nieuw
levensbeginsel. We zijn dan een nieuw schepsel.
Dan wordt het Pinksteren. Dan zorgt Hij er bo
vendien voor, dat het nieuwe leven uitkomt in
nieuwen wandel. Hij maakt dan, dat wij in Zijn
inzettingen gaan wandelen en Zijn rechten gaan
bewaren en doen als Zijn volk, Zijn eigendom.
Dan maakt Hij ons als Zijn volk liefhebbers
van Zijn wegen. Dan leert Hij ons zeggen met
JozuaAangaande mij en mijn huis, wij zullen
den HEERE dienen. Dan maakt Hij, dat we
vroolijker zijn in den weg van Gods getuigenis
sen dan over allen rijkdom, en dat Zijn gebo
den onze vermakingen zijn. Dan begeeren we
Hem in gehoorzaamheid te volgen en onszelven
tot een levend dankoffer Hem te wijden. Dan
keeren we onze voeten tot Zijn getuigenissen.
Dan zeggen we Welgelukzalig zijn de oprech
ten van wandel, die in de wet des Heeren gaan.
Welgelukzalig is het volk, welks God de
HEERE is.
Ik zal u tot een God zijn en gij zult Mij tot
een volk zijn. Het een is aan het ander verbon
den. Als Hij het eerste zegt, dan zegt Hij ook
het tweede. Dan leert Hij ons Hem te kennen,
te zoeken, te dienen, te belijden als onzen God
Zie deze God is onze God. Hij is ons deel, ons
zalig lot, door tijd noch eeuwigheid te scheiden.
Wij hebben Hem verwacht. En Hij zal ons za
lig maken.
Als God onze God is, hebben we nooit en
nimmer te vreezen. Want Hij is dan bij ons. Hij
woont dan onder ons. Onderscheidene malen
gaat de belofte „Ik zal u tot een God zijn",
in de Schrift vergezeld van de verzekering Ik
zal Mijn tabernakel in het midden van u zetten
en Ik zal in het midden van u wandelen. Scha
duwachtig woonde de HEERE onder 't Israël
van den ouden dag. Met Zijn Heiligen Geest
woont Hij in Zijn Kerk onder den nieuwen dag.
Volmaakt zal in den hemel en in het nieuwe
Jeruzalem, dat straks neerdaalt uit den hemel die
inwoning Gods zijn. Maar welk verschil er zijn
moge tusschen vroeger en nu en eenmaal, in de
wijze van 't wonen Gods onder de menschen,
Hij was en is en blijft altijd als de God van Zijn
volk dat volk nabij. En daarom hebben we niet
te vreezen al werden de bergen verzet in het
hart van de zee. In den hoogsten nood zal ons
niets ontbreken, wanneer God onze God is. Al
gingen we ook in het dal der schaduwen des
doods. Als we door het water moeten Hij zal
bij ons zijn en door de rivieren zij zullen ons
niet overstroomen wanneer wij door het vuur
moeten gaan, we zullen niet verbranden en de
vlam zal ons niet aansteken. Want, zoo zegt
Hij, Ik ben de HEERE, uw God, de Heilige Is
raels, uw Heiland.
Zoo vloeien dan alle denkbare vertroostingen
uit deze troostbron, dat men God tot zijn God
heeft. Alle bronnen en oorzaken van droefheid,
smart, pijn, ellende, wanhoop worden door die
belofte weggenomen. God zal alle tranen van
hunne oogen afwisschen en de dood zal niet
meer zijn, noch rouw, noch moeite, noch gekrijt.
En allen nu, jongen en ouden, hebben we in
dertijd 't zegel van die groote belofte van 't
genadeverbond ontvangen in de besprenging met
het water van den Heiligen Doop. Meteen kwa
men we toen aanstonds te liggen onder den
eisch en de roeping van dat verbond om dezen
drieëenigen God als onzen God te erkennen, te
zoeken, te dienen en lief te hebben met heel ons
hart en met alle krachten, en Hem overal in
Zijn kracht gehoorzamen, en naar Zijn wil te
vragen en te doen. Opdat we zouden ondervin
den, in dien geloofsweg, welk een rijk God Hij
ons is dat Hij in die erkentenis, dat God onze
God is, zijn tijdelijke en eeuwige zegeningen wil
schenken, zijn zegen wil gebieden over onze
Kerken, over onze huizen, over ons land, over
ons ambt, over onze kinderen, alle troost voor
leven en voor sterven, alle gerechtigheid, alle
noodige wijsheid, alle kracht om te volharden,
bewaring en veiligheid, ook alle godsvrucht, kor
tom de vervulling van de beloften des tegen-
woordigen en des toekomenden levens saam, zoo
vele als daar in Christus Jezus ja en amen zijn.
Kamperland. v. d. ENDE.
EEN DOCHTER DER EDELEN.
De Christen erkent en aanvaardt den eisch
van gehoorzaamheid en onderworpenheid aan de
van God gestelde machten. Alle ziel immers,
moet den machten over haar gesteld onderwor
pen zijn want daar is geen macht dan van
God en de machten, die daar zijn, die zijn van
God geordineerd.
De aanvaarding van dien eisch kan de ge
schiedenis bewijst het groote bezwaren mee
brengen. Zij, die van God macht ontvingen, ge
bruikten die macht niet altijd overeenkomstig
Gods wil. De machthebbers over het volk wa
ren vaak onderdrukkers van het volk. Ge kunt
de namen Faro, Nebukadnezar, Herodes niet
noemen of tegelijk rijst voor uw oog op het
schrikbeeld van de onuitsprekelijke ellende, die
zij over duizenden van hun onderdanen brachten.
Daar ligt dan ook een onweersprekelijke waar
heid in het woord van den Prediker Welgeluk
zalig zijt gij, land, welks Koning een zoon der
edelen is.
Dat voorrecht is het voorrecht van ons land,
dat tot Koningin mag hebben een dochter der
edelen.
Zoo kan onze Koningin genoemd worden met
het oog op het vorstenhuis, waartoe Zij be
hoort. Het Huis van Nassau is het oudste van
de nog bestaande vorstelijke geslachten. En wat
meer zegt wat een edele vorsten en vorstinnen
heeft dat Huis voortgebracht. Om maar enkele
te noemen uit de breede rij Prins Willem, de
vader des vaderlands en zijn godvruchtige hoog
begaafde Moeder Juliana, Prins Maurits, Stad
houder Willem III. Zoo kan Zij ook genoemd
worden omdat Zij verstaat, dat adel verplicht
en de tradities van haar edel Vorstenhuis hand
haaft.
En tot die traditie behoort niet het minst,
dat de Vorsten en Vorstinnen uit het Huis van
Oranje-Nassau oog en hart hadden voor de be
langen van het volk bijzonder voor de „kleine
luiden". Den grooten strijd, dien Prins Willem
streed, was een strijd voor de vrijheden des
volks. En in Haar regeering heeft onze Vorstin
getoond dat Zij met haar volk meeleeft. Zij
was altijd daar, waar nood te lenigen viel en
bij Haar aanvaarding van de regeering sprak Zij
het uit, dat het Haar begeerte was de algemeene
en bijzondere vrijheid en de rechten van al Haar
onderdanen te beschermen.
Tot die traditie behoort niet minder dat de
vreeze des Heeren voor het Huis van Oranje-
Nassau het beginsel was der wijsheid. En ook
daarin beweegt zich het leven der Koningin in
de lijn van Haar geslacht.
Zoo is er een heilige roeping, God den Heere
te erkennen voor de rijke gave ons volk in de
Koningin geschonken.
En viert Zij thans haar vijftigsten verjaardag,
zoo gaat de bede op dat het den Heere moge
behagen Haar de jaren te vermeerderen en nog
lang in Haar ons volk te zegenen.
God zegene onze Koningin en Haar Huis.
HEIJ.
GENERALE SYNODE DER GEREF.
KERKEN.
II.
Ds. N. Duursema rapporteerde namens Com
missie II (Kerkrecht) over het voorstel der Ge-
ref. Kerk van Doorn, door de Part. Synode van
Utrecht aan de Synode doorgezonden van den
volgenden inhoud
„De Particuliere Synode besluit bij de aan
staande Generale Synode er op aan te dringen,
ten einde aan Prof. Dr. A. Noordtzij zijn door
vele Kerken begeerd en gewaardeerd optreden
(het spreken van een stichtelijk woord) te laten
voortzetten waaraan een einde is gemaakt door
het besluit der Synode te Groningen, 1927 Acta
art. 112 aan sub c van bedoeld besluit toe te
voegen
wanneer zich buitengewone gevallen voor
doen, die redelijkerwijs hieronder niet kunnen
worden gerekend, wordt de daarbij betrokken
Classis gemachtigd in dezen naar bevind van
zaken te handelen".
In de classis Utrecht en de Particuliere Sy
node van Utrecht kon dit voorstel geen meer
derheid vinden."
De Classis Zwolle deed het verzoek aan de
Synode om over deze zaak een uitspraak te doen.
De conclusies der commissie hielden in
le. om aan het verzoek van den Kerkeraad
van Doorn niet te voldoen, omdat de Synode
het karakter van het praeparatoir examen moet
handhaven, terwijl niet goed te begrijpen is,
welke de „buitengewone gevallen" zijn waarop
de Kerkeraad doelt en bovendien de noodzake
lijkheid niet ingezien wordt om voor zulke ge
vallen afzonderlijke bepalingen te maken.
2e. aan het verzoek van de Classis Zwolle
niet te voldoen, omdat de bepalingen der Gen.
Synode 1927 duidelijk genoeg zijn ter beoordee
ling van dit geval.
Na korte discussie werden deze conclusies
zonder hoofdelijke stemming aanvaard.
Ds. H. H. Schoemakers rapporteerde namens
dezelfde commissie over de vraag der Partic.
Synode van Gelderland, gedaan op verzoek van
de classis Arnhem betreffende den geestelijken
arbeid onder de Nederlanders in Rijn-Pruisen
en Westfalen.
De voorgestelde conclusie werden aanvaard
De Synode, kennis genomen hebbende van
het verslag (1929) der Deputaten van de Classis
Arnhem en van het verzoek om steun voor hun
arbeid in Rijn-Pruisen en Westfalen, besluit
a. haar dank uit te spreken aan genoemde
Deputaten en Br. Boorsma ,die daar arbeidt),
voor het werk, door haar verricht,
b. gaarne aan het verzoek te zullen voldoen
om de Kerken krachtig op te wekken, dien ge-
zegenden arbeid te gedenken in den gebede en
financieel te steunen. In 't bijzonder die Kerken
deze zaak op het hart te binden, die van den
arbeid voor onderscheiden van haar leden mogen
profiteeren.
Met betrekking tot een „bidschrift" van de
gemeente Eger in Hongarije werd na rapport
door Ds. Schoemakers namens Commissie II
uitgesproken
a. dat dit verzoek van deze bepaalde Hon-
gaarsche gemeente niet ondersteund is door an
dere gemeenten in haar ressort, en
b. dat de Synode niet in de gelegenheid is,
de aanvrage te controleeren en derhalve de noo
dige gegevens mist besluit op dit verzoek, hoe
noode ook, afwijzend te beschikken.
Naar aanleiding van een vraag van den Ker
keraad der Geref. Kerk te Enkhuizen„of 't
op den weg onzer Kerken ligt aan de verdrukte
Christenen in Rusland financieelen steun te bie
den, en zoo ja, of door Uwe vergadering het
adres voor dezen steun kan aangewezen wor
den", werd na rapport van Ds. Schoemakers
uitgesproken
De Synode, toejuichend de gedachte, dat de
barmhartigheid onzer Gereformeerde Kerken
zich niet heeft te beperken tot de grenzen van
ons land en de Gereformeerden daarbuiten,
maar ook den nood der gansche Christenheid
mede heeft te lenigen, en van meening, dat elke
plaatselijke kerk na grondig onderzoek heeft te
beoordeelen of zij in een gegeven geval steun
zal bieden, ja dan neen. Is een Kerk gekomen
tot het besluit, hulp te bieden, dan zal ze zelf
ook wel het adres voor steun weten te vinden.
De heer G. van Zeggelaar las het rapport van
Deputaten voor de correspondentie met de Hoo-
ge Overheid, opgesteld door Prof. Dr. H. Bouw
man en bracht namens Commissie III rapport
hierover uit.
Overeenkomstig dit rapport werd deputaten
dank gebracht en gedechargeerd.
Ds. Joh. Jansen rapporteerde namens Com
missie III over het voorstel van de Part. Synode
van Utrecht, dat de Synode „zooveel doenlijk
bevordere, dat in alle Gereformeerde Kerken van
Nederland een univorme regeling kome ten aan
zien van de bevestiging van gemengde huwelij
ken."
Na eenige discussie werd op voorstel van Dr.
Dijk besloten, deze zaak aan de Commissie terug
te zenden met verzoek om breeder uitgewerkt
rapport.
Prof. Dr. H. Bouwman rapporteerde namens
Commissie III óver het verzoek van den Kerke
raad der Chr. Geref. Kerk te Winnipeg (Cana
da) betreffende de verzending van attestaties.
Naar aanleiding hiervan werd besloten
a. aan de Gereformeerde Kerken in Neder
land dringend aan te bevelen, dat de kerkeraden
zorg dragen, dat zij, wanneer leden hunner Kerk
naar Canada verhuizen, aan den kerkeraad ter
plaatse, waarheen zij zijn vertrokken, mede te
deelen, dat N. N. met attest naar een Kerk in
Canada is vertrokken, of zoo de plaats van ves
tiging niet bekend is, de kerkeraden hiervan
kennis geven aan een bekende kerkeraad, opdat
deze hem opspore en geestelijke bearbeiding kan
volgen.
b. voor dit besluit mededeeling te doen aan
den kerkeraad van Winnipeg.
Ds. J. E. Goudappel rapporteerde namens
Commissie V over het rapport der Deputaten
van de Generale Synode van Groningen voor
Radio-kerkuitzending.
De Commissie stelde voor
le. den arbeid der Deputaten voor den Ra
dio-kerkdienst goed te keuren en hen onder
dankzegging voor 't geen door hen werd ver
richt, te dechargeeren voor het beheer der fi
nanciën
2e. voor dezen arbeid wederom vijf depu
taten te benoemen
3e. aan deze Deputaten op te dragen
a. er naar te staan, dat op zoo groot moge
lijk aantal Zondagen een zender voor het uit
zenden van Kerkdiensten van Geref. Kerken
worde beschikbaar gesteld
b. de uitzending van Kerkdiensten van on
derscheidene Geref. Kerken voor zoover die
daartoe bereid zijn en daarvoor in aanmerking
komen, te regelen
c. de collecten en bijdragen, die te dezer zake
inkomen, te beheeren en zoo voordeelig mogelijk
te besteden
d. voorts al datgene te doen, dat de eere
Gods in de uitbreiding van Gods Koninkrijk te
dezen opzichte bevorderen kan, mede door de
zoogenaamde morgenwijdingen met evangelisee-
rende strekking en indien mogelijk de zieken-
uurtjes
e. aan de eerstvolgende Generale Synode
zoowel aangaande de verrichte werkzaamheden
als aangaande de financiën rapport te doen.
Deze conclusies werden na korte discussie
aanvaard.
Ds. T. Gerber rapporteerde namens Commis
sie V over deze rekening en concludeerde tot
goedkeuring der rekening en décharge aan Ds.
Miedema en den heer Wristers, onder dank voor
hun arbeid.
De praeses legde op dit woord van dank nog
nader den nadruk.
Ds. Douma leidde met een enkel woord een
voorloopige begrooting voor deze Synode in.
Het moderamen meent, dat voor de kosten der
Synode een bedrag van 20.000.noodig is.
Zeeland moet bijdragen 1100.
Dit werd goedgekeurd.
Ds. N. Y. van Goor rapporteerde namens
Commissie IV over het rapport van de Deputa
ten der Generale Synode van Groningen voor
de Zending onder de Joden.
Na breede discussie werden de voorgestelde
conclusies naar de commissie teruggezonden met
verzoek om met betrekking tot de uitbreiding
van den arbeid nog een conclusie in te lasschen.
Naar aanleiding van een discussie over de
belegging van de gelden voor de Jodenzending
werd aan het moderamen opgedragen, nader ad
vies uit te brengen over de belegging van de
gelden in het algemeen.