FEUILLETON.
Alles was gegeven in de macht van het Col
legium Qualificatum, dat bij schorsing vroeg
het advies der Classis en ging het over tot het
afzetten van een predikant dit doorzetten kon
zonder aan de plaatselijke kerk of Classis iets
te vragen.
't Moge waar zijn, dat gewoonlijk wel eerst
het oordeel der Classis werd gevraagd, toch
had het Collegium Qualificatum de volle macht
en vrijheid zonder de Classis advies te vragen
eigen inzicht en oordeel te volgen en ook uit te
voeren, want het was niet verplicht ook maar
eenige rekenschap van zijne daden en besluiten
te doen aan wie ook.
Uit alles blijkt, dat de Staten van Zeeland
in 1591 niet tevreden waren met hetgeen reeds
in betrekking tot schorsen en afzetten was be
paald in 1586, toen vastgesteld was als de af
zetting belet wordt door ongehoorzaamheid van
den gedeporteerde of door onachtzaamheid van
dengene, die het officie der afzetting heeft, zal
de Synode met 4 gecommitteerden uit de Staten
kennis der zaken nemen en definitieve sententie
strijken, terwijl de executie d.i. de uitvoering
van dat besluit zal geschieden door de Staten.
Ook toen reeds een niet zuiver gescheiden
houden van de grenzen, die door den Koning
der Kerk zijn gewild tusschen kerk en staat.
De Staten van Zeeland wenschten de vrijheid
der kerk op het haar door God gegeven ter
rein niet, waarbij ook kwam, dat zij wenschten
te beteugelen het exhorbitant prediken op het
stuk der regeering en ook, dat de predikanten
zich bemoeiden met de zaken der regeering. En
dat de predikanten ook in die dagen over de
daden der regeering vrijmoedig op de kansels
durfden spreken, is genoegzaam bekend.
Wel komt de vraag op, hoe de Zeeuwsche
Kerken onder het juk van het Collegium Quali
ficatum en zoo dat der Staten zijn doorgegaan
De lijnen waren in die dagen nog niet zuiver
getrokken en in elk geval waren ze nog niet
zoo doorgewerkt, dat de scheidingsgrenzen tus
schen kerk en staat helder wetden ingezien en
daarbij de Staten van Zeeland waren wel zoo
voorzichtig, dat zij niet deden, als die van
Utrecht en Holland, die zelf maar een reglement
opstelden of het door eene gemengde commissie
van politieke en kerkelijke heeren lieten doen,
maar zij wisten hun wensch als was het niet
tenvolle te verkrijgen door eene wettige Pro
vinciale Synode, wier leden door hunne respec
tievelijke Classes waren gekozen en met be
hoorlijke volmachten der kerken ter vergadering
waren gekomen. Evenwel wisten de Staten wel
zooveel invloed uit te oefenen op de meerder
heid der afgevaardigden, dat zij hun zin kregen,
dat ook de magistraat zijn invloed laten gelden
kon bij het beroepen, schorsen en afzetten van
predikanten en daartoe hebben zij in 1591 weten
door te drijven de oprichting van het Collegium
Qualificatum, waarover we in enkele artikelen
iets hebben geschreven.
Het doel, dat de magistraat voor oogen had
en de wijze van samenstelling liet genoegzaam
zien, dat alles uitloopen moest op knechting der
kerken en hare dienaren des Woords. Het von
nis lag klaar voor eiken predikant, die iets durf
de zeggen over het bestuur van den staat of
van het Collegium Qualificatum, want zonder
nader onderzoek werd hij uit het ambt ontzet.
Eigen belang en eigen eer speelden meerma
len een groote rol en persoonlijke grieven tegen
predikanten konden op deze wijze prachtig uit
gespeeld, zonder dat het al te zeer in het oog
viel.
De macht van het Collegium Qualificatum is
gebleven tot 1814, want ook de Kerkorde van
de groote Nationale Synode van Dordrecht
16181619 heeft in Zeeland niet de minste
verandering gebracht. De Staten van Zeeland
wilden er eenvoudig niet van weten en waren
er niet toe te bewegen, dat gehandeld worden
zou volgens de te Dordrecht opgestelde Kerk
orde en zij dachten er niet over het Collegium
Qualificatum af te schaffen, want dat was al
te mooi wapen in hun hand tegenover de vrij
heid der kerk en de mogelijke „stoutigheden der
ministers". Zoo werd de kerk langzamerhand
afhankelijk van het burgerlijk bewind, 't Was
zelfs zoo erg, dat op sommige plaatsen de pre
dikant niet eens de moed had om eene vergade
ring of catechisatie op een vroeger of later uur
te houden dan vastgesteld was, zonder eerst ver
lof te vragen aan de plaatselijke regeering of
den ambachtsheer.
Misbruik is er genoeg gemaakt van en door
het Collegium Qualificatum om de kerk te
knechten en weinig blijk werd gegeven van ge
schiktheid om de ware belangen van kerk en
godsdienst te behartigen.
DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD
(HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880)
DOOR
H. KINGMANS.
V.
Hij wilde de richting van zijn vrouw niet uit.
Er was geen enkele reden, de kerk den rug toe
te keeren, oordeelde hij. Het was van Tannetje
niet dan inbeelding.
Wéér keek hij van terzijde naar zijn vrouw,
die, ook in gedachten verzonken, naast hem
liep. Anders gingen zij altijd met het rijtuigje
naar de kerk. Maar het molenpaard had een
blessuur gekregen en moest maar eens een paar
dagen rust hebben. Gelukkig was het nu zomer,
mooi, droog weer, heel warm zelfs. Ondanks
de schaduw van de boomen, waarin zij liepen,
parelde het zweet hem op het voorhoofd. En
zijn vrouw pufte.
„Warm, hé 7"
„Ja", zei hij, kort, ietwat stroef.
„Waarom zeg je niets, Tjaard? 'k Heb nog
niet eens antwoord gehad op wat ik zooeven
zeide. Er is toch veel waars in, Tjaard, in wat
Siemens zegt."
„Och kom", zei hij, onwillig en weerstrevend.
„Hij meent natuurlijk wat hij zegt. Maar die
menschen redeneeren nu eenmaal zóó. Ik kan er
mij niet in .vinden."
Zien wij op alles, dan hebben thans de vrije
kerken in Zeeland het niet genoeg te waardeeren
voorrecht voor geen andere macht te buigen dan
voor Christus en Zijn Woord. Dat blijve de
eere dier kerken nu en steeds.
K. B. SCHEELE.
GODS WERK.
De „Missionary Review of the World"
(„Zendings-overzicht der wereld") is een tijd
schrift dat elke maand een overzicht geeft van
de Zending en de toestanden van het Christen
dom over geheel de wereld. Het is wel niet be
paald Gereformeerd maar het staat toch op den
bodem van de hoofdwaarheden door het ortho
doxe Christendom, gelijk wij dat verstaan, be
leden. Vooraanstaande mannen als John Mott,
Samuel Zwemer, Robert Speer en vele anderen
deelen er hun bevinding in mede, of er wordt
meegedeeld wat deze mannen gezegd of gerap
porteerd hebben van den toestand en de uit
breiding van Gods Koninkrijk in onzen tijd.
Het dacht mij goed bij tijd en wijle uit dit
tijdschrift iets mee te deelen. We zitten zoo
vaak in engen kring tegen een muur te zien en
denken dat het met onzen kring ophoudt. En
dan, in die beperking, komen zelfverheffing,
enghartigheid en andere schimmelplanten ons le
ven benauwen. Eens over den muur te zien en
te zien wat daarbuiten is en leeft en groeit op
den akker van Gods Koninkrijk verruimt den
blik, en verfrischt het gemoed, het bemoedigt,
waarschuwt, of geeft stof tot dank aan God,
al naar het voorvalt.
Zoo vind ik in het heden ontvangen Augustus
nummer van dit tijdschrift in vele bladzijden
het laatste nieuws van toestanden en gebeurte
nissen in Gods Koninkrijk vermeld. Laat me er
wat van verhalen. Over een merkwaardig arti
kel over de Waldenzen en hun opbloei, ook
trots de onlangs plaats gehad hebbende ver
zoening van Vaticaan en Quirinaal, van paus
en koning, spreek ik in een afzonderlijk artikel.
Dat in een overzicht van het overige protestan
tisme in Europa een droeve noot moet gehoord
worden wegens de vervolging der Russische
Christenen was te verwachten. Een nieuw boek
wordt besproken waarin een Russisch schrijver,
thans in Amerika, meedeelt hoe in Rusland 150
millioen menschen rijp gemaakt worden voor
een maatschappij, waarin de godsdienst als het
meest hatelijke monster aan jong en oud voor
gesteld wordtwaarin alle zedelijke banden af
geschaft zijn, en het als theorie, als deugd, als
„normaal" geleerd wordt te leven naar zijn be
geerte met wie men wil, wanneer men wil, zoo
lang men wil waar alle familieleden eveneens
ter zijde gezet worden en de gemeenschap zorgt
voor de vruchten der „liefde" waar geleerden
en handwerkers op gelijken voet behandeld wor
den en alle particulier bezit als het grootste
kwaad geleerd wordt.
Maar verder wordt getoond hoe dit commu
nisme heel Europa door kruipt. Langzaam maar
zeker. De „bond der goddeloozen", welke ge
vormd is met het opzettelijk doel om allen gods
dienst aan te vallen en de jeugd in het meest
vijandige atheïsme op te brengen en te doen
spotten met alle geloof en zede telt in Rusland
één millioen leden, en breidt zich ook buiten
Rusland uit.
In de industrieele plaatsen rondom Parijs al
leen acht men twee millioen menschen met deze
beginselen besmet.
Maar onder dit alles worden toch ook koste
lijke dingen vermeld. Zoo wordt er meegedeeld
dat er een merkwaardig geestelijke ontwaking
is langs de Russische grens, en zelfs over die
grenzen. De ontwaking begon doordat een aantal
Russische krijgsgevangenen die gedurende den
grooten oorlog in Duitsche kampen gevangen
waren geweest en daar met het Evangelie, door
Duitsche predikers verkondigd, in aanraking
waren gekomen, als ijverige belijders van Chris
tus na den oorlog huiswaarts keerden. Zij be
gonnen in hun huizen en omgeving de Schrift
te lezen en te prediken. Met hetzelfde gevolg
als de leekenpredikers van Wiclef en later de
Methodisten in Engeland. De menschen komen
met groote scharen tot de vergaderingen. In
Ukraine, Polen en over de grenzen in Rusland.
Het zijn Lutherschen en Gereformeerden die de
leiding geven en het evangelie is dat van de
grondwaarheden door beide stroomingen bele
den. In Spanje is ook iets van een ontwaking.
Trouwens al sinds lang, ook in Holland, bekend.
Maar het werk begint vlucht te krijgen. Daar
waren op het Evangelisch Congres in Barcelona
verleden najaar gehouden 790 Spaansche afge-
„Maar ik zooveel te beter, Tjaard. Daar heb
je nou de preek van vanmorgen. Het kan best
wezen, dat ze mooi was. Maar ik heb er niets
aan gehad, 't Was een woordenstroom zonder
inhoud. Spreek dat nu eens tegen. Jij zegt ook
altijd, dat de preeken je niet veel belang in
boezemen."
,,'k Wil dat niet ontkennen, 'k Heb er niet
veel aan. Heel vaak luister ik niet eens", ver
klaarde hij openhartig.
„Maar waarom gaan wij dan naar de kerk 7"
„Als je kerkvoogd-notabele bent, ben je dat
toch aan je fatsoen verplicht, zou ik denken."
„Als je daarvoor alleen gaat, kon je even
goed thuisblijven", merkte zij op.
„Dat weet ik nog niet. Wij moeten toch een
goed voorbeeld geven Het is toch al treurig
genoeg met het kerkbezoek."
„En hoe komt het dan, dat het kerkje aan
den Achterweg te klein wordt, Tjaard Vrouw
Siemens vertelde mij, dat er een nieuwe kerk
moet komen."
„Best mogelijk. Ik weet ook niet, hoe dat al
les komt. Dacht je, dat de menschen daar wel
wat aan de preeken hadden 7"
„Als je de menschen er over hoort praten,
ja, dan vast wel. 't Is heel anders dan bij ons.
Die dominé Petersma is van een heel andere
richting. En ik ga meer en meer gelooven, dat
hij de goede richting voorstaat."
De vrouw van den molenaar sprak op be
slisten toon. Maar tegelijkertijd viel uit den toon
van haar spreken smart en heimwee te beluis
teren. Tjaard Evenhuis althans meende het op
te merken.
vaardigden. Uit Spanje en Spaansche landen. Ze
konden niet in het gebouw. De overheid wilde
hun geen grooter zaal toestaan. Toen zijn ze
in een kerk vergaderd geweest waarin er 400
in konden, en 300 er buiten stonden. In België
zijn 10.000 Protestanten. In Vlaanderen breidt
zich het Protestantisme uit. Denkt er om broe
ders in 't ZuidenHier is een open deur. In
Frankrijk zijn nog één millioen Protestanten. En
hoewel de Protestantsche kerken klagen over
den trek naar de industrieele centra, waardoor
de kerken in de kleine steden en op het platte
land meer verlaten worden, is er toch anderzijds
toeneming. Ook hier is een geheele omkeer sinds
den oorlog. Het rationalisme dat een 50 jaar
geleden zoo supriem in Frankrijk heerschte,
wordt meer en meer verlaten. De Roomsche
kerk die haar greep op het Fransche volk ver
loren had, is sinds den oorlog merkwaardig
ijverig om het verlorene te herwinnen, vooral
door arbeid op sociaal- en letterkundig terrein,
en verder door arbeid onder de jeugd. En heeft
thans veel succes. De arbeiders en de boeren
zijn nog onverschillig en vijandig, maar de meer
gegoeden en de meer beschaafden worden snel
door de kerk teruggewonnen.
De Protestantsche kerken zijn in den regel
maar arm. Het minimum salaris voor predikan
ten en evangelisten werd gebracht van 1000 op
1200 gulden, en de kerken hebben nog moeite
om het saam te brengen. En toch is het merk
waardig, dat er sinds vele jaren niet zoovele
theologische studenten zich opgaven. In Monpel-
lier 17, in Parijs 13, in Straatsburg 12. Ze heb
ben zending in Africa, Madagascar, de Fransche
eilanden in den Stillen Oceaan.
Zierikzee, 7 Augustus. VAN LONKHUIJZEN.
ZENDING.
Magelang, 2 Juli 1930.
Amice.
Ge zult wel nieuwsgierig zijn om te weten
hoe de actie in Indië verloopt voor het Zen
dingsziekenhuis. Nu dat is boven verwachting.
Toen ik naar Java terugkeerde was de ge
dachte, dat ik in Indië nog 5000.bijeen zou
trachten te brengen en dat de rest van het ont
brekende geld bijeen verzameld zou worden in
de drie Zuidelijke Provinciën dit bedrag van
5000.is echter al aardig overschreden het
liep reeds over de 7000.- en nog komen er
steeds postwissels binnen.
De groote plaatsen zooals Batavia, Semarang,
Soerabaia, heb ik persoonlijk bezocht en hoewel
collecteeren voor mij een moeilijk werk is, heb
ben de broeders en zusters het zoo gemakkelijk
gemaakt, dat deze dagen van collecteeren er
prettige dagen door werden.
Allereerst omdat bijna alle menschen, die ik
bezocht, tot geven bereid waren er behoefden
niet veel woorden gebruikt te worden om de
noodzakelijkheid van het ziekenhuis aan te too-
nen zeer had daartoe ook meegewerkt een
circulaire, onderteekend door alle Zendingsar
beiders van Midden-Java en alle dominé's van de
Hollandsche Kerken in Indië, waarin deze hos
pitaalplannen zeer waren aanbevolen. Dan wa
ren er telkens broeders van de plaats, die ik
bezocht, bereid, om me te vergezellen, en over
al te introduceeren, een andere broeder stelde
zijn auto beschikbaar voor enkele dagen, zoodat
de transportkosten tot een minimum beperkt
bleven. Dat dit collecteeren zoo makkelijk viel
was ook gevolg van de hier algemeen gevoelde
noodzakelijkheid, dat Magelang een Zendings
ziekenhuis moet hebben. Men heeft hier reeds
zooveel gehoord over de vruchten der medische
Zending dat men aanstonds gevoelt, hoe groot
het gemis is, als op een Zendingsterrein zoo'n
ziekenhuis nog niet werd gevonden.
Verblijdende berichten kwamen er ook uit
Zeeland wat een prettig bericht, dat een broe
der 2000.gaf voor het hospitaaldat de
Heere zijn hart zoo neigde, dat hij deze vorste
lijke gift wou afstaan en van een anderen broe
der die door bemiddeling van Ds. Laman
1000.- schonk dan ontving ik hier bericht,
dat twee broeders buiten Zeeland elk 1000.
zullen geven, zoodra met den bouw begonnen
kan worden en de vorige week werd me toe
gezonden door twee Zeeuwsche Zendingsvrien
den een kast met medische instrumenten, die een
waarde van 1000.vertegenwoordigt. Dat
alles was zeer bemoedigend en verlevendigde
de hoop, dat over enkele maanden de opening
zou kunnen plaats hebben van het zoo ge-
wenschte Zendingsziekenhuis te Magelang. Toch
„Je zegt het zóó, alsof je ook wel naar dien
dominé Petersma zoudt willen", merkte hij op,
met iets stroefs in zijn stem.
,,'k Heb geen vrede met de preeken van do
miné Puthake, Tjaard. Dat weet je nu al wel.
Ik ga naar de kerk, om jou een genoegen te
doen. Maar ik neem van die preeken niets mee.
Hij kan het heel mooi zeggen. En dominé zal
het ook wel meenen, want, voorzoover wij hem
kennen, moet gezegd worden dat hij een beste
brave man is. Maar wat nemen wij uit de kerk
nu mee voor ons hart? Wees eerlijk, Tjaard,
voor jezelf en voor mij. We nemen niets mee.
Ik kan het zoo moeilijk zeggen, maar ik gevoel
mij zoo onbevredigd."
„Je haalt je muizenissen in het hoofd, vrouw",
zeide hij, op beschermenden toon. „Het is
dwaasheid, om zoo te loopen piekeren. Er is ook
geen enkele reden voor. Er valt op ons toch
niets aan te merken 7"
Tjaard Evenhuis meende, wat hij zeide en
vroeg. Hij begreep zijn vrouw, die hij overigens
zoo goed verstond, omdat hij haar liefhad als
de appel van zijn oog, hij begreep zijn vrouw
den laatsten tijd niet. Meestal gaf hij geen ant
woord als zij begon te spreken over dat, wat
haar beroerde. Hij kon geen antwoord geven,
want hij kon in haar overleggingen niet inko
men. Wat bezielde haar toch Er viel op hun
leven toch niets aan te merken Zijn vrouw
redeneerde precies, alsof zij een onchristelijk le
ven leidden Onchristelijk Wat viel er dan op
aan te merken Hij bad en dankte toch aan ta
fel Hij werkte toch steeds ijverig Hij deed
toch niemand iets te kort Nu, wat wilde zij
kwamen er wel berichten uit Nederlands Zui
den, die niet hoopvol waren. Ik ben nu reeds
een jaar geleden vertrokken en nog zijn er Ker
ken waar weinig actie ontplooid wordt die tot
het droevige resultaat komen wij kunnen niet.
Ik las zelfs van een heele classis in Noord-
Brabant, en zeker niet de armste, dat ze niet
in staat was, om het gevraagde bedrag van
0.40 per ziel per jaar op te brengen.
Indien die uitspraak van „we kunnen niet",
nu maar waar was, en als voor Gods aange
zicht kon worden uitgesproken, maar ik kan het
niet gelooven. En als ge dan op het Zendings
terrein zit en eiken dag weer voelt hoe nood
zakelijk dit ziekenhuis is, daarvoor ook mooie
bijdragen ontvangt, daarvoor in vele Kerken een
mooie actie ziet ontwikkelen, dan is zoo'n be
richt over trage Kerken wel een heel koud bad
en kost het moeite, om rustig te blijven.
En het laatste droevige bericht kwam van de
Deputaten van de Zending, die me melden „we
zijn aan de exploitatiegelden nog lang niet toe".
Ik heb die zin wel een paar keer overgelezen,
of er inderdaad stond„nog lang niet" maar
dit koude, ontnuchterende, moedeloos stemmen
de woord bleef er staan, „nog lang niet", dat
wil dus zeggen, dat er vele Kerken zijn, die het
gevraagde bedrag niet geven en als ze het nu
nog niet toegezegd hebben, na ruim een jaar
van actie, dan moet ik tot de conclusie komen,
dat er in zulke Kerken of nog steeds geen actie
gevoerd wordt, of een actie zonder resultaat
en beide gevallen zijn droevig.
Men heeft op een Zendingsterrein vele te
leurstellingen pionniersarbeid heeft telkens tij
den van weinig vooruitzichten dat men al maar
zint op nieuwe wegen om ingang te krijgen
hoe heerlijk is het dan in zulke oogenblikken
overtuigd te mogen zijn, dat de Zendende Ker
ken en de overige Kerken mee bidden, mee
strijden, offeren en vooral het vooruitzicht van
het komende hospitaal werkte inspireerend
maar als ge dan een paar van die koude berich
ten krijgt, dan wordt die overtuiging eensklaps
tegen de vlakte geslagen, en overkomt me een
gevoel van machteloosheid en eenzaamheid.
Ik ben door U uitgezonden om Uw taak en
roeping, waarmede de Heere onze Kerken riep,
te vervullen, maar vele Kerken willen die roe
ping wel vervullen, mits het maar weinig kost
ik moet dan maar niet verder nadenken, want
als ik ga vragen hoe zou het dan met het gebed
voor de Zending zijn, met de liefde tot Gods
Koninkrijk, dan kan het benauwd worden en
het gevoel van een eenzame ploeteraar te zijn,
die maar moet zien hoe hij het met de weinige
middelen klaar speelt, neemt toe.
Als steeds
Uwe
A. MERKELIJN.
UIT DE PERS.
MIJNHEER VAN DER GRIM.
Op een kouden, donkeren winteravond gingen
we op huisbezoek.
Mijn ouderling en ik.
We moesten wezen bij een man, van wien
iedereen zeide, dat hij een zuur mensch was
ontevreden met ieder en met alles. Een man,
over wiens liefde de apostel Paulus den Heere
zeker niet zou hebben gedankt, zoo dikwijls hij
zijner gedacht en zooals we immers weten was
Paulus al spoedig bewogen om den Heere van
wege de menschen te danken. Maar de apostel
zou het stellig niet hebben gedaan voor mijn
heer van der Grim, zoo dikwijls als hij zijner
gedacht die aan zijn ontevredenheid over ieder
en alles uiting gaf in den meest zuren en wran
gen vorm.
We waren er dien avond al op voorbereid,
dat we ook ditmaal veel zurigheid te proeven
zouden krijgen en dat we dik onder het stof
van den afbraak zouden koinen te zitten.
Onze voorgevoelens bedrogen ons niet.
Hij was dien avond weer zoo ongenietbaar als
zoutzuur.
Hebt ge wel eens zoutzuur geproefd, lezer
Nu, dan hebt ge er eenig idee van, hoedanig
mijnheer van der Grim dien avond wel was.
Hij was geen S.D.A.P.'er in dat gezelschap zelfs
zou men hem niet hebben willen accepteeren
hij was zelfs voor dat soort van menschen te
zuur. Niet uit kracht van zijn rechtzinnig begin
sel, doch wel uit kracht van zijn weinig liefelijk
humeur behoorde hij wel terdege tot het soort,
dat altijd pruttelt. Hij was zuur, hij was hard,
hij was ontevreden en zoo hij overleden ware,
dan toch meer
„Er valt alles op ons aan te merken, Tjaard",
antwoordde zij op een toon vol overtuiging.
„Ik ben zoo ongerust, dat het niet goed met
ons gaat."
„Maar mijn lieve kind", Tjaard Evenhuis werd
ongeduldig, „je haalt je allerlei onzin in het
hoofd. Niet goed met ons gaan En wij heb
ben geen enkele reden tot klagen. Het gaat met
den molen uitstekend. Onze gezondheid laat niets
te wenschen over. Ook met de kinderen is alles
goed. Voel je nu zelf niet, hoe dwaas je spreekt,
als je beweert, dat het niet goed met ons gaat
Dat is immers in strijd met de waarheid Ik be
grijp je de laatste weken niet meer, Tannetje.
Wat is er toch
„Ik begrijp mijzelf niet, Tjaard", zeide zij,
bijna fluisterend. „Het is mij alles zoo vreemd
en onwezenlijk."
„Je bent toch niet ziek, vrouw vroeg hij,
terwijl in die vraag een zee van medelijden en
deelneming en angst viel op te merken.
„Ik ben lichamelijk heel wel, Tjaard, maar
met mijn ziel is het niet in orde. Méér kan ik
ook niet zeggen. Alleen nog ditik voel mijn
zonden zéér zwaar op mij wegen."
Tjaard Evenhuis gaf geen antwoord. Hij kon
het niet. Zijn vrouw sprak voor hem volkomen
in raadselen. Zij was, naar zijn meening, in een
ziekelijke stemming. Wat een onzinnige rede
neering, om te spreken van zonde en vergeving
van zonde, als je geen zonden doet, als je goed
bent.
(Wordt vervolgd)