FEUILLETON. Alles was gegeven in de macht van het Col legium Qualificatum, dat bij schorsing vroeg het advies der Classis en ging het over tot het afzetten van een predikant dit doorzetten kon zonder aan de plaatselijke kerk of Classis iets te vragen. 't Moge waar zijn, dat gewoonlijk wel eerst het oordeel der Classis werd gevraagd, toch had het Collegium Qualificatum de volle macht en vrijheid zonder de Classis advies te vragen eigen inzicht en oordeel te volgen en ook uit te voeren, want het was niet verplicht ook maar eenige rekenschap van zijne daden en besluiten te doen aan wie ook. Uit alles blijkt, dat de Staten van Zeeland in 1591 niet tevreden waren met hetgeen reeds in betrekking tot schorsen en afzetten was be paald in 1586, toen vastgesteld was als de af zetting belet wordt door ongehoorzaamheid van den gedeporteerde of door onachtzaamheid van dengene, die het officie der afzetting heeft, zal de Synode met 4 gecommitteerden uit de Staten kennis der zaken nemen en definitieve sententie strijken, terwijl de executie d.i. de uitvoering van dat besluit zal geschieden door de Staten. Ook toen reeds een niet zuiver gescheiden houden van de grenzen, die door den Koning der Kerk zijn gewild tusschen kerk en staat. De Staten van Zeeland wenschten de vrijheid der kerk op het haar door God gegeven ter rein niet, waarbij ook kwam, dat zij wenschten te beteugelen het exhorbitant prediken op het stuk der regeering en ook, dat de predikanten zich bemoeiden met de zaken der regeering. En dat de predikanten ook in die dagen over de daden der regeering vrijmoedig op de kansels durfden spreken, is genoegzaam bekend. Wel komt de vraag op, hoe de Zeeuwsche Kerken onder het juk van het Collegium Quali ficatum en zoo dat der Staten zijn doorgegaan De lijnen waren in die dagen nog niet zuiver getrokken en in elk geval waren ze nog niet zoo doorgewerkt, dat de scheidingsgrenzen tus schen kerk en staat helder wetden ingezien en daarbij de Staten van Zeeland waren wel zoo voorzichtig, dat zij niet deden, als die van Utrecht en Holland, die zelf maar een reglement opstelden of het door eene gemengde commissie van politieke en kerkelijke heeren lieten doen, maar zij wisten hun wensch als was het niet tenvolle te verkrijgen door eene wettige Pro vinciale Synode, wier leden door hunne respec tievelijke Classes waren gekozen en met be hoorlijke volmachten der kerken ter vergadering waren gekomen. Evenwel wisten de Staten wel zooveel invloed uit te oefenen op de meerder heid der afgevaardigden, dat zij hun zin kregen, dat ook de magistraat zijn invloed laten gelden kon bij het beroepen, schorsen en afzetten van predikanten en daartoe hebben zij in 1591 weten door te drijven de oprichting van het Collegium Qualificatum, waarover we in enkele artikelen iets hebben geschreven. Het doel, dat de magistraat voor oogen had en de wijze van samenstelling liet genoegzaam zien, dat alles uitloopen moest op knechting der kerken en hare dienaren des Woords. Het von nis lag klaar voor eiken predikant, die iets durf de zeggen over het bestuur van den staat of van het Collegium Qualificatum, want zonder nader onderzoek werd hij uit het ambt ontzet. Eigen belang en eigen eer speelden meerma len een groote rol en persoonlijke grieven tegen predikanten konden op deze wijze prachtig uit gespeeld, zonder dat het al te zeer in het oog viel. De macht van het Collegium Qualificatum is gebleven tot 1814, want ook de Kerkorde van de groote Nationale Synode van Dordrecht 16181619 heeft in Zeeland niet de minste verandering gebracht. De Staten van Zeeland wilden er eenvoudig niet van weten en waren er niet toe te bewegen, dat gehandeld worden zou volgens de te Dordrecht opgestelde Kerk orde en zij dachten er niet over het Collegium Qualificatum af te schaffen, want dat was al te mooi wapen in hun hand tegenover de vrij heid der kerk en de mogelijke „stoutigheden der ministers". Zoo werd de kerk langzamerhand afhankelijk van het burgerlijk bewind, 't Was zelfs zoo erg, dat op sommige plaatsen de pre dikant niet eens de moed had om eene vergade ring of catechisatie op een vroeger of later uur te houden dan vastgesteld was, zonder eerst ver lof te vragen aan de plaatselijke regeering of den ambachtsheer. Misbruik is er genoeg gemaakt van en door het Collegium Qualificatum om de kerk te knechten en weinig blijk werd gegeven van ge schiktheid om de ware belangen van kerk en godsdienst te behartigen. DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD (HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880) DOOR H. KINGMANS. V. Hij wilde de richting van zijn vrouw niet uit. Er was geen enkele reden, de kerk den rug toe te keeren, oordeelde hij. Het was van Tannetje niet dan inbeelding. Wéér keek hij van terzijde naar zijn vrouw, die, ook in gedachten verzonken, naast hem liep. Anders gingen zij altijd met het rijtuigje naar de kerk. Maar het molenpaard had een blessuur gekregen en moest maar eens een paar dagen rust hebben. Gelukkig was het nu zomer, mooi, droog weer, heel warm zelfs. Ondanks de schaduw van de boomen, waarin zij liepen, parelde het zweet hem op het voorhoofd. En zijn vrouw pufte. „Warm, hé 7" „Ja", zei hij, kort, ietwat stroef. „Waarom zeg je niets, Tjaard? 'k Heb nog niet eens antwoord gehad op wat ik zooeven zeide. Er is toch veel waars in, Tjaard, in wat Siemens zegt." „Och kom", zei hij, onwillig en weerstrevend. „Hij meent natuurlijk wat hij zegt. Maar die menschen redeneeren nu eenmaal zóó. Ik kan er mij niet in .vinden." Zien wij op alles, dan hebben thans de vrije kerken in Zeeland het niet genoeg te waardeeren voorrecht voor geen andere macht te buigen dan voor Christus en Zijn Woord. Dat blijve de eere dier kerken nu en steeds. K. B. SCHEELE. GODS WERK. De „Missionary Review of the World" („Zendings-overzicht der wereld") is een tijd schrift dat elke maand een overzicht geeft van de Zending en de toestanden van het Christen dom over geheel de wereld. Het is wel niet be paald Gereformeerd maar het staat toch op den bodem van de hoofdwaarheden door het ortho doxe Christendom, gelijk wij dat verstaan, be leden. Vooraanstaande mannen als John Mott, Samuel Zwemer, Robert Speer en vele anderen deelen er hun bevinding in mede, of er wordt meegedeeld wat deze mannen gezegd of gerap porteerd hebben van den toestand en de uit breiding van Gods Koninkrijk in onzen tijd. Het dacht mij goed bij tijd en wijle uit dit tijdschrift iets mee te deelen. We zitten zoo vaak in engen kring tegen een muur te zien en denken dat het met onzen kring ophoudt. En dan, in die beperking, komen zelfverheffing, enghartigheid en andere schimmelplanten ons le ven benauwen. Eens over den muur te zien en te zien wat daarbuiten is en leeft en groeit op den akker van Gods Koninkrijk verruimt den blik, en verfrischt het gemoed, het bemoedigt, waarschuwt, of geeft stof tot dank aan God, al naar het voorvalt. Zoo vind ik in het heden ontvangen Augustus nummer van dit tijdschrift in vele bladzijden het laatste nieuws van toestanden en gebeurte nissen in Gods Koninkrijk vermeld. Laat me er wat van verhalen. Over een merkwaardig arti kel over de Waldenzen en hun opbloei, ook trots de onlangs plaats gehad hebbende ver zoening van Vaticaan en Quirinaal, van paus en koning, spreek ik in een afzonderlijk artikel. Dat in een overzicht van het overige protestan tisme in Europa een droeve noot moet gehoord worden wegens de vervolging der Russische Christenen was te verwachten. Een nieuw boek wordt besproken waarin een Russisch schrijver, thans in Amerika, meedeelt hoe in Rusland 150 millioen menschen rijp gemaakt worden voor een maatschappij, waarin de godsdienst als het meest hatelijke monster aan jong en oud voor gesteld wordtwaarin alle zedelijke banden af geschaft zijn, en het als theorie, als deugd, als „normaal" geleerd wordt te leven naar zijn be geerte met wie men wil, wanneer men wil, zoo lang men wil waar alle familieleden eveneens ter zijde gezet worden en de gemeenschap zorgt voor de vruchten der „liefde" waar geleerden en handwerkers op gelijken voet behandeld wor den en alle particulier bezit als het grootste kwaad geleerd wordt. Maar verder wordt getoond hoe dit commu nisme heel Europa door kruipt. Langzaam maar zeker. De „bond der goddeloozen", welke ge vormd is met het opzettelijk doel om allen gods dienst aan te vallen en de jeugd in het meest vijandige atheïsme op te brengen en te doen spotten met alle geloof en zede telt in Rusland één millioen leden, en breidt zich ook buiten Rusland uit. In de industrieele plaatsen rondom Parijs al leen acht men twee millioen menschen met deze beginselen besmet. Maar onder dit alles worden toch ook koste lijke dingen vermeld. Zoo wordt er meegedeeld dat er een merkwaardig geestelijke ontwaking is langs de Russische grens, en zelfs over die grenzen. De ontwaking begon doordat een aantal Russische krijgsgevangenen die gedurende den grooten oorlog in Duitsche kampen gevangen waren geweest en daar met het Evangelie, door Duitsche predikers verkondigd, in aanraking waren gekomen, als ijverige belijders van Chris tus na den oorlog huiswaarts keerden. Zij be gonnen in hun huizen en omgeving de Schrift te lezen en te prediken. Met hetzelfde gevolg als de leekenpredikers van Wiclef en later de Methodisten in Engeland. De menschen komen met groote scharen tot de vergaderingen. In Ukraine, Polen en over de grenzen in Rusland. Het zijn Lutherschen en Gereformeerden die de leiding geven en het evangelie is dat van de grondwaarheden door beide stroomingen bele den. In Spanje is ook iets van een ontwaking. Trouwens al sinds lang, ook in Holland, bekend. Maar het werk begint vlucht te krijgen. Daar waren op het Evangelisch Congres in Barcelona verleden najaar gehouden 790 Spaansche afge- „Maar ik zooveel te beter, Tjaard. Daar heb je nou de preek van vanmorgen. Het kan best wezen, dat ze mooi was. Maar ik heb er niets aan gehad, 't Was een woordenstroom zonder inhoud. Spreek dat nu eens tegen. Jij zegt ook altijd, dat de preeken je niet veel belang in boezemen." ,,'k Wil dat niet ontkennen, 'k Heb er niet veel aan. Heel vaak luister ik niet eens", ver klaarde hij openhartig. „Maar waarom gaan wij dan naar de kerk 7" „Als je kerkvoogd-notabele bent, ben je dat toch aan je fatsoen verplicht, zou ik denken." „Als je daarvoor alleen gaat, kon je even goed thuisblijven", merkte zij op. „Dat weet ik nog niet. Wij moeten toch een goed voorbeeld geven Het is toch al treurig genoeg met het kerkbezoek." „En hoe komt het dan, dat het kerkje aan den Achterweg te klein wordt, Tjaard Vrouw Siemens vertelde mij, dat er een nieuwe kerk moet komen." „Best mogelijk. Ik weet ook niet, hoe dat al les komt. Dacht je, dat de menschen daar wel wat aan de preeken hadden 7" „Als je de menschen er over hoort praten, ja, dan vast wel. 't Is heel anders dan bij ons. Die dominé Petersma is van een heel andere richting. En ik ga meer en meer gelooven, dat hij de goede richting voorstaat." De vrouw van den molenaar sprak op be slisten toon. Maar tegelijkertijd viel uit den toon van haar spreken smart en heimwee te beluis teren. Tjaard Evenhuis althans meende het op te merken. vaardigden. Uit Spanje en Spaansche landen. Ze konden niet in het gebouw. De overheid wilde hun geen grooter zaal toestaan. Toen zijn ze in een kerk vergaderd geweest waarin er 400 in konden, en 300 er buiten stonden. In België zijn 10.000 Protestanten. In Vlaanderen breidt zich het Protestantisme uit. Denkt er om broe ders in 't ZuidenHier is een open deur. In Frankrijk zijn nog één millioen Protestanten. En hoewel de Protestantsche kerken klagen over den trek naar de industrieele centra, waardoor de kerken in de kleine steden en op het platte land meer verlaten worden, is er toch anderzijds toeneming. Ook hier is een geheele omkeer sinds den oorlog. Het rationalisme dat een 50 jaar geleden zoo supriem in Frankrijk heerschte, wordt meer en meer verlaten. De Roomsche kerk die haar greep op het Fransche volk ver loren had, is sinds den oorlog merkwaardig ijverig om het verlorene te herwinnen, vooral door arbeid op sociaal- en letterkundig terrein, en verder door arbeid onder de jeugd. En heeft thans veel succes. De arbeiders en de boeren zijn nog onverschillig en vijandig, maar de meer gegoeden en de meer beschaafden worden snel door de kerk teruggewonnen. De Protestantsche kerken zijn in den regel maar arm. Het minimum salaris voor predikan ten en evangelisten werd gebracht van 1000 op 1200 gulden, en de kerken hebben nog moeite om het saam te brengen. En toch is het merk waardig, dat er sinds vele jaren niet zoovele theologische studenten zich opgaven. In Monpel- lier 17, in Parijs 13, in Straatsburg 12. Ze heb ben zending in Africa, Madagascar, de Fransche eilanden in den Stillen Oceaan. Zierikzee, 7 Augustus. VAN LONKHUIJZEN. ZENDING. Magelang, 2 Juli 1930. Amice. Ge zult wel nieuwsgierig zijn om te weten hoe de actie in Indië verloopt voor het Zen dingsziekenhuis. Nu dat is boven verwachting. Toen ik naar Java terugkeerde was de ge dachte, dat ik in Indië nog 5000.bijeen zou trachten te brengen en dat de rest van het ont brekende geld bijeen verzameld zou worden in de drie Zuidelijke Provinciën dit bedrag van 5000.is echter al aardig overschreden het liep reeds over de 7000.- en nog komen er steeds postwissels binnen. De groote plaatsen zooals Batavia, Semarang, Soerabaia, heb ik persoonlijk bezocht en hoewel collecteeren voor mij een moeilijk werk is, heb ben de broeders en zusters het zoo gemakkelijk gemaakt, dat deze dagen van collecteeren er prettige dagen door werden. Allereerst omdat bijna alle menschen, die ik bezocht, tot geven bereid waren er behoefden niet veel woorden gebruikt te worden om de noodzakelijkheid van het ziekenhuis aan te too- nen zeer had daartoe ook meegewerkt een circulaire, onderteekend door alle Zendingsar beiders van Midden-Java en alle dominé's van de Hollandsche Kerken in Indië, waarin deze hos pitaalplannen zeer waren aanbevolen. Dan wa ren er telkens broeders van de plaats, die ik bezocht, bereid, om me te vergezellen, en over al te introduceeren, een andere broeder stelde zijn auto beschikbaar voor enkele dagen, zoodat de transportkosten tot een minimum beperkt bleven. Dat dit collecteeren zoo makkelijk viel was ook gevolg van de hier algemeen gevoelde noodzakelijkheid, dat Magelang een Zendings ziekenhuis moet hebben. Men heeft hier reeds zooveel gehoord over de vruchten der medische Zending dat men aanstonds gevoelt, hoe groot het gemis is, als op een Zendingsterrein zoo'n ziekenhuis nog niet werd gevonden. Verblijdende berichten kwamen er ook uit Zeeland wat een prettig bericht, dat een broe der 2000.gaf voor het hospitaaldat de Heere zijn hart zoo neigde, dat hij deze vorste lijke gift wou afstaan en van een anderen broe der die door bemiddeling van Ds. Laman 1000.- schonk dan ontving ik hier bericht, dat twee broeders buiten Zeeland elk 1000. zullen geven, zoodra met den bouw begonnen kan worden en de vorige week werd me toe gezonden door twee Zeeuwsche Zendingsvrien den een kast met medische instrumenten, die een waarde van 1000.vertegenwoordigt. Dat alles was zeer bemoedigend en verlevendigde de hoop, dat over enkele maanden de opening zou kunnen plaats hebben van het zoo ge- wenschte Zendingsziekenhuis te Magelang. Toch „Je zegt het zóó, alsof je ook wel naar dien dominé Petersma zoudt willen", merkte hij op, met iets stroefs in zijn stem. ,,'k Heb geen vrede met de preeken van do miné Puthake, Tjaard. Dat weet je nu al wel. Ik ga naar de kerk, om jou een genoegen te doen. Maar ik neem van die preeken niets mee. Hij kan het heel mooi zeggen. En dominé zal het ook wel meenen, want, voorzoover wij hem kennen, moet gezegd worden dat hij een beste brave man is. Maar wat nemen wij uit de kerk nu mee voor ons hart? Wees eerlijk, Tjaard, voor jezelf en voor mij. We nemen niets mee. Ik kan het zoo moeilijk zeggen, maar ik gevoel mij zoo onbevredigd." „Je haalt je muizenissen in het hoofd, vrouw", zeide hij, op beschermenden toon. „Het is dwaasheid, om zoo te loopen piekeren. Er is ook geen enkele reden voor. Er valt op ons toch niets aan te merken 7" Tjaard Evenhuis meende, wat hij zeide en vroeg. Hij begreep zijn vrouw, die hij overigens zoo goed verstond, omdat hij haar liefhad als de appel van zijn oog, hij begreep zijn vrouw den laatsten tijd niet. Meestal gaf hij geen ant woord als zij begon te spreken over dat, wat haar beroerde. Hij kon geen antwoord geven, want hij kon in haar overleggingen niet inko men. Wat bezielde haar toch Er viel op hun leven toch niets aan te merken Zijn vrouw redeneerde precies, alsof zij een onchristelijk le ven leidden Onchristelijk Wat viel er dan op aan te merken Hij bad en dankte toch aan ta fel Hij werkte toch steeds ijverig Hij deed toch niemand iets te kort Nu, wat wilde zij kwamen er wel berichten uit Nederlands Zui den, die niet hoopvol waren. Ik ben nu reeds een jaar geleden vertrokken en nog zijn er Ker ken waar weinig actie ontplooid wordt die tot het droevige resultaat komen wij kunnen niet. Ik las zelfs van een heele classis in Noord- Brabant, en zeker niet de armste, dat ze niet in staat was, om het gevraagde bedrag van 0.40 per ziel per jaar op te brengen. Indien die uitspraak van „we kunnen niet", nu maar waar was, en als voor Gods aange zicht kon worden uitgesproken, maar ik kan het niet gelooven. En als ge dan op het Zendings terrein zit en eiken dag weer voelt hoe nood zakelijk dit ziekenhuis is, daarvoor ook mooie bijdragen ontvangt, daarvoor in vele Kerken een mooie actie ziet ontwikkelen, dan is zoo'n be richt over trage Kerken wel een heel koud bad en kost het moeite, om rustig te blijven. En het laatste droevige bericht kwam van de Deputaten van de Zending, die me melden „we zijn aan de exploitatiegelden nog lang niet toe". Ik heb die zin wel een paar keer overgelezen, of er inderdaad stond„nog lang niet" maar dit koude, ontnuchterende, moedeloos stemmen de woord bleef er staan, „nog lang niet", dat wil dus zeggen, dat er vele Kerken zijn, die het gevraagde bedrag niet geven en als ze het nu nog niet toegezegd hebben, na ruim een jaar van actie, dan moet ik tot de conclusie komen, dat er in zulke Kerken of nog steeds geen actie gevoerd wordt, of een actie zonder resultaat en beide gevallen zijn droevig. Men heeft op een Zendingsterrein vele te leurstellingen pionniersarbeid heeft telkens tij den van weinig vooruitzichten dat men al maar zint op nieuwe wegen om ingang te krijgen hoe heerlijk is het dan in zulke oogenblikken overtuigd te mogen zijn, dat de Zendende Ker ken en de overige Kerken mee bidden, mee strijden, offeren en vooral het vooruitzicht van het komende hospitaal werkte inspireerend maar als ge dan een paar van die koude berich ten krijgt, dan wordt die overtuiging eensklaps tegen de vlakte geslagen, en overkomt me een gevoel van machteloosheid en eenzaamheid. Ik ben door U uitgezonden om Uw taak en roeping, waarmede de Heere onze Kerken riep, te vervullen, maar vele Kerken willen die roe ping wel vervullen, mits het maar weinig kost ik moet dan maar niet verder nadenken, want als ik ga vragen hoe zou het dan met het gebed voor de Zending zijn, met de liefde tot Gods Koninkrijk, dan kan het benauwd worden en het gevoel van een eenzame ploeteraar te zijn, die maar moet zien hoe hij het met de weinige middelen klaar speelt, neemt toe. Als steeds Uwe A. MERKELIJN. UIT DE PERS. MIJNHEER VAN DER GRIM. Op een kouden, donkeren winteravond gingen we op huisbezoek. Mijn ouderling en ik. We moesten wezen bij een man, van wien iedereen zeide, dat hij een zuur mensch was ontevreden met ieder en met alles. Een man, over wiens liefde de apostel Paulus den Heere zeker niet zou hebben gedankt, zoo dikwijls hij zijner gedacht en zooals we immers weten was Paulus al spoedig bewogen om den Heere van wege de menschen te danken. Maar de apostel zou het stellig niet hebben gedaan voor mijn heer van der Grim, zoo dikwijls als hij zijner gedacht die aan zijn ontevredenheid over ieder en alles uiting gaf in den meest zuren en wran gen vorm. We waren er dien avond al op voorbereid, dat we ook ditmaal veel zurigheid te proeven zouden krijgen en dat we dik onder het stof van den afbraak zouden koinen te zitten. Onze voorgevoelens bedrogen ons niet. Hij was dien avond weer zoo ongenietbaar als zoutzuur. Hebt ge wel eens zoutzuur geproefd, lezer Nu, dan hebt ge er eenig idee van, hoedanig mijnheer van der Grim dien avond wel was. Hij was geen S.D.A.P.'er in dat gezelschap zelfs zou men hem niet hebben willen accepteeren hij was zelfs voor dat soort van menschen te zuur. Niet uit kracht van zijn rechtzinnig begin sel, doch wel uit kracht van zijn weinig liefelijk humeur behoorde hij wel terdege tot het soort, dat altijd pruttelt. Hij was zuur, hij was hard, hij was ontevreden en zoo hij overleden ware, dan toch meer „Er valt alles op ons aan te merken, Tjaard", antwoordde zij op een toon vol overtuiging. „Ik ben zoo ongerust, dat het niet goed met ons gaat." „Maar mijn lieve kind", Tjaard Evenhuis werd ongeduldig, „je haalt je allerlei onzin in het hoofd. Niet goed met ons gaan En wij heb ben geen enkele reden tot klagen. Het gaat met den molen uitstekend. Onze gezondheid laat niets te wenschen over. Ook met de kinderen is alles goed. Voel je nu zelf niet, hoe dwaas je spreekt, als je beweert, dat het niet goed met ons gaat Dat is immers in strijd met de waarheid Ik be grijp je de laatste weken niet meer, Tannetje. Wat is er toch „Ik begrijp mijzelf niet, Tjaard", zeide zij, bijna fluisterend. „Het is mij alles zoo vreemd en onwezenlijk." „Je bent toch niet ziek, vrouw vroeg hij, terwijl in die vraag een zee van medelijden en deelneming en angst viel op te merken. „Ik ben lichamelijk heel wel, Tjaard, maar met mijn ziel is het niet in orde. Méér kan ik ook niet zeggen. Alleen nog ditik voel mijn zonden zéér zwaar op mij wegen." Tjaard Evenhuis gaf geen antwoord. Hij kon het niet. Zijn vrouw sprak voor hem volkomen in raadselen. Zij was, naar zijn meening, in een ziekelijke stemming. Wat een onzinnige rede neering, om te spreken van zonde en vergeving van zonde, als je geen zonden doet, als je goed bent. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1930 | | pagina 2