FEUILLETON. NAAR „KORENBLOEM". De zomer lokt de menschen naar buiten en vooral ons mooi eiland Walcheren deelt in dat bezoek. Ook onze jeugd wil van al dat schoone ge nieten, waarom dan ook de Jongelings- en Meis- jesvereenigingen op Gereformeerden Grondslag op Walcheren besloten hebben, samen te komen in toogdag D.V. 9 Augustus op „Korenbloem" te Serooskerke. Deze plaats is in ons midden bekend. Een lust daar samen te zijn, temidden der zomer weelde. Onze jonge menschen zullen samenkomen, niet alleen om in de natuur te zijn, maar bovenal om geestelijk gesterkt te worden voor den strijd, waarin zij reeds staan. Aan bekwame voorlichting zal het niet ont breken. Ds. Knoppers zal spreken over „Mozes' jeugd jaren" en Mr. H. Bijleveld over „Onze jeugd en de Volkenbond". Twee onderwerpen, die er zeker zullen in slaan, want met al deze vraagstukken krijgt onze jeugd te doen. Laat het meeleven in dezen groot zijn. Jonge menschen, vergeet Zaterdag 9 Augustus niet. Allen welkom. Komt allen, het is ons aller zaak. D. SCHEELE. HANDELINGEN VAN DE CURATOREN DER THEOLOGISCHE SCHOOL. Met belangstelling werden de Handelingen der vergaderingen der Curatoren, gehouden 2 en 3 Sept. 1929 en 30 Juni en 1 Juli 1930 ter hand genomen en gelezen. Over die van 2 en 3 Sept. 1929 kan het overzicht gevoegelijk zeer kort zijn, omdat die handelen over het promotie-recht aan de Theol. School, waarover reeds zooveel gesproken en geschreven is, dat het niet meer noodig is de adviezen van meerderheid en minderheid en van Prof. Lindeboom af te schrijven, omdat die ge noegzaam bekend kunnen geacht en weldra eene beslissing, hoe dan ook, in deze materie te Arn hem zal genomen. In elk geval blijkt uit de Handelingen der Curatoren, dat over dit onderwerp breedvoerig is gesproken. Alleen is te bejammeren, dat zij niet konden komen tot een eenparig voorstel. Uit die van 30 Juni en 1 Juli 1930 zullen we trachten het voornaamste mede te deelen. De Curator van Groningen Ds. P. Bos was door ongesteldheid verhinderd aanwezig te zijn. De Heere richte hem weer op uit deze krank heid. Daarmee zal ook wel verband houden, dat er eenige verandering kwam in het mode- ramen.. Verder wordt medegedeeld, dat aan Prof. Hoekstra verlof gegeven was om een reis te doen naar Palestina. De minister van onderwijs enz. zond een afschrift van zijne beslissing be treffende de verhooging van de rijksbeurzen, die in het bezit zijn van studenten aan de Theol. School. Dit is voor ons iets nieuws, wijl het ons was onbekend, dat ook studenten der Theol. School in dat voorrecht deelden. De lector, Dr. J. J. Esser verzocht een half jaar verlof voor een reis naar Indië, wat in zijne omstandigheden te begrijpen is. Het verzoek der Reunistenorganisatie om in de localiteiten der School lezingen te laten hou den over verschillende onderwerpen door we tenschappelijke mannen, leden van de Geref. Kerken, wordt afgewimpeld, omdat het curato rium bezwaar heeft, dat zulke lezingen uitgaan van eene organisatie, die buiten de School staat. Mochten de studenten zulke lezingen wenschen, dan zullen de Curatoren de noodige maatregelen daartoe nemen. Hoewel de abonnementsgelden stegen met 650.bracht „de Bazuin" een nadeelig slot van 2091.43. De reden wordt gezocht in het Jubileum-nummer van 14 Juni en extra blad voor het verslag 21 Juni 1929. Dit overigens uitnemend geredigeerde blad moest meer gelezen ook in Zeeland. Het is eigen lijk een schande voor onze kerken, dat dit blad jaarlijks met tekorten worstelen moet. Als in elke kerk eens gezorgd kon worden, dat er 2 nieuwe abonnementen bij werden geplaatst en dat is toch wel mogelijk dan was dat te kort voor goed weg. Over de finantiën der School hopen we D.V. nog wel een afzonderlijk stuk in te zenden en dus laten we die thans rusten. Bij den aanvang der Cursus bedroeg het aan tal studenten 167, over wier gedrag, leven en studie over het algemeen kon geroemd, hoewel DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD (HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880) DOOR H. KINGMANS. III. Hij had het er eens over gehad met Edzo Tuinman, die ouderling was in „de schuur". Hij kon nog al goed met Tuinman overweg en toen had hij zijn kostershart uitgestort. „Hoe dat komt?" had die gevraagd. „Omdat jullie moderne dominé's de kerken leegpreeken, man. Zij geven steenen voor brood." Nu, dat had Meermans zich niet laten ge zeggen. Dat kwam zijn eer als koster van de „groote kerk" te na. En er was een heel twist gesprek gevolgd. Maar hij had het niet kunnen winnen en was nijdig weggeloopen, om Tuin man in geen dagen te groeten. Wat verbeeldde zoo'n man, die nauwelijks school gegaan had, zich wel Jawel, de dominé's, bestudeerde men schen, zouden het gedaan hebben Steenen voor brood Wat, steenen voor brood Meermans liep voor het laatst naar buiten, om te zien, of er nog menschen kwamen. Zoo niet, dan kon hij de deur wel sluiten. Het was nóg drukker geworden in de on middellijke nabijheid van de kerk. Die drukte werd niet veroorzaakt door hen, die naar „de schuur" togen. Die waren voorbij. er ook bij wordt vermeld, dat het College van Hoogleeraren, als het moet, de tucht weet te handhaven. De Professoren brachten ook eene niet on belangrijke verlichting in de eischen voor het candidaatsexamen. De „Sociale Dag" vond weer plaats. De examens verliepen op eene en kele uitzondering na gunstig. Over de onderlinge uitwisseling van Nederl. Hoogleeraren in de Theologie was het oordeel der professoren niet gunstig en het schrijven daarover door hen afgewezen. De Bibliotheek der School groeit gestadig. Eindelijk lezen we nog iets over de bespreking met den Senaat der V.U. inzake het gemeen schappelijk admissie-examen, waaruit blijkt, dat genoemde Senaat overwegende bezwaren heeft, voornamelijk omdat zulk examen alleen toegang geven zou tot de Theologische Faculteit. Het Curatorium der School liet dan ook de gedachte aan zulk gemeenschappelijk-admissie- examen los en besloot voor te stellen aan de Generale Synode het in art. 13 van het regle ment voor de Theol. School genoemde admissie- examen af te schaffen. Dit zal niet gelden voor aanstaande studenten uit het buitenland en als overgangsbepaling zal gelden, dat het in 1930 en 1931 nog zal worden afgenomen. De aandacht der Professoren blijft gevestigd op het onderzoek naar de beweegredenen om de studeeren in de Theologie, maar voorstellen tot meerdere waarborgen tot genoegzame prin- cipieele vorming voor de Theologische studie werden door hen niet gedaan. Hiermede is een overzicht gegeven en al zou men hier of daar nog wel eens nadere toelich ting en meer licht wenschen wat natuurlijk in zulke handelingen niet mogelijk is toch zijn er weer verschillende besluiten genomen, die der School ten zegen kunnen zijn. De School groeie en zij velen ten zegen. De trouwe Wachter Israëls doe Zijn oog in gunst op haar en onze Kerken rusten. K. B. S. ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN. Zaamslag, Augustus '30. Kort geleden werd den bekenden Rotterdam- schen kinderrechter Mr. H. de Bie gevraagd, of hij ook de oorzaken van de kinderellende kon noemen. Zijn antwoord trof mij „Ik zie omstandighe den als armoede en tegenspoed niet over het hoofd, maar er is een zeer groot deel van de schuld bij de ouders. De belangstelling in. en de zorg voor hun kinderen strekt zich niet vol doende uit over de omgeving, waar de jeugd haar vrijen tijd doorbrengt. Daarbij komt veelal ontbrekende harmonie tusschen de ouders of ook de invloed van het kwade voorbeeld in geest, gesprek of gedrag. En als de kinderen in eigen huis niet vinden het milieu van hun gezonde vorming, dan is de weg naar den kinderrechter gebaand." Mij dunkt hier wordt de vinger op £en wondeplek gelegd. Er is tegenwoordig iets niet in orde met onze gezinnen. Gelukkig dat de oogen open gaan en van alle zijden gewezen wordt op den nood, waarin het gezin zich bevindt. Het gezellig, echt Christelijk gezinsleven moet weer in eere worden hersteld. Hoe los is de band, die ouders en kinderen verbindt De kinderen komen thuis even eten, en slapen 's nachts in de huiselijke woning, maar verder wordt de tijd elders doorgebracht. Prof. van Dijk heeft reeds het moderne huisgezin een duiventil genoemd, waarvan men alleen nog gebruik maakt om uit te vliegen. De ouders geven weinig tijd aan hun kinderen waar is de tijd gebleven, dat vader en móe der de beste vrienden van de kinderen werden genoemd Ouders en kinderen zijn vreemden voor elkander vele ouders doen ook niet de minste moeite door te dringen in het zieleleven der kinderen, en begrijpen niets van de moei lijkheden en den geestelijken strijd hunner kin deren. Hoe weinig ouders vereenigen hun kinderen op geregelde tijden om zich heen, en spelen met hen in de gezellige kamer onder het intieme lamplicht. De ouders hebben zooveel heele en halve kennissen, dat de avonden bijna allen be zet zijn, zoodat de kinderen zichzelf maar moe ten vermaken. En waar ziet ge nog b.v. op feestdagen het Mannen, jongelingen, jongens waren komen aanslenteren, der gewoonte getrouw. Ze groep ten samen op het pleintje, vlak bij het hulppost kantoor, tegen het „Wapen van Westwoud", het groote café van het dorp. Daar rookten zij hun pijp of kauwden hun tabak, zetten met elkaar een boom op over de onderwerpen van den dag. En tusschen de groepen en jongelingen krioelden de jongens, spelend hun spel. Het was het tooneel van eiken Zondagmorgen, als het mooi weer was. Er naderde een jonge man, stemmig in het zwart. Stroef tikten de mannen aan hun petten. De pet af nemen was geen gewoonte. Het hoog ste eerbewijs was een wijzen naar het hoofd deksel, hoogstens een tik aan de klep van de pet. En dat deden ze nu. Want de dominé pas seerde. En dien groet je natuurlijk. Behalve den dominé van „de schuur". Die werd niet gegroet door deze menschen. Hij was hun dominé niet. Maar aan hun eigen dominé stoorden zij zich ook niet. Zij groeten hem. Dat doe je een pre dikant natuurlijk. Behalve dan den dominé van „de schuur". Verder lieten zij hun dominé links liggen. Naar de kerk gingen ze nooit. Gedoopt waren ze wel, ook de jongens nog wel. Maar de kerk van binnen kenden ze niet. Wat zouden zij er doen zeiden ze dan. Zij begrepen den dominé toch niet. Het eenige wat zij vatten, was, dat hij hen goede menschen wilde hebben. Maar dat waren ze immers Wie kon iets aanmerken op de bewoners van West woud en Oostwoud Zij waren zoo vredig als wat. Zelfs de jaarlijksche kermis verliep zoo gezin als gezin uitgaan en groote wandelingen maken We zouden 't wel van de daken willen, pre diken Christenouders, verwaarloost uw roeping toch niet. Vervult toch uw allereerste plicht De ouders moeten zich weer gaan gevoelen als dragers van een gezag, door God hun op gedragen. Niet alleen voeden, ook opvoeden is hun taak. De tucht moet in het huisgezin beginnen. De gezinnen, waar moeder een sfeer van ge zelligheid om zich weet te scheppen, en de kinderen 't nergens prettiger vinden dan thuis bij vader en moeder, die gezinnen zijn een ze gen voor de samenleving. Heel veel menschen zoeken het geluk buiten het gezinsleven. Het ware geluk ligt echter veel dichter bij in een gezegend gezinsleven. 'k Las eens van een man, die vijf en zeventig jaar was geworden en zich uit zijn zaken had teruggetrokken. Op een mooien voorjaarsdag zag hij kinderen spelen en hij stond er naar te kijken, alsof hij dat voor 't eerst zag. „Wat is daar toch aan te zien vroeg de vriend, die met hem wandelde. De man antwoordde Ik heb gezonde kinde ren gehad en een lieve vrouw ik moet toch een gelukkig leven gehad hebben, en mijn kin deren moeten gespeeld hebben als deze kinde ren. Ik heb het nooit opgemerkt. Ik heb nooit gevoeld, dat ik gelukkig was, want ik meende geen tijd te hebben. Nu pas zie ik in, wat ik mijzelf en anderen te kort gedaan heb." 'k Geloof dat er meer ouders zijn, die later in hun leven zich te beklagen hebben, omdat ze zooveel geluk onopgemerkt hebben laten voor bijgaan. Aan het eind van het leven zien ze misschien paswat waren mijn kinderen lief, wat had 'k meer van en met hen kunnen genieten In dit verband wil 'k nog wijzen op de mooie artikelen door Ds. v. d. Vliet van Utrecht ge schreven in „De Reformatie" (in de April-num- mers van dit jaar) over ons onderwerp onder den titel „De moderne jeugd". Een wel ietwat lange, maar treffende aanha ling zij mij ten slotte vergund. Ds. v. d. Vliet schrijft o.a. en dit zal ons aller instemming wel hebben „Die de mo derne jeugd ziet en kent in het moderne leven, weet, dat het gezin strijden moet voor zelfbe houd. Ik bedoel daarmee dit, dat het is, alsof van uit het jeugdkamp de groote aanval op het gezin gericht is. Ik zeg niet, dat dit bewust ge schiedt en dat de bedoeling is het gezin afbreuk te doen. Maar dit zeg ik wel, dat het gezin alle mogelijke moeite moet doen om zichzelf in stand te houden tegen den duizenderlei invloed, die het op dood en leven bestookt. Waar kent men nog den rustigen maaltijd, waar alle gezinsleden, alle kinderen tegenwoordig zijn, en gebeden en gelezen wordt Waar zijn de gezellige avonden, waarop allen thuis zijn En toch het gezin is het van God gegeven milieu tot vorming van het jonge leven. Daarom moeten we er in Gods kracht voor strijden. Vader en moeder te zijn houdt tegen woordig een bijzondere roeping in. Het loopt niet meer vanzelf. Onze jonge menschen moe ten thuis geen betalende commensalen zijn, die den sleutel van het huis hebben en overigens doen wat ze willen. De jeugd zoeke thuis de echte, mooie, rustige huiselijke gezelligheid in ons moderne jachtleven. En de Christenouders moeten beproeven de jonge menschen niet gedwongen, maar spontaan thuis te houden." A. B. W. M. KOK. UIT DE PERS. Amice. Je hebt waarschijnlijk al meer dan eens ge vraagd, waarom ik je niet schreef over de aan staande Synode. „Waar het hart vol van is, vloeit de mond van over." Als je dus niets uit zoo'n mond hoort, moet je wel tot de conclusie komen, dat het hart er alles behalve vol van is. En als dit nu bij predikanten al zóó was, hoe moest het dan niet bij de gemeente in haar ge heel zijn. Werkelijk het zou jammer zijn, wanneer er voor de komende Synode van Arnhem weinig belangstelling bestond bij de leden onzer Kerken. Ik geloof niet, dat het aan die belangstelling ontbreekt. rustig, als het maar kon. Nu nog werd met af schuw gesproken over een moord, die vijftig jaar geleden gepleegd was. Hij was jaren een schande voor het dorp geweest. Maar overigens niets aan te merken. Dus konden zij best hun dominé missen. Zij lieten hem ijskoud links liggen. De Zondagmorgens waren veel te mooi, om in de kerk te zitten. En zij vonden het zeer geschikt, dat dominé hen ook links liggen liet. Dat was nog eens een kerel, oordeelden zij. Die bemoeide zich althans niet met een andermans zaken. En zoo hadden de menschen van Westwoud en Oostwoud het heel rustig en vredig. Er wa ren verschillende rijke boeren met veel arbeiders, die niet al te best betaald werden. Maar die menschen klaagden niet. 't Was nooit anders geweest. Zij waren tevreden met hun karig stuk brood. Het leven was zoo slecht nog niet. Om hun ziel dachten zij nooit. Niemand praatte er met hen over. De dominé ook niet. Zij hadden de stem van hun predikant nog nooit gehoord, al was hij dan ook al drie jaar op het dorp. Neen, het leven was nog zoo slecht niet, al was er ook wel eens ellende en tegenslag. Je moest het nemen zooals he twas. En die mooie Zondagmorgens vielen al zeer in den smaak. Zoo stonden en hingen ze daar, vlakbij de kerk, rookend hun pijpen en kauwend hun tabak. 1 Maar in de kerk gingen ze niet. En dominé Puthake, die gepasseerd was, vond het best. Hij kende zijn dorpelingen niet, deed ook geen moeite om ze te leeren kennen. Hij haatte het dorp en snakte er naar, heen te gaan. Deze menschen verstonden hem niet. En hij Het lijkt me echter toe of die interesse zich zoo zeer beweegt rondom één punt, dat men uit het oog verliest, dat er ook nog al wat an ders is, dat zich op de tafel van Arnhem pre senteert. Of ik dan willen zou, dat we ook over het Vrouwenkiesrecht, over de Liturgie, over de Gezangenkwestie, een soort Volksreferendum gingen uitschrijven Weineen Want heusch, Amice, je moet je van al die moties en uitspraken geen illusies maken. Neem aan, dat wij ons voor twee zaken tegelijk warm konden maken en heele risten van uitspraken in de dagbladen avond aan avond zagen gepubliceerd over het pro en contra b.v. van het Vrije Kerklied. Tot welke conclusie kon ik dan komen an ders dan tot deze, dat er toch nog al heel veel menschen in de Gereformeerde Kerk graag een gezang zouden zingen maar er ook een tamelijk groote groep afkeerig van was. Om een en ander recht te kunnen beoordeelen zou ik dan toch ook moeten weten Waarom zijn die menschen proWant aan de consta teering dat ze pro zijn, of aan de mededeeling dat er niets tegen is, heb ik, daar ik mijn naïeve jaren al lang ontgroeid ben, bitter weinig. Evengoed vraag ik Waarom zijn die andere menschen contra 1 Hebben die daarvoor grond, of is dit alleen uit onwil En wanneer het groepen van personen zijn, kerkeraden, dan vraag ik me bij al die uitspra ken afZijn die moties alle bij acclamatie in de kerkeraden aangenomen of is het misschien zóó, dat er twaalf vooruitstrevende leden voor het vrije lied en elf bezadigder leden tegen wa ren. Ik zou dat alles, wanneer ik voor het kerk lied erg warm was, graag willen weten Voorts wil ik vragen gesteld ik was afgevaardigde naar de classis en mijn kerkeraad was pro, maar mijn ouderling die net aan de beurt was en ik, die er als dominee altoos heenmoet waren tegen zou dan de publicatie van de motie als ker keraad mijn ouderling en mijverplichten om op de de classis aan de discussies geen deel te nemen, of moeten we tegen eigen overtuiging instemmen Of moeten we namens de eigen Kerk pro spreken en naar eigen overtuiging contra stemmen of omgekeerd Van een bindend mandaat of zoo iets weten we tot op 1930 in onze Gereformeerde Kerken gelukkig nog niets. En veronderstel, dat je de eer te beurt viel naar de Provinciale Synode te gaan, mag je dan gaan in de vaste overtuiging „Nu kunnen ze op de Provinciale Synode praten wat ze willen, er kunnen adviezen komen van zoo knappe en ernstige collega's als er maar zijn als het over 't kerklied gaat stem ik pro Ik luister niet eens naar de argumenten, laat staan dat ik er me door zal laten overtuigen Maar, Amice, dit lijkt me toch veel en veel ongewenschter, dan dat er menschen naar de meerdere vergaderingen gestuurd worden, die voor reden vatbaar zijn Als we alle zaken van te voren reeds weten, laten we dan onze dure Synodes als het u blieft maar stop zetten. De kerkeraad van Arnhem wil wel even als stemopnemer fungeeren. Wat ik dan wil, Amice Dat ge op uw kerkeraad niet over het kerk lied spreken zult Ja, ja, nog liever over het kerklied, dan b.v. over de vooropleiding, want het lijkt me toe, dat opleiding in 't algemeen een zaak is, waarover je als kerkeraadslid verstan diger je gedachte in besloten kring kunt uitspre ken dan publiek in een motie. Ik zou willen, dat de rapporten goed gelezen werden, en in den kerkeraad besproken. Dat wanneer een Kerk formeele of materieele opmerkingen over een of ander rapport had, zij die ter classicale tafel bracht en desnoods publiceerde. Dat de verschillende classes dit daarna ook deden. Maar ik vind het niet goed, wanneer de ker keraden gaan doen of de toezending der rappor ten het uitlokken van een soort referendum be- teekent. Ik ben maar zelden voor een rapport op zich zelf bang. Maar als die rapporten zóó moeten worden behandeld, begin ik angst te krijgen voor den ernst onzer Vergaderingen en het karakter onzer afgevaardigden. Want ik zie op die meerdere vergaderingen niet graag „leerlingen", die in hun waan alles van te voren allang beslist hebben maar ik verwacht er trouwe, ons heele kerkelijke verstond de menschen niet. Hij kon het niet hebben, dat zijn menschen nooit eens aan iets hoogers dachten, gespeend waren aan alle reli gieus gevoel. Zij leefden hun platvloersche leven maar het eentonige leven van al den dag. Hij liep over het kerkpad en zag, hoe Meer mans, de koster, naar binnen ging. Hij zou straks bij den preekstoel staan, den naar boven geklom men predikant als 't ware nasluipen, om het deurtje dicht te doen. Het was half tien. En de dienst in de kerk van Westwoud begon. Dominé Puthake stond „op den stoel" en gaf een gezangvers op. Mijnheer Otterloo, het hoofd der school, speelde zeer goed. En dat was maar gelukkig. Want van de achttien met dominé en koster mede twintig menschen zongen er zoo wat tien. Het klonk akelig in de holle ruimte. Toen preekte dominé Puthake van West woud. Vóór hem lag de Bijbel, het Woord van God. Maar in de kerk van Westwoud bleef dat Boek gesloten. Dat was in Westwoud, waarvan Oostwoud, waar Tjaard Evenhuis, de molenaar, woonde, een onderdeel was. En Meermans werd nijdig, toen Edzo Tuin man hem zeide, dat den menschen steenen voor brood werden gegeven. En de koster kon maar nooit begrijpen, dat er geen menschen in zijn kerk kwamen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1930 | | pagina 2