Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 29.
Vrijdag 18 Juli 1930.
44e Jaargang.
ÜIT fiET WOOfrP.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTEUR: Ds. A. C- HE IJ TE KOUDEKERKE.
VASTE MEDEWERKERS: D.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE
en R. J. VAN DER VEEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGÏNG ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
NOACH.
III.
En de HEERE sloot achter hem toe.
Gen. 7:16b.
Onze tijd teekent de eenheid met de meest
witte tinten.
Alles zal zoo lieflijk één worden het lied
der gemeenschap wordt reeds zoo jong geleerd.
En als de menschen hun slaapdrank genomen
hebben, droomen zij van één huis en éénen tuin.
De maatschappij verliest haar standen, de lan
den hun grenzen als 't kon, zou de groote zee
moeten opdrogen, dan waren er ook geen we-
relddeelen meer. De kerk heeft haar belijdenis
en haar absoluut standpunt los te laten, zoo
luidt de eisch der eenheid.
Ongetwijfeld wordt ons hart geraakt door de
zen zingenden merel in den laten avond van
den werelddag. Wij, als de Pinkstergemeente,
leven uit de eenheid met ons Hoofd, Jezus Chris
tus, en met de broeders en de zusters. En onze
jeugd is één in geest en streven. En wij weten,
dat armen en rijken elkander ontmoeten, en dat
God hen beiden heeft gemaakt.
Maar waarom doen wij nog niet mee met den
koekoek-één-zang van onzen tijd. Die witte le
lies, die men ons voorhoudt, geuren niet het
zijn geen echte. Want als wij vragen om de
éénheid van man en vrouw, en van het gezin,
dan gichelt men ons uit.
Noach was in de ark gegaan, naar Gods ge
bod. En die ark was vol van allerlei dieren en
van velerlei spijs. Noach was met zijn vrouw
en de zonen en de schoondochters in de ark ge
klommen.
Dat was geen gemakkelijke daad geweest. Het
late zonnetje zoo vriendelijk schijnend, de bloe
men zoo weelderig lachend, de oude kennissen
zoo gezellig samengroepend en Noach met zijn
gezin klom in de ark, of, zooals Calvijn het
uitdrukte, in de gevangenis. Dat scheiden was
geen kleinigheid. Dat loslaten kostte het vleesch
veel. Gelukkig had Noach het druk, en was er
geweldig veel werk te doen, maar toch, de na
tuur trok zoo, en 't was zulk heerlijk weer, en
't was zoo'n mooie avond.
Maar Noach riep zijn zonen en de vrouwen
en één voor één gingen zij naar binnen, totdat
Noach zelf, na een ernstig laatste woord tot
de lachende schare, ook in de ark verdween.
Daarop laat de bijbel volgen ,,en de HEERE
sloot achter hem toe".
Zoo stelde God Noachs leven veilig door
scheiding.
De scheiding, waarin de HEERE het leven
van Noach veilig stelde, was geen scheiding
van gezin en arbeid en bezit, zoodat van eenige
kloostergedachte of mijdinge in onzen tekst geen
sprake is.
't Was de scheiding van de zondige wereld.
En daarin lag de veiligheid.
Binnen de ark was ook arbeid en leven en
familie.
Maar welk een onderscheid binnen en buiten.
De dieren in de ark hebben het gemerkt, dat
zij een godvreezenden meester hadden, die zijn
beesten kende het rund werd gestreeld, om
dat het melk gaf, en het schaap lag rustig neer
zonder vrees zelfs de schildpad hief haar kopje
op, om Noach te begroeten.
De arbeid in de ark was zonder vloeken en
tieren, blij en opgewekt. En in den kring, met
zijn achten, was lieflijkheid en samenbinding.
En God was ook anders in de ark dan daar
buiten.
Buiten loeiden Zijn stormen en gierden Zijn
onweersvlagen buiten was Gods oordeel, maar
binnen was Zijn belofte, Zijn genade, Zijn leven.
Noach had al de woorden des HEEREN mee
in de ark genomen, ook het laatste „maar met
u zal Ik Mijn verbond oprichten En dat Woord
Gods, dat Noach in zijn wandelen met God ont
vangen had, bevestigde God juist, toen Hij ach
ter hem toesloot. En aten de dieren van de
spijze, die Noach had binnengebracht, Noach
voedde zijn ziel met het Woord zijns Gods.
Buiten de dood, binnen het leven.
Veilig door scheiding.
Ik weet, o God, hoe Gij mijn leven veilig stelt.
Maar mijn hart wil toeven in de deur van
het groote menschenleven 't is mij zoo eng, zoo
nauw, en soms ook nog zoo donker in Uw ark,
in Uw dienst, in Uw kerk. Dan blijf ik in de
deur wat staan, en zie het vroolijk, zingend,
onnadenkend leven aan.
Ik weet, dat Gij vroolijkheid zaait voor den
oprechte, maar dat is een andere vroolijkheid
mijn vleesch verstaat dat niet, en mijn hart is
nog zoo jong in deze nieuwe dingen.
O, wil toch Zelf, o HEERE, achter mij toe
sluiten bevestig Gij mijn ziel in Uw gemeen
schap, maak Gij mijn voet toch vast in Uwen
dienst. Leer Gij mij in den dagelijkschen arbeid,
in mijn werken, in mijn leven U te vreezen en
U te eeren.
Begenadig mij met de krachtige werking van
Uwen Geest, opdat ik in, maar toch nooit van
de wereld zij.
Ontdek mijn oog, opdat ik aanschouwe de
wonderen van Uw wet.
Trek Gij, o God en Vader van mijn Heiland,
voor mijn aangezicht heen, en wees Gij, o Isrels
God, mijn achtertocht. Opdat ik weet, dat Gij,
wanneer ik eenmaal uit dit leven scheiden moet,
en alles en allen los moet laten, mij bij de hand
gevat hebt, en Mij hebt binnen gebracht, en
achter mij hebt toegesloten.
Nieuwdorp. E. BEUKEMA.
MISLEIDENDE ACTIE.
Zoo is te noemen de actie uitgaande van de
vereeniging, die zich noemt „Kerk en Vrede"
en die bezig is aan den vrede de grootst moge
lijke schade toe te brengen.
Wanneer die actie zich nu beperkte tot een
kleinen kring zouden we er in onze Kerkbode
het zwijgen toe kunnen doen. Maar zoo is het
niet. Ook onder het volk wordt voor de mis
leidende leuze propaganda gemaakt. Ook onder
de jongeren. Ons werd een blaadje gestuurd, dat,
onder den naam „Ontwapening", naar men ons
meedeelde, op groote schaal in Zeeland ver
spreid wordt. Dat blaadje een ongeregelde
periodiek, zal verschijnen als het noodig is,
d.w.z. als men dat noodig acht bedoelt de
actie van „Kerk en Vrede" te steunen en be
gint dan met een artikel „Aan de jongeren".
Dit blaadje draagt wel een nummer wij ont
vingen nummer 1 maar vermeldt geen datum,
ook geen redactie, ook geen drukker. Wel wor
den daarin enkele adressen genoemd van pro
pagandisten voor „Kerk en Vrede".
Wie nu zonder oordeel des onderscheids van
den inhoud kennis neemt, zou kunnen meenen,
dat hier met de Schrift wordt bewezen, dat elk
Christen moet deelnemen aan wat „Kerk en
Vrede" voorstaat. Er wordt in gesproken over
den bijbel en over geloof en over het Evangelie
van Jezus Christus. En men wil dan bewijzen,
dat wie het Evangelie van Jezus Christus ge
looft nooit aan eenigen oorlog mag meedoen,
maar ten allen tijde en onder alle omstandighe
den tegen den oorlog moet zijn.
Om maar enkele stellingen te noemen. „Oor
log en oorlogstoerusting zijn onvereenigbaar met
het Christendom". „Wij moeten getuigen van
ons geloof in een toekomstige menschwaardige
maatschappij, waarin alle idealen zullen werke
lijkheid worden." Ook nog deze „Ontwapening
is geloof èn geloof in gehoorzaamheid aan het
bevel en het Evangelie van Jezus Christus". Af
gedrukt wordt ook de proclamatie van „Kerk
en Vrede", waarin deze zin „dat het elk offer
waard is om tegenover deze misdaad ernst te
maken is met de zedelijke waarheid, dat het be
ter is onrecht te lijden dan onrecht te doen".
Dat alles lijkt mooi. Maar dan toch alleen
voor iemand, die niet met oordeel des onder
scheids leest.
Om maar iets te zeggen van het laatste. In
den eersten brief van Petrus vinden we in
hoofdstuk 2, een soortgelijke gedachte uitgespro
ken. De apostel zegt daar „Want dat is ge
nade, indien iemand om het geweten voor God
zwarigheid verdraagt lijdende ten onrechte."
Maar dat die uitspraak niet mag worden ge
bruikt, zooals dat hier gebeurt, is duidelijk voor
ieder die op het verband let. In dat zelfde tweede
hoofdstuk spreekt de apostel van de koningen,
die de opperste macht hebben en van de stad
houders, die van de koningen gezonden worden
tot straf der kwaaddoeners en tot prijs derge
nen, die goed doen. En dan is er bij Petrus
overeenstemming met wat Paulus schrijft in Rom.
13, dat de overheid is Gods dienaresse, een
wreekster tot straf dengene, die kwaad doet.
Hieruit volgt, dat een overheid haar plicht
verzaakt, en dus voor God onrecht doet. wan
neer zij de boozen niet straft. Wanneer die over
heid tegenover de misdaad ernst maakt moet zij
het onrecht wreken en straffen. En die straf zal
dan zelfs een doodstraf kunnen zijn.
Niemand zal wel beweren dat de Overheids
personen dan zelf ook die straffen moeten toe
dienen. Daar heeft zij haar organen voor, haar
dienaren. Die Overheid kan dus haar dienaren
bevelen aan een misdadiger die straf uit te voe
ren. En dan moeten die dienaren gehoorzamen.
Dat leert ook die zelfde apostel Petrus, die op
wekte om liever zwarigheid te verdragen, lijden
de ten onrechte. Hij zegt daarzijt dan aller
menschelijke ordening onderdanig om des Hee-
ren wil. En iets verder Eert een iegelijk hebt
de broederschap liefvreest God eert den Ko
ning.
Maar, zegt men, dat is heel wat anders dan
oorlog. Men wil ook wel dat er politie zal blij
ven, maar er moet geen oorlog meer zijn. Zoo
sprekende, volgt men echter een onnoozele rede
neering. De opdracht aan de Overheden gege
ven is algemeen zij heeft het kwaad te wreken.
Dus niet alleen het kwaad, dat de ééne mensch
den ander aandoet, maar ook het kwaad, dat
een ander volk hun volk aandoet. Of zou dan
het kwaad-doen maar ongestraft moeten blijven
Heeft dan de Overheid niet meer haar schild
op te heffen over haar onderdanen Maar haar
opdracht van Godswege is haar onderdanen te
beschermen. En ook daarvoor heeft zij weer
haar organen. En die hier als orgaan van de
Overheid hebben te dienen, hebben dan de
Overheid te gehoorzamen. Doen zij dat niet, dan
komen zij in strijd met één der duidelijkste ge
boden Gods.
En dit is nu het fatale in de actie van „Kerk
en Vrede" dat het aanstuurt op dienstweigering,
dus tot revolutie. En wanneer dan zulke dienst
weigeraars daarom gestraft worden kunnen zij
zich niet troosten met het woord van Petrus,
dat zij lijden ten onrechte. De martelaarsglorie
komt hun niet toe.
Op dit ééne punt getoetst blijkt wel dat de
Bijbel hier misbruikt wordt en welke waarde is
te hechten aan andere uitspraken. Ontwapening
zoo zegt men is geloof. Ja, wangeloof
Welk geloof men in die kringen propageert kan
men zien in de uitspraak, dat zij „gelooven in een
toekomstige menschwaardige maatschappij, waar
in alle idealen zullen werkelijkheid worden". Het
staat er werkelijk „alle idealen zullen werke
lijkheid worden in de menschenmaatschappij."
En dat gelooven ze En dat geloof zou het
Christelijk geloof zijn Het Christelijk geloof
bij uitnemendheid
En voor dat wangeloof vragen ze offers.
Arme mensch, die daarvoor z'n offers brengt.
HEIJ.
VREDERUST.
Door kerkvisitatie in enkele kerken der Clas
sis Goes waren we tot onzen spijt verhinderd
de jaarvergadering van Vrederust bij te wonen.
Toch mag eenig verslag in onze Kerkbode
niet gemist, wijl er onder de lezers en lezeressen
velen zijn, die liefde voor die stichting hebben,
wat wel blijkt, dat er zoovelen van alle plaat
sen optrokken naar Bergen op Zoom. Daarom
het volgende
„Woensdag 9 Juli j.l. hield de Vereeniging
tot Christelijke Verzorging van Krankzinnigen
in Zeeland haar 26ste jaarvergadering te Bergen
op Zoom.
Aan de druk bezochte vergadering ging een
bidstond vooraf geleid door Ds. J. W. Swaan
van Domburg, die sprak naar aanleiding van
Rom. 12:8, de woorden: „die barmhartigheid
doet in blijmoedigheid".
Uit de jaarverslagen van Secretaris en Pen
ningmeester teekenen wij aan, dat de Vereeni
ging aan het einde van het verslagjaar telde 68
afdeelingen en 49 corporatiën, benevens een aan
tal afzonderlijke leden, in totaal 4306 leden.
In „Vrederust" werden verpleegd 715 patiën
ten, het personeel bestond uit 78 verplegers en
98 verpleegsters, In den loop van het jaar wer
den als hersteld ontslagen 38 patiënten, als ver
beterd 12 patiënten.
De exploitatie van de Stichting leverde gun
stige resultaten op, zoodat een winstcijfer van
30.990 werd verkregen. Op gebouwen, inven
taris en machines kon 108.342 worden afge
schreven, waarna de bezittingen op de balans
voorkomen tot een bedrag van 1.407.379,
waar tegenover de schulden staan tot een be
drag van 1.158.308 reserves zijn gevormd
tot een bedrag van 249.071, waarvan gebruik
wordt gemaakt om de bouwkosten van het ad
ministratiegebouw ten deele te dekken en de in
wendige inrichting der paviljoens te veranderen
in verband met de steeds verder doorgevoerde
arbeidstherapie. Aan contributiën, collecten en
giften werd een bedrag van 6042 ontvangen.
Ter vervulling van de vacatures, ontstaan door
het aftreden van de bestuursleden Ds. J. W.
Drost, C. de Jonge, J. Wisse en E. v. d. Slikke
werden gekozen de heeren Ds. P. J. F. v. Voorst
Vader van Middelburg, J. A. Dominicus van
Wemeldinge, C. J. Sonke van St. Maartensdijk
en A. Wisse van Anna Jacobapolder.
Na het huishoudelijk gedeelte der vergadering
hield Dr. O. Norel van Leeuwarden eene rede
over „Zielsziekte en asceze".
Dit ernstig en gevoelig woord werd met on
verdeelde aandacht aangehoord." A.Crt.
Naar ons werd medegedeeld is het eene goede
vergadering geweest en de rede van Dr. Norel
was naar het oordeel van hen, die bevoegd zijn
er over te oordeelen, juist geschikt voor een
dergelijke vergadering, zoodat de spreker best
kon gevolgd.
Stelle de Heere verder het werk der barm
hartigheid op „Vrederust" velen ten zegen. Tel
kens weer blijkt het, dat alles wordt gedaan om
het leed der ellendigen te verzachten en het
hoogste is en blijft ons, dat er een voortdurend
gebed opklimt om genezing en troost voor allen.
Dit worde ook door christelijk Zeeland nooit
vergeten.
DE BELIJDENIS NIET SCHAMEN.
In Mr. G. Diekema, gezant van de U. S. A.
'bij;, het Nederlandsche Hof gaf God een man,
die- zich niet schaamt bij verschillende gelegen
heden open en rond uit te komen voor zijne
geloofsovertuiging en de belijdenis, dat een volk
slechts groot is, als het zich vastklemt aan het
eeuwige Woord Gods.
Kloek sprak hij indertijd over de geschiedenis
der Afscheiding van 1834 en de vrucht daar
van, waarin ook het groote Amerika thans nog
geniet. Dezer dagen sprak Amerika's gezant te
Leiden en wel op eene vergadering van het „Pil
grim Fathers Genootschap".
Ter oriënteering zij er aan herinnerd, dat de
naam terugvoert naar de geschiedenis der En-
gelsche Kerk. De Pelgrim Fathers waren van
oorsprong Puriteinen. Sinds 1564 werd die naam
gegeven aan een groep, die niet tevreden was
met den loop der zaken in de Anglicaansche
Kerk, maar zuivering wenschte in de liturgie
en kerkinrichting zij wilden een zuivere kerk
en zuivere leer. Tijdens de regeering van Maria
de Bloedige zaten vele der uit Engeland ver
dreven geestelijken aan de voeten van Calvijn,
Beza en Bullinger, waardoor de Puriteinsche ge
dachte ongemeen werd versterkt.
Op allerlei wijze werden de Puriteinen tegen
gestaan en vervolgd ten bloede toe en eindelijk
triumfeerden de episcopalen gansch en al, vooral
onder de regeering van Jacobus I, waarmede voor
20.000 Puriteinen de tijd aanbrak om des geloofs
wil het vaderland te verlaten. Deze Puriteinen,
sinds Pilgrim Fathers genoemd, zochten bescher
ming in Nederland, het klassieke land der vrij
heid in die dagen voor allen, die terwille der
consciëntie vrijheid van godsdienst zochten.
Nu bestaat er nog altijd het „Genootschap
der Pelgrim Fathers" en het is op eene verga
dering van dat genootschap, dat gezant Diekema
sprak eene rede, waaruit we enkele dingen wil
len lichten om die onder het oog onzer lezers
te brengen, wijl ze aanvuren om, op welke plaats
God ons ook zet, toch met vrijmoedigheid te
getuigen van de kracht van Gods Woord en
den triumf des geloofs.
„De oorzaken nagaande, die tot den pelgrims
tocht leidden, herinnert Spr. er aan, dat bittere
vervolging in Engeland het deel werd van hen,
die alleen den Bijbel als toetssteen der Waar
heid wilden aanvaarden. De verdrukten besloten
te emigreeren, maar dan als een kolonie om hun
individualiteit te behouden.
Na vele moeilijkheden en teleurstellingen land
den zij te Amsterdam, waar zij van 16081609
vertoefden, om daarna naar Leiden te gaan, waar
de Universiteit destijds de lichtbron der wereld
was.