FEUILLETON. Het loten is dan een bidden. Het is dus een heilige handeling. Zoo is wel duidelijk, dat het alleen in enkele gevallen geoorloofd is en dan nog aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan. Er moet geen andere uitweg zijn om tot een beslissing te komen. En het lot moet dan met vreeze en eerbied gebruikt worden. En zoo spreekt het van zelf dat bij het ge oorloofd loten niet te denken is aan het loten in de staatsloterij en in loterijen verbonden aan tentoonstellingen, paardenmarkten enz. Tegen dergelijke loterijen is meer dan één ar gument aan te voeren om ze als ongeoorloofd te zien en het deelnemen daaraan zonde te ach ten. Wie verstaat dat loten eigenlijk bidden is en alleen mag worden gebruikt om Gods wil te kennen in gevallen, waarin een beslissing noodig is, moet al dergelijke loterijen veroordeelen. Ligt daarin het hoofdbezwaar, ook op an dere factoren is daarbij te letten, die van het or- ganiseeren van en deelnemen aan zulke lote rijen ernstig moeten afmanen. Deelnemen aan loterijen is vaak een weg tot armoede. Ook dan, wanneer eens een z.g.n. „gelukkig lot" getrokken werd. Het gewonnen geld is vaak spoedig verbrast omdat men de waarde van het geld niet kent. Aan het gewone werken is men dan ontwend. En de armoe van den aan den arbeid ontwende, is dan te meer schrijnend. In onze kringen wordt er dan ook nog altijd op aangedrongen de Staatsloterij af te schaffen. Dit moet onder ons blijven vaststaan dat loterij in dezen vorm ongeoorloofd is. HEIJ. HANDELINGEN PARTICULIERE SYNODE VAN ZEELAND. Met bekwamen spoed is gezorgd voor uitgave en verzending en het werk van de Firma Oos- terbaan en le Cointre kan geroemd. Op bladz. 28 moet geldleeningen veranderd in geldzendingen voor Magelang, zooals het ook oorspronkelijk in de geschreven copie staat. Verder viel ons niets bijzonders of zinsto- rends op. Mocht eenige Kerk of een broeder, die recht op toezending van een exemplaar heeft, deze Handelingen niet ontvangen hebben, die zij zoo goed ondergeteekende een berichtje te zenden en de fout zal zoo spoedig mogelijk hersteld. De Regeling voor Art. 19 is los ingelegd, om dat de leden van het Moderamen van oordeel waren bij het lezen van het le artikel van deze •voor sommigen onbekende Regeling, dat dit scheepje wel eerst op de helling moet voor dat het weer als zeewaardig kan beschouwd. Het Moderamen achtte het beter met opnemen in de Handelingen te wachten, totdat eene volgen de Synode nadere beslissing genomen had over mogelijke voorstellen in dezen. A. SCHEELE. Kapelle-Biezelinge, 10 Juli 1930. TENT-ZENDING. Ik had gelegenheid hier in Zierikzee in de af- geloopen week kennis te maken met de Tent- Zending. En van harte sympathiseer in met deze methode om Gods Woord te brengen tot de schare die van de kerk min of meer vervreemd is. Reeds dadelijk doet weldadig aan de eens gezindheid waarmee de belijders van den Chris tus hierin saamwerken. Daar waren Hervormde, Gereformeerde, Vrij Evangelische en Chr. Ge- ref. sprekers uitgenoodigd en zoo ik wel heb waren dan ook al deze groepen onder de spre kers vertegenwoordigd. En zoo was het onder het gehoor. Want al bedoelt de Zending in de eerste plaats het afgedwaalde te bereiken, het is te begrijpen dat ook Gods volk, dat geregeld op den Zondag opgaat, toch ook gaarne in de week de onderscheidene sprekers en hun bood schap begeert te hooren. En behalve het goede voorbeeld dat ze er mee geven kunnen ze er zelve ook nog wel een zegen ontvangen. Wij persoonlijk hebben metterdaad met zegen ge luisterd naar de kostelijke woorden van een aan tal sprekers wel van onderscheidene kerkforma- tie, maar toch één in de boodschap der genade. De samenkomsten herinnerden ons soms zij het op kleiner schaal aan de groote vergade ringen der Amerikaansche revivalisten die in hun tabernakels duizenden trekken en dat avond aan avond, en vaak ook middag aan middag. En zeker heb ik menigmaal hooren zeggen „Het is maar een stroovuur dat straks als de tabernakel, of tent, weg is weer spoedig uit gaat, en misschien de stad nog donkerder laat dan ze was", maar daar ben ik het niet mee eens. Al geef ik van harte toe dat we des Zon dags in de prediking des Woords ook die bui tenstaan moeten zien te trekken, dat de kerk ook in haar prediking een moeder moet zijn om den Christus Gods te verkondigen als den Zaligmaker die het verlorene en weggedrevene zoekt, toch blijkt er altijd een groote schare te zijn die niet door de kerk door haar ge wonen dienst des Woords bereikt wordt, maar HET GEZIN VAN JASPER HOGEWEG. VII (Slot) Eenige dagen later. Jasper en z'n vrouw zit ten op de bank voor het huis. Daar komt een auto aangetuft en een oogenblik later staat de notaris voor hen. „Jasper ik wou jou en je vrouw even spre ken. Hebben jullie een oogenblik voor mij." „Wel twee oogenblikken ook, mijnheer de no taris", luidde het vroolijke antwoord van Jasper. Maar de notaris antwoordde niet op deze aar digheid. Hij keek heel ernstig. En zoodra ze in de huiskamer gezeten waren, begon hij „Jasper, de mijnheer, die je deze boerderij heeft gegeven, is heel erg ziek. Hij verlangt naar je en zou graag willen, dat jij en je vrouw bij hem kwam. Alleen, hij is bang, dat je erg boos op hem bent." „Ik boos op mijn weldoener, mijnheer de no taris riep Jasper uit, „dat kan toch niet, ziet hij mij dan voor zoo ondankbaar aan. O, mijn heer de notaris, noem mij den naam van mijn zieken weldoener en ik vlieg naar hem toe. Maar wel door de methode van tentzending en an dere wijzen van evangelisatie benaderd kon worden. Het viel mij op hoe hier in Zierikzee scharen, ook van onderscheiden maatschappe- lijken stand en rang, zich naar de tent heen begaven. En ik heb in Amerika en hier te rijken zegen van de evangelisatie en tent- of tabernakel- Zending gezien, om er niet van harte mee te sympathiseeren. Laat Christus toch verkondigd worden, op allerlei wijze Zijn Woord zal niet ledig wederkeeren. En als de menschen niet naar het Evangelie in de kerk komen laat ons dan het Evangelie uit de kerk naar de menschen brengen. En wat een genot als we dan, bij zooveel verdeeldheid en gekibbel als de kerken Christi verdeelt, als men dan saam werken kan om het Evangelie van den Zaligmaker tot de verloren wereld te brengen. Die saamwerking trof mij. In Amerika is zulk een Zending meest de zaak van een of ander revivalist die met zijn organisatie rondtrekt. Hier treden onder scheidene sprekers, uit onderscheidene kerken groepen op. Variis modis bene fit. Zoowel de eene als de andere manier kan zegen brengen. Als de Zending van één persoon uitgaat dan weet deze Zendeling de richting waarin hij stuurt, hij beheerscht ook het belijdend karak ter der Zending. En het komt mij voor dat ook de organisatie er bij wint. B.v. in publiciteit, in voorbereiding, keuze van onderwerpen, fi- nantiën, enz. Misschien ware er in sommige op zichten van de Amerikaansche methoden te lee- ren. Tenzij men erkende, groote revivalisten, of evangelisten, heeft komt de methode om on derscheidene sprekers in een campagne te laten optreden mij wel verkieselijk voor. Maar ik ont veins mij de moeilijkheden aan deze methode verbonden niet. Allereerst is het niet gemakke lijk om een voldoend aantal geschikte sprekers te krijgen. Onder geschikte sprekers versta ik sprekers die onverzwakt het evangelie van Gods genade in Christus voor verloren zondaren pre diken, en die dat doen op eenvoudige en pak kende wijze. Een geleerde predikatie behoort in de tent niet thuis. Nog veel minder een „evangelie" van zelfheiliging. En hier vermenig vuldigen de moeilijkheden bij deze methode. En de gevaren. Het is niet gemakkelijk de rechte sprekers te krijgen en toch moet er voor dien en dien avond nog een spreker wezen, dus maar niet te nauw toegezien. Zoo kon gebeuren. En toch alleen het duidelijk en onverwaterd evangelie van Christus' zoendood voor onze zonden, en van de noodzakelijkheid der weder geboorte door den H. Geest, kan een middel zijn voor waren zegen. En dit is dan ook de conditie waarop onze medewerking staat of valt. Over het geheel genomen hebben we met ge noegen met de Zuider Tentzending kennis ge maakt. Hier en daar valt te verbeteren en we hopen ze zal steeds open oog voor de daareven genoemde gevaren hebben. Maar zóó verstaan is hartelijke saamwerking mogelijk. En bidden we haar Gods rijken zegen toe. En dan is er zooveel te doen. Ook nog in Zeeland. Hier op Schouwen- en Duiveland zijn onder scheidene moderne plaatsen. Onlangs nog ver telde mij een jongeling die door het Woord Gods getroffen was, hoe zijn moderne dominee hem en zijn ouders kwam opzetten tegen de Geref. leer. Deze leer dat God „eerst het bloed van Jezus moest zien aleer Hij kon vergeven" noem de deze „leeraar" een „krankzinnige leer". Niet vreeselijk Ik wenschte dat de tentzending zich ook den nood van het volk op zulke dorpen mocht aantrekken. Natuurlijk moeten de kerken niet vergeten niet alleen het werk voor te be reiden maar ook op te volgen. Het eindresultaat moet zijn, niet van de kerk af, maar naar de kerk toe. Namelijk daarheen te leiden om blij vende bearbeiding en tehuis te doen zoeken waar Gods Woord recht verkondigd wordt en de sacramenten bediend naar de instelling van Christus. De zaak der evangelisatie is hier in menig opzicht zooveel gemakkelijker en heerlij ker dan b.v. in Amerika. Als daar menschen door onze Zending getrokken werden dan wa ren dat soms menschen van allerlei naties, als Joden, Polen, Russen, Italianen enz. enz. Het was min of meer een probleem wat men dan eigenlijk met deze door het Woord getroffenen moest doen. In onze Geref. Kerken van Holland- sche afkomst gevoelden zulken menschen zich niet best thuis. Ze waren door nationalen aanleg zoo anders. Hier hebben we ons eigen volk. En hun kinderen zijn de kinderen van ons volk. Daar is één taal, één nationale opvatting, éen nationale mentaliteit en zooveel meer. Inderdaad we hebben hier bijzondere schoone gelegenheden ook voor blijvende vrucht. Laat ons de gele genheden gebruiken. Ook de tentzending. Moge ze meer een kracht worden. Waar we allen als belijdende christenen uit onderscheidene kerken groepen als een eenig man niet alleen achter staan, maar ook, daarin en daarvoor staan. VAN LONKHUIJZEN. Zie mijn Billy Sunday, J. H. Kok, Kampen, p. 36, 37. zeg dan toch den naam, voor het te laat is, voor hij gestorven is. O, ik zou mijn leven willen op offeren voor dien man, die mij zoo met welda den heeft overladen, die altijd zoo goed voor mij geweest is." „Je vergist je", zei de notaris rustig, „die man is altijd heel slecht voor je geweest." En toen Jasper en z'n vrouw hem met groote verwondering aankeken, ging hij voort „Luister Jasper, ik zal je een geschiedenis ver tellen, die je tot in het diepst van je ziel zal aangrijpen, maar tracht je kalm te houden. Jij heet Jasper Hogeweg en die zoogenaamde weldoener van je heet ook Hogeweg, want hij is je vader. Toen jij geboren bent, heeft hij zich echter niet als een vader gedragen, maar heeft je ergens neergelegd als vondeling. Later heeft hij spijt gekregen om zijn kwaad althans een beetje goed te maken, heeft hij je eerst duizend gulden gegeven en daarna een heele boerderij. Meermalen is hij op het punt geweest je te bezoeken en je mee te deelen, wie hij was, maar hij durfde niet. Hij vreesde, dat je kwaad zou worden. Maar thans, nu hij voelt, dat zijn einde nadert, wordt het verlangen hem te sterk, wenscht hij je om vergeving te smeeken, voor hij de groote reis onderneemt. Kan je vergeven ZENDING. Magelang, 30 Mei '30. Amice, De vorige keer schreef ik U over Djoema en de hoopvolle vooruitzichten, die de arbeid daar heeft nu noodig ik U uit om eens mee te gaan naar Blondo. Zooals ge weet is daar een armen- kolonie, waar we reeds veel zegen op de pre diking van het Evangelie mochten ontvangen. Bijna elke keer dat ik er kom om het H. Avond maal te bedienen zijn er enkele van de bewo ners die de H. Doop begeeren ook de laatste keer en toen werd ik getroffen door den ellen- digen toestand waarin een paar doopcandidaten verkeerde. Het is de gewoonte, dat op den Zondag, dat het Avondmaal gevierd wordt, alle deelnemers reeds bij het begin aan tafel gaan zitten, ook zij, die gedoopt zullen worden. Maar van de drie, die den Doop begeerden zaten er twee op den grond zij konden niet loopen en niet op een bank zitten de een was lam en de ander miste zijn beide beenen deze laatste had vroeger in Deli gewerkt, waar hij het eerste been moest missen en toen hij als ongeschikt voor den arbeid naar Java werd teruggezonden ont stond er een ziekte in het andere been, waar door ook het tweede been moest worden afgezet. Gelukkig kwam hij in Blondo terechtindien hij in de Javaansche samenleving ware gebleven dan zou zich ellende op ellende gestapeld heb ben en zou hij gevoeld hebben hoe het gemis van zijn beenen gepaard ging met gemis van eenige sympathie en hulp men voelt in de Ja vaansche samenleving zulke menschen als last posten, die telkens geholpen moeten worden en voor de levensbehoeften niets kunnen bijdragen. In Blondo werd hij goed verzorgd en getracht zijn leven nog zoo aangenaam mogelijk te ma ken er werden een paar handklosjes aange schaft en zoo leerde hij, terwijl de stompjes der beenen op een zeiltje rustten, zich voort- schuiven op het erf der kolonie, zoo schuift hij naar de werkplaats, waar hij ook nog wat meewerkt, zoo schuift hij naar zijn amben, waar op hij slaapt, maar als de bewoners van Blondo aan tafel hun maaltijd gebruikten, zat hij er bij op den grond. Zijn weg was echter niet alleen naar Blondo geleid, om daar hulp voor 't li chaam te ontvangen, hij werd ook een belang stellend luisteraar als het Evangelie gepredikt werd hij had een goed verstand, begreep wat er in de samenkomsten werd onderwezen en de begeerte rijpte om door de H. Doop aan de gemeente te worden toegevoegd. En dien Doop heeft hij ter gelegenheid van de laatste Avond maalsviering aldaar ontvangen. Daar zat hij leunend tegen den muur op den grond hij heeft veel gezworven in zijn leven hij had indertijd zijn land verlaten om elders meer vooruit te kunnen komen met een goed verstand begiftigd lukte hem dit ook aanvan kelijk maar toen kwamen de tegenslagen, werd hij teruggebracht naar Java en werd alles zoo geleid, dat hij als een arme stumperd werd op genomen in Blondo, opdat hij nu daar den Heere Jezus zou leeren kennen. Wonderlijk maar wat een blijdschap dat alles daar ten slotte op uit liep. In zijn hart leeft nu ook de wensch om eenmaal zijn God volkomen te verheerlijken en ook voor hem in vervulling gaatmaar 't vrome volk in U verheugd, zal huppelen van ziele- vreugd, daar zij hun wensch verkrijgen. De derde die gedoopt werd, was een vrouw zij knielde neer bij den Doop, de eenige van het drietal die knielen kon van haar levensgeschie denis weet ik weinig, maar ik werd getroffen door den blijden glans, die op haar gelaat lag, toen zij opstond na den Doop haar gelaat sprak van het geluk, dat zij gevonden had, van de parel van eenige waarde, die haar deel was geworden. Zulke morgens zijn heerlijkGods ontfermende genade komt dan zoo schitterend uit, dan zingt ge met nieuwe ontroering Nooddruftigen zal Hij verschoonen Aan armen uit gena Zijn hulpe ter verlossing toonen Hij slaat hun zielen ga. Als steeds Uwe A. MERKELIJN. TWEETAL TE Kollum L. Oranje Cz. te Laren. D. Zwart te Oudemirdum. BEROEPEN TE Oostburg E. T. v. d. Bom, Cand. te Renkum. AchlumH. Zandbergen, Cand. te Enschedé. Jasper, wil je met mij meegaan Jasper en Sara gaan voorzichtig de slaapka mer binnen in een groot heerenhuis in de stad. Als ze binnen zijn, tracht een grijsaard zich op te richten. Een verpleegster snelt toe om hem te ondersteunen en dan vertelt de kranke moeizaam hoe slecht zijn leven is geweest „Toen jij geboren werd, Jasper, stierf jouw nog zeer jonge moeder. Ik was zelf ook nog heel jong. Dat het kind geboren moest worden, wist, behalve je moeder en ik, alleen een sluwe oude vrouw. Zij raadde mij aan je te vondeling te leggen en ik heb dien raad opgevolgd. Toen heb ik van het leven genomen wat er van te nemen was. Ik heb gegeten en gedronken en ben vroolijk geweest. Maar toch dacht ik voort durend aan mijn kind. Ik ging ook al zijn gan gen na en in die dagen, dat mijn jongen zich aan den drank overgaf, heb ik geleden, zooals alleen een vader of moeder kan lijden. Jouw slecht gedrag toen heeft mij tot inkeer gebracht. Dikwijls heb ik je gadegeslagen, zonder dat je het wist, maar nooit durfde ik mij aan je bekend te maken, uit vrees dat je mij zou vervloeken..." Nog veel meer had de kranke willen vertellen, echter zijn krachten ontzinken hem. Met een Smilde J. J. Bouwman te Almelo. Giessen O.- en N.-kerk E. F. v. d. Born, Cand. te Renkum. AANGENOMEN NAAR Culemborg H. M. Ploeger te Appelscha. BEDANKT VOOR Amersfoort (vac. F. A. den Boeft) G. C. Berkouwer te Oudehorne. Klaaswaal-Numansdorp: J. B. Vanhaelen te Hoek Goes. De kerk raakt voltooid. Weldra worden geplaatst de eikenhouten banken met op klapbare zittingen. Oude kerk sluit 24 Aug. Ingebruikneming nieuwe Donderdag 28 Aug. Te Souburg is het drietal, gesteld bij de Geref. Kerk, door den Kerkeraad nietig ver klaard, daar een der candidaten zich terugge trokken heeft. De heer R. Kuiper, voorganger bij de Geref. Kerk van Schiermonnikoog, werd als zoodanig bij de Geref. Kerk van Hindeloopen bevestigd door Ds. D. Zwart, van Oudemirdum. Den nieuwen voorganger werd toegezongen Ps. 134 3 en nadat oud. A. de Boer nog gesproken heeft Ps. 121:2. Cand. J. D. van Ginhoven, van Middel burg, deed Zondag j.l. zijn intrede bij de Geref. Kerk van Vledder, na bevestiging door Prof. Dr. G. Ch. Aalders, van Hilversum. De nieuwe leeraar deed zijn intrede met een predikatie over 2 Petr. 1 vs. 12. Na de predikatie werd de jonge predikant toegesproken door Ds. H. A. Dijkstra, van Diever, namens de classis Beilen en door den heer Joh. de Vries, hoofd der Chr. School, te Nijensleek, namens kerkeraad en schoolbe stuur. Door de Classis Heerenveen werd pe remptoir geëxamineerd en met algemeene stem men toegelaten tot den dienst des Woords en der Sacramenten, de heer M. den Boer, van Zierikzee, laatstelijk hulpprediker te Haarlem, thans beroepen predikant der Geref. Kerk te Oudeschoot. De intrede te Oudeschoot zal plaats hebben D.V. Zondag 24 Augustus. Als bevestiger hoopt op te treden Ds. J. Sijbesma, van Dedemsvaart. Op de verleden week te Brussel gehouden Synode van de Belgische Christelijke Zendings kerk is Ds. J. C. B. Eykman J.Cz., van Ant werpen, benoemd tot afgevaardigde naar de a.s. Synode der Geref. Kerken in Nederland. In de vergadering van het Curatorium der Theol. School te Kampen is gekozen tot praeses Ds. J. L. Schouten te Amsterdam, tot scriba Dr. K. Dijk te 's-Gravenhage, tot asses sor Ds. R. J. van der Veen te Goes en tot adjunct-scriba Dr. G. Keizer te Rheden-De Steeg. Het Curatorium heeft besloten tot de Gene rale Synode der Geref. Kerken te Kampen het verzoek te richten het admissie-examen aan de Theol. School af te schaffen. Te Drachten werd aan de Geref. Kerk een gift van 1000 geschonken, waarvan ƒ500 bestemd is voor de Kerk en 500 voor de diaconie, speciaal voor de huisvesting van ouden van dagen. Als uitgave van de Geref. Zondagsschool- vereeniging „Jachin" is bij den uitgever A. Ver leur te Haarlem te verkrijgen„De Zondags school", ter herdenking van haar 150-jarig be staan, door Ds. J. P. Tazelaar. Deze herdenkingsuitgave bevat de geschiede nis van de Zondagsschool, waaraan de beteeke- nis van de gelijkenis van het mosterdzaad vooraf gaat. Achtereenvolgens staat de schrijver stil bij den stichter van de eerste Zondagsschool, Robert Raikes, in Juli 1780, bij de eerste Zon dagsschool in ons land, bij haar krachtige uit breiding, bij den wereldbond van Zondagsscho len en bij de heerlijke vruchten voor het maat schappelijk en godsdienstig leven, terwijl ten slotte de beteekenis van de boodschap van de Zondagsschool in het leven wordt aangetoond. Voor de samenstelling van dit werkje, dat met foto's is verlucht, had men geen beter auteur kunnen kiezen In de ,,'s-Gravenhaagsche Kerkbode" schrijft Dr. M. M. den Hertog, Ned. Herv. pre dikant te Den Haag, o.a. het volgende „Het is ruim twintig jaar geleden, dat ik een beroep ontving naar Apeldoorn. Zooals gewoon te voorschrijft, ging ik er een bezoek brengen, of zooals de geijkte uitdrukking in die dagen was, ging ik er „kijken", 's Middags zou er een receptie zijn. In de consistoriekamer hadden zich tal van belangstellende gemeenteleden vereenigd. Een emeritus-predikant kwam naar me toe om me aan het verstand te brengen, hoe zinledig het was al die menschen langs me heen te laten gaan en me de hand te laten drukken. Hij vond het beter de menschen in de kerk plaats te la- zwakke stem komt dan eindelijk nog de groote vraag „Mijn jongen kan je mij vergeven Als eenig antwoord werpt Jasper zich op de knieën voor de sponde en grijpt de klamme hand van den zieke, die hij met kussen overlaadt. De kranke houdt thans de oogen gesloten. Een vredige glimlach verheldert zijn aangezicht. „Dat is het einde", constateert de verpleeg ster. Maar hoor, daar gaat nogmaals de mond open en een zwakke stem fluistert „God is goed. Hij heeft mij alles vergeven. Mijn jongen, wil je me één ding beloven „Alles vader", snikt Jasper. „Ga-dan-met-Sara-en-de-kinderen-naar-de- kerk En Jasper houdt woord. Trouw gaat hij naar de kerk met vrouw en kinderen. En het Woord Gods wordt gezaaid. Zou het ook bij Jasper vruchten afwerpen Als ge die vraag aan Sara stelt, antwoordt ze vol overtuiging„Natuurlijk, het Woord Gods keert nooit ledig weder". S. BRANDSMA. EINDE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1930 | | pagina 2