FEUILLETON.
Het loten is dan een bidden. Het is dus een
heilige handeling. Zoo is wel duidelijk, dat het
alleen in enkele gevallen geoorloofd is en dan
nog aan bepaalde voorwaarden moet worden
voldaan. Er moet geen andere uitweg zijn om
tot een beslissing te komen. En het lot moet
dan met vreeze en eerbied gebruikt worden.
En zoo spreekt het van zelf dat bij het ge
oorloofd loten niet te denken is aan het loten
in de staatsloterij en in loterijen verbonden aan
tentoonstellingen, paardenmarkten enz.
Tegen dergelijke loterijen is meer dan één ar
gument aan te voeren om ze als ongeoorloofd
te zien en het deelnemen daaraan zonde te ach
ten.
Wie verstaat dat loten eigenlijk bidden is en
alleen mag worden gebruikt om Gods wil te
kennen in gevallen, waarin een beslissing noodig
is, moet al dergelijke loterijen veroordeelen.
Ligt daarin het hoofdbezwaar, ook op an
dere factoren is daarbij te letten, die van het or-
ganiseeren van en deelnemen aan zulke lote
rijen ernstig moeten afmanen.
Deelnemen aan loterijen is vaak een weg tot
armoede. Ook dan, wanneer eens een z.g.n.
„gelukkig lot" getrokken werd. Het gewonnen
geld is vaak spoedig verbrast omdat men de
waarde van het geld niet kent. Aan het gewone
werken is men dan ontwend. En de armoe van
den aan den arbeid ontwende, is dan te meer
schrijnend.
In onze kringen wordt er dan ook nog altijd
op aangedrongen de Staatsloterij af te schaffen.
Dit moet onder ons blijven vaststaan dat loterij
in dezen vorm ongeoorloofd is. HEIJ.
HANDELINGEN PARTICULIERE SYNODE
VAN ZEELAND.
Met bekwamen spoed is gezorgd voor uitgave
en verzending en het werk van de Firma Oos-
terbaan en le Cointre kan geroemd.
Op bladz. 28 moet geldleeningen veranderd
in geldzendingen voor Magelang, zooals het ook
oorspronkelijk in de geschreven copie staat.
Verder viel ons niets bijzonders of zinsto-
rends op.
Mocht eenige Kerk of een broeder, die recht
op toezending van een exemplaar heeft, deze
Handelingen niet ontvangen hebben, die zij zoo
goed ondergeteekende een berichtje te zenden
en de fout zal zoo spoedig mogelijk hersteld.
De Regeling voor Art. 19 is los ingelegd, om
dat de leden van het Moderamen van oordeel
waren bij het lezen van het le artikel van deze
•voor sommigen onbekende Regeling, dat dit
scheepje wel eerst op de helling moet voor dat
het weer als zeewaardig kan beschouwd. Het
Moderamen achtte het beter met opnemen in
de Handelingen te wachten, totdat eene volgen
de Synode nadere beslissing genomen had over
mogelijke voorstellen in dezen.
A. SCHEELE.
Kapelle-Biezelinge, 10 Juli 1930.
TENT-ZENDING.
Ik had gelegenheid hier in Zierikzee in de af-
geloopen week kennis te maken met de Tent-
Zending. En van harte sympathiseer in met deze
methode om Gods Woord te brengen tot de
schare die van de kerk min of meer vervreemd is.
Reeds dadelijk doet weldadig aan de eens
gezindheid waarmee de belijders van den Chris
tus hierin saamwerken. Daar waren Hervormde,
Gereformeerde, Vrij Evangelische en Chr. Ge-
ref. sprekers uitgenoodigd en zoo ik wel heb
waren dan ook al deze groepen onder de spre
kers vertegenwoordigd. En zoo was het onder
het gehoor. Want al bedoelt de Zending in de
eerste plaats het afgedwaalde te bereiken, het
is te begrijpen dat ook Gods volk, dat geregeld
op den Zondag opgaat, toch ook gaarne in de
week de onderscheidene sprekers en hun bood
schap begeert te hooren. En behalve het goede
voorbeeld dat ze er mee geven kunnen ze er
zelve ook nog wel een zegen ontvangen. Wij
persoonlijk hebben metterdaad met zegen ge
luisterd naar de kostelijke woorden van een aan
tal sprekers wel van onderscheidene kerkforma-
tie, maar toch één in de boodschap der genade.
De samenkomsten herinnerden ons soms zij
het op kleiner schaal aan de groote vergade
ringen der Amerikaansche revivalisten die in
hun tabernakels duizenden trekken en dat avond
aan avond, en vaak ook middag aan middag.
En zeker heb ik menigmaal hooren zeggen
„Het is maar een stroovuur dat straks als de
tabernakel, of tent, weg is weer spoedig uit
gaat, en misschien de stad nog donkerder laat
dan ze was", maar daar ben ik het niet mee
eens. Al geef ik van harte toe dat we des Zon
dags in de prediking des Woords ook die bui
tenstaan moeten zien te trekken, dat de kerk
ook in haar prediking een moeder moet zijn
om den Christus Gods te verkondigen als den
Zaligmaker die het verlorene en weggedrevene
zoekt, toch blijkt er altijd een groote schare
te zijn die niet door de kerk door haar ge
wonen dienst des Woords bereikt wordt, maar
HET GEZIN VAN JASPER HOGEWEG.
VII (Slot)
Eenige dagen later. Jasper en z'n vrouw zit
ten op de bank voor het huis. Daar komt een
auto aangetuft en een oogenblik later staat de
notaris voor hen.
„Jasper ik wou jou en je vrouw even spre
ken. Hebben jullie een oogenblik voor mij."
„Wel twee oogenblikken ook, mijnheer de no
taris", luidde het vroolijke antwoord van Jasper.
Maar de notaris antwoordde niet op deze aar
digheid. Hij keek heel ernstig. En zoodra ze in
de huiskamer gezeten waren, begon hij
„Jasper, de mijnheer, die je deze boerderij
heeft gegeven, is heel erg ziek. Hij verlangt naar
je en zou graag willen, dat jij en je vrouw bij
hem kwam. Alleen, hij is bang, dat je erg boos
op hem bent."
„Ik boos op mijn weldoener, mijnheer de no
taris riep Jasper uit, „dat kan toch niet, ziet
hij mij dan voor zoo ondankbaar aan. O, mijn
heer de notaris, noem mij den naam van mijn
zieken weldoener en ik vlieg naar hem toe. Maar
wel door de methode van tentzending en an
dere wijzen van evangelisatie benaderd kon
worden. Het viel mij op hoe hier in Zierikzee
scharen, ook van onderscheiden maatschappe-
lijken stand en rang, zich naar de tent heen
begaven.
En ik heb in Amerika en hier te rijken zegen
van de evangelisatie en tent- of tabernakel-
Zending gezien, om er niet van harte mee te
sympathiseeren. Laat Christus toch verkondigd
worden, op allerlei wijze Zijn Woord zal niet
ledig wederkeeren. En als de menschen niet naar
het Evangelie in de kerk komen laat ons dan
het Evangelie uit de kerk naar de menschen
brengen. En wat een genot als we dan, bij
zooveel verdeeldheid en gekibbel als de kerken
Christi verdeelt, als men dan saam werken kan
om het Evangelie van den Zaligmaker tot de
verloren wereld te brengen. Die saamwerking
trof mij. In Amerika is zulk een Zending meest
de zaak van een of ander revivalist die met
zijn organisatie rondtrekt. Hier treden onder
scheidene sprekers, uit onderscheidene kerken
groepen op. Variis modis bene fit. Zoowel de
eene als de andere manier kan zegen brengen.
Als de Zending van één persoon uitgaat dan
weet deze Zendeling de richting waarin hij
stuurt, hij beheerscht ook het belijdend karak
ter der Zending. En het komt mij voor dat ook
de organisatie er bij wint. B.v. in publiciteit,
in voorbereiding, keuze van onderwerpen, fi-
nantiën, enz. Misschien ware er in sommige op
zichten van de Amerikaansche methoden te lee-
ren. Tenzij men erkende, groote revivalisten,
of evangelisten, heeft komt de methode om on
derscheidene sprekers in een campagne te laten
optreden mij wel verkieselijk voor. Maar ik ont
veins mij de moeilijkheden aan deze methode
verbonden niet. Allereerst is het niet gemakke
lijk om een voldoend aantal geschikte sprekers
te krijgen. Onder geschikte sprekers versta ik
sprekers die onverzwakt het evangelie van Gods
genade in Christus voor verloren zondaren pre
diken, en die dat doen op eenvoudige en pak
kende wijze. Een geleerde predikatie behoort
in de tent niet thuis. Nog veel minder een
„evangelie" van zelfheiliging. En hier vermenig
vuldigen de moeilijkheden bij deze methode. En
de gevaren. Het is niet gemakkelijk de rechte
sprekers te krijgen en toch moet er voor dien
en dien avond nog een spreker wezen, dus
maar niet te nauw toegezien. Zoo kon gebeuren.
En toch alleen het duidelijk en onverwaterd
evangelie van Christus' zoendood voor onze
zonden, en van de noodzakelijkheid der weder
geboorte door den H. Geest, kan een middel
zijn voor waren zegen. En dit is dan ook de
conditie waarop onze medewerking staat of valt.
Over het geheel genomen hebben we met ge
noegen met de Zuider Tentzending kennis ge
maakt. Hier en daar valt te verbeteren en we
hopen ze zal steeds open oog voor de daareven
genoemde gevaren hebben. Maar zóó verstaan
is hartelijke saamwerking mogelijk. En bidden
we haar Gods rijken zegen toe. En dan is er
zooveel te doen. Ook nog in Zeeland.
Hier op Schouwen- en Duiveland zijn onder
scheidene moderne plaatsen. Onlangs nog ver
telde mij een jongeling die door het Woord Gods
getroffen was, hoe zijn moderne dominee hem
en zijn ouders kwam opzetten tegen de Geref.
leer. Deze leer dat God „eerst het bloed van
Jezus moest zien aleer Hij kon vergeven" noem
de deze „leeraar" een „krankzinnige leer". Niet
vreeselijk Ik wenschte dat de tentzending zich
ook den nood van het volk op zulke dorpen
mocht aantrekken. Natuurlijk moeten de kerken
niet vergeten niet alleen het werk voor te be
reiden maar ook op te volgen. Het eindresultaat
moet zijn, niet van de kerk af, maar naar de
kerk toe. Namelijk daarheen te leiden om blij
vende bearbeiding en tehuis te doen zoeken waar
Gods Woord recht verkondigd wordt en de
sacramenten bediend naar de instelling van
Christus. De zaak der evangelisatie is hier in
menig opzicht zooveel gemakkelijker en heerlij
ker dan b.v. in Amerika. Als daar menschen
door onze Zending getrokken werden dan wa
ren dat soms menschen van allerlei naties, als
Joden, Polen, Russen, Italianen enz. enz. Het
was min of meer een probleem wat men dan
eigenlijk met deze door het Woord getroffenen
moest doen. In onze Geref. Kerken van Holland-
sche afkomst gevoelden zulken menschen zich
niet best thuis. Ze waren door nationalen aanleg
zoo anders. Hier hebben we ons eigen volk.
En hun kinderen zijn de kinderen van ons volk.
Daar is één taal, één nationale opvatting, éen
nationale mentaliteit en zooveel meer. Inderdaad
we hebben hier bijzondere schoone gelegenheden
ook voor blijvende vrucht. Laat ons de gele
genheden gebruiken. Ook de tentzending. Moge
ze meer een kracht worden. Waar we allen als
belijdende christenen uit onderscheidene kerken
groepen als een eenig man niet alleen achter
staan, maar ook, daarin en daarvoor staan.
VAN LONKHUIJZEN.
Zie mijn Billy Sunday, J. H. Kok, Kampen,
p. 36, 37.
zeg dan toch den naam, voor het te laat is, voor
hij gestorven is. O, ik zou mijn leven willen op
offeren voor dien man, die mij zoo met welda
den heeft overladen, die altijd zoo goed voor
mij geweest is."
„Je vergist je", zei de notaris rustig, „die man
is altijd heel slecht voor je geweest."
En toen Jasper en z'n vrouw hem met groote
verwondering aankeken, ging hij voort
„Luister Jasper, ik zal je een geschiedenis ver
tellen, die je tot in het diepst van je ziel zal
aangrijpen, maar tracht je kalm te houden.
Jij heet Jasper Hogeweg en die zoogenaamde
weldoener van je heet ook Hogeweg, want hij
is je vader. Toen jij geboren bent, heeft hij zich
echter niet als een vader gedragen, maar heeft
je ergens neergelegd als vondeling. Later heeft
hij spijt gekregen om zijn kwaad althans een
beetje goed te maken, heeft hij je eerst duizend
gulden gegeven en daarna een heele boerderij.
Meermalen is hij op het punt geweest je te
bezoeken en je mee te deelen, wie hij was, maar
hij durfde niet. Hij vreesde, dat je kwaad zou
worden. Maar thans, nu hij voelt, dat zijn einde
nadert, wordt het verlangen hem te sterk,
wenscht hij je om vergeving te smeeken, voor
hij de groote reis onderneemt. Kan je vergeven
ZENDING.
Magelang, 30 Mei '30.
Amice,
De vorige keer schreef ik U over Djoema en
de hoopvolle vooruitzichten, die de arbeid daar
heeft nu noodig ik U uit om eens mee te gaan
naar Blondo. Zooals ge weet is daar een armen-
kolonie, waar we reeds veel zegen op de pre
diking van het Evangelie mochten ontvangen.
Bijna elke keer dat ik er kom om het H. Avond
maal te bedienen zijn er enkele van de bewo
ners die de H. Doop begeeren ook de laatste
keer en toen werd ik getroffen door den ellen-
digen toestand waarin een paar doopcandidaten
verkeerde.
Het is de gewoonte, dat op den Zondag, dat
het Avondmaal gevierd wordt, alle deelnemers
reeds bij het begin aan tafel gaan zitten, ook
zij, die gedoopt zullen worden. Maar van de
drie, die den Doop begeerden zaten er twee op
den grond zij konden niet loopen en niet op
een bank zitten de een was lam en de ander
miste zijn beide beenen deze laatste had
vroeger in Deli gewerkt, waar hij het eerste
been moest missen en toen hij als ongeschikt voor
den arbeid naar Java werd teruggezonden ont
stond er een ziekte in het andere been, waar
door ook het tweede been moest worden afgezet.
Gelukkig kwam hij in Blondo terechtindien
hij in de Javaansche samenleving ware gebleven
dan zou zich ellende op ellende gestapeld heb
ben en zou hij gevoeld hebben hoe het gemis
van zijn beenen gepaard ging met gemis van
eenige sympathie en hulp men voelt in de Ja
vaansche samenleving zulke menschen als last
posten, die telkens geholpen moeten worden en
voor de levensbehoeften niets kunnen bijdragen.
In Blondo werd hij goed verzorgd en getracht
zijn leven nog zoo aangenaam mogelijk te ma
ken er werden een paar handklosjes aange
schaft en zoo leerde hij, terwijl de stompjes
der beenen op een zeiltje rustten, zich voort-
schuiven op het erf der kolonie, zoo schuift
hij naar de werkplaats, waar hij ook nog wat
meewerkt, zoo schuift hij naar zijn amben, waar
op hij slaapt, maar als de bewoners van Blondo
aan tafel hun maaltijd gebruikten, zat hij er bij
op den grond. Zijn weg was echter niet alleen
naar Blondo geleid, om daar hulp voor 't li
chaam te ontvangen, hij werd ook een belang
stellend luisteraar als het Evangelie gepredikt
werd hij had een goed verstand, begreep wat
er in de samenkomsten werd onderwezen en de
begeerte rijpte om door de H. Doop aan de
gemeente te worden toegevoegd. En dien Doop
heeft hij ter gelegenheid van de laatste Avond
maalsviering aldaar ontvangen.
Daar zat hij leunend tegen den muur op den
grond hij heeft veel gezworven in zijn leven
hij had indertijd zijn land verlaten om elders
meer vooruit te kunnen komen met een goed
verstand begiftigd lukte hem dit ook aanvan
kelijk maar toen kwamen de tegenslagen, werd
hij teruggebracht naar Java en werd alles zoo
geleid, dat hij als een arme stumperd werd op
genomen in Blondo, opdat hij nu daar den Heere
Jezus zou leeren kennen. Wonderlijk maar wat
een blijdschap dat alles daar ten slotte op uit
liep. In zijn hart leeft nu ook de wensch om
eenmaal zijn God volkomen te verheerlijken en
ook voor hem in vervulling gaatmaar 't vrome
volk in U verheugd, zal huppelen van ziele-
vreugd, daar zij hun wensch verkrijgen.
De derde die gedoopt werd, was een vrouw
zij knielde neer bij den Doop, de eenige van het
drietal die knielen kon van haar levensgeschie
denis weet ik weinig, maar ik werd getroffen
door den blijden glans, die op haar gelaat lag,
toen zij opstond na den Doop haar gelaat sprak
van het geluk, dat zij gevonden had, van de
parel van eenige waarde, die haar deel was
geworden. Zulke morgens zijn heerlijkGods
ontfermende genade komt dan zoo schitterend
uit, dan zingt ge met nieuwe ontroering
Nooddruftigen zal Hij verschoonen
Aan armen uit gena
Zijn hulpe ter verlossing toonen
Hij slaat hun zielen ga.
Als steeds
Uwe
A. MERKELIJN.
TWEETAL TE
Kollum L. Oranje Cz. te Laren.
D. Zwart te Oudemirdum.
BEROEPEN TE
Oostburg E. T. v. d. Bom, Cand. te Renkum.
AchlumH. Zandbergen, Cand. te Enschedé.
Jasper, wil je met mij meegaan
Jasper en Sara gaan voorzichtig de slaapka
mer binnen in een groot heerenhuis in de stad.
Als ze binnen zijn, tracht een grijsaard zich
op te richten. Een verpleegster snelt toe om
hem te ondersteunen en dan vertelt de kranke
moeizaam hoe slecht zijn leven is geweest
„Toen jij geboren werd, Jasper, stierf jouw
nog zeer jonge moeder. Ik was zelf ook nog heel
jong. Dat het kind geboren moest worden, wist,
behalve je moeder en ik, alleen een sluwe oude
vrouw. Zij raadde mij aan je te vondeling te
leggen en ik heb dien raad opgevolgd. Toen
heb ik van het leven genomen wat er van te
nemen was. Ik heb gegeten en gedronken en
ben vroolijk geweest. Maar toch dacht ik voort
durend aan mijn kind. Ik ging ook al zijn gan
gen na en in die dagen, dat mijn jongen zich
aan den drank overgaf, heb ik geleden, zooals
alleen een vader of moeder kan lijden. Jouw
slecht gedrag toen heeft mij tot inkeer gebracht.
Dikwijls heb ik je gadegeslagen, zonder dat je
het wist, maar nooit durfde ik mij aan je bekend
te maken, uit vrees dat je mij zou vervloeken..."
Nog veel meer had de kranke willen vertellen,
echter zijn krachten ontzinken hem. Met een
Smilde J. J. Bouwman te Almelo.
Giessen O.- en N.-kerk E. F. v. d. Born,
Cand. te Renkum.
AANGENOMEN NAAR
Culemborg H. M. Ploeger te Appelscha.
BEDANKT VOOR
Amersfoort (vac. F. A. den Boeft)
G. C. Berkouwer te Oudehorne.
Klaaswaal-Numansdorp: J. B. Vanhaelen te Hoek
Goes. De kerk raakt voltooid. Weldra
worden geplaatst de eikenhouten banken met op
klapbare zittingen. Oude kerk sluit 24 Aug.
Ingebruikneming nieuwe Donderdag 28 Aug.
Te Souburg is het drietal, gesteld bij de
Geref. Kerk, door den Kerkeraad nietig ver
klaard, daar een der candidaten zich terugge
trokken heeft.
De heer R. Kuiper, voorganger bij de
Geref. Kerk van Schiermonnikoog, werd als
zoodanig bij de Geref. Kerk van Hindeloopen
bevestigd door Ds. D. Zwart, van Oudemirdum.
Den nieuwen voorganger werd toegezongen Ps.
134 3 en nadat oud. A. de Boer nog gesproken
heeft Ps. 121:2.
Cand. J. D. van Ginhoven, van Middel
burg, deed Zondag j.l. zijn intrede bij de Geref.
Kerk van Vledder, na bevestiging door Prof.
Dr. G. Ch. Aalders, van Hilversum. De nieuwe
leeraar deed zijn intrede met een predikatie over
2 Petr. 1 vs. 12. Na de predikatie werd de jonge
predikant toegesproken door Ds. H. A. Dijkstra,
van Diever, namens de classis Beilen en door
den heer Joh. de Vries, hoofd der Chr. School,
te Nijensleek, namens kerkeraad en schoolbe
stuur.
Door de Classis Heerenveen werd pe
remptoir geëxamineerd en met algemeene stem
men toegelaten tot den dienst des Woords en
der Sacramenten, de heer M. den Boer, van
Zierikzee, laatstelijk hulpprediker te Haarlem,
thans beroepen predikant der Geref. Kerk te
Oudeschoot.
De intrede te Oudeschoot zal plaats hebben
D.V. Zondag 24 Augustus. Als bevestiger hoopt
op te treden Ds. J. Sijbesma, van Dedemsvaart.
Op de verleden week te Brussel gehouden
Synode van de Belgische Christelijke Zendings
kerk is Ds. J. C. B. Eykman J.Cz., van Ant
werpen, benoemd tot afgevaardigde naar de a.s.
Synode der Geref. Kerken in Nederland.
In de vergadering van het Curatorium
der Theol. School te Kampen is gekozen tot
praeses Ds. J. L. Schouten te Amsterdam, tot
scriba Dr. K. Dijk te 's-Gravenhage, tot asses
sor Ds. R. J. van der Veen te Goes en tot
adjunct-scriba Dr. G. Keizer te Rheden-De Steeg.
Het Curatorium heeft besloten tot de Gene
rale Synode der Geref. Kerken te Kampen het
verzoek te richten het admissie-examen aan de
Theol. School af te schaffen.
Te Drachten werd aan de Geref. Kerk
een gift van 1000 geschonken, waarvan ƒ500
bestemd is voor de Kerk en 500 voor de
diaconie, speciaal voor de huisvesting van ouden
van dagen.
Als uitgave van de Geref. Zondagsschool-
vereeniging „Jachin" is bij den uitgever A. Ver
leur te Haarlem te verkrijgen„De Zondags
school", ter herdenking van haar 150-jarig be
staan, door Ds. J. P. Tazelaar.
Deze herdenkingsuitgave bevat de geschiede
nis van de Zondagsschool, waaraan de beteeke-
nis van de gelijkenis van het mosterdzaad vooraf
gaat. Achtereenvolgens staat de schrijver stil
bij den stichter van de eerste Zondagsschool,
Robert Raikes, in Juli 1780, bij de eerste Zon
dagsschool in ons land, bij haar krachtige uit
breiding, bij den wereldbond van Zondagsscho
len en bij de heerlijke vruchten voor het maat
schappelijk en godsdienstig leven, terwijl ten
slotte de beteekenis van de boodschap van de
Zondagsschool in het leven wordt aangetoond.
Voor de samenstelling van dit werkje, dat
met foto's is verlucht, had men geen beter auteur
kunnen kiezen
In de ,,'s-Gravenhaagsche Kerkbode"
schrijft Dr. M. M. den Hertog, Ned. Herv. pre
dikant te Den Haag, o.a. het volgende
„Het is ruim twintig jaar geleden, dat ik een
beroep ontving naar Apeldoorn. Zooals gewoon
te voorschrijft, ging ik er een bezoek brengen,
of zooals de geijkte uitdrukking in die dagen
was, ging ik er „kijken", 's Middags zou er een
receptie zijn. In de consistoriekamer hadden zich
tal van belangstellende gemeenteleden vereenigd.
Een emeritus-predikant kwam naar me toe om
me aan het verstand te brengen, hoe zinledig
het was al die menschen langs me heen te laten
gaan en me de hand te laten drukken. Hij vond
het beter de menschen in de kerk plaats te la-
zwakke stem komt dan eindelijk nog de groote
vraag
„Mijn jongen kan je mij vergeven
Als eenig antwoord werpt Jasper zich op de
knieën voor de sponde en grijpt de klamme
hand van den zieke, die hij met kussen overlaadt.
De kranke houdt thans de oogen gesloten.
Een vredige glimlach verheldert zijn aangezicht.
„Dat is het einde", constateert de verpleeg
ster.
Maar hoor, daar gaat nogmaals de mond open
en een zwakke stem fluistert
„God is goed. Hij heeft mij alles vergeven.
Mijn jongen, wil je me één ding beloven
„Alles vader", snikt Jasper.
„Ga-dan-met-Sara-en-de-kinderen-naar-de-
kerk
En Jasper houdt woord. Trouw gaat hij naar
de kerk met vrouw en kinderen. En het Woord
Gods wordt gezaaid.
Zou het ook bij Jasper vruchten afwerpen
Als ge die vraag aan Sara stelt, antwoordt
ze vol overtuiging„Natuurlijk, het Woord
Gods keert nooit ledig weder".
S. BRANDSMA.
EINDE.