Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 26. Vrijdag 27 Juni 1930. 44e Jaargang. UIT HET WOOflD, PAPERS PES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTEUR: Ds. A. C HE IJ TE KOUDEKERKE. VASTE MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN. ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. OUDSTE VERLOREN ZONEN. Lukas 1525—32. 't Is uitnemend, dat we tot in bizonderheden toe weten, hoe 't met dien jongsten zoon is ge gaan. Maar 't is niet goed, dat meestal zoo weinig op dien oudsten zoon wordt gelet, en aan zijn gedrag zoo weinig opzettelijk aandacht wordt geschonken. Onder het gehoor van een predikant kunnen zeer zeker ook wel jongste zonen zitten. Maar verreweg de meeste jongste verloren zonen moe ten we niet in de kerk zoeken. Zij weigeren on der den kansel plaats te nemen, en schamen zich voor een opengeslagen Bijbel te zitten. Doch met die oudste zonen is 't anders gesteld. Zij blijven de gemeentelijke samenkomsten be zoeken. Zij blijven in den kring der vromen zich bewegen. Zij blijven de handen vouwen en de psalmen zingen. Daarom heeft een prediker hoogstwaarschijn lijk een grooter of kleiner aantal van zulke oud ste zonen onder zijn hoorders. Daarom heeft hij ernstig te waarschuwen tegen het gevaar, dat we loopen, om het beeld van dit oudste kind uit de gelijkenis te vertoonen. Ons uiterlijk leven zou toch overeen kunnen komen met het leven van Gods kinderen, maar ons innerlijk leven zou ver van den hemelschen Vader verwijderd kunnen zijn. We behoeven ons dan waarlijk niet zoo te verheffen boven onzen jongeren broeder. Het verschil tusschen hem en ons is dan dit bij hem werden, omdat hij een hartstochtelijke natuur is, terstond de booze gedachten in daden omgezet, terwijl gij voor 't oog een ingetogen mensch zijt, maar uw hart vol zondige overleg gingen is. De jongste zoon is eerlijker, gij zijt berekenen- der. Hij is feller, gij zijt laffer. 'k Zou dien jongsten zoon willen vergelijken bij een brandend huis, waaruit de vlammen wild naar buiten loeienéén schrikkelijke vuurzee. De menschen staan er om heen en jammeren hoe vreeselijk Maar bij dien oudsten zoon zou 'k willen denken aan een huis, dat met zijn hech te muren en schoone gevels rustig aan de straat staat, en wellicht de bewondering wekt van de omstanders, doch van binnen, van binnen tast 't vuur alles aan en vernielen de vlammen den inhoud. Wanneer gij dus oudste verloren zoon zijt, doet ge u uiterlijk wel voor als een kind, maar evenals de jongste zoon mist ge het kinderhart. En dan is dit alleen het onderscheid tusschen u en hemgij zijt een verloren zoon in het vaderhuis, hij is een verloren zoon in een ver gelegen land. Gij leeft uiterlijk dicht bij uw va der en zijt altijd bij Hem, toch innerlijk staat ge o zoo ver van Hem af. Hij leeft uiterlijk en innerlijk op grooten afstand van Hem voort. Diep ernstig mogen die oudste zonen, vooral die oudste zonen, wel gewaarschuwd worden. Rondom 't huis, waaruit de vlammen lekken, staat 't vol menschen, die redding willen bren gen, en van alle kanten wordt de waterstraal op de vuurgloed gericht. Maar rondom 't huis, dat van buiten geen argwaan geeft, terwijl 't vuur toch van binnen voortwoedt, is 't stil en rustig. Juist die stilte, ingetogen, fatsoenlijke zondaren hebben 't zoo noodig, dat een teedere hand de deur van hun hart openschuift en hen rondvoert langs de ver borgen wegen van hun innerlijk wezen. Hun toe stand is gevaarlijker dan van hun jongeren broe der, juist omdat uiterlijk hun leyen niet zoo el lendig is, en zij dus niet zulk een brandend .ver langen naar verandering kennen. 't Is veel gemakkelijker een hartstochtelijk zondaar te overtuigen van zijn zondig leven, en de noodzakelijkheid van verandering, dan een ingetogen Farizeër of Schriftgeleerde, 't Is .veel gemakkelijker negen en negentig zondaren, negen en negentig jongste verloren zonen te bekeeren dan één rechtvaardige, één oudste verloren zoon. Oudste zonen, bedenkt 't tochwij kunnen met het huurling zijn van den Vader niet vol staan, wij moeten zijn kinderen wezen. Ons Christendom mag niet het stuk werk van een knecht zijn. De verhouding tusschen God en ons moet een warme liefdeverhouding wezen. Ons arbei den voor Hem opbloeien uit ons zijn in Hem, ons leven in Hem. 'k Heb eens een ouden broeder gesproken, die me bekende, dat hij een buitengewoon werkzaam leven in Gods Koninkrijk achter zich had, en dat hij toch eerst aan 't einde van dat veel- bezige leven zich van harte tot God bekeerd had. Vóór zijn bekeering was 't dus knechtswerk geweest, het werk op het veld van den oudsten zoon uit de gelijkenis. De groote vraag is duszijt gij huurling, knecht, of zijt gij een kind in het Vaderhuis Is er een teedere liefdeverhouding tusschen u en uw God, of is de verhouding zoo jammerlijk kil? Gij kunt 't weten. Door een ander is 't niet uit te maken. Een van buiten schoonschijnenden dooden ap pel kunt ge in twee stukken deelen en 't dorre hart openleggen. Bij een levend mensch echter is 't niet na te speuren, of hij misschien wel het kinderkleed draagt, doch het kinderhart mist. In de werkplaats staat de knecht en het kind aan dezelfde schaafbank, uiterlijk dragen ze de zelfde kleeding. Als het werk is gedaan, ja dan gaat de knecht heen naar zijn eigen woning, en het kind gaat het vaderhuis binnen. Hoe ernstig waarschuwt de Schrift ons tegen de dienstknechtsgestalte Jezus zelf heeft gespro ken ,,De dienstknecht blijft niet eeuwig in het huis. De zoon blijft er eeuwig". Paulus heeft geschreven „Indien wij kinderen zijn, zoo zijn wij ook erfgenamen". De knechten kunnen wel licht een hoog salaris verdienen zij erven niet mee, zij deelen niet in de erfenis. De kinderen zijn erfgenamen. Gaat dan uw bidden eens na, uw bijbellezen, uw kerkgangen. Is 't alles knechtswerk, werk van den oudsten zoon op het veld En dan uw drukke dagelijksche leven met zijn vergaderingen voor dit en voor dat doel. Één maal zullen voor Christus' rechterstoel menschen staan, die uit jammeren „Heere, hebben wij niet in uwen Naam gebeden Hebben we niet trouw den dienst des Woords bijgewoond Waren we niet voorzitter van déze en secretaris van die vereeniging terwijl hun 't ontzettend vonnis in de ooren zal dreunen Ik ken u niet, oudste verloren zonen, ik mis het kinderhart. Welk een verschil tusschen den oudsten zoon van dezen vader en den Oudsten Zoon van den hemelschen Vader De zoon uit de gelijkenis wordt toornig als zijn broeder terugkomt. De Zoon des hemelschen Vaders is innerlijk verheugd in den geest, wanneer hij ziet, hoe ze komen van Noord en Zuid, van Oost en West hoeren en tollenaren, Farizeërs, Schriftgeleerden, jongste zonen, oudste zonen. De zoon uit de gelijkenis Zie, ik dien u nu zoovele jaren. De Zoon de Vader heeft den Zoon lief en de Zoon heeft den Vader lief. De zoon uit de gelijkenis Deze uw zoon. De Zone Gods spreekt tot de kinderen zijns Vaders Ik heet u niet meer dienstknechten, ik heb u vrienden genoemd. De zoon uit de gelijkenis met hoeren Deze Zoon „Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen." De oudste zoon uit de gelijkenis zegt door zijn gedrag Ik wil niet binnengaan, zoolang die boos wicht in het vaderhuis is. Deze oudste Zoon heeft eens gezegd „Vader, ik wil dat, waar ik ben, ook die bij mij zijn, die Gij mij gegeven hebt." Neen, neen hij zegt niet„Maar vader, die tollenaars en zondaars zijn toch te onrein, te be zoedeld om dat reine Vaderhuis met U en mij te kunnen deelen Deze oudste Zoon, hij is zelf op reis gegaan om zijn jongeren broeder te zoeken en, hem ge vonden hebbende, heeft hij zijn armen uitgebreid en, geroepenKom tot mij, vermoeide en be laste, ellendige en berooide, ik zal u rust geven en in mijn armen u terugdragen naar het oude huis van onzen lieven Vader. Z. KOK. JAARBOEK 1930 VAN DE V.U. De V.U. hoopt dit jaar haar gouden jubileum te vieren. En dat te doen in Amsterdam. Met het oog daarop heeft een comité reeds een programma ontworpen voor 20, 21 en 22 October, dat in het Jaarboek werd ingesloten. Op een geperforeerd gedeelte, op te zenden aan Mr. Bruins Slot, kan men zich opgeven, wan neer men aan de viering van het jubileum wenscht deel te nemen. We denken dat wel velen dat zullen begeeren. Het rijke programma bevat onderscheiden saam komsten in het Concertgebouw te Amsterdam. De rector der V.U. Prof. H. H. Kuyper zal de rectorale oratie houden, die dan ditmaal wel een gedachtenis-rede zal zijn. Verder zullen spreken Prof. Fabius en Prof. Lindeboom Prof. Ridderbos en Oud-Minister Van DijkOud- Minister Idenburg en het Kamerlid J. Schouten. De gewone Jaarvergadering wordt dit jaar gehouden in Utrecht in het gebouw voor Kun sten en Wetenschappen, op Donderdag 3 Juli aanvangend te half elf. Deze vergadering zal gepresideerd worden door Z.Ex. Idenburg. In de middagvergaderingen komen aan de orde twee referaten van de nieuw benoemde professorenvan Prof. Coops over „Christelijke Natuurwetenschap" en van Prof. Sizoo over „Beteekenis en perspectieven der Wis- en Natuurkundige Faculteit". Het Jaarboek, dat dit agendum voor de 50ste algemeene vergadering bevat, geeft dan verder veel, dat de belangstelling heeft van allen, die de V.U. liefhebben. Een woord van gedachtenis wordt gewijd aan den overleden directeur, den Heer Tijo H. van Eeghen, den sympathieken man van hooge so ciale positie, die vele jaren geijverd heeft voor de belangen onzer Vrije Universiteit. Ook een keurig uitgevoerd portret bewaart de gedachte nis aan deze innemende persoonlijkheid, die zich de belijdenis van den Christus niet schaamde en in den vrede van Christus mocht ontslapen. Verder bevat het Jaarboek photo's van de directeuren, van de curatoren en van de nieuw benoemde professoren Dr. Coops en Dr. Sizoo. Uit het verslag zij hier met nadruk gememo reerd, dat de verhooging van de contributies bij lange na nog niet heeft bereikt het bedrag, dat noodig is voor de exploitatie van de vierde fa culteit. We nemen ons voor daarop later nog bijzonder terug te komen, maar willen hier reeds wijzen op het woord der directeuren, wanneer zij er op aandringen, dat zoo spoedig mogelijk de arbeid tot verhooging der contributies zijn beslag krijge. De Jaarvergadering zal dit jaar allicht niet zoo druk bezocht zijn als andere jaren, nu in October de jubileum-samenkomsten worden ge houden. Moge ze echter ook nu gezegend worden en voor de October-samenkomsten een goede inleiding geven. BOND VAN GEREF. MANNENVEREENIGINGEN. We ontvingen het „Bondsboekje 1930", waar in het programma van de op 2 Juli a.s. te Utrecht te houden Jaarvergadering. Aan het verzoek, op dezen arbeid nog eens de aandacht te vestigen, voldoen we gaarne. De vergadering wordt gehouden in het ge bouw voor Kunsten en Wetenschappen op de Mariaplaats te Utrecht en vangt aan te 10 uur. In de morgenvergadering hoopt de bondsvoor zitter, Ds. C. J. van den Boom, van Overschie, een rede te houden over „Contact". Verslagen en voorstellen de organisatie betreffende komen dan aan de orde. Op de middagvergadering hopen het woord te voeren Prof. Grosheide over„Wereldver zaking en Wereldaanvaarding" en Dr. K. Dijk over „Belijdenis en Beleving". De reeds gepubliceerde stellingen van Prof. Grosheide nemen we hier over. 1Wereldverzaking en wereldaanvaarding vormen geen tegenstelling omdat in beide uit drukkingen „wereld" niet in dezelfde beteekenis is gebruikt 2) De Gereformeerde belijdenis vraagt tege lijkertijd wereldaanvaarding en wereldverzaking. De beslissing moet vallen naar Gods wet. 3) De vele bezwaren, waarvoor het moderne leven ons plaatst, dringen tot nieuwe bestudee ring van de wet Gods inzake wereldaanvaarding en wereldverzaking 4) Aan het persoonlijk leven van den Chris tus zal in onzen tijd niet zoozeer wereldaanvaar ding, maar meer wereldverzaking richting moe ten geven 5) De Christelijke actie behoort ook daarop gericht te zijn, dat de Christen niet, doordat hij Gode meer moet gehoorzamen dan den men schen in botsing komt met de maatschappij, waarvan hij deel uitmaakt. Leerzame stellingen over een belangrijk on derwerp. DE V.U. EN ONS DOOPSFORMULIER. Van beteekenis blijft nog altijd het woord van den vriend van Mr. Groen van Prinsterer, den heer Wormserleer ons volk zijn doop verstaan en ons volk is gered. In aansluiting aan dat woord kunnen we ook zeggen wanneer ons volk maar zijn doop ver staat, zal het ook verstaan zijn roeping ten op zichte van onze Vrije Universiteit. Het antwoord op de derde doopvraag bevat de belofte, dat de ouders hun kinderen zullen onderwijzen of doen onderwijzen in de voor- zeide leer. Met beloften moet men voorzichtig zijn. Hier geldt het woord van den Prediker 5:3 en 4 Wanneer gij een gelofte aan God zult beloofd hebben, stel niet uit dezelve te betalen, want Hij heeft geenen lust aan de zottenwat gij zult beloofd hebben, betaal hethet is beter dat gij niet belooft, dan dat gij belooft en niet betaalt. Hier is van kracht het woord uit Ps. 50 14 Offer Gode dank en betaal den Aller hoogste uwe geloften. En de oprechte geloovige zegt met Ps. 116: 14 en 18 dus bij herhaling zelfs Mijne geloften zal ik den Heere be talen. Temeer moet elk die deze belofte aflegde er op bedacht zijn haar te houden omdat het hier gaat om een belofte, waarvan de vervulling tot heil strekt. Ook wanneer het houden van een belofte schade zou brengen, bindt ze. Heeft hij gezwo ren tot zijn schade, evenwel verandert hij niet (Ps. 15:4). Maar tot schade kan het houden van de doops- belofte niet leiden. Immers het houden van die belofte brengt het kind in aanraking met de voorzeide leer en die leer is de leer der zalig heid. Zoo toch wordt die voorzeide leer in de tweede doopsvraag omschreven. En in hun ant woord spreken de ouders uit dat ze die leer houden voor de waarachtige en volkomene leer der zaligheid. Hoe zouden ze dan kunnen aarze len hun belofte te houden. Hoe zouden ze kunnen nalaten hun kinderen in de leer der zaligheid te onderwijzen en te doen onderwijzen Van hoe groote beteekenis toch die leer der zaligheid is wordt in 't licht gesteld in de eer ste doopvraag, als daar gevraagd wordt de be lijdenis, dat onze kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn, en daarom aan allerhande el lendigheid ja, aan de verdoemenis zelve onder worpen zijn. Wat die kinderen noodig hebben, bovenal noodig hebben, is de kennis van de leer der waarheid, die hen wijs kan maken tot za ligheid. En men onthoudt dien kinderen ook wat hun naar het genadeverbond toekomt, wanneer men ze niet in die waarheid onderwijst. Krach tens het genadeverbond zijn ze in Christus ge heiligd en ontvangen ze den doop als lidmaten van Christus' gemeente. Wie nu inziet, waartoe de doop verplicht en waartoe de ouders bij den doop zich verplicht hebben, moet wel zien het verband tusschen den doop en de Vrije Universiteit op Gerefor meerden grondslag. De V.U. is ook een stichting tot beoefening der wetenschap. Maar ze is dat niet alleen. Zij is ook onderwijs-inrichting. Onderwijs-inrichting voor die kinderen van ons volk, die hooger on derwijs behoeven. Die, hoewel ze hooger onder wijs ontvangen, toch nog kinderen zijn. Voor wie de ouders dus verantwoordelijk blijven. Kin deren, voor wie de ouders wel bijzonder hun

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1930 | | pagina 1