FEUILLETON.
opinie, welke steeds meer algemeen wordt, ten
gevolge waarvan de verwachting kleiner wordt.
Er zijn n. t. ook nu nog vele oppervlakkigen,
die zeggen het zal wel mee vallen, maar die
op de vraag waarop steunt uw hoop, geen af
doend antwoord vinden. Het gaat hun als iemand,
die in 't jaar 1914, toen hij hoorde, dat velen
een schrikkelijken oorlog tegemoet zagen, zeide
het zal wel niet zoo'n vaart loopen en hij legde
dien avond zijn hoofd rustig op zijn peluw ne
der en sliep. Doch reeds de volgende dagen
kwamen de onheilspellende tijdingen van mobi
lisatie in verschillende landen en weldra vielen
de gewapende naties elkander als woedende
wolven aan. Wij waren blijde en dankbaar, dat
ons klein land nog buiten den vreeselijken oor
log bleef. Wie acht geeft op de woelingen der
volken, schier in alle landen der wereld, op de
krachtelooze pogingen aangewend door de eer
ste staatslieden van dezen tijd om verbetering
te brengen, op de teekenen der tijden, ziet eiken
dag naar den barometer, maar merkt niet, dat
er betere tijden aanstaande zijn.
Zoo vierden we het Pinksterfeest 't welk her
innerde aan de doorluchtige gebeurtenis op den
vijftigsten dag, door den heiligen schrijver ons
met sobere woorden bewaard. Toch is dit feest
voor heel de Christenheid bemoedigend. Door
Zijn komst is de publieke opinie der volken ge
wijzigd en toen bleek helder de waarheid van
't woord Als de vijand aankomt als een stroom,
zal de geest des Heeren de Banier oprichten.
Destijds was de publieke opinie van Israël en
de heidenen geheel op een dwaalspoor geraakt,
zoodat de prediking van het evangelie der Nieu
we Bedeeling voor den Jood een ergernis en
voor de Grieken louter dwaasheid was. En te
genover heel deze wereld stonden slechts enkele
Galilesche mannen, zoodat de vraag opkwam,
wat zijn deze onder zoovelen
De onderneming van deze enkele mannen
scheen belachelijk en toch is zij geslaagd en de
geschiedenis predikt luide, dat er sedert dien
dag een geheel nieuw tijdperk voor ons geslacht
is aangebroken. Niet door kracht of geweld,
maar door 's Heeren Geest is het geschied. En
als we nu vreezen moesten, dat Hij ons zou ver
laten, dan was er oorzaak om ons aan wanhoop
over te geven, maar Jezus heeft verklaard, dat
Hij bij ons zal blijven tot Hij Zijn werk op aar
de heeft gedaan. Wij willen niet beweren, dat
de geloovigen gelijk staan met de discipelen van
Jezus op den Pinksterdag, want van hen mocht
gezegd worden zij waren allen eendrachtig bij
een en dit is althans niet het geval. Zij waren
gelijk aan een keurbende, die op bevel van den
aanvoerder wacht om op den eersten wenk ge
reed te zijn, terwijl het beeld, dat de Christen
heid thans te zien geeft, daarvan heel wat ver
schilt. Wij zien veel meer de pluriformiteit dan
de eenheid der kerk en daaruit moet mee ver
klaard worden de verzwakking van het kerke
lijk besef, waarover in alle kerken geklaagd
wordt. Neen gunstig ziet het er met de eenheid
van Christus' Kerk niet uit. Wij zeggen niet,
dat er in 't geheel geen besef meer is, die ge-
deeldheid behoort tot de misstanden maar wij
willen het oog er niet voor sluiten, dat alle po
gingen om toenadering te bewerken, vruchteloos
zijn. Er is weinig overgebleven van meeleven en
meewerken of men moet alleen zien op een be
paalden kring.
Doch ook zelfs deze treurige werkelijkheid
behoeft ons niet neerslachtig te maken. Dit kun
nen we overlaten aan de Roomschen, die nooit
tot volle recht hebben laten komen Ik geloof
een heilige, algemeene Christelijke kerk, we
tend dat het geloof is een vaste grond der din
gen, die men hoopt en een bewijs der zaken,
die men niet ziet. Zoolang dit voor ons be
wustzijn vast staat zal ook de kerk haar een
heid bewaren en wij zullen met den Apostel
aandringen bij allen, die de verschijning van
onzen Heere Jezus Christus liefhebben u be-
naarstigende te behouden de eenigheid de Gees-
tes door den band des vredes en wijl de H.
Geest in ons blijft wonen en werken zal deze
vermaning weerklank vinden. De arbeid waartoe
de kerk geroepen is en waartoe zij ook ver
der bekwaam gemaakt wordt door den Heiligen
Geest zal niet ijdel zijn. Ook nu zullen er zijn,
die evenals op den eersten Pinksterdag vragen
wat moeten wij doen, om zalig te worden. Fa-
ijatieke tegenstanders zullen veranderd in vrien
den en uitroepen: Wat wilt Gij Heere, dat ik doen
zal. Vreesachtigen als Simon, die hun Meester
verloochenen voor een dienstmeisje, zullen zich
in de voorhoede plaatsen om tegen een vijandige
en spottende wereld den handschoen op te ra
pen en onversaagd blijven in 't midden van een
woedende menigte, welke onder den invloed
HET GEZIN VAN JASPER HOGEWEG.
IV.
Als hij bij de herberg aankomt, vindt hij de
deur wijd open en de gelagkamer leeg.
Hij stapt binnen, geruischloos, als voelt hij
zelf wel, dat hij daar niet hoort.
Even blijft hij staan, midden in de kamer, be
sluiteloos. Dan hoort hij stemmen en het geluid
van vorken en messen en als hij kijkt in de
richting, vanwaar dat geluid komt, bemerkt hij,
dat de deur van de huiskamer half open staat.
Hij gaat er naar toe, met de bedoeling te klop
pen en een borrel te bestellen. Maar als. hij ach
ter de deur staat, blijft hij staan en onwillekeu
rig luistert hij naar de gesprekken, die binnen
gevoerd worden
„Man, heb je de buitendeur van de gelagkamer
wijd open gezet Dat al die akelige kerels hier
komen zuipen, dat vind ik goed, daar verdienen
we aardig wat aan. Maar dat ze de kamer te
vens vullen met die stinkende tabakslucht, vind
ik een schandaal."
Jasper schrikt er van, wordt er totaal nuchter
van. „Is dat de stem van die anders altijd zoo
vriendelijke vrouw Spreekt die nu zoo min
achtend van „kerels" en van „stinkende tabaks
lucht
En een oogenblik later klinkt de stem van
haar man
„Zeg, vrouw, heb je gezien, hoe sjofeltjes die
Jasper er uit zag. Hij heeft haast geen kleeren
staat van Farizeen en Schriftgeleerden, hoewel
de oogst groot en de arbeiders weinige zijn, toch
zal de oogst rijpen en straks binnen gehaald wor
den in de voorraadschuren onzes Gods. Wij
weten ook niet of het ontkiemende zaad op een
akker een rijke oogst zaj opleveren, want er
kan nog zooveel gebeuren, voor dat die tijd er
is, maar wij gelooven, dat ook op dezen zomer
met zijn weelde een herfst zal volgen, omdat
God het zoo heeft bepaald. Gelijk de Apostelen
na de hemelvaart van Jezus te Jeruzalem moes
ten wachten op de vervulling van de belofte dés
Vaders, zoo leven wij in de pauze welke aan
Jezus' tweede komst voorafgaat. Menigmaal is
reeds gevraagd hoelang zal zij duren, maar daar
op geen bepaald antwoord ontvangen. Weest
dan nuchteren en waakt, want gij weet niet,
wanneer Uw Heere komt en houd uw gemoed
op Zijn komst bereid, opdat gij deelen moogt
in de vreugde, welke aan allen die trouw op hun
post bleven ten deel zal worden. Behoor tot het
volk, dat met verlangen uitziet en bidtKom
Heere Jezus, ja kom haastig, want al vertoeft
Hij, Hij komt gewis, zooals Hij eenmaal op Zijn
tijd gekomen is. Op den Pinksterdag kwam uit,
dat Hij de gevangenis gevankelijk genomen had
en gaven om uit te deelen.
Wij gaan een oogstfeest tegemoet, waarop
de volle stroomen der genade uitgegoten zullen
worden, zooals wij ons nog niet voorstellen kun
nen. Uw begeerte zij steeds Och, schonkt Gij
mij de hulp van Uwen Geest.
BOUMA.
TIENDE PROVINCIALE DIACONALE
CONFERENTIE.
Het door water en dijken en andere dingen
verdeelde Zeeland gaf op 6 Juni j.l. een beeld
van zijn eenheid bij alle verdeeldheid. Op de
zen dag kwamen 35 diaconieën der Gerefor
meerde Kerken uit alle deelen van Zeeland in
Tiende Provinciale Conferentie bijeen. En het
was in elk opzicht op zijn plaats en op goede
gronden, dat de Voorzitter bij de opening ver
zocht te zingen „ai ziet hoe goed hoe lieflijk
„is het, dat zonen van 't zelfde huis als broeders
„samen wonen".
Behalve de gewone, aan vergaderingen en
conferenties eigene meer huishoudelijke, zaken,
werden de door verschillende diaconieën inge
zonden vragen besproken.
Br. J. W. Kögeler van Middelburg deed hoo-
ren „Iets uit de practijk van Rusthuisverzor
ging" en Dr. J. Hoek van 's-Gravenhage refe
reerde over „De Diaconie en particulier hulp
betoon".
In zijn openingswoord bracht de Voorzitter
o.m. in herinnering de vele zegeningen, welke de
Heere God in de achterliggende tien jaar in de
conferenties heeft geschonken, en noemt hij de
onderwerpen, op, die in deze jaren in de ver
schillende referaten zijn behandeld. Hierdoor
werden de Conferenties telkenmale hoogtepunten
in het diaconale leven.
Ook hierin, zoo merkte de Voorzitter op,
hebben we de vrucht te erkennen van een, in
de jaren 1834 en 1886, vernieuwd kerkelijk le
ven, waardoor de ambten in Christus' Kerk wér
den hersteld en dus ook het diaconaat gelegen
heid kreeg tot openbaring van de Goddelijke
barmhartigheid.
De diakenen moeten voor de liefde van Chris
tus zijn doordrongen en steeds trachten het in
zicht in de beginselen te verdiepen en tot een
juiste toepassing te komen in de practijk.
Het stemt tot dankbaarheid, dat menig diaken
reeds heeft mogen getuigen, dat de Diaconale
Conferenties aan dit doel ten zeerste bevorder
lijk zijn geweest. Hieraan is het wel te danken,
dat de belangstelling in deze conferenties altijd
levendig is gebleven. I
Van de vragen noemen we een enkele n. 1.
van de Diaconie te Nieuwdorp luidende
„In tal van ziektegevallen achten de doctoren
„tegenwoordig meer en meer opname in Zie
kenhuizen gewenscht, hetgeen dikwijls aan de
„Diaconieën zeer zware, soms zelfs te zware,
„lasten oplegt.
„Is het geoorloofd om ter bestrijding van deze
„onkosten niet vallende onder armenzorg in
„den engeren zin van het woord steun, c.q.
„subsidie, te vragen aan daarvoor in aanmerking
„komende lichamen of instellingen
Uit de toelichting ter conferentie gegven bleek,
dat het B. A. te Nieuwdorp rijk is, geenerlei be
hoefte heeft aan subsidie uit de gemeentekas
(belastingen) en gaarne bereid is in deze ge-
aan z'n lijf."
„Ja, man, zeg dat wel. De vent begint er in
z'n gezicht ook al zoo vies uit te zien. De je
never loopt er haast uit. Geloof maar dat het
thuis ook geen vetpot zal zijn. Maar dat hin
dert niet, dat vrome wijf van hem, Sara heet
ze immers, kan haar buik wel vullen met ge
beden. Dat wijf is natuurlijk een onnoozele hals,
anders was ze al lang bij dien vent vandaan
geloopen."
„Ba, moeder", klinkt dan een kinderstem, „dat
vette vleesch lust ik niet."
„Wel jongen", luidt het antwoord, „laat het
dan maar staan, dat is goed voor de poes. Ik
zal je wel een ander stuk geven. Wij kunnen
het wel betalen. Hoe meer die kerels met hun
vuile gezichten en hun vieze praatjes drinken,
hoe beter wij het hebben
Plotseling wordt de deur wijd opengetrapt en
Jasper vertoont zich op den drempel
„Ik heb jullie twee dingen te zeggen," buldert
z'n zware stem. „In de eerste plaats dat jullie
huichelaars zijn. Als jullie met ons praten, ben
je erg vriendelijk en achter onzen rug spreek je
kwaad van ons. Maar aan mij zal je nooit meer
één cent verdienen, dat bezweer ik je. En in
de tweede plaats heb je mijn vrouw beleedigd,
want je hebt haar een „vroom wijf" genoemd
en een „onnoozele hals" en dat duld ik niet en
daarom verzoek ik Banis om buiten te komen,
dan zal ik hem uit elkaar halen."
Maar Banis scheen niet den minsten lust te
hebben om uit elkaar gehaald te worden. Haas
tig stonden hij en z'n vrouw op, spoedden zich
naar de keuken en deden de deur achter zich
vallen steun te verleenen. Desondanks werd door
de Conferentie geadviseerd als regel te volgen
1°. verzorging in eigen kring;
2°. zoo noodig hulp vragen aan eigen kerken;
3°. in buitengewone gevallen hulp aanvaar
den van anderen.
Hierbij werd nog de aandacht gevestigd op het
eigenaardige feit, dat de Generale Synode der
Gereformeerde Kerken wel heeft gegeven een
regeling voor samenwerking van verschillende
kerken (diaconieën) indien de kosten der diaco
nale zorg de kracht van een beoaalde kerk te
boven gaan, doch dat van toepassing dézer re
geling nog niet veel of niets is gekomen.
De mededeelingen van Br. Kögeler uit Mid
delburg over de Rusthuisverzorging kwamen neer
op het volgende
De diaconie van Middelburg had de oprich
ting van een dergelijk rusthuis als roeping ge
voeld, omdat er zoowel van hare ouden van
dagen waren ondergebracht in een neutrale in
richting, waarin zij zich, juist door de neutrale
omgeving, niet thuis gevoelden, als andere ouden
van dagen waren, die zich onder moeilijke om
standigheden nauwelijks zelfstandig konden hand
haven.
Bij de uitvoering was er steeds naar gestreefd
het idee van gestichtsleven verre te houden en
het familieleven te benaderen.
De „vader" en „moeder", die aan het hoofd
staan mogen hiertoe veel bijdragen. De ouden
van dagen genieten in groote mate zelfstandig
heid en vrijheid profiteeren van kerktelefoon
en radio vinden werkgelegenheid en hebben
bibliotheek, gezelschapsspelen en ziekenwagen
tot hunne beschikking.
't Gevolg is geweest, dat het Rusthuis een
groote plaats in het hart de gemeente heeft ge
kregen en dat, waar de finantieele uitkomsten
zeer bevredigend waren, in alle opzichten kan
worden getuigd „De Heere heeft groote dingen
bij ons verricht, dies zijn wij verblijd".
Tenslotte moge iets volgen over het bovenver
melde door Dr. Hoek gehouden referaat
Spreker begon er op te wijzen, dat onder ons
de rechte verhouding, waarin diaconie en parti
culier hulpbetoon tot elkander staan wel wordt
gekend. De vraag, die in den tegenwoordigen
tijd onder het oog moet worden gezien is echter
deze of het accent niet moet worden verlegd.
Is er, n.l. vroeger, na het verval, in de tijden
van wederopkomst van het diaconaat, een tijd
geweest, waarin zooveel mogelijk moest worden
getrokken binnen de werkkingssfeer van het dia
conaat, thans behoort zooveel mogelijk het par
ticulier hulpbetoon, mits dit Christelijk zij, te
worden bevorderd. De diaconie behoort het cen
trum te blijven doch familiehulp en hulp aan
personen, die onder de voorzienige leiding Gods
op iemands weg zijn geplaatst is te verdedigen,
rechtstreeks op schriftuurlijke gronden (1 Ti-
motheüs) en op grond van het algemeen ambt
der geloovigen, dat nimmer door het bijzondere
verdrongen mag worden. Het bijzondere ambt
behoort leiding te geven, vandaar dat het parti
culier hulpbetoon dient plaats te hebben in over
leg met de diaconie. Vooral de vereenigingen
binnen de gemeente hebben zich hierop toe te
leggen, zoodat bijv. uitreiking van kleedingstuk-
ken in overleg met de diaconie plaats vinde.
Zusterhulp kan als eigen tak van dienst door
de diaconie worden georganiseerd.
Voorschotkassen blijven liever, hoewel in
nauw contact met, toch zelfstandig naast de
diaconie, in verband met de vereischte zakelijk
heid van het beheer.
Naar steun van vereenigingen buiten de kerk
worde niet verwezen, al kan hiervan, in tegen
stelling met hulp van de overheid, wel gebruik
worden gemaakt.
Duidelijk dient hierbij onderscheiden tusschen
liefdadigheidsvereenigingen en vereenigingen etc.
waarbij premie moet worden betaald. Deze, die
dienen tot onderlinge verzekering en tot doel
hebben zelfhelp in moeilijke omstandigheden,
moeten ten zeerste worden bevorderd.
Wat het Christelijk particulier hulpbetoon aan
gaat, familiehulp, in verderen graad dan waartoe
de overheid verplicht, hulp van werkgever aan
arbeider, aan vrienden en bekenden, voorschot-
kassen e.d. dit dient krachtig bevorderd en om
dat het is van God geboden en omdat het de
diaconie ontlast.
Door deze ontlasting eenerzijds wordt de dia
conie anderzijds in staat gesteld te dragen andere
lasten, welke de overheid als gevolg van de so
cialistische gedachte, steeds meer op zich gaat
nemen.
Hierbij wordt gedacht aan uitgetrokken werk-
loozen, aan kosten van ziekenhuisverpleging e.d.
op slot.
„Lafaards", schreeuwde Jasper hen nog na.
Dan gaf hij de deur nog een flinken trap en
verliet daarna de herberg. En binnenin hem kook
te het van woede en schaamte.
Al dien tijd hadden die Banis en z'n vrouw
dus vriendelijk gedaan om hem en z'n kamera
den het geld uit den zak te troggelen. En het
was hun maar al te goed geluktEn van dat
geld speelden zij nu mooi weer en Jasper kon
armoede lijden. De kinderen van Banis lustten
geen spek, terwijl zijn kinderen naar een stukje
hunkerden
Hij had het kwartje te voorschijn gehaald,
het eenige geld, dat hij nog bezat. Hij had er
net twee borrels voor kunnen koopen en had
dan nog een cent overgehouden. Nu begaf hij
zich met het geldstuk naar den bakker en kocht
er brood voor.
Toen hij thuis kwam, vond hij de keukendeur
open. Voorzichtig naderde hij en zag z'n vrouw
op de knieën liggen. Onwillekeurig bleef hij
stilstaan en luisterde „O, Heere", hoorde hij
haar smeeken, „vergeef aan mijn man zijn zware
schulden en delg zijn overtredingen uit. Breng
Gij hem van den drank af en geef ons heden
ons dagelijksch brood
Bij 't hooren van die laatste bede, zette Jas
per voorzichtig het brood neer, daarna liep hij
op de teenen naar een haag, op een kleinen
afstand van de keuken.
Haastig raapte hij een steentje op, wierp dit
achter in de keuken en verborg zich dan achter
de haag.
Het vallen van het steentje had Sara doen
Indien het voorkomt, dat dit soort kosten door
de overheid wordt gedragen, moeten we dit niet
trachten goed te praten, doch als het niet an
ders kan, liever erkennen, dat de toestand nood
gedwongen zoo is.
Laat het kinderen vooral een eer zijn, hunne
ouders als deze oud zijn en behoeftig, te ver
zorgen. Laten ze geen weelde willen genieten
zoolang die ouders niet geholpen zijn.
Ouderlingen en predikanten kunnen hierbij aan
de diakenen wel steun verleenen.
Tegenover de zuigkracht der overheidshulp, in
de hand gewerkt door het zich van de kerk af-
keeren van velen, handhave de diaconie de juiste
orde in het verzorgen en geve daarbij leiding.
Een aangename gedachtenwisseling, waarbij
voorbeelden uit de practijk door de diaconieën
naar voren werden gebracht, gaf den referent
gelegenheid zijn standpunt nog nader toe te
lichten.
De Voorzitter was hierna de tolk der verga
dering toen hij Dr. Hoek hartelijk dank betuigde
voor het schoone woord door hem gesproken.
CLASSICALE ZENDINGSDAG
ZIERIKZEE.
Begunstigd door fraai zonnig weer heeft op
den tweeden Pinksterdag de Zendingsdag van
de Geref. Kerken op Schouwen-Duiveland, na
mens de Classis Zierikzee plaats gehad. En wij
mogen op een welgeslaagden middag terugzien.
Het was wel een Zendingsdag van plaatsver
vangers, zooals door den laatsten spreker terecht
werd opgemerkt. Voor eiken oorspronkelijk be
doelden spreker moest een ander optreden. Maar
er was een flinke opkomst, en veel goede opwek
kende woorden zijn ten gehoore gebracht.
Ds. Rottenberg, internationaal zendeling onder
de Joden, thans te Rotterdam, sprak over het
Evangelie als een kracht Gods tot zaligheid een
iegelijk, die gelooft, eerst den Jood.
Dr. Van Lonkhuijzen van Zierikzee had tot
onderwerp zijner rede „Sla zevenmaal." Daar
na sprak Ds. Elgersma van Haamstede over Ps.
72 16a. En het slotwoord werd gesproken door
Ds. v. d. Ende van Kamperland, secund. Zen-
dingsdeputaat van de Classis Zierikzee, met als
leidende gedachte de vraag Wat is Zending
Tijdens de pauze werden 100 exemplaren ver
kocht van P. Lok's „Vertellingen van ons Zen
dingsterrein". Daarbenevens is de finantieele
bate geweest, dat de Commissie van organisatie
straks de som van 100 gulden aan de Classis
kan aanbieden ten dienste onzer Zeeuwsche
Zending.
Zoo is er dan rijke stof tot dankbaarheid aan
God, die een gezegende bijeenkomst en ook gel
delijk een verblijdenden uitslag gaf. Moge de
belangstelling voor den Zendingsarbeid steeds
toenemen, en zij er veel gebed voor de zaak
van Gods Koninkrijk in onze harten.
Namens de Commissie van organisatie,
JOH. DE BOER.
NOG ZOO?
Dezen morgen ontving ik een brief uit het
hart van Afrika. Uit den Belgischen Congo.
Van een Ainerikaanschen Zendeling en zijn
vrouw. Zij was mijn catechisante in Amerika.
Zij deelen mij mede hoe zij daar Zendingswerk
doen op een eenzame post midden in de oer
wouden van Afrika. Het gebrul van den leeuw
wordt gedurig des nachts gehoord, zoowel als
het gehuil van de hyena. De apen gillen in de
boomen boven hun huis en de slangen schuive-
len onder het huis. Ze wonen midden in een
stam van zwarten vele honderde mijlen van de
naaste blanke Zendelingen.
Wat mij bijzonder in dezen brief trof is o.m.
ook dit. Wij prediken zoo schrijven ze mij
tot de zwarten in ons dorp en deze brengen
het Evangelie verder onder hun stam. Het zij
pelt zoo door van het eene kaffer-dorp naar
het andere. We hebben bekeeringen aan wier
oprechtheid wij niet mogen twijfelen, maar niet
alleen deze bekeerden zelfs de catechisanten
vertellen het evangelie tegen hun buren en ken
nissen in andere dorpen. Als we ergens in een
dorp komen dan staan we Verwonderd zoo
veel als de menschen daar er al van weten. In
derdaad dat is zooals het zijn moet. Zoo zeker
als de vogel zingt en de zon schijnt is het de
aard van den waren Christen om te getuigen.
Zoo is het bij deze zwarten in Afrika. Ieder
christen is daar een Zendeling. Zoo was het
immers eenmaal ook hier. In de dagen der va
deren. Ten tijde der Reformatie. Op den brand-
schrikken, haastig was ze opgestaan en toen
vielen haar oogen op het brood. Overal keek
ze rond, begreep niet, waar die heerlijke gaven
vandaan kwamen. Daarna hoorde Jasper, dat
ze haar kinderen riep en toen hij de vroolijke
gezichten der kleintjes zag en hun lachen hoor
de, kwamen er voor 't eerst, sinds lange jaren,
tranen in z'n oogen.
Dan zag hij vrouw en kinderen op de knieën
zinken, een kort dankgebed sprak de moeder
uit voor deze wonderlijke uitredding en weldra
zag hij hen allen in het bezit van een paar sne
den brood. En de graagte, waarmee dit droge
brood verorberd werd, bewees wel, hoe groot
de honger was geweest.
„Nooit in der eeuwigheid zal er één droppel
drank meer over mijn lippen komen", had Jasper
zichzelf beloofd. En hij had woord gehouden.
Hoewel hij God niet vroeg om kracht om vol
te houden, had de Heere op 't gebed der vrouw
hem geholpen in. den strijd tegen het verderfe
lijke vocht. En weldra heerschte er betrekkelijke
welvaart in het gezin.
Tot er iets gebeurde, wat Jasper en z'n vrouw
heel vreemd en toch tevens ook erg prettig von
den
Op een middag, toen Jasper van z'n werk
kwam, stond zijn vrouw hem op te wachten.
Dat was op zichzelf niets vreemds, maar wat
wel iets bijzonders was, was de brief, dien zij
in de hoogte hield.
Brieven ontving de familie Jaspers slechts bij
hooge uitzondering.
(Wordt vervolgd)