FEUILLETON. opinie, welke steeds meer algemeen wordt, ten gevolge waarvan de verwachting kleiner wordt. Er zijn n. t. ook nu nog vele oppervlakkigen, die zeggen het zal wel mee vallen, maar die op de vraag waarop steunt uw hoop, geen af doend antwoord vinden. Het gaat hun als iemand, die in 't jaar 1914, toen hij hoorde, dat velen een schrikkelijken oorlog tegemoet zagen, zeide het zal wel niet zoo'n vaart loopen en hij legde dien avond zijn hoofd rustig op zijn peluw ne der en sliep. Doch reeds de volgende dagen kwamen de onheilspellende tijdingen van mobi lisatie in verschillende landen en weldra vielen de gewapende naties elkander als woedende wolven aan. Wij waren blijde en dankbaar, dat ons klein land nog buiten den vreeselijken oor log bleef. Wie acht geeft op de woelingen der volken, schier in alle landen der wereld, op de krachtelooze pogingen aangewend door de eer ste staatslieden van dezen tijd om verbetering te brengen, op de teekenen der tijden, ziet eiken dag naar den barometer, maar merkt niet, dat er betere tijden aanstaande zijn. Zoo vierden we het Pinksterfeest 't welk her innerde aan de doorluchtige gebeurtenis op den vijftigsten dag, door den heiligen schrijver ons met sobere woorden bewaard. Toch is dit feest voor heel de Christenheid bemoedigend. Door Zijn komst is de publieke opinie der volken ge wijzigd en toen bleek helder de waarheid van 't woord Als de vijand aankomt als een stroom, zal de geest des Heeren de Banier oprichten. Destijds was de publieke opinie van Israël en de heidenen geheel op een dwaalspoor geraakt, zoodat de prediking van het evangelie der Nieu we Bedeeling voor den Jood een ergernis en voor de Grieken louter dwaasheid was. En te genover heel deze wereld stonden slechts enkele Galilesche mannen, zoodat de vraag opkwam, wat zijn deze onder zoovelen De onderneming van deze enkele mannen scheen belachelijk en toch is zij geslaagd en de geschiedenis predikt luide, dat er sedert dien dag een geheel nieuw tijdperk voor ons geslacht is aangebroken. Niet door kracht of geweld, maar door 's Heeren Geest is het geschied. En als we nu vreezen moesten, dat Hij ons zou ver laten, dan was er oorzaak om ons aan wanhoop over te geven, maar Jezus heeft verklaard, dat Hij bij ons zal blijven tot Hij Zijn werk op aar de heeft gedaan. Wij willen niet beweren, dat de geloovigen gelijk staan met de discipelen van Jezus op den Pinksterdag, want van hen mocht gezegd worden zij waren allen eendrachtig bij een en dit is althans niet het geval. Zij waren gelijk aan een keurbende, die op bevel van den aanvoerder wacht om op den eersten wenk ge reed te zijn, terwijl het beeld, dat de Christen heid thans te zien geeft, daarvan heel wat ver schilt. Wij zien veel meer de pluriformiteit dan de eenheid der kerk en daaruit moet mee ver klaard worden de verzwakking van het kerke lijk besef, waarover in alle kerken geklaagd wordt. Neen gunstig ziet het er met de eenheid van Christus' Kerk niet uit. Wij zeggen niet, dat er in 't geheel geen besef meer is, die ge- deeldheid behoort tot de misstanden maar wij willen het oog er niet voor sluiten, dat alle po gingen om toenadering te bewerken, vruchteloos zijn. Er is weinig overgebleven van meeleven en meewerken of men moet alleen zien op een be paalden kring. Doch ook zelfs deze treurige werkelijkheid behoeft ons niet neerslachtig te maken. Dit kun nen we overlaten aan de Roomschen, die nooit tot volle recht hebben laten komen Ik geloof een heilige, algemeene Christelijke kerk, we tend dat het geloof is een vaste grond der din gen, die men hoopt en een bewijs der zaken, die men niet ziet. Zoolang dit voor ons be wustzijn vast staat zal ook de kerk haar een heid bewaren en wij zullen met den Apostel aandringen bij allen, die de verschijning van onzen Heere Jezus Christus liefhebben u be- naarstigende te behouden de eenigheid de Gees- tes door den band des vredes en wijl de H. Geest in ons blijft wonen en werken zal deze vermaning weerklank vinden. De arbeid waartoe de kerk geroepen is en waartoe zij ook ver der bekwaam gemaakt wordt door den Heiligen Geest zal niet ijdel zijn. Ook nu zullen er zijn, die evenals op den eersten Pinksterdag vragen wat moeten wij doen, om zalig te worden. Fa- ijatieke tegenstanders zullen veranderd in vrien den en uitroepen: Wat wilt Gij Heere, dat ik doen zal. Vreesachtigen als Simon, die hun Meester verloochenen voor een dienstmeisje, zullen zich in de voorhoede plaatsen om tegen een vijandige en spottende wereld den handschoen op te ra pen en onversaagd blijven in 't midden van een woedende menigte, welke onder den invloed HET GEZIN VAN JASPER HOGEWEG. IV. Als hij bij de herberg aankomt, vindt hij de deur wijd open en de gelagkamer leeg. Hij stapt binnen, geruischloos, als voelt hij zelf wel, dat hij daar niet hoort. Even blijft hij staan, midden in de kamer, be sluiteloos. Dan hoort hij stemmen en het geluid van vorken en messen en als hij kijkt in de richting, vanwaar dat geluid komt, bemerkt hij, dat de deur van de huiskamer half open staat. Hij gaat er naar toe, met de bedoeling te klop pen en een borrel te bestellen. Maar als. hij ach ter de deur staat, blijft hij staan en onwillekeu rig luistert hij naar de gesprekken, die binnen gevoerd worden „Man, heb je de buitendeur van de gelagkamer wijd open gezet Dat al die akelige kerels hier komen zuipen, dat vind ik goed, daar verdienen we aardig wat aan. Maar dat ze de kamer te vens vullen met die stinkende tabakslucht, vind ik een schandaal." Jasper schrikt er van, wordt er totaal nuchter van. „Is dat de stem van die anders altijd zoo vriendelijke vrouw Spreekt die nu zoo min achtend van „kerels" en van „stinkende tabaks lucht En een oogenblik later klinkt de stem van haar man „Zeg, vrouw, heb je gezien, hoe sjofeltjes die Jasper er uit zag. Hij heeft haast geen kleeren staat van Farizeen en Schriftgeleerden, hoewel de oogst groot en de arbeiders weinige zijn, toch zal de oogst rijpen en straks binnen gehaald wor den in de voorraadschuren onzes Gods. Wij weten ook niet of het ontkiemende zaad op een akker een rijke oogst zaj opleveren, want er kan nog zooveel gebeuren, voor dat die tijd er is, maar wij gelooven, dat ook op dezen zomer met zijn weelde een herfst zal volgen, omdat God het zoo heeft bepaald. Gelijk de Apostelen na de hemelvaart van Jezus te Jeruzalem moes ten wachten op de vervulling van de belofte dés Vaders, zoo leven wij in de pauze welke aan Jezus' tweede komst voorafgaat. Menigmaal is reeds gevraagd hoelang zal zij duren, maar daar op geen bepaald antwoord ontvangen. Weest dan nuchteren en waakt, want gij weet niet, wanneer Uw Heere komt en houd uw gemoed op Zijn komst bereid, opdat gij deelen moogt in de vreugde, welke aan allen die trouw op hun post bleven ten deel zal worden. Behoor tot het volk, dat met verlangen uitziet en bidtKom Heere Jezus, ja kom haastig, want al vertoeft Hij, Hij komt gewis, zooals Hij eenmaal op Zijn tijd gekomen is. Op den Pinksterdag kwam uit, dat Hij de gevangenis gevankelijk genomen had en gaven om uit te deelen. Wij gaan een oogstfeest tegemoet, waarop de volle stroomen der genade uitgegoten zullen worden, zooals wij ons nog niet voorstellen kun nen. Uw begeerte zij steeds Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest. BOUMA. TIENDE PROVINCIALE DIACONALE CONFERENTIE. Het door water en dijken en andere dingen verdeelde Zeeland gaf op 6 Juni j.l. een beeld van zijn eenheid bij alle verdeeldheid. Op de zen dag kwamen 35 diaconieën der Gerefor meerde Kerken uit alle deelen van Zeeland in Tiende Provinciale Conferentie bijeen. En het was in elk opzicht op zijn plaats en op goede gronden, dat de Voorzitter bij de opening ver zocht te zingen „ai ziet hoe goed hoe lieflijk „is het, dat zonen van 't zelfde huis als broeders „samen wonen". Behalve de gewone, aan vergaderingen en conferenties eigene meer huishoudelijke, zaken, werden de door verschillende diaconieën inge zonden vragen besproken. Br. J. W. Kögeler van Middelburg deed hoo- ren „Iets uit de practijk van Rusthuisverzor ging" en Dr. J. Hoek van 's-Gravenhage refe reerde over „De Diaconie en particulier hulp betoon". In zijn openingswoord bracht de Voorzitter o.m. in herinnering de vele zegeningen, welke de Heere God in de achterliggende tien jaar in de conferenties heeft geschonken, en noemt hij de onderwerpen, op, die in deze jaren in de ver schillende referaten zijn behandeld. Hierdoor werden de Conferenties telkenmale hoogtepunten in het diaconale leven. Ook hierin, zoo merkte de Voorzitter op, hebben we de vrucht te erkennen van een, in de jaren 1834 en 1886, vernieuwd kerkelijk le ven, waardoor de ambten in Christus' Kerk wér den hersteld en dus ook het diaconaat gelegen heid kreeg tot openbaring van de Goddelijke barmhartigheid. De diakenen moeten voor de liefde van Chris tus zijn doordrongen en steeds trachten het in zicht in de beginselen te verdiepen en tot een juiste toepassing te komen in de practijk. Het stemt tot dankbaarheid, dat menig diaken reeds heeft mogen getuigen, dat de Diaconale Conferenties aan dit doel ten zeerste bevorder lijk zijn geweest. Hieraan is het wel te danken, dat de belangstelling in deze conferenties altijd levendig is gebleven. I Van de vragen noemen we een enkele n. 1. van de Diaconie te Nieuwdorp luidende „In tal van ziektegevallen achten de doctoren „tegenwoordig meer en meer opname in Zie kenhuizen gewenscht, hetgeen dikwijls aan de „Diaconieën zeer zware, soms zelfs te zware, „lasten oplegt. „Is het geoorloofd om ter bestrijding van deze „onkosten niet vallende onder armenzorg in „den engeren zin van het woord steun, c.q. „subsidie, te vragen aan daarvoor in aanmerking „komende lichamen of instellingen Uit de toelichting ter conferentie gegven bleek, dat het B. A. te Nieuwdorp rijk is, geenerlei be hoefte heeft aan subsidie uit de gemeentekas (belastingen) en gaarne bereid is in deze ge- aan z'n lijf." „Ja, man, zeg dat wel. De vent begint er in z'n gezicht ook al zoo vies uit te zien. De je never loopt er haast uit. Geloof maar dat het thuis ook geen vetpot zal zijn. Maar dat hin dert niet, dat vrome wijf van hem, Sara heet ze immers, kan haar buik wel vullen met ge beden. Dat wijf is natuurlijk een onnoozele hals, anders was ze al lang bij dien vent vandaan geloopen." „Ba, moeder", klinkt dan een kinderstem, „dat vette vleesch lust ik niet." „Wel jongen", luidt het antwoord, „laat het dan maar staan, dat is goed voor de poes. Ik zal je wel een ander stuk geven. Wij kunnen het wel betalen. Hoe meer die kerels met hun vuile gezichten en hun vieze praatjes drinken, hoe beter wij het hebben Plotseling wordt de deur wijd opengetrapt en Jasper vertoont zich op den drempel „Ik heb jullie twee dingen te zeggen," buldert z'n zware stem. „In de eerste plaats dat jullie huichelaars zijn. Als jullie met ons praten, ben je erg vriendelijk en achter onzen rug spreek je kwaad van ons. Maar aan mij zal je nooit meer één cent verdienen, dat bezweer ik je. En in de tweede plaats heb je mijn vrouw beleedigd, want je hebt haar een „vroom wijf" genoemd en een „onnoozele hals" en dat duld ik niet en daarom verzoek ik Banis om buiten te komen, dan zal ik hem uit elkaar halen." Maar Banis scheen niet den minsten lust te hebben om uit elkaar gehaald te worden. Haas tig stonden hij en z'n vrouw op, spoedden zich naar de keuken en deden de deur achter zich vallen steun te verleenen. Desondanks werd door de Conferentie geadviseerd als regel te volgen 1°. verzorging in eigen kring; 2°. zoo noodig hulp vragen aan eigen kerken; 3°. in buitengewone gevallen hulp aanvaar den van anderen. Hierbij werd nog de aandacht gevestigd op het eigenaardige feit, dat de Generale Synode der Gereformeerde Kerken wel heeft gegeven een regeling voor samenwerking van verschillende kerken (diaconieën) indien de kosten der diaco nale zorg de kracht van een beoaalde kerk te boven gaan, doch dat van toepassing dézer re geling nog niet veel of niets is gekomen. De mededeelingen van Br. Kögeler uit Mid delburg over de Rusthuisverzorging kwamen neer op het volgende De diaconie van Middelburg had de oprich ting van een dergelijk rusthuis als roeping ge voeld, omdat er zoowel van hare ouden van dagen waren ondergebracht in een neutrale in richting, waarin zij zich, juist door de neutrale omgeving, niet thuis gevoelden, als andere ouden van dagen waren, die zich onder moeilijke om standigheden nauwelijks zelfstandig konden hand haven. Bij de uitvoering was er steeds naar gestreefd het idee van gestichtsleven verre te houden en het familieleven te benaderen. De „vader" en „moeder", die aan het hoofd staan mogen hiertoe veel bijdragen. De ouden van dagen genieten in groote mate zelfstandig heid en vrijheid profiteeren van kerktelefoon en radio vinden werkgelegenheid en hebben bibliotheek, gezelschapsspelen en ziekenwagen tot hunne beschikking. 't Gevolg is geweest, dat het Rusthuis een groote plaats in het hart de gemeente heeft ge kregen en dat, waar de finantieele uitkomsten zeer bevredigend waren, in alle opzichten kan worden getuigd „De Heere heeft groote dingen bij ons verricht, dies zijn wij verblijd". Tenslotte moge iets volgen over het bovenver melde door Dr. Hoek gehouden referaat Spreker begon er op te wijzen, dat onder ons de rechte verhouding, waarin diaconie en parti culier hulpbetoon tot elkander staan wel wordt gekend. De vraag, die in den tegenwoordigen tijd onder het oog moet worden gezien is echter deze of het accent niet moet worden verlegd. Is er, n.l. vroeger, na het verval, in de tijden van wederopkomst van het diaconaat, een tijd geweest, waarin zooveel mogelijk moest worden getrokken binnen de werkkingssfeer van het dia conaat, thans behoort zooveel mogelijk het par ticulier hulpbetoon, mits dit Christelijk zij, te worden bevorderd. De diaconie behoort het cen trum te blijven doch familiehulp en hulp aan personen, die onder de voorzienige leiding Gods op iemands weg zijn geplaatst is te verdedigen, rechtstreeks op schriftuurlijke gronden (1 Ti- motheüs) en op grond van het algemeen ambt der geloovigen, dat nimmer door het bijzondere verdrongen mag worden. Het bijzondere ambt behoort leiding te geven, vandaar dat het parti culier hulpbetoon dient plaats te hebben in over leg met de diaconie. Vooral de vereenigingen binnen de gemeente hebben zich hierop toe te leggen, zoodat bijv. uitreiking van kleedingstuk- ken in overleg met de diaconie plaats vinde. Zusterhulp kan als eigen tak van dienst door de diaconie worden georganiseerd. Voorschotkassen blijven liever, hoewel in nauw contact met, toch zelfstandig naast de diaconie, in verband met de vereischte zakelijk heid van het beheer. Naar steun van vereenigingen buiten de kerk worde niet verwezen, al kan hiervan, in tegen stelling met hulp van de overheid, wel gebruik worden gemaakt. Duidelijk dient hierbij onderscheiden tusschen liefdadigheidsvereenigingen en vereenigingen etc. waarbij premie moet worden betaald. Deze, die dienen tot onderlinge verzekering en tot doel hebben zelfhelp in moeilijke omstandigheden, moeten ten zeerste worden bevorderd. Wat het Christelijk particulier hulpbetoon aan gaat, familiehulp, in verderen graad dan waartoe de overheid verplicht, hulp van werkgever aan arbeider, aan vrienden en bekenden, voorschot- kassen e.d. dit dient krachtig bevorderd en om dat het is van God geboden en omdat het de diaconie ontlast. Door deze ontlasting eenerzijds wordt de dia conie anderzijds in staat gesteld te dragen andere lasten, welke de overheid als gevolg van de so cialistische gedachte, steeds meer op zich gaat nemen. Hierbij wordt gedacht aan uitgetrokken werk- loozen, aan kosten van ziekenhuisverpleging e.d. op slot. „Lafaards", schreeuwde Jasper hen nog na. Dan gaf hij de deur nog een flinken trap en verliet daarna de herberg. En binnenin hem kook te het van woede en schaamte. Al dien tijd hadden die Banis en z'n vrouw dus vriendelijk gedaan om hem en z'n kamera den het geld uit den zak te troggelen. En het was hun maar al te goed geluktEn van dat geld speelden zij nu mooi weer en Jasper kon armoede lijden. De kinderen van Banis lustten geen spek, terwijl zijn kinderen naar een stukje hunkerden Hij had het kwartje te voorschijn gehaald, het eenige geld, dat hij nog bezat. Hij had er net twee borrels voor kunnen koopen en had dan nog een cent overgehouden. Nu begaf hij zich met het geldstuk naar den bakker en kocht er brood voor. Toen hij thuis kwam, vond hij de keukendeur open. Voorzichtig naderde hij en zag z'n vrouw op de knieën liggen. Onwillekeurig bleef hij stilstaan en luisterde „O, Heere", hoorde hij haar smeeken, „vergeef aan mijn man zijn zware schulden en delg zijn overtredingen uit. Breng Gij hem van den drank af en geef ons heden ons dagelijksch brood Bij 't hooren van die laatste bede, zette Jas per voorzichtig het brood neer, daarna liep hij op de teenen naar een haag, op een kleinen afstand van de keuken. Haastig raapte hij een steentje op, wierp dit achter in de keuken en verborg zich dan achter de haag. Het vallen van het steentje had Sara doen Indien het voorkomt, dat dit soort kosten door de overheid wordt gedragen, moeten we dit niet trachten goed te praten, doch als het niet an ders kan, liever erkennen, dat de toestand nood gedwongen zoo is. Laat het kinderen vooral een eer zijn, hunne ouders als deze oud zijn en behoeftig, te ver zorgen. Laten ze geen weelde willen genieten zoolang die ouders niet geholpen zijn. Ouderlingen en predikanten kunnen hierbij aan de diakenen wel steun verleenen. Tegenover de zuigkracht der overheidshulp, in de hand gewerkt door het zich van de kerk af- keeren van velen, handhave de diaconie de juiste orde in het verzorgen en geve daarbij leiding. Een aangename gedachtenwisseling, waarbij voorbeelden uit de practijk door de diaconieën naar voren werden gebracht, gaf den referent gelegenheid zijn standpunt nog nader toe te lichten. De Voorzitter was hierna de tolk der verga dering toen hij Dr. Hoek hartelijk dank betuigde voor het schoone woord door hem gesproken. CLASSICALE ZENDINGSDAG ZIERIKZEE. Begunstigd door fraai zonnig weer heeft op den tweeden Pinksterdag de Zendingsdag van de Geref. Kerken op Schouwen-Duiveland, na mens de Classis Zierikzee plaats gehad. En wij mogen op een welgeslaagden middag terugzien. Het was wel een Zendingsdag van plaatsver vangers, zooals door den laatsten spreker terecht werd opgemerkt. Voor eiken oorspronkelijk be doelden spreker moest een ander optreden. Maar er was een flinke opkomst, en veel goede opwek kende woorden zijn ten gehoore gebracht. Ds. Rottenberg, internationaal zendeling onder de Joden, thans te Rotterdam, sprak over het Evangelie als een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk, die gelooft, eerst den Jood. Dr. Van Lonkhuijzen van Zierikzee had tot onderwerp zijner rede „Sla zevenmaal." Daar na sprak Ds. Elgersma van Haamstede over Ps. 72 16a. En het slotwoord werd gesproken door Ds. v. d. Ende van Kamperland, secund. Zen- dingsdeputaat van de Classis Zierikzee, met als leidende gedachte de vraag Wat is Zending Tijdens de pauze werden 100 exemplaren ver kocht van P. Lok's „Vertellingen van ons Zen dingsterrein". Daarbenevens is de finantieele bate geweest, dat de Commissie van organisatie straks de som van 100 gulden aan de Classis kan aanbieden ten dienste onzer Zeeuwsche Zending. Zoo is er dan rijke stof tot dankbaarheid aan God, die een gezegende bijeenkomst en ook gel delijk een verblijdenden uitslag gaf. Moge de belangstelling voor den Zendingsarbeid steeds toenemen, en zij er veel gebed voor de zaak van Gods Koninkrijk in onze harten. Namens de Commissie van organisatie, JOH. DE BOER. NOG ZOO? Dezen morgen ontving ik een brief uit het hart van Afrika. Uit den Belgischen Congo. Van een Ainerikaanschen Zendeling en zijn vrouw. Zij was mijn catechisante in Amerika. Zij deelen mij mede hoe zij daar Zendingswerk doen op een eenzame post midden in de oer wouden van Afrika. Het gebrul van den leeuw wordt gedurig des nachts gehoord, zoowel als het gehuil van de hyena. De apen gillen in de boomen boven hun huis en de slangen schuive- len onder het huis. Ze wonen midden in een stam van zwarten vele honderde mijlen van de naaste blanke Zendelingen. Wat mij bijzonder in dezen brief trof is o.m. ook dit. Wij prediken zoo schrijven ze mij tot de zwarten in ons dorp en deze brengen het Evangelie verder onder hun stam. Het zij pelt zoo door van het eene kaffer-dorp naar het andere. We hebben bekeeringen aan wier oprechtheid wij niet mogen twijfelen, maar niet alleen deze bekeerden zelfs de catechisanten vertellen het evangelie tegen hun buren en ken nissen in andere dorpen. Als we ergens in een dorp komen dan staan we Verwonderd zoo veel als de menschen daar er al van weten. In derdaad dat is zooals het zijn moet. Zoo zeker als de vogel zingt en de zon schijnt is het de aard van den waren Christen om te getuigen. Zoo is het bij deze zwarten in Afrika. Ieder christen is daar een Zendeling. Zoo was het immers eenmaal ook hier. In de dagen der va deren. Ten tijde der Reformatie. Op den brand- schrikken, haastig was ze opgestaan en toen vielen haar oogen op het brood. Overal keek ze rond, begreep niet, waar die heerlijke gaven vandaan kwamen. Daarna hoorde Jasper, dat ze haar kinderen riep en toen hij de vroolijke gezichten der kleintjes zag en hun lachen hoor de, kwamen er voor 't eerst, sinds lange jaren, tranen in z'n oogen. Dan zag hij vrouw en kinderen op de knieën zinken, een kort dankgebed sprak de moeder uit voor deze wonderlijke uitredding en weldra zag hij hen allen in het bezit van een paar sne den brood. En de graagte, waarmee dit droge brood verorberd werd, bewees wel, hoe groot de honger was geweest. „Nooit in der eeuwigheid zal er één droppel drank meer over mijn lippen komen", had Jasper zichzelf beloofd. En hij had woord gehouden. Hoewel hij God niet vroeg om kracht om vol te houden, had de Heere op 't gebed der vrouw hem geholpen in. den strijd tegen het verderfe lijke vocht. En weldra heerschte er betrekkelijke welvaart in het gezin. Tot er iets gebeurde, wat Jasper en z'n vrouw heel vreemd en toch tevens ook erg prettig von den Op een middag, toen Jasper van z'n werk kwam, stond zijn vrouw hem op te wachten. Dat was op zichzelf niets vreemds, maar wat wel iets bijzonders was, was de brief, dien zij in de hoogte hield. Brieven ontving de familie Jaspers slechts bij hooge uitzondering. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1930 | | pagina 2