Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 23.
Vrijdag 6 Juni 1930.
44e Jaargang.
UIT fiET WOORD.
DADERS DES WOORDS
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTEUR: Ds. A. G HE IJ TE KOUDEKERKE.
VASTE MEDEWERKERSD*D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F, STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE
en R. J. VAN DER VEEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
DE VERZEGELING VAN DEN HEILIGEN
GEEST.
In welken gij ook, nadat gij geloofd
hebt, zijt verzegeld geworden met den
Heiligen Geest der belofte.
Efeze 1 13b.
De Heilige Geest is uitgestort.
Een volheid van goddelijke gaven is in Hem
aan de gemeente geschonken.
Onder die rijke schatten is ook de verzegeling
van de geloovigen.
De Heilige Geest is ook het zegel, gedrukt
in de harten der geloovigen, ter verzegeling van
de weldaden, door God hun geschonken.
Aan de verzegeling gaat dus het geloof vooraf.
Anders is er niets te verzegelen.
Nadat gij geloofd hebt, zijt gij verzegeld ge
worden.
Zalig de mensch die gelooft
Hij gaat niet meer gebukt onder zijn zware
schuldenlast. Hij geniet de vergeving van zijn
zonden. Hij is aangenomen tot Gods kind en
bezit het ware leven, het leven met God. Hij
ziet in de verte de hemelsche heerlijkheid.
Welk een bezitWelk een rijkdom
U moge aangeboden worden al de schatten
dezer aarde, al de koninkrijken der wereld, op
voorwaarde, dat ge daarvoor uw geloof zult
inruilen ge zoudt er niet aan denken. De
weldaad van het levend geloof wilt ge niet prijs
geven.
Delf vrouw en kind het graf voor mijn
geloof kunt ge geen graf delven.
Neem goed en bloed mij af mijn geloof
kunt ge mij niet afnemen.
Maar nu kan weieens een bange vraag 't hart
van de geloovigen verontrusten.
Deze benauwende vraag nu moest het geloof
van Gods kinderen, en daarom ook mijn eigen
geloof, eens enkel op inbeelding berusten. Nu
moest 'k eens een heerlijken droom droomen,
waarna een ontwaken in ellende volgde. Nu
moest al dat bezit, al die rijkdom eens ingebeeld
bezit, ingebeelde rijkdom wezen.
Alles maar een droommijn vrede, mijn
vreugde, mijn zaligheid. In werkelijkheid geen
schuldvergiffenis, geen kind van God, geen
eeuwig, zalig leven.
Ontroerende gedachte
Want we willen niet droomen, we willen ons
niet maar iets inbeelden.
We willen waarheid. We willen werkelijkheid.
We willen vastheid.
Hoe kunnen we weten, dat ons geloof geen
inbeelding is, geen droom, geen luchtspiegeling
God drukt Zijn kinderen een zegel op.
In dat zegel bezitten zij het onbedriegelijk
getuigenis, dat hun geloof hun niet den toegang
tot een ijdel droomenland heeft geopend.
Want wat is dat „verzegelen"
Verzegelen is bekrachtigen, bevestigen, teeke
nen als zijn eigendom, zoodat men dit bezit ook
beveiligt tegen ontvreemding.
Hebt ge ergens een zegel opgedrukt, dan wilt
ge daarmee zeggen dat is mijn eigendom, daar
maak ik aanspraak op, daar zorg ik voor.
Een zegel dient om aan te wijzen den eigenaar
en beveiligaar van een ding.
De apostel wil nu zeggen de Heilige Geest
wijst u, geloovigen, aan als het onvervreemdbaar
eigendom des Heeren. Hij is een zegel, dat con
stateert gij zijt des Heeren
In oude tijden kocht een heer een slaaf, en
drukte met onuitwischbaar schrift zijn teeken,
zijn wapen hem in den rug of in de hand.
„Hij is mijn eigendom, hij is van mij, hij staat
onder mijn bescherming", wilde hij daarmede
aan de geheele wereld te kennen geven.
Ook den geloovigen is zulk een stempel in
gedrukt.
Daarmede wil God aan de geloovigen en te
gelijk aan de gansche wereld betuigen Zij zijn
Mijn eigendom, zij zijn van Mij.
Onuitwischbaar staat dat stempel in het hart
van de geloovigen gedrukt.
En zoo gaan de kinderen Gods als eeuwig-
gestempelden het leven door, en zoo vaak ze
op dat stempel zien, zijn ze uit hun twijfel weg
gerukt en wandelen ze weer voort met de rus
tige zekerheid, dat God hen tot Zijn eigendom
rekent en dus voor hen zorgen zal.
Draagt ge dat eigendomsstempel, dan zijt ge
niet een slaaf met 't merkteeken van een drijver
in 't lichaam. Dan zijt ge een kind met den ring
des Vaders aan den vinger.
De Geest Gods getuigt met onzen geest, niet
dat we slaven, maar dat we kinderen Gods zijn.
De Koning van hemel en aarde getuigtGij
zijt Mijn.
Wanneer de Almachtige zegt„Gij zijt Mijn
eigendom", wat zal u dan ontbreken
Wanneer de pijnigende vraag zich aan u op
dringt „beeld ik mij misschien maar iets in
houdt dan maar strak 't oog op den ring ge
richt, die uw Vader u heeft willen schenken.
Ziet dan op dat onbedriegelijke zegel, dat God
heeft afgedrukt in uw hart.
Maarnu moest ook dat zegel eens valsch
wezen
Er zijn toch niet alleen waardelooze goederen,
doch er zijn ook waardelooze, nagemaakte ze
gels, gedrukt op waardelooze waren.
Als ik mij nu eens inbeeldde dien Geest Gods
te hebben. Als ik mijzelf nu eens diets maakte,
dat dit zegel op mijn geloof stond afgedrukt
en't was een valsch zegel, een nagebootst
zegel
Hoeveel menschen, die krank van zinnen zijn,
beelden zich in Ik ben gezond, ik ben verstan
dig, ik ben ten onrechte in een gesticht.
Hoe zult gij zeker weten, dat het zegel echt is
Zie op een krankzinnige. Die mensch moge
beweren, dat hij niet gekrenkt van geest is, maar
heel zijn levensopenbaring zegt luidegij zijt
't wel
Zijn dwaze gebaren en woorden en daden
zeggen Wat ge beweert is onjuist, is in strijd
met de waarheid.
Welnu, uit de levensopenbaring van degenen,
die gelooven en het stempel des Geestes bezit
ten, moet 't blijken, dat het geloof werkelijk in
hen woont en het zegel een echt, onvervalscht
zegel is.
De geloovigen brengen vruchten voort, die al
leen kunnen opbloeien uit een leven, dat door
den Geest is bedauwd, uit een leven, waarop
de Geest Gods het stempel heeft gezet.
Die Geest heetHeilige Geest, omdat Hij
heilig is, maar ook omdat Hij heilig maakt.
En nu is er geen mensch op aarde, die van
nature een heiligen Geest in zich heeft.
Van nature hebben we een onheiligen geest
in ons.
Zou nu werkelijk een mensch 't niet bemerken,
wanneer een vlak daaraan tegenovergestelde
Geest in hem werken gaat
Als hij de zonde, die hij vroeger liefhad, nu
begint te haten
Als hij God begint te zoeken, terwijl hij Hem
vroeger steeds ontvluchtte
Als hij het heilige, dat hem vroeger tegen
stond, nu begint lief te hebben
Waar komt dit alles vandaan
Niet van uzelf vroeger was 't anders.
Het is een bewijs, dat de Heilige Geest in u
werkt, die bezig is u heilig te maken.
En dat kan geen inbeelding wezen, dat ge
de zonde haat, dat ge u voelt heengetrokken
naar den heiligen God, dat ge een drang in u
bespeurt naar Zijn heiligen wil te leven, 't Zijn
de bewijzen voor u, dat de Heilige Geest wel
waarlijk in u woont, de Heilige Geest, die bezig
is u te vormen naar Gods heilig beeld.
Dat zegel vernieuwt, heiligt het hart.
Wanneer ge dus zoudt zeggen „ik ben ver
zegeld geworden met den Heiligen Geest", en
ge leeft als een onheilige, ach beeld u dan niet
in, dat God Zijn stempel u heeft opgedrukt.
Het getuigenis des Geestes is een getuigenis,
dat voortdurend van dag tot dag getuigt binnen
in u tegen uw zonde en ongerechtigheid en zegt
„Wees heilig, want God is heilig".
Kinderen Gods, verliest uw verzegeling dan
niet uit het oog.
Bidt God den Vader, dat Hij het genadewerk
van den Zoon des Menschen in uw ziel ver
zegde door Zijnen Geest.
Die verzegeling sluit de verzekerdheid in, dat
niets u kan scheiden van de liefde Gods, die
daar is in Christus Jezus, onzen Heere.
Welk een voorrecht zóó onder Gods zegel te
liggen, en daarom onaantastbaar te zijn voor
alle booze machten uit het rijk der duisternis
Z. KOK.
HET HUWELIJKSPROBLEEM IN LEVEN
EN LITERATUUR.
II.
De bijdrage van den letterkundige Dr. Taze-
laar is heel wat uitgebreider dan van den me
dicus Dr. Honig. Dat ligt ook in den aard der
zaak, omdat Dr. Tazelaar breede overzichten
geeft van enkele romans, die hij voor dit onder
werp typeerend achtte om daarmee zijn bezwa
ren tegen die romans te illustreeren en te moti-
veeren. Voor onze jonge menschen n.l. voor
hen. die door hun studie wel met d^ nieuwere
romans moeten kennis maken achten we voor
al dit deel van het boek zeer geschikt.
In z'n eerste hoofdstuk „De probleem-roman"
geeft hij een leerzame typeering van onzen tijd
als de problemen-tijd. „Ónze tijd is bij uitstek
de problementijd, de tijd zonder lijn en zonder
houvast op ieder gebied vol van wat men dan
noemt problemen." Probleem is dan de aanlei
ding tot diepzinnig redeneeren en theoretiseeren.
Vaak wordt dan probleem genoemd, wat het
niet is. Natuurlijk zijn er vraagpunten, die den
naam van probleem verdienen daar zijn ook
problemen, die hoe ook doorwrocht, problemen
blijven. Maar in onzen tijd maakt men van al
lerlei vraagpunten maar „problemen", waarbij
de behoefte aan oplossing nauwelijks wordt ge
voeld. Zoo kan van de problemenjagerij ge
sproken worden als van een ziekte van dezen
tijd. En van die ziekte wordt de zoeker zelf
het slachtoffer. Want door het alles problema
tisch stellen verliest hij iedere zekerheid.
De oorzaken van deze ziekte zijn wel aan te
wijzen. De voor-oorlogsche mensch had al ver
loren het geloof in God, maar had nog zijn ge
loof in den mensch. Daarin vond hij z'n steun
punt. Maar de na-oorlogsche-mensch heeft ook
dat geloof in den mensch verloren. Daarom is
hij alles kwijt, zijn houvast, zijn lijn, vooral ook
de verwachting op het menschelijke, dat aan een
vorig geslacht zijn zelfbewustheid gaf. Daarom
ziet men alles als probleem, betrekt men ook de
diepste levensverhoudingen in een lichtloos den
ken en komt nooit tot een oplossing, omdat men
den eeuwigen weg daartoe, dien van gehoor
zaamheid en gebod, niet uit wil.
In dezen problemen-tijd is de probleem-roman
een natuurlijk verschijnsel, ook de roman van
het huwelijksprobleem.
Het tweede hoofdstuk gaat dan handelen over
den roman van het huwelijks-probleem. In dit
hoofdstuk, dat het grootste is, wordt dan een
overzicht gegeven van enkele typeerende romans,
die het huwelijk voorstellen als een probleem.
Daar is de roman van een getrouwde vrouw,
die liefde gaat opvatten voor een anderen man,
maar haar huwelijk verhindert de liefde van dien
vreemden man te genieten. En dan komt de
vraag op Waarom moet ik missen het recht
op een eigen groot en diep verlangen op een
vol leven Waarom is dan dat verlangen in
mijn hart gelegd Die vrouw voelt zich niet
schuldig maar martelares. Zoo wil deze roman
de vraag stellen of nu toch de huwelijksband niet
beteekent een inperken van het beste in de men-
schenziel.
In een andere wordt verhaald van een vrouw,
die niet als de eerste door den huwelijksband
zich weerhouden liet van ongeoorloofde dingen,
maar die de huwelijkstrouw metterdaad schond.
Haar huwelijk bracht haar een groote teleurstel
ling. Op den duur besluit zij weg te loopen. Zoo
drukt zij dat evenwel niet uit maar dat zij werd
weggestooten. Wat heelemaal niet waar was.
Met een vriend uit haar jeugd gaat ze in het
buitenland zwerven. Maar dat wordt het begin
der groote ellende. De man, met wien zij er van
doorging krijgt genoeg van haar en trouwt met
een rijke partij.
Dan begint zij haar schuld te zien, en om die
te boeten, wijdt zij zich aan haar zoon, die,
door zijn vader verstooten, aan lager wal was
geraakt die evenwel eerst van z'n moeder, die
hij in vijftien jaar niet gezien had, niets wilde
weten, maar op zijn sterfbed haar weer als moe
der erkent. En voor deze vrouw wordt dan in
haar verguizing, haar boete, haar schulderken
ning het medegevoel gevraagd.
Zoo worden nog een paar andere romans be
sproken. Ook één, waarin de man de ontrouwe
is, en waarin het voor een man dan op ellende
uitloopt. Een andere „De moeilijke keuze"
waarin gedemonstreerd wordt hoe een jong meis
je maar moeilijk kon beslissen tusschen twee
jonge mannen, die haar 't hof maakte, en dan
de verkeerde kiest en waarin dan het „probleem"
wordt gesteld of men door zulk een verkeerde
keuze, in onervarenheid gedaan, heel een leven
mag laten verkommeren door het huwelijk
In hoofdstuk drie wordt dan gewezen op de
tendenz van den huwelijks-roman. Die is deze,
dat men den lezer de overtuiging wil bijbren
gen, dat de eigenlijke oorzaak van zooveler el
lende, ligt in het huwelijk zooals het bestaat,
als bindend feit in iemands leven, hetzij als
macht, die de levensnormen beheerscht.
En die tendenz is hier daarom zoo gevaarlijk
omdat dit alles bedektelijk geschiedt.
Daarover dan nog de volgende week.
HEIJ.
1870.
VEERE
1930.
Met genoegen werd gelezen het schrijven van
Ds. P. van Strien van Veere, waarin hij bij ge
legenheid van het 60-jarig bestaan der Geref.
Kerk in die oude stad iets van haar geschiede
nis teekende.
Na een gesprek met Veere's dienaar des
Woords, is het, met het oog op bewaring van
enkele gegevens, goed het volgende, dat mij
meegedeeld is door hen, die reeds gestorven zijn,
hier even neer te schrijven.
Het werk der Scheiding liet natuurlijk ook
zijn gevolgen gevoelen in Zeeland en we zouden
er direct ook kunnen toevoegen, dat het niet
anders kon of Veere zou mededeelen in de rit
selingen van het werk des Geestes in die dagen.
Veere toch is een dier plaatsen, waar de va
deren het geloof in Christus hebben bezegeld
met hun bloed en waar men dikwerf heeft ge
streden met kloekheid voor de leer der kerk en
de waarheid van 's Heeren Woord. En nu klonk
in 1834 weer het getuigenis voor de waarheid.
In 1838 kwam er te Veere een klein groepje bij
elkander in het gebouw, waar thans is de bak
kerij „De Hoop". Later is de vergaderplaats
verlegd naar het thans nog bestaande „Hotel
Roland", waar een zekere broeder Lankester
voorging, 't Kleine stekje was evenwel ten doode
gedoemd, wijl de Amerika-koorts er de meesten
aangreep, zoodat ze stad en vaderland verlieten
om in het verre Westen God te kunnen dienen
naar Zijn Woord.
Dan volgen er jaren van stilte en ook in
Veere werd de macht van het Modernisme steeds
krachtiger, waardoor zij, wier ziel hunkerde
naar de verkondiging van het levende Woord,
gedwongen werden het elders te zoeken en wij
hebben gehoord van verschillende broeders en
zusters, dat zij wandelingen maakten naar Big-
gekerke om Buddingh te hooren of ze gingen
naar St. Jan ten Heere achter Domburg later
naar Middelburg bij Ds. Middel en Ds. Ren
ting of naar Vlissingen bij Ds. Gispen en Ds.
Holster of ze vertelden u van de anti-toga-kerk
op de Rouaansche Kade te Middelburg of wel
van Ds. van den Oever en eindelijk niet te ver
geten van Ds. Littooij en Ds. Keulemans.
Juist de namen der beide laatsten zijn onaf
scheidelijk aan het begin van Veere's Geref.
Kerk verbonden.
Het overige is wel bekend. Wellicht mag nog
er bijgevoegd, dat de verschillende voorverga
deringen zijn gehouden te Zandijk bij Veere, waar
in den tijd, toen ondergeteekende Veere's kerk
diende, woonde Br. A. Volkers Az„ die langen
tijd de accurate scriba van den kerkeraad was.
Opdat het alles straks niet vergeten worde,
is een en ander, mij meegedeeld, neergeschreven
in de hoop, dat het velen in Veere aangenaam
zij die herinneringen nog eens te lezen.
Waar we ons verblijden in het vele goede,
dat mag gehoord over 's Heeren werk te Veere
ook bij al het tekort van 's menschen zijde, mag
zeker overgenomen de bede aan het slot van
het stuk van onzen geachten collega Ds. van
Strien
Uw werk, o Heere behoud dat in het leven
in het midden der jaren.
Stelle die getrouwe Verbonds-God Zijn volk
steeds meer tot Zijnen lof.
K. B. S.