een plechtige handeling als het uitspreken van
het votum is eerbiedige stilte echter gewenscht.
We moesten toen een poos wachten voor we
den dienst konden beginnen. Dit bezwaar ver
valt, wanneer men eerst een psalmvers zingt.
Het komt maar heel zelden voor, dat nog
iemand binnenkomt nadat dit psalmvers gezongen
is men heeft dan stilte. En die stilte is dan
ook een gewijde stilte. De rechte stemming is
door het psalmengezang gewekt. Wanneer men
nu als regel voorschrijft dat de dienst met het
votum moet beginnen wordt de bewegingsvrij
heid der kerken beperkt zonder dat daar
voor afdoende redenen zijn. En men kan dan öf
krijgen, dat een kerk zich toch aan die orde niet
stoort, maar dan ook den minder 'aangenamen
naam krijgt van independentistisch te zijn öf dat
men zich er maar aan onderwerpt, maar dat
blijft voelen als een last.
Nu wordt weieens als motief voor eenheid
van liturgie aangevoerd, dat het voor de predi
kanten, wanneer ze in een andere kerk den
dienst leiden, zoo lastig is, wanneer ze eerst
moeten vragen hoe daar de orde is. Dat bezwaar
vervalt, wanneer dat overal eender is.
Eerlijk gezegd heeft dit argument o.i. weinig
te beteekenen. Dat komt toch op allerlei terrein
voor, dat, als men niet in z'n eigen huis is, maar
bij een ander als gast vertoeft, men allerlei in
lichtingen moet vragen. Maar niemand zal daar
uit willen concludeeren, dat men, om een gast
zulke moeilijkheden te sparen, alle huizen pre
cies eender zou moeten inrichten en in alle ge
zinnen precies dezelfde orde volgen. Dat zou
voor die gasten misschien dan nog wel gemak
kelijk zijn, maar de gezinnen onder een ondra
gelijk juk brengen.
Wanneer men aan dat persoonlijk element
een bezwaar wil ontleenen, ligt daarin een ar
gument tegen eenheid-in-alles. Gelijk we zeiden,
laten we den dienst liever openen met een
psalmvers. Ook om persoonlijke redenen. Tot
het uitspreken van het votum voelen we ons
beter gestemd, wanneer eerst een psalmvers
gezongen is. Wanneer we nu een enkele maal
in een andere kerk den dienst moeten leiden,
waar men met het votum begint, voelen we
dat als iets hinderlijks. Bij het persoonlijk gebed
voor den dienst, dat onder ons, en terecht, ge
handhaafd wordt, komt er een zekere gejaagd
heid, omdat de gemeente zit te wachten. En uit
die ietwat onrustige stemming is men niet zoo
aanstonds weer overgegaan in die rustige stem
ming, die voor het uitspreken van het votum
gewenscht is. Maar we schikken ons naar den
gang van het werk in zulk een kerk, met de
gedachte 't is gelukkig maar voor een enkele
keer, want thuis doen we het anders. Maar als
nu die eerbied-in-alles ook zou vorderen, dat we
thuis ook altijd zoo deden, dan zou die troost
ons zelfs ontgaan. En als wij anderen graag de
vrijheid gunnen om dat anders te doen dan wij,
willen we voor onszelf graag de vrijheid be
waren om dat anders te doen dan zij.
Wanneer dan ook door een Synode een li
turgische orde zou worden vastgesteld zou moe
ten gezorgd worden, dat de bewegingsvrijheid der
Kerken niet meer werd ingekort dan beslist noo-
dig was als eisch van de beginselen.
Nu hoort men, dat er zich in sommige kerken
excessen op dit punt voordoen, die in een Geref.
Kerk niet geduld mogen worden.
Maar wanneer dat waar is, laat men die dan
noemen en laten er dan maatregelen genomen
worden om die excessen uit te bannen. De vrij
heid mag nooit losbandigheid worden. Maar bij
het weren van losbandigheid moet gewaakt dat
men het leven niet brengt onder een ondragelijk
juk.
Als men daarmee rekening wil houden is er
geen bezwaar, dat men in de liturgische orde
wat meer eenheid wil brengen en is daar ook
wel wat voor te zeggen.
HEIJ.
DE VRIJE UNIVERSITEIT EN DE
NATUURWETENSCHAP.
Als Gereformeerden belijden wij God te ken
nen door twee middelen. Ten eerste door de
schepping, onderhouding en regeering der ge-
heele wereld, overmits dezelve voor ons is als
een schoon boek, in hetwelk alle schepselen,
groote en kleine, gelijk als letteren zijn, die ons
de onzienlijke dingen Gods geven te aanschou
wen. Ten tweede geeft Hij zich zeiven ons nog
klaarder en volkomener te kennen door zijn hei
lig en Goddelijk Woord.
Deze belijdenis, dat God zich openbaart zoo
wel in de natuur als in de Schrift, stelt aan ons,
die weten, dat slechts de verwerving van de
kennisse Gods dé weg is ten eeuwigen leven,
van zelf tot eisch, om onze geloovige aandacht
bij voortduring evengoed gericht te houden op
de natuur als op de Schrift.
Los van alle wetenschap vloeit hieruit voort,
dat geestelijke oefening, al moge zij de ziel tij
delijk zelfs tot extase kunnen vervoeren, slechts
tot een duurzaam werkdadig geloofsleven voert,
wanneer zij haar aanvulling vindt in een gezonde,
maar weldoordachte beleving van al het natuur
lijke gebeuren. Eenerzijds loopt gevaar van gees
telijke verdorring al wie het huis des Heeren
verwaarloost om te gaan wandelen in de kerk
van ongekorven hout maar aan den anderen
kant sluit toch ook degenen, die verzuimt Gods
kracht en wijsheid te leeren ervaren in alle din
gen van de natuur, opzettelijk het oog voor de
helft van de middelen, die het God behaagd heeft
aan te wenden om zich aan ons te openbaren.
Voor de wetenschap volgt uit de belijdenis
meer in het bijzonder als taak, om haar onder
zoek niet te beperken tot het terrein van den
geest, maar om dit ook uit te strekken over het
gansche gebied der natuur.
Reeds dit op zich zelf vormt een afdoenden
grond voor de toevoeging eener natuurkundige
faculteit aan de Vrije Universiteit. Een toevoe
ging, die overigens ook ingevolge de wet in 1930
haar beslag moet krijgen, wil onze Universiteit
niet haar recht verliezen om haar wetenschappe
lijke graden door den staat op voet van gelijk
heid met die. van andere Universiteiten erkend
te zien.
De roep naar uitbreiding spruit echter tevens
nog voort uit een diepgevoelde behoefte naar
een wetenschappelijk centrum, waar leeraars en
leiders op natuurkundig terrein gevormd worden
naar Gereformeerden trant.
Inzonderheid voor de scholen onzer kinderen
verlangen wij mannen en vrouwen, die niet al
leen zelf rotsvast staan in de leer, maar die ook
zoodanig zijn onderlegd, dat zij de ongeloofs-
theoriën op het gebied der natuur ten overstaan
van de zoo critisch aangelegde jeugd met vrucht
zullen kunnen bestrijden.
De nieuwe faculteit, die in wording is, werd
opgericht, opdat wij meer nog dan voorheen
Gods grootheid zullen leeren verstaan in de wer
ken der natuur. Maar zij werd ook opgericht
terwille van den strijd om de waarheid in het
gemoed van onze kinderen.
Hulptroepen moet zij ons leveren, die op de
bres zullen staan overal waar de jeugd wordt
bestormd door een vijand, die niet anders wil dan
zijn eigen gebrek aan begrip van de ware ver
houding tusschen God en natuur over te planten
in de harten der onzen.
En aanvoerders zal zij ons kweeken, met geest
drift bezield om den vaan des geloofs te planten
te midden van het vijandelijke kamp. Leidslie
den, wier wetenschappelijk werk eerbied af
dwingt aan al hun vakgenooten, en wier woor
den in zaken van het geloof juist daardoor ook
indruk zullen maken buiten den Christelijken
kring. Mannen die zullen getuigen, dat zij de
kracht en de liefde voor hun natuurkundige werk
ontleenen aan het geloof alleen, en die, als onge-
loovige geleerden in alle oprechtheid spreken
van de heiligheid der zuivere wetenschap, hun
kunnen aanzeggen, dat Gods algemeene genade
somtijds reeds een voorsmaak van heilgenot
gunt aan degenen, die dorsten naar kennis, zon
der zelf nog te beseffen, dat ware kennis ten
diepste genomen niet anders is dan de kennisse
Gods.
M. VAN HAAFTEN.
RAPPORT VAN DE DEPUTATEN
ART. XIII.
Aan de orde is na de inleiding, verwerkt in
het vorig artikel, de „Concept Regeling inzake
de uitvoering van Art. 13 K.O.".
Aan de kerken worde aanbevolen bij de be
roeping van een dienaar des Woords de noodige
stipulatie te maken, niet alleen voor het trakte
ment, maar ook voor het pensioen en wel naar
het ontwerp door de Gen. Synode van Utrecht
1905 en gewijzigd op die van Arnhem 1920, aan
bevolen.
De bepalingen zijn te groot om ze woordelijk
over te nemen en daarom zal getracht in het
kort de gedachten te formulieren.
Wie heeft recht op pensioen De dienaar
des Woords, die den 70-jarigen leeftijd heeft
bereikt (facultatiefden 65-jarigen leeftijd, als
de arbeid in eene groote gemeente te zwaar
wordt en eene kleine gemeente zich niet ter
beroeping voordoet) öf een diensttijd van min
stens 40 jaar, öf voortdurende ziekte en invali
diteit, waardoor hij zijn werk niet doen kan.
In het laatste geval blijft het recht op pen
sioen gelden, zoolang de onbekwaamheid voort
duurt of geen anderen werkkring gevonden kan,
waaraan een genoegzaam inkomen verbonden
is. Dit zal ter beoordeeling staan van Kerke-r
raad en Classis en mocht er verschil van mee
ning zijn dan zal oordeelen de Particuliere en
desnoods de Generale Synode. Bij verbreking
van het kerkverband of het getroffen worden
door de kerkelijke censuur zal in kerkdijken
weg worden beslist in hoeverre het recht op
pensioen zal blijven.
Hoe is de berekening van zulk een pensioen
Bij het traktement wordt gerekend het genot
van pastorie of huishuur en vrijdom van belas
ting uit het tractement voortvloeiende en nu
bedraagt het pensioen 3/s van die som. In ker
ken, waar het traktement is beneden 2700.
wordt nooit minder pensioen gegeven dan
1600.—.
Dat alles geldt op 70-jarigen leeftijd en na
40-jarigen dienst. Anders wordt gehandeld bij
gevallen van emeritaat door ziekte of invalidi
teit. Dan zullen kerkeraad en Classis, bijgestaan
door de Deputaten Art. 49 hebben te beoordee-
len in verband met allerlei omstandigheden of
het pensioen ten volle zal verleend of met een
deel kan volstaan. In het laatste geval wordt
gerekend met het aantal dienstjaren en het pen
sioen gesteld op V40 van het volle pensioen
voor elk dienstjaar, terwijl elk jaar door de Ker
keraad met advies der deputaten Art. 13 nader
zal oordeelen of hierin wijziging moet gebracht.
Hoe te handelen bij de berekening van het pen
sioen van eene weduwe van een dienaar des
Woords Er wordt gerekend met inkomen van
haar man (berekend als boven), waarvan zij
ontvangt 2/s.
Geldt het andere gevallen, dan zal Kerkeraad
en Classis met advies van Deputaten Art. 49
weer beoordeelen in verband met leeftijd en
omstandigheden of het noodzakelijk is het volle
pensioen uit te keeren dan wel met een gedeelte
kan volstaan.
In 't laatste geval is basis der berekening het
aantal dienstjaren en wordt het gesteld op Vco
voor elk dienstjaar van het volle pensioen, waar
op de overleden echtgenoot op 70-jarigen leef
tijd zou recht hebben gehad. Elk jaar zal weer
worden onderzocht of hierin wijziging kan ge
bracht.
Strekt de zorg naar Art. 13 zich ook uit over
de kinderen van een dienaar des Woords bij
emeritaat of na overlijden Voor ieder kind be
neden de 20 jaar worde een jaarlijksche toelage
geschonken van 100.
Bij het emeritaat wil men rekenen met „geble
ken behoeften". Deze uitdrukking kan ons niet
bekoren, wijl dat zoo uiterst moeilijk uit te ma
ken is en als men een paar maal zulke uiterst
teere kwesties heeft moeten onderzoeken, dan
schrikt men voor een derde maal terug. Naar
we meenen, heeft een der Zeeuwsche Kerken
hierover een voorstel ter classicale vergadering
gezonden en het is te hopen, dat het van daar
de meerdere vergaderingen bereike ter bespre
king.
Juist zulke dingen mogen niet aan de stem
ming van een oogenblik overgelaten, maar moe
ten eenvoudig zwart op wit staan zoo en niet
anders.
Na deze opmerking is bereikt het puntje, waar
over het laatste woord nog niet gesproken is.
Waar dat over loopt Er kan een dienaar des
Woords zijn, die recht heeft op pensioen, maar
die nog zoo krachtig is, dat hij bereid is eene
kleine gemeente te dienen, dan zal en mag hem
geen emeritaat verleend, maar moet de weg der
beroeping gevolgd en zal die kleine kerk in
overleg en na overeenkomst met de kerk, die
hij tot nog toe diende, hem zulk een traktement
geven, dat niet minder is dan het pensioen,
waarop hij aanspraak hebben zou. Ook is er
bij vast te leggen, dat later bij emeriteering de
pensioenslasten enz. komen voor de rekening
van de groote Kerk, die hij voordien diende.
De vondst van de Deputaten Art. 13 hier- in
dit voorstel is werkelijk aardig. Toch zal er o.i.
niet veel van terecht komen in de praktijk. Wie
is in zulke gevallen de tusschenpersoon waar
is het adres of vergeef de vraag moet zulk
een predikant zich aanbieden per advertentie
in een onzer bladen
In het voorstel ligt veel goeds, maar de uit
werking in de praktijk lijkt nog ver.
Misschien vergissen we ons. Wie weet
Hiermede is het eind van dit rapport bereikt.
Een rapport, dat veel goeds bevat en daarom
der kerken ook ter overweging kan aanbevolen.
Leemten zullen er steeds blijven. En wat altijd
zoo mooi is in dezen arbeid ook in onze Pro
vincie is dit, dat over de verzorging naar Art.
13 nooit de minste moeite is en ook onze ker
ken eendrachtig er voor zorgen, dat de emeriti
en predikantsweduwen en -weezen datgene,
waarop zij recht hebben, ontvangen.
Ook dit is voor de deputaten bij hun werk
tot blijdschap, waarbij zij ook gesterkt worden
door de zekerheid, dat de Zeeuwsche Kerken
hierin trouw zullen blijven. Ook weten we, dat
zij straks zullen handelen naar de bepalingen,
die ter dezer zake nader worden gestipuleerd.
De prachtige onderlinge samenwerking onzer
Kerken worde steeds steviger en als de Kerk
in elk opzicht toont hare roeping te verstaan,
heeft zij den zegen des Heeren te verwachten.
K. B. S.
ZENDING.
4 April j.l. is gehouden de jaarvergadering
van den Zendingsstudie-raad. In het verslag
daarvan troffen ons enkele dingen, belangrijk
genoeg om ze verder door te geven, omdat ze
strekken kunnen tot vermeerdering der liefde
voor den Zendingsarbeid en ook tot betere ken
nis van de geestesgesteldheid in Indië, waardoor
duidelijker wordt de groote moeilijkheid, waar
mede de arbeiders in Gods Koninkrijk in Insu-
linde te rekenen hebben.
Ie. De Zendingsstudieraad doet zeer nutti
gen arbeid. Ook de Zending der Geref. Kerken
kan daarvan profijt trekken, zooals reeds meer
malen is duidelijk gebleken. Maar ook deze ar
beid kost steeds meer, waarom de aandacht ge
vestigd wordt op het volgende
„Bij de behandeling der begrooting wordt
medegedeeld, dat een aantal kerken en Corpora
ties een verhoogde subsidie hebben toegezegd.
Het geraamde nadeelig saldo kan alleen wegge
werkt worden, indien alle Kerken en Corporaties
haar bijdrage verhoogen."
In de 2e plaats hield een hier te lande zijnde
Zendeling eene rede getiteld „Mijn aanraking
met de Inlandsche beweging op Java".
Spr. vertrok in 1898 voor het eerst naar Java
en heeft dus nog den ouden tijd van „rust"
meegemaakt. Het volk was één onbewogen
massa. De dessa, de dorpsgemeenschap, was het
onaantastbare, zelfstandige bolwerk, waarachter
het volksleven zijn loop moest nemen en waar
binnen men maar één zonde kende, n.l. af te
wijken van de gewoonten der vaderen, eenig
ding anders te doen dan te doen gebruikelijk
was, aan eenige nieuwe gedachte toegang te
verkenen. Herhaaldelijk kwam het voor, dat en
kelen toenadering zochten tot bestaande kleine
groepen van Christenen, maar dan onverbiddelijk
voor de keus werden gesteld, van die toenadering
af te zien of anders het dorp te verlaten.
In de dessa kon de Javaan zich uitleven, mits
hij volgzaam deel bleef van de kudde. In een
drachtige isolatie lag de kracht en veiligheid,
en vreemde overheersching werd zelden druk
kend gevoeld. Een eensgezinde zwijgende desa
kon zich wel eens iets veroorloven.
In de eerste jaren dezer eeuw begon de ver
andering te komen. Er kwam beweging, zooals
in meer landen van het Oosten. Het Westen
sprak van het „Ontwaken van het Oosten",
welke woorden hun plaats meer en meer hebben
moeten afstaan aan de uitdrukking „Inlandsche
beweging." Deze laatste heeft een onprettigen bij
smaak gekregen, omdat de politieke zijde der
beweging in beschouwing, bespreking en uiting
te zeer op den voorgrond is gebracht. De be
weging heeft echter meer zijden. De politieke
zijde is volgens spr. niet eens de belangrijkste.
Omdat zij zoo opvalt en de tegenstelling zoo ver
scherpend naar voren haalt, wordt zij het meest
besproken en krijgt daardoor den schijn, de be
langrijkste uiting der beweging te zijn. Vooral
mag niet worden vergeten, dat de politieke zijde
een importartikel is.
Ook Java kon niet in „rust" blijven, wilde het
niet zichzelf verliezen en ten onder gaan. Spr.
verheugt zich daarover zeer en dankt God er
voor. Doch hij stemt niet met alle uitingen der
beweging in en is ook niet blind voor gevaren,
die dreigen, maar hij benijdt de jongeren, die
zich mogen geven aan een volk, dat thans niet
meer zegt„Ik ben maar een Javaan", doch
„Ik ben een Javaan".
Aan het tot stand komen van deze verande
ring heeft de Zending in alle bescheidenheid van
werken een belangrijk aandeel gehad, voorname
lijk door dienende liefde ten opzichte van de
jeugd en hulpbehoevenden. Zij toch is de baan-
breekster geweest op het gebied van onderwijs
en ziekenzorg. Zij brengt het levende en leven
wekkende Woord Gods.
Als haar einddoel stelt de Zending de vorming
van een zelfstandige Christengemeenschap. Tot
die zelfstandigheid voedt zij op en de Inlandsche
gemeenten worden daartoe voorbereid, o.a. door
het instellen van kerkeraden en het opleiden van
Inlandsche dienaren des Woords. Die zelfstan
digheid wordt aan de Inlandsche gemeenten ook
als einddoel voorgehouden en aan de verplich
tingen, die daaruit voortvloeien, worden zij ge
regeld herinnerd.
In het Javaansche volk is de begeerte naar
zelfstandigheid ontwaakt met de kracht van ont
kiemend leven, dat hindernissen op zijde schuift.
Ook openbaart zich die begeerte in de Christen
gemeenten. En de Zending doet niets liever dan
aan die begeerte tegemoet komen, voor zoover
haar geweten haar dat toestaat. Java kende
vroeger geen problemen. De houding tegenover
die problemen is nog veelal dier der jeugd, die
de oplossing soms wel wat heel snel en heel
eenvoudig meent te kunnen vinden. Java moet
nog leeren, dat problemen dikwerf ingewikkelder
blijken, naarmate men ze meer benadert. Ge
lukkig zijn er op Java ouderen, die meer en meer
den ernst gaan voelen van de verantwoordelijk
heid, die zelfstandigheid hun oplegt.
De Zending moet in dezen ernstigen tijd met
liefde waken, leiden zonder leiding op te drin
gen, en, waar zij wordt afgewezen, rustig den
tijd afwachten tot men aan haar diensten weder
behoefte gevoelt. De Inlandsche beweging stelt
zware eischen aan de Zending. Haar objekt vindt
zij nog slechts zeer ten deele in de Javaansche
Christengemeenten zelf. Zij aan zij met deze
en door deze verstrekt, moet zij haar kracht
richten op de massa van het volk, dat zijn nieu
wen tijd is ingegaan en daarin zijn weg zoekt.
Christelijk Nederland moet dat duidelijk zien
en voor Java het beste over hebben wat het
heeft."
't Bovenstaand stond te lezen in de Geldersche
Kerkbode en o.i. is het wel goed, dat dit woord
ook in Zeeland gelezen wordt, want steeds ster
ker wordt de indruk, dat wij nog veel te wei
nig van Indië, dat aan het ontwaken is, weten.
Gevraagd blijft dienende liefde ook voor Ma-
gelang.
K. B. S.
HULPBEHOEVENDE PREDIKANTEN IN
DUITSCHLAND.
•'SS*
Voor bovengemeld doel ontving, ongevraagd,
Ds. C. L. F. van Schelven, emeritus predikant
van de Gereformeerde Kerk van Wageningen,
thans metterwoon alhier (Rijsenburg, 35 Dorp
straat) gevestigd, van de Diaconie der Gere
formeerde Kerk van Haarlem 50.(vijftig
gulden).
Voor ditzelfde doel schonk het Comité ter
verlevendiging van het Gereformeerd bewust
zijn 100.(één honderd gulden), om op het
Presbyterian Alliance, dat dezen zomer in Ël-
berfeld staat gehouden te worden, af te dragen.
Ds. van Schelven heeft zich in verbinding ge
steld met den in onze kringen zoo welbekende
Pastor van Vlotho, Dr. Kolfhaus en andere ge
zaghebbende organen, om te weten, waar de
grootste nooden (want er is bij velen groote
nood allereerst dienen gelenigd te worden.
De som van 150.is gering. Daarom is
't vriendelijk verzoek, zoowel aan Kerken, hare
Diaconieën, alsmede particulieren om dit som
metje tot een duizend gulden te doen stijgen.
Adres voor toezending van giften is Ds. C.
L. F. van Schelven te Rijsenburg, 35 Dorpstraat,
Postgironummer 25788.
Moge deze bede gehoor vinden.
TWEETAL TE
Haarlem A. Derksen te Klundert.
D. van Dijk te Groningen.
Driesum P. van der Marei te Krabbendam,
H. M. Ploeger te Appelscha.
Amsterdam Noord (Buiksloot)
W. H. den Houting te Huizum.
J. Wijmenga te Charlois.
BEROEPEN TE
DriesumH. M. Ploeger te Appelscha.
Alkmaar C. F. von Meijenfeldt te Feijenoord.
ZwartebroekCand. R. Bakker te Enschedé.
AANGENOMEN NAAR
Leidschendam: M. Boukema, Cand. te Apeldoorn
BEDANKT VOOR
Alteveer, Holysloot-Zunderdorp, Kollumerpomp,
Reitzum en Stellendam M. Boukema, Cand.
te Apeldoorn.
Wolphaartsdijk. Zondag j.l. deed Ds. G.
van Heiningen intrede met eene predikatie over
2 Corinthe 3:5 en 6 na 's morgens te zijn be
vestigd door Ds. H. Moolhuizen, die bij deze
gelegenheid sprak over Johannes 21 1517.
Ds. van Heiningen werd toegesproken door
Br. T. Caan namens den Kerkeraad, terwijl Ds.
E. Beukema hem een welkomstwoord hooren liet
namens de Classis Goes.
Cand. W. F. M. Lindeboom nam, na
een jaar de Geref. Kerk van Amsterdam-Noord
als hulpprediker gediend en nog vier maanden
daarna de catechisaties waargenomen te hebben,
Zondag j.l. afscheid. Des morgens sprak hij in
de Buikslootkerk over Fillipp. 4:6 en 7. Zijn
tekst bevatte een aansporing tot 1heilige on
bezorgdheid, 2. een opwekking tot vragend en
dankend gebed, 3. een belofte van den vrede
Gods. Aan het slot zong de Gemeente hem toe
Ps. 121 :4. Het eigenlijk afscheid had des avonds
plaats in de Mospleinkerk, die het groote aantal
menschen schier niet bevatten kon. Tekst was
1 Petr. 5:10. De Gemeente werd bepaald bij
1. onze roeping, 2. onze voorbereiding voor de
eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus door den
God aller genade. In zijn voorafspraak herin
nerde hij eraan, dat de tijd, die hij in Amsterdam-
Noord arbeidde, zoo snel voorbijging, maar niet
temin in dien korten tijd de Heere grooten ze
gen gaf. 't Was altijd, aldus Spr., zijn doel ge
weest den Heere Jezus te prediken en dit schoone
doel stond hem ook nu voor oogen. In 't bij
zonder werden toegesproken Ds. A. Schweitzer,
ouderlingen en diakenen, de catechisanten en de
Jeugdvereenigingen op Geref. grondslag en de
Gemeente. Hoewel de heer Lindeboom verzocht
had geen toespraken te houden, dankte Ds.
Schweitzer hem toch namens Kerkeraad en Ge
meente voor diens onverdroten arbeid. Toege-