Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 20. Vrijdag 16 Mei 1930. 44e Jaargang. UIT HET WOO$D. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTEUR: Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE. VASTE MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN. ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. GEEN WEEZEN LATEN. Ik zal u geene weezen laten, Ik kom weder tot u. Nog een kleinen tijd en de wereld zal Mij niet meer zien maar gij zult Mij zien, want Ik leef en gij zult leven. Joh. 14 18, 19. Wij weten, uit wat de Evangelisten ons ver meld hebben, wat bittere smart het hart der jon geren heeft doorvlijmd op Golgotha. De aan wijzingen, die Jezus vóór Zijn dood gedaan had, droegen voor het leven huns geloofs, geen vrucht voordat de Heere als de opgestane Heiland hun de Schriften opende. Op Golgotha weenden ze. Daar stonden ze, als zonen die aan de stervens sponde huns vaders staan. Hunne smart was als die van een wees. Er was hier door den dood niet maar een innigen band gescheurd, maar dat sterven bracht hun een gevoel van verlaten heid een sombere smart als van een wees, een gevoel van alleen te staan op de wereld. Wat was dat bang. Ze hadden zoo lang en zoo hard ze konden tegen zulk eene smart inge- worsteld. Ze hadden het niet kunnen gelooven, dat de Heere sterven zou, want ze wilden het ook niet. Petrus had er zich nog met het zwaard tegengekeerd. Maar vruchteloos. Ze stonden nu als weezen, weerloos en hulpeloos in eene vij andige wereld. En evenals bij een wees, die weigert zich te laten troosten, was ook bij hen de glans van 't leven weggevaagd. En tegen die smart nu had Jezus vooruit het troostwoord gegeven ,,Ik zal u geene weezen laten, Ik kom weder tot u". Als een vader sterft, zijn de kinderen weezen en zij blijven weezen hun leven lang. Zij dalen wel ten grave om tot hun vader te gaan, maar de vader keert niet weder tot hen. Maar Jezus laat de Zijnen geen weezen. Hij verandert zelf dien staat van droefenis. Hij neemt den rouw weg door weder te komen door op te staan uit de dooden. En die vertroosting zou zóó rijk zijn, dat ze leerden verstaan, dat ze eerst als weezen moesten zijn om de heerlijkheid zijner gemeenschap te genieten. De discipelen zouden wel op eene andere wijze troost begeerd hebben. Ze zouden o zoo gaarne gezien hebben, dat Jezus met openbaring van groote macht van het kruis afgekomen ware en Zijne vijanden alzoo had beschaamd. Maar dien wensch vervulde de Heere niet. Want als Hij zóó tot Zijne discipelen terugkwam, zou Hij hun niets hebben kunnen toebrengen. Dan zou nooit één discipel van Jezus de gemeen schap des levens met Hem gesmaakt hebben. Dan zou een andere verlatenheid over hen ge komen zijn, die in eeuwigheid niet zou eindigen. Want dan was de zonde niet verzoend. Neen, eerst moesten ze als weezen staan, dan komt Hij terug. Eerst moest Hij sterven en dan komt Hij tot hen als Overwinnaar van den dood, op dat ze in eeuwigheid niet verlaten zouden wor den. De discipelen wisten het niet, dat die zwarte nevel des doods Jezus overdekte hun ten goede. Dat werd eerst later verstaan. En zoo is het nog, als God de Zijnen een oogenblik in duis ternis doet verkeeren. Dan weet men het niet, dat de Heere gereed staat om in voller luister dan te voren Zichzelven te openbaren. Ook in onze donkerheid verlaat de Heere ons niet. Let maar op het troostwoord, dat Hij ook ons toe roept, als ons hart in duisternissen om Hem weent„Ik zal u geene weezen laten, Ik kom weder tot u Zwarte wolken van vrees en vertwijfeling verbergen soms van de discipelen van Jezus hun Heere. Dan wankelt het betrouwen en de hoop dreigt te bezwijken. Dan zijn ze als weezen en gaan den ganschen dag in 't zwart. Toch is er hope ook in duisternissen, want in de donkerste uren, als het beklemmende gevoel van verlaten heid de ziel overvalt, geldt toch het woord dat Jezus tot de Zijnen spreekt,,Ik zal u geene weezen laten. Ik kom weder tot uOp de donkerheid volgt het lichtop de duisternis de vertroosting van alle hart, dat Jezus mint. 't Is wel opmerkelijk, dat Jezus, die Zich na Zijne opstanding met vele gewisse kenteekenen veertig dagen lang aan Zijne discipelen vertoond heeft, niet door de vijanden is gezien. Dat was geen toeval. Dat had Hij voorzegd. „Nog een kleinen tijd en de wereld zal Mij niet zien, maar gij zult Mij zien." In den tijd Zijner vernedering was dat anders. Toen verkeerde Hij midden in de wereld. Hij liet Zich door haar smaden en dooden. Op hare erve moest Hij den losprijs brengen voor de zonde. Maar na Golgotha veranderde dit. De wereld verwierp dien losprijs. Het kruis werd haar een reuke des doods ten doode. Christus werd haar de steen des aanstoots en de rots der ergernis. Daarom zegt Jezus„Nog een kleinen tijd en de wereld zal Mij niet meer zien". Och, die wereld zou Hem zelfs na Zijne opstanding nog verachten. Zij weigert voor Hem te buigen. Zoo blijft Jezus dan voor haar verborgen, totdat Hij eenmaal komt op zijn wolkenwagen. Dan zal alle oog Hem zien, ook de wereld, en ervaren, dat Hij met den adem Zijns monds Zijne vij anden verdoet, gelijk aan den ingang van Geth- semané slechts in beeld was vertoond. „Maar gij zult Mij zien" zoo luidt de belofte aan Zijne discipelen. Ach, ze hadden er ook zoo behoefte aan. Ze weenden om Jezus. Ze treurden als weezen. En ja, ze hebben Jezus ge zien. De Heere heeft Zich aan hen vertoond. Hij heeft hun de oogen geopend zoodat ze Hem zagen. En dat maakte hen onuitsprekelijk blijde. Nu is Jezus' woord nog van kracht, 't Is een vertroosting voor allen, die in duisternissen naar Hem uitzien. En zoo geldt ook nu nog, wat Hij van de wereld zeide. De wereld ziet Jezus ook nu niet. Ze heeft Hem op Golgotha uit het oog verloren. De wereld weet het wel, dat Jezus op Golgotha gekruisigd is. Maar heden daags zoomin als in de dagen van deze discipe len ziet de wereld iets bijzonders in dat kruis. De lieden van toen kenden Jezus aan Zijne ge laatstrekken, aan Zijn sprake, aan Zijne klee ding, aan Zijne nederige verschijning. In één woord alleen naar het uitwendige. En zoo weet de wereld ook nu nog wel van Jezus. Ze kent Jezus uit de geschiedenis. Ze weet iets van Zijne woorden, Zijne werken en van Zijn kruis. Maar anders weet ze niet en kent ze niet. Ze kent niet de kracht van Zijn dood en van Zijn verzoenend lijden. Ze ver staat niets van Jezus' heerlijk verlossingswerk. Ze ziet in Hem niet haar Borg en Zaligmaker. Niet de Leeuw uit Juda's stam. Ze kent Hem niet als den Opgestane uit de dooden. Ze ziet Hem niet verder dan Golgotha en weet alleen van den verachten Nazarener, zoodat 't ook nu nog wel geldt van de wereld, dat zij Hem niet ziet. „Maar gij zult Mij zien zoo sprak Jezus tot Zijne discipelen. En dat werd heerlijk vervuld. Van den opstandingsmorgen af, bevestigde de Heere Zijn Woord. Toen viel hun 't rouwkleed af. Ze zagen Jezus verheerlijkt uit het graf ver rezen. En we hooren het van Thomas, ze zagen nog meer heerlijkheid in Jezus dan ooit te vo ren. Zoo blijde roept hij uit „Mijn Heere en mijn God Zoo gaat het ook nu nog het hart, dat in Zijne verlatenheid weent om Jezus. Ter Zijner ure hoort Hij de zuchting en openbaart zich. Dan komt Hij soms in, al waren ook de deuren ge sloten. Dan opent de Heere het oog des geloofs. En waar de wereld met haar ongeloof niets ziet, daar ziet het geloof Jezus in Zijne heerlijkheid en genade. „Gij zult Mij zienJa, dat wil de Heere ook aan u vervullen, als ge in uwe verlaten heid zucht. Reeds bij het kruis is er zoo'n onder scheid tusschen de lieden der wereld en de vrien den van Jezus. De een spot, en de ander weent. In dat woeden tegen Jezus zien de Zijnen de vijandschap niet alleen van de booze wereld, maar ook de boosheid van eigen hart. Ze zien de openbaring van haat tegen Gods Gezalfde, maar tegelijk zien ze Jezus als overgeleverd om onze zonden en straks opgewekt om onze recht- vaardigmaking. En in dat licht ziet het geloof Jezus, als Den- gene, die onze schuld verzoende, die bevrijding van de straf verwierf die 't leven geeft. Zoo leert het hart, dat in zijn doodschuld naar Hem weent, Jezus zien. Want de Heere openbaart zich aan die Hem zoeken. Is uw hart gedrukt, omdat het Jezus niet ziet 7 Omdat het donker is om u heen Dat is wel benauwend, maar nog geen reden om hopeloos te staan. Er is verwachting voor alle hart dat Jezus zoekt. Hij laat de Zijnen geen weezen. Vertroostend roept Hij ons toe Gij, die God zoekt, in al uw zielsverdriet, Houdt aan, grijpt moed, uw hart zal vroolijk leven Nooddruftigen veracht zijn goedheid niet Nooit zal Hij zijn gevangenen begeven. „Gij zult Mij zien zegt Jezus, „want Ik leef en gij zult leven F. STAAL Pz. DADERS DES WOORDS DIACONALE CONFERENTIE OP 6 JUNI. Hoewel we nog enkele weken voor dien da tum staan, willen we toch nu reeds de aandacht vestigen op de Provinciale Diaconale Conferen tie, die D.V. 6 Juni a.s. gehouden zal worden in de Gasthuiskerk te Middelburg. Volkomen juist wordt door het Comité voor deze conferentie, ter inleiding van het agen dum, opgemerkt dat de dienst der barmhartig heid doorloopend behoefte toont aan principieele bezinning en practische orienteering. Op het agen dum komen enkele vraagpunten voor, die de be hoefte daaraan duidelijk demonstreeren. Nu kan het zijn dat een diaconie op een bepaalde plaats voor die vragen niet staat en daarom zou ze kunnen denken, dat zij aan licht over die vraag geen behoefte heeft en dus de conferentie wel zou kunnen verzuimen. Toch zou dat een onjuiste gedachte zijn. Een vraag, waarvoor men nu nog niet staat, kan zich toch later op onzen weg stellen en dan is het van groote beteekenis, wanneer men aanstonds op die vraag het antwoord weet. Bovendien, wanneer men zelf niet voor zoo'n vraag staat, kan men meehelpen om anderen, die er wel voor staan aan het juiste antwoord te helpen. En daarom moeten uit heel Zeeland onze broeders diakenen maatregelen zoeken te ne men dat zij 6 Juni ter conferentie komen. En de ouderlingen Ons dunkt, dat die wel zullen doen, wanneer ook zij aan deze confe rentie aandacht schenken. Het is toch de regel, dat, wanneer de diakenen voor moeilijke geval len komen te staan, zij het advies vragen van den kerkeraad. Om advies te kunnen geven moe ten de ouderlingen op de hoogte zijn en zulk een conferentie is een uitnemend middel om hun daartoe de bekwaamheid bij te brengen. Nog een vraag tenslotte aan het Comité. Zorgt het Comité er voor, dat op de conferentie voor handen zijn, de adviezen, die over tal van dia conale vragen de laatste jaren gegeven zijn ORDE DER LITURGIE. Er gaan weer stemmen op die vragen om meer eenheid in de liturgie waarmee dan be doeld wordteenheid in de orde der liturgie. Sommigen hopen zelfs, dat de a.s. Synode te Arnhem deze eenheid zal brengen. We willen de rechtmatigheid van die wen- schen niet geheel ontkennen, in zooverre die be treffen meerdere eenheid in de liturgische orde. Wanneer men dat echter al wenscht van de komende Synode te Arnhem lijkt ons dat wel een onrechtmatig begeeren, waar die Synode al zooveel werk zich ziet toegewezen, dat betwij feld kan worden of zij alle zaken zal kunnen afdoen. Maar bij den wensch naar eenheid in de li turgische orde zal men toch ook wel doen zich te laten leeren door de historie. Over de orde der liturgie, werd aan de Sy node van Utrecht (1923) een uitgebreid rap port uitgebracht van niet minder dan 10 blad zijden. Alles was daarin tot in het minutieuze toe, geregeld. Er werd voorgesteld een liturgie voor de morgengodsdienstoefening en een andere voor de namiddaggodsdienstoefening. Elk weer onder verdeeld in 1. een aanvangsliturgie (met weer drie onderdeelen) 2. een dienst der gebeden (met vier onderdeelen) 3. dienst der barmhar tigheid 4. dienst des Woords (met vier onder deelen) 5. een slotliturgie (met nog drie onder deelen) Deze orde werd op principieele en historische gronden aanbevolen. Aanstonds werden echter groote en vele be zwaren ingebracht. Zoodat de Commissie, die op de Synode te rapporteeren had over dat voor stel, uitsprak dat, gelet op de veelvuldige en ernstige bezwaren tegen de door Deputaten voorgestelde „Orde van Liturgie" ingebracht, het oogenblik voor het nemen van een beslis sing in dezen nog niet gekomen is. Maar de Synode ging nog verder. Werd door die commissie voorgesteld, dat de Synode op nieuw voor deze zaak deputaten zou benoemen, de Synode besloot dat niet te doen. En zoo ver dween de „Orde der Liturgie" van het agendum der Synodes. Iets, dat temeer opvalt, omdat zoo vele andere zaken daar wel opbleven. De proe ve, was zoo slecht bevallen, dat de Synode er toen blijkbaar aan twijfelde, dat daarvan nog iets goeds te maken zou zijn. Nu kan men dit betreuren en zeggen Waar om werd onder de vele opdrachten ook weer niet een opdracht gegeven om, wanneer de voorgestelde orde der liturgie niet voldeed, met een ander voorstel te komen, waarbij rekening zou gehouden zijn met de ingebrachte bezwaren 7 Maar het feit ligt er. En men zal goed doen, wanneer men weer over eenheid in de liturgie gaat spreken, daarmee rekening te houden. Een eerste vereischte is, dunkt ons, dat men in zoo'n liturgie-orde niet teveel gaat bepalen. Met het voorstel, ingediend op de Synode van Utrecht, werd het kerkelijk leven in een keurslijf geregen. De kerkelijke gang werd van stap tot stap voorgeschreven. Dat bij de voorschriften er ook waren, die met onzen volksaard en ge woonten heelemaal geen rekening hielden, zoo bijv. de plechtigheden bij het collecteeren, heeft velen erg schuw gemaakt voor die voorstellen. Wanneer het bezwaar echter alleen in die ietwat- buitennissige dingen gelegen had, zou het ge makkelijk te verhelpen zijn geweest door die uit het voorstel uit te lichten. Maar het bezwaar ging tegen den heelen opzet. En o.i. terecht. Het roepen om eerbied, en al maar weer eenheid, en eenheid in alle dingen lijkt vaak wel mooi, maar is het toch niet al tijd. En dan laten we hier buiten beschouwing het roepen om eenheid, waarbij men de begin selen op de tweede of derde plaats zet. Dan zeker moeten we waken, dat aan een opper vlakkige eenheid niet worde opgeofferd wat voor het leven van groote beteekenis is. Maar ook zonder dat er nog sprake is van een ter zijdestellen van beginselen ter wille van een be geerde eenheid, kunnen daartegen wel bezwaren bestaan. Eén van de meeste bekende oraties van Dr. Kuyper is „De eenvoudigheid de vloek van het moderne leven". Daarin werd juist met kracht gewaarschuwd om toch niet alles eenvoudig te maken. Moeten we bijv. ook eenheid in de klee ding hebben 7 Maar dan is Zeeland met zijn veelsoortige kleederdracht geoordeeld Wie zou echter over die veelvormigheid den staf willen breken en die willen veroordeelen 7 Door hier al maar aan te dringen op eenheid, zou het le ven verarmen. Waarom zou het ook noodig zijn, dat in alle Gereformeerde Kerken van Nederland dezelfde liturgische orde gevolgd werd 7 Bij een dergelijke eenheid zou men of hier of daar dat voelen als een gemis aan bewegingsvrijheid, zonder dat dit principieel gevorderd wordt. Om maar een voorbeeld te nemen. In som mige kerken acht men het noodig om den dienst te beginnen met het Votum. Ook zijn er kerken, waar men het voorlezers-instituut heeft afge schaft, en alles gedaan wordt door den dienaar des Woords. We willen dien kerken de vrijheid gunnen om het alzoo te bepalen. Maar moet nu om eenheid in de liturgie dat overal zóó worden gedaan 7 En moet dan daardoor de vrijheid van die kerken, die dat wat anders zouden willen regelen, ingekort worden 7 Voor onszelf prefereeren we den bovenge- noemden liturgischen gang niet. Theoretisch is er wel wat aan te voeren voor een stelling, dat de dienst met het votum begint, maar practisch doen zich hier ook bezwaren op. Toen we onlangs elders den dienst moesten leiden, waar de dienst met het votum begint en we gereed stonden dat uit te spreken kwamen nog telkens menschen binnen, wat natuurlijk eenig gedruisch gaf. Voor

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1930 | | pagina 1