Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 18.
Vrijdag 2 Mei 1930.
44e Jaargang.
UIT fiET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTEUR: Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE.
VASTE MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, D. SCHEELE
en R. J. VAN DER VEEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal bij vooruitbetaling 1.—.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
DIE ONTSLAPEN ZIJN IN JEZUS.
Want indien wij gelooven, dat Jezus
gestorven is en opgestaan, alzóó zal
ook God degenen, die ontslapen zijn
in Jezus, (weder) brengen met Hem.
1 Thessal. 4:14.
De opstanding van onzen Heere Jezus Chris
tus is een onuitputtelijke bron van vertroosting
voor ons. Zijne opstanding is immers het zegel,
dat de Vader Zijne offerande heeft aangenomen
als de betaling onzer zondeschuld. En door Zijne
kracht worden wij opgewekt tot een nieuw le
ven. Maar eindelijk is de opstanding van Chris
tus ook een zeker pand onzer zalige opstanding.
Op dit laatste wijst Paulus ons hier. Hij wil
tot vertroosting van het volk des Heeren doen
verstaan hoeverre zij, die gelooven, bevoor
recht zijn boven de anderen, die niet gelooven.
Zij, die in Christus gelooven, zien het licht op
gaan over de raadselen des levens en over de
geheimenissen van den dood.
De wereld zegt, dat we er niets van weten,
hoe het met onze dooden gaat en gaan zal. Het
graf acht zij met eeuwige grendelen gesloten
en weet tegen den dood geen vertroosting. Het
beste is om het zoo spoedig mogelijk te verge
ten. Strooi bloemen op het graf en wend er
Uw oog af en werp U met alle kracht in de
geneugten des levens.
Het stoute ongeloof roept uit„dood is dood,
en wie eenmaal gestorven is, zal het leven niet
zien in eeuwigheid". Anderen zijn niet zoo rustig
en vertrouwen dat geheimzinnige graf niet. Maar
ze zijn te grootmoedig om die vreeze te erken
nen, en waar ze alle vertroosting missen bij het
graf, roepen ze maar telkens uit, dat niemand
weet, wat er in dien staat des doods zal zijn.
„Ik weet het niet, maar gij weet het ook niet'
roepen zij den christen toe.
Met onze menschelijke wijsheid en kennis
kunnen wij de geheimenissen van het graf niet
verstaan. Zonder de genadige openbaring Gods
is er bij den dood geen hoop en geen verwach
ting. Maar God heeft het ons geopenbaard.
Paulus weet er wat van en hij wil ons die
wetenschap meêdeelen. „Broeders zoo roept
hij uit, „ik wil niet, dat gij onwetende zijt van
degenen, die ontslapen zijn, opdat gij niet be
droefd zijt gelijk als de anderen, die geen hoop
hebben." Hij wil ons vertroosten met de ver
troostingen waarmede hij zelf van God ver
troost is geworden. Hij heeft het licht opgevan
gen, dat van uit het geopende graf van onzen
Heere Jezus Christus over onze graven is op
gegaan. En in dat licht ziet hij eeuwige ver
troostingen.
Onze Heere Jezus Christus is ook gestorven
en begraven. Maar ziet, Hij is opgestaan. Hij
heeft de grendelen des grafs verbroken. Hij
heeft het leven weder aangenomen, zelfs ver
heerlijkt in glans. En dat deed Hij als de Borg
van zondaren. Hij stierf voor de zijnen. Maar
Hij stond ook op voor de Zijnen. Hij betaalde
in Zijn dood hunnen schuld en bracht in Zijne
opstanding voor hen het leven in onverderfelijk
heid aan het licht.
Dat opent voor ons de deur der hope bij het
graf. Er is een hope der opstanding uit den
dood, door de kracht van Christus. Maar al
leen door het geloof. „Want indien wij geloo
ven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, alzoo
zal ook God degenen, die ontslapen zijn in Je
zus, wederbrengen met Hem.
Er is vertroosting voor allen, die gelooven,
dat Jezus gestorven en opgewekt is. Wie niet
in den Heere Jezus Christus gelooft, in zijn dood
en opstanding, mist die vertroosting. Want bui
ten Hem is er geen overwinning van dood en
graf. Daarom zegt Paulus „Indien Christus niet
opgewekt is, zoo is onze prediking ijdel ijdcl
is ook uw geloof zoo zijn wij dan nog in onze
zondenzoo zijn dan ook verloren, die in
Christus ontslapen zijn. Maar nu Christus
is opgewekt uit de dooden en is de eersteling
geworden dergenen, die ontslapen zijn."
De dood en de opstanding van Christus heeft
kracht voor allen, die in Hem gelooven, want
door het geloof worden wij één plant met Hem
in de gelijkmaking Zijner opstanding. In Chris
tus' dood ligt de dood van hunnen dood, omdat
Hij onze zonden in zijn lichaam gedragen heelt
op het hout. En in Zijne opstanding ligt de
kracht hunner opstanding. Want die gestorven
is, die is gerechtvaardigd van de zonde. „Indien
wij nu met Christus gestorven zijn, zoo geloo
ven wij, dat wij ook met Hem zullen leven."
„In den Heere ontslapen" wil zeggen, in den
dood gaan, als een die door het geloof Christus
was ingelijfd. Al was dat geloof vaak zwak en
wankelend, al werd het hevig geschud, 't is toch
krachtig om te behouden, want het is de levens
band aan Jezus, die Hij zelf vasthoudt en be
waart, ook in het dal der schaduwen des doods.
In Jezus ontslapen, dat is, het stervend hoofd
ter ruste leggen, in het geloovig vertrouwen, dat
Jezus Christus als de algenoegzame Borg met
zijn lijden en sterven voor ons intreedt bij God.
En voor alle die is er hoop en vertroosting.
Immers dan liggen zij, die in Jezus ontslapen
zijn, niet als een prooi des doods, als een buit
des satans in het graf, want in Christus' dood
is hun dood verslonden. Zij zijn gerechtvaardigd
van de zonde en zullen niet door de banden
des doods gehouden worden.
Wij, die gelooven, mogen nooit op dood en
graf zien zonder op Jezus te zien op Hem die
dood geweest is en nu leeft en leeft in alle
eeuwigheid. Hij is het Hoofd van allen, die ge
looven. En zoo waarlijk als het Hoofd is opge
staan zullen ook al de leden verrijzen. „Ik zal
ze opwekken ten uitersten dage" heeft Jezus
gezegd.
Het graf is voor wie van Christus zijn, geen
plaats der verderfenis, 't Is geen kerker, 't Be
graven is geen wegwerpen van onze dooden.
Neen zij rusten op hunne slaapsteden, tot de
Heere hen wakker roept. Wij, die gelooven,
zullen degenen, die in Jezus ontslapen zijn, we
derzien. Wij zullen elkander ontmoeten bij Hem
en samen het danklied der verlossing zingen,
op den dag van Jezus wederkomst. God zal ze
wederbrengen met Hem.
Zoo dan vertroost elkander met deze woorden.
F. STAAL Pz.
DE VERGADERING VAN 16 MEI A.S.
De hierboven aangegeven vergadering is die
van het negende district van den Schoolraad.
Sinds enkele jaren werden die vergaderingen
elk jaar weer gehouden en toonde de groote op
komst, dat in onze provincie aan die districts
vergaderingen behoefte bestaat.
Dat is een verblijdend verschijnsel. De klacht
gaat, dat de band tusschen School en ouders los
ser wordt. Men behoeft de agenda van tal van
schoolvergaderingen maar in te zien om te kun
nen opmerken, dat allerwege aan die zaak aan
dacht geschonken wordt. Wanneer echter op
onze districtsvergaderingen de besturen en het
personeel onzer scholen en belangstellende broe
ders en zusters van hun meeleven met de school
getuigen, ligt daarin het bewijs, dat men met
die klacht voorzichtig moet zijn dat er althans
ook oorzaak is om op te merken, dat die band
tusschen school en ouders nog wel degelijk trekt
en werkt.
We hopen en vertrouwen, dat ook dit jaar
die levendige belangstelling voor onze scholen
met den Bijbel, zich weer zeer duidelijk zal de-
monstreeren, wanneer D.V. 16 Mei onze dis-
strictsvergadering gehouden wordt te Middelburg
in 't Schuttershof.
In de morgenvergadering, die op veler verzoek
zal aanvangen te half tien, is aan de orde een
referaat van den heer van Wijk te Wolfaarts-
dijk over „Kleine dingen in ons schoolleven, die
groot worden". Uit dit onderwerp valt af te
leiden, dat we een historische beschouwing zul
len krijgen. En het is ook bovenal noodig, dat
we de geschiedenis niet vergeten.
Het onderwerp, dat in de middagvergadering
aan de orde komt is zeker ook actueel„Dc
Christelijke School en onze nationaliteit". Het
ondoordacht roepen om vrede in den weg, van
wat men dan noemt, anti-militairisme, vindt on
begrijpelijkerwijze weerklank. Men wil daaraan
ook de school dienstbaar maken. Het is dan
wel noodig dat daartegen gewaarschuwd wordt.
Aan Mr. J. A. de Wilde is de behandeling van
dit onderwerp zeker wel toevertrouwd.
WEER DUIZEND GULDEN VOOR HET
HOSPITAAL,
Van Ds. H. W. Laman, nu emeritus-predikant
van Assen, en die, ofschoon het al heel wat
jaren geleden is, dat hij uit Zierikzee vertrok,
toch nog in Zeeland niet vergeten is, ontvingen
we de vorige week een brief met een heel ver
blijdende meedeeling.
Hij schreef ons, dat hij van een Zeeuwschen
broeder wiens naam onbekend moet blijven
1000 ontving voor het hospitaal te Magelang.
Deze broeder was hem van vroeger nog bekend
en had daarom het geld aan hem gezonden. Tot
die gift voelde hij zich gedrongen, omdat een
hospitaal voor den Zendingsarbeid toch onmis
baar is naar het woord en geneest de kranken
die daarin zijn en zegt tot hen Het Koninkrijk
Gods is nabij U gekomen (Luk. 10:9).
Het is wel niet noodig te verzekeren, dat we
ook door deze gift zeer werden verblijd en in
stemmen met den wensch van Ds. Laman, dat
dit goede voorbeeld navolging moge vinden.
HEIJ.
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN.
Zaamslag, Mei 1930.
Het is onbegrijpelijk dat voor heel veel men-
schen het eigen bestaan nooit een probleem is
geweest. Zij stellen zich nimmer de levensvraag
„Waartoe ben ik eigenlijk hier op aarde Wat
moet ik met mijn leven bereiken Wat doe ik
met mijn leven
Hoeveel menschen leven alleenom in het
leven te blijven.
Zij komen aan het leven niet toe, want slapen
en eten en drinken maken het leven slechts mo
gelijk.
En toch kunt ge ze tellen de menschen,
die het leven vullen met eten, drinken, slapen,
werken, en dat aangevuld met wat praten, wat
wandelen, wat genotmiddelen
In het woord van Goethe ligt veel waars
„De menschen gebruiken het grootste deel van
den tijd om te kunnen leven, en de weinige vrije
tijd, die hun rest, pijnigt hen zoo, dat ze alle
middelen aangrijpen om er van verlost te wor
den."
Ieder heeft ze wel in z'n omgeving menschen,
die de avonden zóó lang vinden en zoo'n last
hebben van den tijd, dat ze dien tijd willen ver
jagen, dat ze den tijd als ware hij een vij
and te lijf gaan ze willen immers den tijd
„dooden"
Hoe doelloos is het leven van velen
Iemand heeft eens van 't menschelijk leven de
volgende teekening gegeven„de man wordt
van z'n 20e tot z'n 30e jaar beheerscht door de
gedachte aan zijn meisje of vrouw, van z'n 30e
tot z'n 40e jaar door die aan zijn kinderen, van
z'n 40e tot z'n 50e jaar denkt hij aan zijn zaken
in 't volgend decennium aan zijn kleinkinderen
en na z'n 70e als hij 't beleven mag alleen
nog maar aan zijnpijp.
De mensch, die niet rekent met bovennatuur
lijke krachten, met een macht, die boven de we
reld staat, kan ook aan die wereld geen doel
stellen dat buiten die wereld, dat hooger dan die
wereld ligt.
Dan vindt de wereld haar einddoel in het
hoogste, wat er in die wereld is: in den mensch.
Het doelwit, waartoe alle dingen bestaan de
mensch.
En wat is dan het doel van 's menschen le
ven Natuurlijk de mensch.
De enkele mensch of de menschheid als geheel.
Geluk en genot daarin ziet men het hoog
ste levensdoel.
Sommigen stellen dat geluk laag lekker eten,
weelderig zich kleeden, veel geld verdienen. An
deren zoeken 't in zich een naam verwerven,
geëerd worden door de menschen. Of in den
beroepsarbeid hun leven is hun arbeid.
Weer anderen klimmen hooger zij zien het
levensgeluk in schoonheidsontroering, in beoefe
ning van de kunsten de wetenschap.
Daar zijn ook nobeler geesten, die tot ethische
zelfvolmaking trachten te komen, zij oefenen hun
wilsleven, zij stellen zich ten doel zichzelf te
beheerschen, uit te groeien tot een zedelijke per
soonlijkheid. Zij trachten in eigen kring zich
nuttig te maken en werken mede aan de ver
betering en de ontwikkeling van 't menschelijk
geslacht.
Hoe hoog echter door sommigen het levens
doel wordt gegrepen zij allen verheffen zich
in hun levensideaal niet boven 't zoeken van
eigen geluk of het heil van den medemensch.
't Is alles uit den mensch en door den mensch
en tot den mensch.
Dit levensdoel, dat boven zich geen eeuwigen
God ziet, en vóór geen leven achter dood en
graf, stelt den mensch bitter teleur.
't Is een leven zonder vrede.
De dichter Adama van Scheltema ging zegt
hij in één van zijn verzen meen'gen weg van
macht en bezit en zoovelerlei schoonheid, ge
streeld door zoo menige vreugde en zoo menig,
menig geluk en toch nimmer tevreden, want
zij maakt hem zoo eindeloos moe en zoo lang
zaam ellendig, die vreeselijke vraagwaartoe,
waartoe
De bekende schrijver Louis Couperus klaagde
eens aan zijn vriend Borel „is 't niet affreus,
BoreL iederen morgen weer hetzelfde bad ne
men, scheren, schoon goed, schoenen aantrek
ken, kopje thee, broodjes, al maar door al maar
door
De reeds genoemde Goethe verklaarde op
vijf en zeventigjarigen leeftijd, dat hij in zijn
lange leven toch altijd maar den steen van Si
syphus den berg op had gewenteld om hem al
tijd opnieuw daaraf te zien vallen en opnieuw
te beginnen.
Waartoe is de mensch op aarde
Een Christen kent het antwoord.
Het levensdoel is niet zichzelf te leven maar
Gode.
De mensch is op aarde gesteld tot een lof
Gods.
En als de mensch dat doel najaagt dan
zoekt hij tegelijk zijn eigen geluk en het geluk
van den medemensch. Dan groeit hij zelf en
komt hij tot volmaking. „Hoe verder de ranken
kruipen en hoe meer vrucht de wijnstok draagt
ter eere van den landman, des te heerlijker bloeit
ze zelf op.
Het leven is teleurstelling of wordt teleurstel
ling, wanneer we het doel van 't leven in ons
zelf zoeken, wanneer ons leven staat in het tee-
ken van ontvangen, in het bezit nemen, naar
zich toe trekken.
Het leven wordt rijk, wanneer 't staat in het
teeken van geven, offeren, wegschenken, wan
neer we de steenen van ons leven tot een al
taar bouwen, waarop we onze offeranden roo-
ken.
We vinden het leven, wanneer we het weg
schenken.
We verliezen het leven, wanneer we het wil
len behouden.
In z'n diepe boekje „Lijden en Heerlijkheid"
schrijft Dr. J. H. Gunning Jr. „De besteding
des levens kan laf, gemeen en lichtzinnig zijn of
in de hoogste ontwikkeling van wetenschap en
kunst, ja in de eerbiedwaardigste zedelijke be
moeiing zich zelf verterend, het blijkt, ondanks
het groot verschil dezer richtingen, een leven
zonder vrede.
Zich zelf verterend noemden wij zulk èen
leven. Inderdaad, zoo de vlam onzes levens niet
voortdurend van boven gevoed wordt, verbruikt
dat leven zijn eigen merg en verteert zichzelf.
Het trekt niet de krachten der eeuwigheid als
een voedsel des onvergankelijken levens tot zich,
maar het verwerpt, verstrooit, verkwist zijn eigen
voorwaarden des bestaans en zinkt al dieper
en dieper in den eeuwigen dood, die reeds hier
op aarde begint.
Weet ge, wie het ware levensdoel gegrepen
heeft
Onze geëerbiedigde Koningin-Moeder
Bij haar laatste jubileum werd haar gevraagd,
of 't haar niet moeilijk was gevallen afstand van
het Regentesschap te doen zij had te voren
toch zulk een centralen invloed.
Wat antwoordde toen deze edele Vrouwe
Dit„Voor wie tracht niet te denken aan
zichzelf is het leven zoo ingewikkeld niet. En
wie wél denkt aan zichzelf als middelpunt kan
nooit gelukkig zijn. Als bij een huwelijk".
Is 't niet prachtig gezegd
Het ware levensgeluk vinden we, wanneer
we niet meer zelf in het middelpunt staan, en
alle dingen betrekken op onszelf. Wanneer God
in het centrum van ons leven staat en ons leven
zich wentelt om Hem.
A. B. W. M. KOK.