redeneerende weerlegging daarvan in een belij
denisgeschrift ondoenlijk zou zijn omdat dit dan
veel te uitgebreid zou worden.
En zoo kwamen deputaten dan tot den vorm
waarin zij hun proeve van een nieuwe belijdenis
gaven. Welke proeve we in ons vorig nummer
lieten afdrukken.
Hoe nu de deputaten kwamen tot hun acht
artikelen wordt in het tweede deel van hun
rapport uiteengezet.
Een kort overzicht daarvan wachte tot de
volgende week. HEI].
Regeling voor de Kerkelijke behandeling bij
z.g.n. gedwongen huwelijken in gebruik bij de
Gereformeerde Kerken der Classis Middelburg.
1. Aangezien de huwelijksgemeenschappen
buiten de door God gegeven instelling van het
huwelijk een groote zonde is, waardoor Gods
Naam ontheiligd en een smet op de gemeente
van Christus geworpen wordt, zoo rust op den
kerkeraad de verplichting bij voorkomend geval
van gedwongen huwelijk, om de eere Gods, de
stichting der gemeente en het heil van de zon
daren, daartegen krachtig op te treden.
2. Dit optreden geschiede echter nooit met
de bedoeling de zondaren ten toon te stellen,
doch zij er op gericht het besef van den ernst
der overtreding in de gemeente te verdiepen,
hetgeen temeer moet geschieden naarmate door
veelvuldig voorkomen dezer zonde het schuld
besef verzwakt.
3. Doet een geval zich voor, dan houdt de
kerkeraad, na zich van de waarheid te hebben
overtuigd, volgens art. 76 a K.O. de betrokken
leden van het H. Avondmaal af en vermaant
tot verootmoediging en belijdenis van hun groote
zonde.
4. Heeft deze Kerkelijke vermaning en tucht
het gewenschte resultaat, dan worde den be-
rouwhebbenden de gelegenheid gegeven om hun
schuld te belijden voor den kerkeraad of in bij
zondere gevallen voor een deputatie uit den
kerkeraad.
5. Van de in art. 75 K.O. genoemde verzoe
ning worde aan de gemeente den eerstvolgenden
Zondag na deze schuldbelijdenis mededeeling ge
daan met het noemen van de namen (of naam).
6. In de kerk van Middelburg geschiede dit
zonder het noemen van namen, daar in deze
gemeente een dergelijk geval niet zoo algemeen
bekend wordt als in de andere kerken.
7. Deze regeling kan ook gelden als het le
den betreft, die nog niet tot het Avondmaal
zijn toegelaten, waarbij dan alleen het afhouden
van het Avondmaal is uitgeschakeld.
Regeling voor de Kerkelijke behandeling van
gedoopte leden der Kerk waarop tucht moet
uitgeoefend worden, in gebruik bij de Gerefor
meerde Kerken der Classis Middelburg.
Er dient onderscheiden te worden tusschen
tweeërlei gedoopten, n.l. tusschen gedoopte kin
deren en gedoopte volwassenen.
A. Tuchtoefening over gedoopte kinderen.
Art. 1
De Kerkeraad stelt de ouders verantwoordelijk
voor het wangedrag hunner kinderen tot onge
veer den 17-jarigen leeftijd en zal deswege ver
maan op hen toepassen. Doopleden van boven-
genoemden leeftijd zullen, zoo noodig, persoon
lijk door den Kerkeraad ernstig worden ver
maand, waarbij de ouders op hun roeping in
deze zal worden gewezen.
Art. 2.
Deze vermaning betreft
a. Moedwillg verzuim van de bediening des
Woords in prediking en (of) catechisatie.
b. Ergerlijk levensgedrag.
c. Openlijke verwerping of bestrijding van
de Gereformeerde leer.
Art. 3.
Vermaning heeft plaats
a. In het huisbezoek, echter met dien ver
stande, dat dit niet éénmaal per jaar zal ge
schieden, doch zoo dikwijls als de Kerkeraad
in elk speciaal geval noodig acht.
b. Door en voor een commissie uit den Ker
keraad.
Art. 4.
Bij het zich onttrekken aan de gelegenheid tot
vermaning of bij mogelijke volharding in de zon
de, zal de Kerkeraad overgaan tot het stellen
van een proeftijd, welke niet vóór de intrede
van het 22e levensjaar van het betrokken doop
lid zal aanvangen en niet langer zal duren dan
tot het einde van dat levensjaar.
Blijkt het tenslotte, dat ook dit middel vruch
teloos is, dan verklaart de Kerkeraad, dat het
betrokken dooplid zich de gemeenschap met de
Kerk onwaardig heeft gemaakt, en mitsdien niet
meer geacht wordt tot de gemeente te behooren,
waarvan mededeeling zal worden gedaan aan
de Gemeente en aan de(n) betrokken persoon.
Het blijft in de vrijheid der Kerken (indien
zij het met het oog op plaatselijke toestanden
goed oordeelen) van te voren mededeeling aan
de Gemeente te doen, dat een met naam ge
noemd dooplid dwalende is, en daarbij op te
wekken voor het afwijkende dooplid te bidden
en hem of haar persoonlijk te vermanen. Na
de losmaking van de gemeenschap der Kerk
wordt de verdere bearbeiding van de(n) be
trokken persoon opgedragen aan de Kerkelijke
Evangelisatie.
Art. 5.
Niet dan na een proeftijd van op zijn minst
één jaar en door belijdenis des geloofs kunnen
zulke personen weer worden toegelaten tot de
gemeenschap der Kerk.
B. Tuchtoefening over gedoopte Volwassenen.
Art. 1
Gedoopte volwassenen, die door eigen schuld
niet komen tot Kerkelijke belijdenis en verbin
tenis, zullen door den Kerkeraad ernstig en bij
herhaling daartoe worden vermaand.
Art. 2.
Deze vermaningen zullen in den regel uiterlijk
tot het 30e levensjaar worden voortgezet.
Art. 3.
Blijven deze vermaningen vruchteloos, dan
spreekt de Kerkeraad uit, dat het betrokken
dooplid wegens voortdurende nalatigheid aan de
Kerkelijke vermaning tot belijdenis en verbinte
nis gehoor te geven, niet meer onder de leden
der Kerk wordt gerekend, van welke uitspraak
mededeeling zal worden gedaan aan de ge
meente, alsook aan de(n) betrokken persoon
Ook in dit geval gelden de twee laatste
alinea's van Art. 4 (zie boven)
Art. 4.
Niet dan na een proeftijd, welke niet langer
dan één jaar duren zal en door belijdenis des
geloofs kunnen zulke personen weer worden toe
gelaten tot de gemeenschap der Kerk.
Art. 5.
Gedoopte volwassenen, die zich schuldig ma
ken aan moedwillig verzuim van de Bediening
des Woords in prediking en catechisatie, aan
ergerlijk levensgedrag, alsmede aan openlijke
verwerping der Geref. leer, zullen gedurende
één jaar bij herhaling door den Kerkeraad wor
den vermaand.
Blijven deze vermaningen nutteloos of onttrekt
men zich aan deze vermaningen, dan zal een
proeftijd worden gesteld van één jaar en blijft
ook dan nog boete en bekeering uit, dan ver
klaart de Kerkeraad dat het betrokken dooplid
zich de gemeenschap met de Kerk onwaardig
heeft gemaakt en mitsdien niet meer geacht wordt
tot de gemeente te behooren, waarvan mededee
ling zal worden gedaan aan de Gemeente, als
ook aan de(n) betrokken persoon.
Ook in dat geval gelden de 2 laatste alinea's
van Art. 4 onder A.
Art. 6.
Niet dan na een proeftijd van op zijn minst
één jaar en door belijdenis des geloofs kunnen
zulke personen weer worden toegelaten tot de
gemeenschap der Kerk.
Aangenomen op de vergaderingen van
de Classis Middelburg 13 November
1929 en 12 Februari 1930.
In opdracht der Classis,
J. E. VISSER, le Scriba.
P. VAN STRIEN, 2e Scriba.
DE KERK ALS MOEDER.*)
Als Gereformeerden belijden we, dat de kerk
is de vergadering der geloovigen. ,,Een heilige
vergadering der ware Christgeloovigen" zeiden
onze vaders en zeggen wij met hen in onze Be
lijdenis (art. 27). En zoo, wordt ook in het
leerboek onzer kerken geleerd, dat de kerk is
,,een gemeente van uitverkorenen in eenigheid
des waren geloofs vergaderd". En dit naar de
klare uitspraken der Schrift, die de kerk noemt
,,de bruid Christi", ,,de stad Gods", het geeste
lijk „lichaam van Christus", en vele andere
soortgelijke uitspraken meer. En ook de open
baring van het lichaam van Christus, de kerk
als instituut wordt op de Schrift aangesproken
als de „gemeente van Jezus Christus", „heili
gen", „geroepen heiligen", „broeders en zusters
in Christus", en andere namen van dezelfde
strekking. Zóó wordt ze genoemd, zóó wordt ze
gezegend, zóó wordt ze vermaand om haar licht
te laten schijnen, zóó wordt ze bestraft, zóó
wordt ze getroost.
Terecht leggen wij op deze waarheid den
nadruk tegenover velerlei verflauwing der gren
zen, of verwatering en verwarring in kerkbe
schouwing. Steeds leve deze waarheid in het
besef der gemeente. Ze worde meer wat ze is.
En ze openbare zich meer naar wat ze naar
Gods Woord is en zijn moet. Zoo deze waar
heid recht leve, zal dit een dam opwerpen te
gen verwereldlijking, zal het troost en vastig
heid geven aan de zielen, zal het drijven tot
ernstig zelfonderzoek, zal het eenheid en bezie
ling brengen in de slagorden van het volk des
Heeren. Een iegelijk onderzoeke maar zijn hart
en ruste niet totdat hij het wete, dat het leven
des geloofs door Gods genade in hem mag ge
vonden worden. Al is het maar bij beginsel,
maar toch de wortel der zaak er echt en waar
en zeker is en werke.
Nu is er echter nog een andere karaktertrek
der kerk waarop niet minder moet gelet wor
den. Een karaktertrek welke in onze landen
niet altijd in elk opzicht even helder voor het
zielsbesef staat. En daarom ook niet altijd in
al zijn schoonheid naar buiten getoond wordt.
De eigenschap der kerk waarop ik doel is deze
dat de kerk niet alleen is de vergadering der ge
loovigen, maar ook de moeder der geloovigen.
Bavinck zegt het zoo teekenend, dat de kerk
niet alleen product is, maar ook producent is.
En „door de kerk vergadert Christus Zijn Kerk"
(Dogm. IV, 358). Dus de kerk wordt vergaderd
door de kerk. Ik schreef met opzet, dat deze
waarheid misschien niet in elk opzicht voor
onze ziel leeft. Deze waarheid van de kerk als
moeder zal wel leven voor ons althans zoo
vertrouwende, zoover het de zijde der waar
heid aangaat, dat God zijn verbond voortzet
van kind tot kind, dat Hij die de God der va
deren is, dat ook der kinderen zijn wil. Dat
de geloovigen dus door de genadige vervulling
van Gods beloften uit den schoot der kerk ge
boren worden. Ook, vertrouwen we, dat niet
alleen de troost van deze verbondswaarheid,
maar ook de eisch in prediking en onderwijzing,
vermaan gebed en zelfonderzoek voor het hart
neergelegd wordt. De eisch, om dan ook als
verbondskinderen het verbond met onzen God
in te willigen, ons tot Hem te bekeeren en leven
de leden der kerk te zijn, wetende dat niet alles
Israël is wat Israël genaamd wordt.
En verder zal de waarheid van de kerk als
de moeder der geloovigen ook wel voor ons
leven, wat de zending betreft. Al is het dat
soms hier of daar onder ons getobt wordt om
de Zendingsbijdragen saam te brengen, iets
waarover we bij een andere gelegenheid een
woord begeeren te schrijven, over het algemeen
staat de Zendingsplicht der kerk toch wel bij
ons vast, en ook dat elk lid der gemeente aan
de vervulling van die taak behoort deel te ne
men.
Maar staat het ook evenzeer bij ons vast, dat
we als kerk een moederplicht hebben te ver
vullen voor de verstrooiden en verdwaalden,
voor de aan Christus en zijn Evangelie ontzon-
kenen rondom ons Dat op het terrein der
Evangelisatie als deze arbeid hier genoemd wordt
een taak ligt voor heel de kerk 1 Een taak die
misschien de moeilijkste is. Het is gemakkelijker
te bidden en te geven voor en te spreken tot
de Javanen op Java dan te bidden en te geven
voor en te spreken tot socialisten, verdoolden,
onverschilligen in eigen omgeving. Maar juist
daarom, omdat het zoo moeilijk is, zal de kerk
met temeer kracht die taak aanvatten. Zal heel
de gemeente, dus ook elk belijder, daaraan moe
ten deelnemen. In gebed, in gaven, in toewij
ding van zijn talenten. Ieder naar de mate zij
ner gave, ieder op zijn plaats in het leger onder
opwekking en bestiering van de door God in
gestelde ambten. Leeft het onder ons dat heel
het leger hier mobiel moet zijn
Daarover een volgend keer.
Dr. J. VAN LONKHUIJZEN.
Zierikzee, 1 April 1930.
Aangezocht door het Bestuur der „Zeeuw-
sche Kerkbode" om als medewerker artikelen
voor ons blad te willen schrijven, heb ik ge
meend dat verzoek niet te mogen afwijzen. Mis
schien kan ik met de ervaring op andere ge
deelten van den akker, opgedaan de kerken hier
tot eenig nut zijn. Moge God daartoe mijn ar
tikelen zegenen,
RADIO-GEVAAR.
I.
Ofschoon het radio-toestel in zeer korten tijd
in honderdduizenden gezinnen is doorgedrongen,
bestaat er onder onze menschen nog lang geen
eenstemmigheid over de vraag, hoe wij aan moe
ten met deze vinding van den modernen tijd.
Daarom kan het goed zijn in enkele korte arti
kelen een paar dingen onder de oogen te zien,
die als vanzelf opkomen in de gedachten van
hem, die zich met het vóór en tegen van de
tegenwoordige massale toepassing der draadlooze
telefonie bezig houdt.
Velen onzer zien in de radio allereerst een
gevaar. En dat gevaar is er inderdaad. Op dat
gevaar wordt maar al te weinig de aandacht
gevestigd.
De radio brengt het gezin, de cel van het
maatschappelijk leven, in verband met de bui
tenwereld, met de groote, internationale wereld.
In de wereld is de drukte, de onrust, het lawaai.
In ons gezin vinden wij, die het buiten in het
leven toch al zoo druk hebben, de rust. Wat
moet er van worden als de radio ons de rust
daar zelfs komt benemen Metterdaad hier dreigt
een gevaar.
Er is meer. Ons leven vervluchtigt. Van alles,
wat de wereld aan kennen en kunnen biedt, wil
men ons laten kennis nemen. Hier moet les ge
nomen, daar een cursus gevolgd worden een
paar lezingen zullen de kennis aanbrengen en de
krant, die weet dat wij geen tijd tot lezen heb
ben, zegt ons de dingen van den dag met een
plaatje. Het oog neemt vlugger het beeld op
dan de letter. De radio komt helpen. Ze geeft
zoo maar achter elkaar zieken- en verteluurtjes,
bioscoopmuziek, opera's, Fransch, Esperanto,
Maleisch, een lezing, kerkmuziek, enz. enz. Ter
wijl we luisteren, drinken we een kop koffie,
praten we over onderwerpen, die heel ver van
het gehoorde af liggen. Zoo raken wij en onze
jeugd verder verwijderd van den diepgang in het
leven. Radiogevaar
Nog erger. Door de radio komt de „wereld"
in ons huis - de wereld zooals we die kennen
in tegenstelling met „de kerk". De wereld, dat
is de opera, de operette, dat is de cabaret- en
bioscoopmuziek de wereld, dat is de frivoliteit,
de lichtzinnigheid van den uitgaanden mensch
onzer eeuw. Hielden we het groote gevaar, dat
we de moderne bioscoop noemen, buiten onze
woningde radio brengt „de wereld in Uw
huis".
Weest op Uw hoede
En dan nog wordt er in onzen kring gespro
ken van kerkverzuim door de radio. In de prac-
tijk valt dit iets mee. Op den duur zal dit ge
vaar nog geringer worden. Om gedrukte pree-
ken blijft ook niemand thuis. Maar waar dit
kwaad voorkomt, moet het getrouw bestreden
worden.
Er zijn radio-gevaren.
Wat doen we daartegen? Dit: bidden en strij
den, opdat in moeilijke tijden, waarin nieuwe
dingen tot bezinnig nopen, we onszelf onbesmet
mogen bewaren van de wereld. Zoo we als va
der of moeder aan het hoofd van een gezin ge
plaatst zijn, hebben we te bedenken, dat we van
Godswege op een verantwoordelijke plaats zijn
gesteld. We hebben te verantwoorden ook wat
door de radio wordt beluisterd. In een gezin,
dat den christennaam hoog houdt, is niet het
kind baas over „de radio", maar daar bepalen
vader en moeder wat zal worden gehoord.
Een radio-toestel is een gevaarlijk ding. Kerk
en wereld kunnen er door spreken, maar de we
reld doet het het meest. Ziet dan toe, wat gij
hoort
Gemakkelijk zal het niet altijd zijn uit de
radio-programma's een juiste keus te doen maar
gelukkig, ons volk behoeft het op dit gebied
niet zonder goede voorliching te doen. De Ne-
derlandsche Christelijke Radio-Vereeniging is er
om eenerzijds te wijzen op de gevaren die onze
gezinnen bedreigen door den draadloozen om
roep, maar ook anderzijds om te wijzen op de
heerlijke mogelijkheden, die de cultuurverrijking
door de radio den Christus-belijders biedt.
Waarover een volgend maal meer.
TWEETAL TE
Den Helder C. W. Keur te Oudewater.
P. Melles te Gees.
Aalten Th. Delleman te Giessen-Nieuwkerk.
J. H. Meuleman te Den Ham.
BEROEPEN TE
Assen en te Leens: B. A. Bos te Haarlemmermeer
Oudega H. Brink te Onderdendam.
Kollumerpomp M. Reukema, Cand. te Aalsmeer
AANGENOMEN NAAR
LutjegastK. A. Scheeres te IJmuiden.
Nieuwe Pekela. Ds. J. C. Haartsen deed
intrede met 1 Corinthe 2 1 na bevestiging door
Ds. G. Kerssies van Wildervank, die sprak over
2 Corinthe 5 20.
Borum. Ds. F. H. Boersma nam afscheid
met eene predikatie over Handelingen 2027.
Z.Eerw. gaat met emeritaat.
Leiden. Ds. H. J. Kouwenhoven heeft, we
gens ingang van eervol verleend emeritaat,
Maandagavond voor de Geref. Kerk te Leiden
zijn afscheid gepreekt. De opkomst ter Hooi-
grachtkerk bewees wel hoeveel liefde men den
bejaarden dienaar toedroeg. Het Gemeentebe
stuur was bij deze plechtigheid vertegenwoor
digd door de Wethouders Goslinga en Splinter.
Na met woorden van dankbaarheid jegens God
herinnerd te hebben, dat hij 45 jaar onafge
broken in actieven dienst is geweest, waarvan
hij 30 jaren de Gemeente van Leiden gediend
heeft, nam hij tot tekst Gal. 614a en 18,
waarin hij vond saamgevat 1wat hij voor
vele jaren als uitgangspunt beleed 2.wat hij
voortdurend als kenmerk zijner prediking heeft
vastgehouden en 3. wat hij nu als afscheidsgroet
der Gemeente toewenscht.
Hierna werd de scheidende leeraar op zeer
hartelijke wijze toegesproken door Ds. H. Tho
mas, namens de Gemeente, die Ps. 121 toe
zong door Ds. W. H. Bouwman, als collega
en door Ds. E. H. Broekstra, van Rijnsburg,
namens de Classis Leiden. De lofzang was Ps.
72 11. Velen gingen na afloop den scheidenden
leeraar en diens familie in de consistoriekamer
de hand ter afscheid drukken.
Er zal nog een intieme samenkomst zijn, waar
Ds. Kouwenhoven ook enkele geschenken als
blijken van dankbare waardeering zullen worden
aangeboden.
Hijken. Ds. J. C. van Mantgem heeft, we
gens ingang van zijn emeritaat, Zondag j.l. voor
de Geref. Kerk van Hijken afscheid gepreekt
met 2 Petr. 1 1619, sprekende over „de vast
heid en zekerheid van 's Heeren Woord".
Ds. J. B. van der Sijs hoopt Zondag 11
Mei a.s. van de Geref. Kerk te Kollumerpomp
afscheid te nemen en Zondag 25 Mei d.a.v. te
Steenwijk intrede te doen, na bevestiging door
Ds. C. W. E. Ploos van Amstel, em.-pred. van
Steenwijk, te Den Dolder.
Dr. G. B. Wurth, van Oost- en West-
Souburg, hoopt Zondagavond 4 Mei a.s. bij de
Geref. Kerk van Katendrecht (Rotterdam) be
vestigd te worden door Ds. C. B. Schoemakers,
aldaar, en Dinsdagavond 6 Mei d.a.v. intrede
te doen. Beide plechtigheden zullen plaats heb
ben in het kerkgebouw Putsche plein.
Ds. C. B. Schoemakers, pred. der Geref.
Kerk van Katendrecht (Rotterdam), die tegen
het einde des jaars emeritaat zou aanvragen,
heeft zulks nu gedaan tegen ingang van 1 De
cember a.s. Hij heeft alsdan een diensttijd van
40 jaren.
Achtereenvolgens was hij werkzaam te Lands
meer, O. en W. Souburg, Groningen, Alphen
a. d. Rijn en sinds Juni 1911 te Katendrecht.
Wolphaartsdijk. Naar we vernemen,
hoopt Ds. G. van Heyningen intrede te doen
D.V. 11 Mei a.s. na bevestiging door Ds. H.
Moolhuizen van Aarlanderveen.
Hazerswoude. Aan Dr. Mr. G. M. den
Hartogh is 3 maanden studieverlof verleend.
's-Gravenhage. Dr. S. O. Los kreeg ver
lof een reis te maken naar Palestina. De duur
der reis zal zijn 25 dagen.
Soest. Ds. J. van der Meulen gaat voor
het Geref. Davos-Comité voor 10 dagen naar
Davos om er werkzaam te zijn onder de Geref.
patiënten aldaar.
Charlois gaat 17 April a.s. eene nieuwe
kerk aanbesteden.
Kampen heeft het voornemen de oude
Hagenpoortkerk te verkoopen.
""Torsen
Ds. A. M. Donner ontving voor de Theol.
School te Kampen een legaat groot 500.
van wijlen Mej. J. P. E. E. te 's-Gravenhage.
De Kerkeraad van Leiden besloot, „dat
de predikanten die te Leiden het Woord komen
bedienen, gehouden zijn in de avondgodsdienst
oefening den Catechismus en dus geen vrije
stof te behandelen.
Er zijn meer Kerken waar een dergelijk be
sluit genomen werd. De practijk heeft bewezen,
dat in die Kerken toch nog altijd „vrijbuiters"
den weg naar den preekstoel weten te vinden.
Is Leiden voornemens voet bij stuk te houden
en stelt het afdoende voorwaarden
Bovenstaande is overgenomen, omdat vooral
de tirade over de „vrijbuiters" prachtig is. Toch
zijn die misschien nog wel ergens anders te vin
den, want menig predikant weet bij ervaring,
dat er wel eens wordt geprobeerd hem over te
halen toch maar over vrije stof te preeken en
de Catechismus maar te laten rusten. En voor
die vriendelijke opwekking bezwijkt ook wel
eens een dominè.
't Is het best dat men er maar niet te veel
van zegt.
Liturgie. „De Kerkeraad van Delft nam
een voorstel aan, om via de Classis en de Part.
Synode van Zuid-Holland (Noord) de Generale
Synode te verzoeken een Commissie te benoe
men, die het vraagstuk van de uniformiteit in
de orde van den eeredienst opnieuw ter hand
neme."
Dit is een goed besluit en brenge het vrucht,
zooals het nu gaat, kan het bijna niet langer,
't Wordt een chaos.
In de Maart-aflevering van het „Diac.
Correspondentieblad" (uitg. J. H. Kok, Kam
pen) uit Mr. A. J. L. van Beeck Calkoen ern
stige teleurstelling over het voorstel van de
meerderheid der deputaten voor de liturgische
geschriften, dat aan de a.s. Generale Synode