FEUILLETON.
Dr. HENRY BEETS.
De ook hier te lande zoo welbekende Dr.
Henry Beets heeft namens de Christelijke Ge
reformeerde Kerken een inspectie-tocht gehou
den langs de Zendingsposten in China, waar
genoemde Kerken een rijk gezegenden arbeid
vervullen. Na het vervullen van zijn opdracht,
bracht hij ook een bezoek aan ons Insulinde
met het doel daar te zien den Zendingsarbeid
onzer Geref. Kerken.
Nu hij op dit oogenblik in Nederland is, heeft
hij zijne indrukken weergegeven in eene te Rot
terdam gehouden rede. De inhoud lijkt ons be
langrijk genoeg om er een gedeelte van over te
nemen.
De Zending der Gereformeerde Kerken op
Java.
,,Dr. Beets was blij daar een aantal georgani
seerde kerken gezien te hebben, gewone Gere
formeerde Kerken, waartoe blanken behooren,
de kerken van Bandoeng, Djokja, Magelang, Se-
marang en Solo, met totaal 2000 avondmaals
gangen. Dat getuigen in die wereld eischt moed,
durf en opoffering. Gij hebt God daarvoor te
danken, zegt Spr.
Het getuigen geschiedt daar ook door arbeid
onder de verstrooide Gereformeerden in de
binnenlanden. Vader van deze onderneming is
ouderling W. de Vries van Batavia, echtgenoot
van de bekende Christenschrijfster Tine Bonne-
ma, wier werken ook in Amerika niet onbekend
zijn. Spr. hoorde Ds. Th. Kuipers enthousiast
vertellen over dat werk, dat ook geschiedt door
diens weekblad „De Zaaier".
Dit getuigen strekt zich ook uit tot degenen
die „niet van onzen bloede zijn", b.v. het werk
in de armenkolonie „Blondo", door Ds. Merke-
lijn gesticht. Spr. denkt aan het Maleisch ge
deelte der Batavia-gemeente, de planting van
wijlen Ds. L. R. Haan, aan den Chineeschen
goeroe, evangelist, van Magelang's Kerk, aan de
Zending onder de Chineezen op Java van de
Classis Batavia, aan het besluit van Medan om
te arbeiden onder de 300.000 Javanen op Su
matra.
Hij verblijdde zich ook over de voortdurende
toename van het aantal predikanten op Java en
Soemba. Spr. noemt eenige namen der eersten.
In 1908 waren er maar 6, nu heeft de Classis
Batavia weldra 12 missionaire dienaren
Spr. zag ook hoe het getal inboorlingen ar
beiders vermeerderd is. In 1908 was het heele
hulppersoneel op Java 34 inlanders. Op heden
werken op het Poerbolinggo-terrein alleen 14
evangelisten en 9 colporteurs, en dat is maar
een klein stuk van het werk op Java.
Voegen we daaraan toe de goeroe's en de
inlandsche onderwijzers dan komen we tot een
heirleger van 400 inlandsche getuigen. Dat is de
rechte methode.
Toen Spr. de flinke scholen op Midden-Java
zag, heeft hij God gedankt en gezegd, dat de
Amerikaansche kerken in hechtheid en geschikt
heid van die gebouwen verre worden overtrof
fen. Spr. heeft met verwondering dit alles gade
geslagen.
Hij noemt voorts den naam Scheurer, de voor
trekker der Medische Zending, welke zich sterk
ontwikkelde en reeds 2000 bedden heeft om de
arme zieken daarop neer te leggen en hen dan
te spreken van Christus. Dat is ook getuigen.
Daar is ook de dienst van de pers, een macht,
die komt waar geen blanke Zendeling komen
kan. Evangelisatiebladen in de taal der menschen
op Java, die door 48 colporteurs bij tienduizend
tallen worden verspreid.
Spr. is ook verblijd door de toename van het
aantal belijders op Java. In 1908 waren er 585
avondmaalsgangers, nu zijn er 7225 christenen
op Midden-Java meer dan vertwaalfdubbeld
in twintig jaren tijds. Halleluja
Spr. eindigde met een woordje van toepas
sing en wekte daarin op tot vijf dingen
1. Dankt God voor Zijn zegen op Uw
neen op Zijn werk
2. Ga voort met bidden en biddend offeren
voor de Missie. Er is nog véél land, dat in be
slag moet worden genomen.
3. Vaders en Moeders, wijdt Uw kinderen
den Heere meer en meer voor de koningszaak
in eigen land maar óók voor die zaak in
Nederland in de tropen
Er kan niets beters gezocht worden voor Uw
kroost
4. Jongelingen, geeft éérst Uw hart aan den
Heere. Laat die Mohammedanen op Java U niet
beschamen in den OordeelsdagMaar nadat
gij Uw hart Hem hebt gegeven dan Uw leven
en talenten Hem toegewijd zoo noodig tot
de einden der aarde De oogst is nog groot en
de arbeiders weining.
5. Vrouwen, die thuis blijft, werkt actief.
Ook in Vrouwen-Zendingsbonden en kringen,
locaal en provinciaal, ja nationaal.
Jonge dames die God vreezen Java heeft
dringend noodig Bijbelvrouwen. De Zendings
statistiek (Mei 1929, Zendingsblad) rapporteert
slechts één Bijbelvrouw (te Solo). Dat behoort
dozijnen te worden, eerlang
Zeg tot den Heere: „Zend mij!"
Zulk een woord doet goed, vooral omdat
het gesproken is door een man, die veel liefde
voor de Zending heeft en ook tot een onbe
vangen oordeel is bevoegd. Evenwel roept het
ook op toch niet te vertragen, maar den eisch
van Christus steeds meer te betrachten. Het
einddoel is nog altijd niet bereikt. Dat de liefde
tot Christus steeds meer dringe en voortdurend
tot offeren zij bereid. Eerst het hart aan den
Heere toegewijd en leven en talenten en gaven
volgen als van zelf.
K. B. S.
EERBIED IN DEN EEREDIENST.
I.
Het laat zich aanzien dat binnen enkele we
ken de in onze provincie alom bekende Hof-
pleinkerk te Middelburg wordt afgebroken.
Dat is ook niet meer dan billijk, want als een
dominee na veertig trouwe dienstjaren, recht op
emeritaat heeft, waarom zou dan het genoemde
kerkgebouw, dat eveneens veertig jaren zijn taak
vervulde, niet als een emeritus, d.w.z. als een
uitgediende" beschouwd mogen worden
Evenals een predikant krijgt de Hofpleinkerk
dan ook haar ontslag „met behoud van naam en
eere", want haar jeugd zal worden vernieuwd
en aldus zal zij op dezelfde plaats herrijzen.
Door deze „vernieuwing des tempels" zal ech
ter onder meer verdwijnen, naar ik vrees, de
inscriptie in den voorgevel van het gebouw
„Hoe liefelijk zijn Uwe Woningen, O
Heere der heirscharen
Ten onrechte heeft men wel eens critiek uit
gebracht op dit inschrift met de op zichzelf juiste
bewering dat een kerkgebouw niet een „Woning
Gods" is.
Die critici kunnen gerust zijn. Wijlen Ds.
Oosten en ook onze bejaarde emeritus-pastor
Bouma hebben beiden in deze Hofpleinkerk meer
dan eens aangetoond dat Paulus in 1 Timotheus
3 onder het „Huis Gods" niet een kerkgebouw
verstaat, maar, gelijk de apostel er met opzet
bijvoegt„de gemeente des levenden Gods".
Sedert de uitstorting van den Heiligen Geest
bestaat er geen andere tempel Gods dan de
gemeente des Heeren. En de oude Ds. Sikkel
heeft reeds in 1906 dit ware woord in zijn lijf
blad „Hollandia" laten afdrukken „Kerkgebou
wen zijn niet anders dan huizen, waarin de ge
meente van Christus voor haar samenkomsten
een geschikt onderdak zoekt".
Welnu ook de Hofpleinkerk te Middelburg
heeft nooit hoogere pretentie willen voeren
evenmin ah het smaakvolle, nieuwe kerkgebouw-
tje te St. Laurens, in welks voorgevel het woord
van Ps. 93 5 geschreven staat „De heiligheid
is Uwen huize sierlijk, Heere tot lange dagen".
Maar deze en dergelijke opschriften bedoelen
dan ook heusch niet een gebouw van steen en
hout tot woning of tempel Gods te verheffen.
Zij willen de samenstroomende kerkgangers
alleen toeroepen
Denkt er aan In dit gebouw gaat gij deel
nemen aan den ambtelijken eeredienst, aan de
openbare godsdienstoefeningen, aan de saamver
gadering van den tempel Gods.
In het kerkgebouw wordt dus de kerk amb
telijk samengeroepen.
In het huis-met-handen-gemaakt, treedt de
tempel des Heeren op.
Binnen die muren van het steenen huis roept
de Koning der Kerk Zijne gemeente tot Zich in
Zijn Woord en Sacrament.
In het kerkgebouw stelt God Zich dus vóór
ons, roept God ons tot Zich, grijpt God ons
aan en dan krijgen wij in dat kerkgebouw door
de ambtelijke uitreiking der genademiddelen met
God te doen.
Dan behoort er een trilling te komen in al de
vezelen van onze ziel.
De Koning der Kerk, Die in Zijne gemeente
woont, wil de verkondiging van het heilig Evan-
zelf onderworpen blijven. En wijl het God be
liefd heeft ons de openbaring der Schrift te
schenken in verscheidenheid van bedeeling en
vorm, behoort het Oude Testament gelezen te
worden in het licht van het Nieuwe en moet
het historische naar den aard der historie, het
profetische naar den aard der profetie en zoo
ook elk deel naar zijn bijzonderen aard worden
uitgelegd, opdat alzoo ook hierin door ons er
kend en geprezen worde de veelvuldige wijsheid
Gods.
SCHOOLRAADVERGADERING.
De vergaderingen van district IX van den
Schoolraad mogen zich gelukkig verheugen in de
algemeene belangstelling, getuige de groote op
komst. Daarom publiceeren we gaarne zoo vroeg
mogelijk enkele meedeelingen over de komende
vergadering, opdat men in z'n plannen daarmee
zou kunnen rekening houden.
Als datum voor de vergadering in dit jaar
werd vastgesteld Vrijdag 16 Mei a.s. Zoo de
Heere wil hopen dan als sprekers op te treden,
in de morgenvergadering de heer W. A. van
Wijk van Wolphaartsdijk en in de middagverga
dering Mr. J. A. de Wilde van 's-Gravenhage,
met het onderwerp De School en onze natio
naliteit. HEIJ.
RITSELING VAN NIEUW LEVEN.
Het is reeds een tijd geleden, dat we iets
schreven over de ritseling van het nieuwe leven
in het land van Vlaanderen en Waes. Wat daar
gebeurt, trekt de aandacht van ieder, die dicht
bij de grenzen van België opgroeide en dat te
meer als er groei en bloei van geestelijk leven
wordt gezien, die duidelijk getuigen, dat God
Zijn werk voortzet en dat ook in Vlaanderen
de kleine Geref. Kerken eene krachtige actie
ontplooien, waarop God Zijnen zegen kennelijk
rusten doet.
Een bericht uit Denderleeuw boeide de aan
dacht.
Er wordt toch medegedeeld, dat j.l. Zondag
voor het eerst de klok van het evangelisatie
gebouw geluid werd en opriep naar de plaats,
waar 's Heeren Woord in zuivere klanken wordt
gepredikt.
Reeds de tonen van die klok zijn eene predi
king van de vervulling van Gods beloften, dat
Hij Zijne kudde vergadert uit alle volken en
Hij alom hooren doet„kom".
Wat moet Ds. Lauwers' hart getrild hebben
van vreugde. Hij, een echte Vlaming, mocht het
hooren dat over Vlaanderen's velden het meta
len geluid als jubelde Gode ter eer en noodend
den mensch „kom". Vreugde en dank zijn in
veler hart.
Broeders en zusters van Denderleeuw, wij
gunnen het u zoo en met u zijn velen verblijd.
Maar nog hooger klimt de dank bij het lezen
van het bericht, dat er op dienzelfden Zondag
16 personen belijdenis des geloofs deden en
daarna voor het eerst het sacrament des Doops
is bediend aan een kind van een der broederen,
die nog pas zijn geloof beleed.
Voor ons zoo gewoon, maar in het Room-
sche Vlaanderen een feit van beteekenis. Dui
delijk laat de Heere zien, dat hij den moeilijken
arbeid van Ds. Lauwers zegent en door dien
arbeid Zijn volk vergadert.
Is het niet voor velen in het zoo rijk gezegen
de Nederland tot diepe beschaming, dat daar is
eene Jongelingsvereeniging van 12 leden en dat
Meisjesvereeniging en Zondagsschool er bloeien.
En is het dan te verwonderen, dat er nu ge
vraagd wordt naar christelijk onderwijs voor de
kinderen der gemeente
Denderleeuw staat nog maar aan het begin
en veel arbeid en strijd zal ook de kleine kudde
wel wachten, maar door het geloof in den
Christus der Schriften en gerugsteund door ve
len uit Nederland, die niet vergeten kunnen en
zullen, wat wij aan Vlaanderen en Waes te
danken hebben in de dagen der worsteling der
vaderen tegen het oppermachtige Spanje, zal zij
moedig voortarbeiden in het vaste vertrouwen,
dat God niet varen laat de werken Zijner handen.
Die wetenschap kan zoo sterken.
Laat ons blijvend Denderleeuw en allen arbeid
voor Christus' koninkrijk gedenken in ons
gebed en ook krachtig steunen door onze gaven.
Wel moge het hoog gemikt zijn, maar, als we
er op letten, hoe schoon vroeger het Gerefor
meerde leven naar dë Schriften daar ontlook
en opbloeide, des te meer zal de roeping ver
staan ook Vlaanderen en Waes voor den
Christus.
DE OOM UIT AMERIKA.
XXI.
Na lang geloopen te hebben (tramgeld had ze
niet meer), kwam ze eindelijk in de straat, waar
de menschen moesten wonen, die ze zocht. De
straat viel haar al niet mee ze had er reeds
heel wat deftiger gepasseerd. Eindelijk vindt ze
het nummer, dat haar was opgegeven, stapte
de stoep op en belde aan. De deur werd echter
niet geopend. Nogmaals belde ze. Er kwam
echter geen beweging. „Misschien zijn ze niet
thuis", dacht ze. „Dat zou een gewelidge strop
zijn, want dan krijg ik zeker geen geld."
Eindelijk viel haar oog op een garage vlak
naast het huis. Toen ze deze binnentrad, ont
waarde ze een vrouw, die in haar werkpak druk
bezig was een auto schoon te maken.
„Weet U ook, of Mijnheer Van Ramdorp
thuis is?" informeerde ze.
„Neen, die is niet thuis" luidde het antwoord,
„maar ik ben z'n vrouw, misschien kan ik U
helpen 7'
De bezoekster viel bijna om van schrik. Was
dat nu de vrouw van dien mijnheer, die zich
haar kind had toegeëigend. Maar dan was die
mijnheer ook niet rijk, want z'n vrouw zag er
uit als een werkster. En een gevoel van haat
kwam er in haar op tegen wijze Bet, die haar
er zeker had tusschen willen nemen. Maar bij
dat gevoel, kwam toch één gedachte, die haar
tot blijdschap stemde als de vrouwen met haar
een grap uit hadden willen halen, dan kostte
haar dat ieder dan toch twee gulden.
„En wat is er van Uw dienst", vroeg juffrouw
Van Ramdorp vriendelijk.
„Ik ben de moeder van Arnold en ik kom
m'n zoon terug eischen", zeide de bezoekster
stroef.
Dadelijk verdween het vriendelijk gelaat van
juffrouw Van Ramdorp. Ze was in den korten
tijd, dat de jongen bij haar woonde veel van
hem gaan houden en hier stond nu de moeder
voor haar, die dien jongen door haar slecht ge
drag het huis had uitgejaagd. Ze had zich reeds
gevleid met de gedachte, dat Arnold misschien
voor goed bij haar kon blijven en nu kwam
dat booze wijf voor goed aan al hare verwach
tingen den bodem inslaan.
„Dan zal U moeten wachten", zei ze bijna
vijandig, „want hij komt eerst laat thuis."
„Dan wil ik Uw man spreken.
„Die komt ook eerst vanavond laat thuis, want
ze zijn samen uit."
„Dan zal jij mij geld geven", viel de bezoek
ster nijdig uit. „Jullie hebben mijn kind gestolen
en je moogt het alleen houden, wanneer je mij
een flinke som geld geeft en als je 't niet doet,
zal ik je wel leeren." En reeds kwam ze nader,
de vuist dreigend omhoog gestoken.
Plotseling vloog ze echter verschrikt achteruit.
De hond, die eerst met slaperige oogen de vrouw
had gadegeslagen, kwam, toen hij bemerkte, dat
z'n meesteres gevaar dreigde, woedend aanloo-
pen, terwijl hij een vervaarlijk geblaf liet hoo
ren. Gelukkig, dat hij aan den ketting lag, an
ders had het wel eens minder goed met de vrouw
kunnen zijn afgeloopen.
„Sssst, Karo," suste juffrouw Van Ramdorp,
terwijl ze naast het dier ging staan. En toen
tegen de vrouw
„Als U nog één stap nader doet, laat ik het
dier los."
„Maar ik wil geld hebben," schreeuwde vrouw
Kardoes terug, toen ze eenigszins van den schrik
bekomen was.
„Dan zal U moeten wachten, tot mijn man
thuiskomt, hoewel ik U vooruit wel kan zeg
gen, dat U tevergeefs wacht. Wij moeten zelf
hard voor ons dagelijksch brood werken."
Vrouw Kardoes bleef nog een poosje wach
ten. Een kale boel, dacht ze bij zichzelf, inplaats
van rijkdom. Toen verdween ze. Ze had echter
nog maar een klein eindje geloopen, toen ze
bedacht, dat ze nu zelfs geen geld had om een
kaartje te koopen. Een oogenblik later was ze
weer in de garage. Ze bleef echter op een be
hoorlijken afstand van juffrouw Van Ramdorp,
vanwege den hond.
„Juffrouw," riep ze.
Juffrouw Van Ramdorp, die reeds weer druk
met het werk bezig was, keek op.
„Wat wil U nu weer
„Ik zou graag naar huis willen," zei de be- j
zoekster, thans op een klagenden toon. „Maar
ik heb geen reisgeld. Zou U mij dat niet willen
leenen, dan mag U den jongen houden."
„En hoeveel is dat?" luidde de wedervraag.
„Vier en een halven gulden," loog de vrouw.
Juffrouw Van Ramdorp haalde haar porte-
monnaie te voorschijn, gaf haar twee rijksdaal
ders, maar voegde er bij
gelie en het gebruik der Sacramenten hiertoe
aanwenden dat wij Zijn heilige tegenwoordig
heid er in gevoelen zullen.
Zoo alleen komt het tot een worsteling om
in ons hart te ontvangen den zegen Gods, die
in Jezus Christus volmaakt is
„Hoe liefelijk zijn Uwe Woningen, O
Heere der heirscharen".
Zoo alleen wordt onze kerkgang een stille
aanbidding in geest en waarheid, een in aan
raking komen met God, een wosteling met God
„Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij
zegent".
Zoo alleen wonen wij onze godsdienstoefe
ningen goed bij, want dan storten wij in onze
prediking, psalmen en gebeden onze eigen ziel
uit.
Dan is er geen lusteloos luisteren.
Dan is er geen gestommel en geproest.
Dan geven wij het „slaapduiveltje" geen plaats.
Dan verdwijnt de zondige gelijkmatigheid uit
ons kerkelijk leven.
Dan is ons bidden en prediken niet een goo
chelen met woorden, strak en star, maar een
juichen voor Gods troon, een worstelen om
Gods genade.
Dan is alle sleur voor ons onhelige contra
bande.
Dan worden wij in het kerkgebouw, waar
de eeredienst beoefend wordt, opgenomen en
meegevoerd uit de vervlakking van het alledaag-
sche leven naar de geestelijke realiteiten.
Dan luisteren wij niet slechts in het begin.
Dan luisteren wij niet eerst aan het einde.
Dan luisteren wij van het begin tot het einde.
Bronwellen worden dan aangeboord tot rij
ker vruchtdragen.
Stuwkracht wordt ontvangen tot dieper en
intenser leven.
Verbroken wordt de ban, die door de alle-
daagsche beslommeringen rondom ons is getrok
ken.
Zoo maar ook zoo alleen kan er sprake
zijn van eerbied in den eeredienst.
Dit ideaal is echter ook in onze kerkgebouwen
helaas nog lang niet bereikt. De critiek der liefde
noopt mij te gaan wijzen op de veelsoortige en
veelvuldige oneerbiedigheid, waarover wij ons
niet zelden in onze kerkgebouwen tijdens den
eeredienst hebben te bedroeven.
Moge dan de Koning der Kerk mijn eenvou
dige woorden nog doen spreken tot het ge
weten van jong en oud.
Middelburg. D. RINGNALDA Jr.
RUSTHUIS.
Reeds meerdere malen vernamen wij de be
langstellende vraag „Hoe staat het met de
Radio in het Rusthuis
Thans is het ons mogelijk onze medelevende
broeders cn zusters hieromtrent het een en ander
mede te deelen.
Ons bestuur heeft getracht het ter beschikking
gestelde bedrag zoo doelmatig mogelijk te be
steden en is daarin ten volle geslaagd, door,
benevens een ontvangtoestel met luidspreker op
de groote zaal, een binnenleiding te doen aan
brengen naar de verschillende kamers en zieken
zalen, opdat, indien een der verpleegden eenige
dagen aan bed gebonden is, door middel van een
kleine reserve-luidspreker, de betrokken patient
in zijn eenzaamheid ook van het gebodene pro-
fiteeren kan.
Het aangeschaft toestel is het merk „Rono-
foon" met Philips luidspreker en voldoet uitste
kend. Het werd geleverd door Dhr. H. Sukkel,
alhier.
Donderdag 20 dezer werd de installatie in te-
genwoocdigheid van Ds. en Mevr. Scheele in
gebruik gesteld, waarbij de Voorzitter namens
allen in een korte kernachtige toespraak dank
bracht aar, Ds. Scheele voor zijn arbeid en be
moeiingen in deze aangelegenheid en er zijn
blijdschap over uitsprak, dat door de milddadig
heid veler gemeenteleden deze installatie in ons
Rusthuis kon worden aangebracht. Spr. hoopt,
dat de luistervinken in ons Rusthuis menigmaal
van het vele goede, dat de Radio ons biedt,
zullen genieten en het gehoorde velen tot zegen
zal zijn.
Ds. Scheele dankt voor de tot hem gesproken
woorden, zegt er zich over te verheugen, dat de
lang door hem gekoesterde wensch thans wer
kelijkheid is geworden en sluit zich aan bij de
wenschen van den voorzitter.
HET RUSTHUISBESTUUR.
Midelburg, 26-3-'30.
„Meer krijgt U niet, én nu niet, én nooit
niet."
Vrouw Kardoes nam haastig een trammetje
in de richting van het station ze wilde nu zoo
gauw mogelijk naar huis. Alles scheen haar ech
ter tegen te loopen. Toen ze een kaartje had
genomen en naar het perron wilde gaan, vroeg
de controleur haar, of ze niet liever de stad
nog wat in wilde gaan, want het duurde nog
meer dan twee uur, eer de trein ging. Zoo liep
ze dus weer in de stad te wandelen en helaas
kreeg ze weer dorst. Ze had van het geld, dat
juffrouw Van Ramdorp haar gegeven had, nog
ruim een gulden over dus ze kon gerust een
enkel glaasje koopen. Maar helaas bij een enkel
glaasje bleef het niet. Eerst nam ze een glaasje
bier, omdat haar tong aan haar gehemelte kleef
de. Maar dat vocht scheen toch wat koud op
haar maag te vallen, zoodat ze besloot een
glaasje brandewijn toe te nemen.. Maar op dat
ééne glaasje volgden er meer. Haar tong begon
weer los te raken en de conversatie met de an
dere kroegloopers begon. Steeds meer raakte
ze onder den invloed van den sterken drank.
Aan tijd dacht ze niet meer, totdat de eigenaar
van de inrichting er haar aan herinnerde. Toen
bleek echter, dat ze zich haasten moest om nog
op tijd te komen. Haastig werd afgerekend en
toen rende ze naar het station.
(Wordt vervolgd)