FEUILLETON. INGEZONDEN STUKKEN. Ds. J. D. WIELENGA. Wederom viert een van Middelburg's oud predikanten zijn jubileum. D.V. Woensdag 26 Februari zal het 25 jaar geleden zijn, dat can- didaat J. D. Wielenga, een zoon van den be kenden hoogleeraar aan onze Theologische School te Kampen, bevestigd werd in het ambt. Zijn eerste gemeente was Leek in de classis Grootegast. Lang heeft hij daar niet gearbeid, want reeds spoedig werd hij door andere, groo- tere kerken begeerd. Zoo ontving hij, als ik mij goed herinner, ongeveer in denzelfden tijd de beroepen van Meppel en Middelburg. Het be roep van Middelburg, waar toen nog gevonden werd A, B en C., werd aanvaard. Hij werd in Middelburg de opvolger van den onder ons zoo gewaardeerden Ds .A. Littooij. Zulk een persoonlijkheid op te volgen was niet gemakkelijk. Dat Ds. Wielenga in zijn intree- predikatie wees op het bezwaar van zijn jeugd, dat in deze opvolging zoo sterk uitkwam, is te verstaan. 25 October 1908 werd hij in Middelburg be vestigd. Vele jaren mocht hij hier, onder den zegen Gods arbeiden, niet door allen evenzeer gewaardeerd, maar zal dit de ervaring niet zijn van alle dienaren des Woords In het werk der Zending nam hij een beteekenisvolle plaats in. Moeilijk waren voor hem de dagen, toen donkere wolken over onze kerk trokken inzake de kwestie Ds. Netelenbos. Deze zaak en on getwijfeld andere oorzaken (in Middelburg was sinds 1917 de vereeniging tot stand gekomen) deden hem besluiten het beroep te aanvaarden naar de kleine kerk van Anna-Jacobapolder. Een groote overgang, die niet steeds onder het juiste menschelijk oordeel viel. Slechts 2 jaar was hij daar, om, na eerst in Hoofddorp gear beid te hebben, den herdersstaf op te nemen in Franeker. Aan belangstelling zal het hem D.V. 26 Fe bruari niet ontbreken. Middelburg's kerk hoopt zich te doen vertegenwoordigen, haar dank uit sprekend voor den ruim tienjarigen arbeid alhier. College Wielenga kan zich er van verzekerd houden, dat velen ook nu nog met waardeering over hem spreken en dat Zijn naam hier en in de Zeeuwsche Kerken nog niet is vergeten. De Koning der Kerk zegent den arbeid zijner knechten, hoe ook met zwakheid volbracht. Zij dit den jublaris tot sterkte in zijn verdere dienst in het koninkrijk Gods en de Heere be- strale hem in Zijn gunst en beware hem voor de zijnen en stelle hem tot een zegen daar, waar hij geroepen wordt. Middelburg. D. SCHEELE. HOUDT DAT GIJ HEBT. II. Juist omdat onze Vrije Universiteit ontwoe kerd is aan de baren van God-ontkenning, pan theïsme en materialisme, hebben we haar met te meer liefde en trouw te omringen. Dr. Kuyper noemde ze een geloofsstuk. Van onze Vrije Universiteit kan het heeten,,Ze hebben mij van mijn jeugd af benauwd, maar ze hebben mij niet overmocht." De benauwingen zijn haar niet gespaard gebleven. Aan alle kan ten was er gebrek. Gebrek aan hoogleeraren, gebrek aan studenten, gebrek aan geld. Overal maakte men zich op om aan de opkomende Uni versiteit het bestaansrecht te betwisten, haar groei en uitbouw te belemmeren, haar den le vensadem te benemen. Onze Vrije Universiteit is terecht door Dr. H. H. Kuyper genoemd schola militans, een school onder het kruis. Haar beginsel en haar hulp staan echter in den Naam des Heeren, die den hemel en de aarde ge schapen heeft. Daarom is zij door de kracht Gods tot op dezen dag. Kunnen wij na vijftig jaren deze Universiteit wel weer verliezen Zeker. Allereerst door onze verslapping. Wij leven in een lauwen tijd. Wij kunnen zelfs bij het bezit van de heiligste goe deren slaperig en nalatig worden. Laat ons er kennen, dat ethisch-irenische invloeden niet als een slag in het water spoorloos aan onze Ge reformeerde menschen zijn voorbijgegaan. Dan, onze Vrije Universiteit staat voortdurend aan tal van aanvallen bloot, ook van de zijde van tien tijd-geest, die in vele opzichten pericu leus en pernicieus is. Men onderschatte de zuig kracht van de ons vijandige levens-beschouwin gen niet. De doorwerking dezer gevaarlijke op vattingen moet worden gestuit, maar zoo licht, zelfs bij de uitnemendste bewaking, passeeren ideeën en opiniën onze tolliniën, die op het erf van Christelijke, van Gereformeerde wetenschap DE OOM UIT AMERIKA. XV. Weldra is de jongen in de garage. Daar vindt hij Van Ransdorp bezig één der luxe-auto s schoon te maken. De vrachtauto is al leeg voo-- dat Arnold opstond, waren de volle zakken al naar hun bestemming gebracht. Later bleek Arnold, dat Van Ransdorp een expediteur was, iemand, die voor anderen vrach ten haalde en wegbracht. Meestal kon hij z'n werk alleen af. Slechts als het erg druk was, huurde hij voor een paar da gen een knecht. Ook verhuurde hij wel personen auto's. Nu is hij bezig deze laatste schoon te maken. Met een lap wordt het vele nikkel gewreven tot het glimt, als een spiegel. Arnold staat er eerst een poosje bij dan vraagt hij, of hij mee mag helpen. En op het toestemmend antwoord, doet hij z'n jas uit en gaat mee wrijven en poetsen, dat het zweet hem weldra op het voor hoofd staat. Zoo vindt om half elf Mejuffrouw Van Ransdorp hen, als ze haar man een kopje koffie brengt. Glimlachend slaat ze hun beider werk gade. Dan betrekt haar gezicht „Och," zucht ze, „waarom heeft God ons toch geen kind geschonken. Wat hebben wij er Hem dikwijls om gesmeekt. Als wij eens een zoon hadden, die zoo met mijn man meewerkte, wat zouden we ons gelukkig voelen." Maar, een oogenblik later denkt zij „De contrabande moeten zijn. Ook zien we, dat heel ons Europeesch Chris tendom zorgeloos en roekeloos speelt als aan den rand van een diepen afgrond en als God het niet keert, tuimelt het binnen afzienbaren tijd hopeloos naar omlaag. En als allerwegen de fundamenten worden omgestooten, zal Ne derland dan een oase zijn in de woestijn, een vluchtheuvel in den komenden vloed Of zal ook bij ons wat moeizaam door ons Gerefor meerde volk werd opgebouwd, worden wegge spoeld gelijk de zandvestingen onzer kinderen aan het strand der zee Daarom, houdt dat gij hebt. Hoe wij dat kunnen Door te waken en te bidden. Dr. Kuyper sprak eens in Zwolle (1898) over: vigilate et orate, waakt en bidt. Door uit te dragen wat wij in onze Univer siteit van God mochten ontvangen. God gaf ons in haar veel, maar onder deze voorwaarde, dat onze wetenschaps-menschen het goud hunner kennis zullen doen schitteren voor veler oog. Eindelijk door offerbereidwilligheid. Geld is de zenuw van den oorlog, ook de zenuw van onze Vrije Universiteit. De contributiën van le den en begunstigers onzer Vereeniging moeten aanzienlijk worden verhoogd en vermeerderd. Anders komt de uitbouw onzer Vrije Universi teit in 1930 niet. En komt de uitbouw niet, dan verstomt de feestjubel op 't gouden jubileum 20 October a.s., dan gaat ook de effectus civilis verloren dan zal na kort en of langen tijd onze geliefde Universiteit öf in versmading wegzin ken óf geheel te gronde gaan. Houdt dan wat gij hebt. H. KAAJAN. Wartena Cand. R. van Maare te Loenen. Cand. G. Melles te Zwolle. Ambt-Vollenhoven (B.) J. C. Berkouwer te Oudehorne. M. den Boer, Hulpprediker te Haarlem. BEROEPEN TE Sleen Cand. I. de Wolff te Middelburg. Kampen W. H. v. d. Vegt te Bergum. Metslawier-Niawier J. B. Vanhaelen te Hoek. Aalten J. v. d. Meulen te Soest. Assen G. C. Berkouwer te Oudehorne. Rotterdam IJ. K. Vellinga te Meppel. Nieuw-Weerdinge en Numansdorp Cand. M. den Boer, Hulpprediker te Haarlem. Wartena Cand. G. Melles te Zwolle. Grijpskerke Cand. G. Zeijl te Sneek. Appingedam (voor den miss. dienst op Soemba): S. J. P. Goossens te Achlum. Moerdijk. Met Jeremia 23 28 en 29 be vestigde Ds. J. H. Telkainp van Utrecht den Cand. M. P. Feringa, die 's middags intrede deed sprekende over Romeinen 1:11 en 12. - Mijdrecht. Ds. A. K. Krabbe nam wegens vertrek naar Hillegom afscheid. Text 1 Petrus 5: 10 en 11. Kralingen. Ds. G. R. Kuijper bevestigde na eene rede over 1 Petrus 4:11 den 3en pre dikant der gemeente Ds. F. A. den Boeft, over gekomen van Amersfoort. Dwingeloo. Ds. W. J. Smidt preekte af scheid over Efeze 3 20 en 21. Ommen. Ds. L. A. Smilde is op 70-jarigen leeftijd na korte ongesteldheid overleden. Hij diende de kerk van Leerdam 5 December 1886 Febr. 1894 en van 5 Maart 1894 tot heden de kerk van Ommen. Meermalen was hij lid der Generale Synode van de Gereformeerde Kerken. Voorstel Woubrugge over de orde der Liturgie. ,,De Classis besluit, bij de a.s. Generale Sy node er op aan te dringen, dat een algemeene regeling ten opzichte van de orde der Liturgie worde getroffen en aan de a.s. Particuliere Synode te verzoeken, dit voorstel te willen over nemen dan wel door te zenden". Een uitnemend voorstel, want in dit opzicht mocht er wel eens wat meerdere vastigheid ko men. Nu schijnt het wel in alle kerken verschil lend en moeilijk voor de predikanten. Zending onder de Joden. D.V. zullen Ds. J. D. van der Velden te Kra lingen, Ds. J. Douma te Arnhem en Ds. J. J. Miedema van Groningen een reis naar Stutt- Heere heeft er z'n bedoeling mee, dat ons hu welijk kinderloos blijft. Des te meer kunnen wij voor anderen doen." En als haar man z'n kopje geledigd heeft, vraagt ze aan Arnold, of die ook van koffie houdt. „Als 't u blieft, juffrouw," luidt het antwoord, „als het niet te veel moeite is." „Moeite, heelemaal niet jongen, ik heb binnen koffie genoeg." En als ze heengaat om nieuwen voorraad te halen, volgt hij haar. En als ze hem vraagt, waarom hij mee naar binnen gaat, zegt hij „Dan kan ik de koffie meenemen. Dan be hoeft U niet opnieuw te loopen." Om half één gaan ze eten. Eerst vouwen man en vrouw de handen en Arnold bidt hartelijk mee, wanneer de man God dankt voor al Zijn zegeningen en Hem vriendelijk vraagt, of Hij over al die gaven Zijn zegen wil schenken en ook ,of Hij met Zijn Geest in hun midden wil zijn, als ze uit Zijn heilig Woord lezen. Als hij amen heeft gezegd, vraagt hij Arnold, of deze gewoon is te bidden. „Vroeger deed ik het wel, mijnheer", luidt het schuchter antwoord, „maar in den laatsten tijd niet meer." En op de vraag, waarom de jongen dan in den laatsten tijd niet meer bidt, luidt het ant woord „Omdat ik niet meer durf. Ik heb zooveel kwaad gedaan, dat God toch wel erg boos op mij moet zijn." Scherp ziet Van Ransdorp z'n kleinen gast gart maken tot het bijwonen van eene studie conferentie. Ook hopen daar te zijn Ds. Jac. van Nes van 's-Gravenhage, miss. pred. onder de Joden en Ds. C. Kapteijn, ber. pred. voor de Zending onder de Joden. De conferentie is van 35 Maart. „Aan deze 5de Studieconferentie is een bijzon der karakter gegeven, voornamelijk door het re feraat van Dr. Martin Buber, den gevierden Joodschen schrijver, die, hoewel nog steeds de leer van het hedendaagsche Jodendom toegedaan, toch over den persoon van Jezus geheel anders oordeelt dan de Joden in de vorige eeuwen hebben gedaan. Hij zal spreken over „De ziel van het Jodendom", voor een vergadering van Christenen, die de Zending onder de Joden noodzakelijk achten. Tegenover zijn referaat staat, onmiddellijk daaropvolgend, op het pro gram een referaat van Dr. A. Köberle, van Leipzig, over„De ziel van het Christendom". Uit een artikel van de hand van Ds. J. Douma te Arnhem moge het volgende onder de aandacht gebracht „In een tijd van verslapping en verflauwing voelt menigeen er niets voor om zoo „kerksch" te zijn. Juist andersom hij vindt het trouw ter kerke gaan een sleur. „In het altijd naar de kerk loopen zit het em niet." „De radio is even goed." „Een mooi boek kan je soms nog veel meer voldoening geven". „Ik ga naar de kerk, als ik er behoefte aan gevoel". Enz. enz. Eigenaardig, dat die behoefte er zoo onge veer nooit is als 't erg warm is of erg koud, als 't hard regent of als de mooie natuur tot wan delen of fietsen uitlokt, als er een dominee preekt die niet zoo bijzonder gewild is of als er een afdeeling van den Catechismus aan de orde is. „Nu ja, die oude, afgezaagde Catechismus" Ik heb ook wel eens menschen ontmoet, die er als de kippen bij zijn om op het kerksch- zijn het brandmerk van werkheiligheid te druk ken. Zij vertoonen een verwonderlijke vaardig heid in het becritiseeren beurtelings van de do- miné's of van hun gehoor. Zij leggen een on uitputtelijk vernuft aan den dag in het maken van aanmerkingen op de kerkgebouwen of op de liturgie. Zij beschouwen zich zelf als zeer ver licht en weten daarom altijd alles beter dan alle anderen. Zij staan, zoo zeggen zij, in de vrij heid." De vroegere redacteur van ons blad Ds. van Dijk schreef o.a. het volgende in zijn kro niek G. G. T. van Februari het volgende, dat we zijn vroegere lezers niet onthouden willen „We kunnen misschien te pessimistisch zijn, maar wij vreezen, dat we als Gereformeerden ons dikwijls nog te weinig rekenschap geven van dezen zich tot wel zeer reëel voltrekkenden Umsturz. Ik denk aan den toon waarin de polemieken over sommige rapporten worden gesteld over het enthousiasme waarmede het pro en contra van dingen, die zeker van groot belang zijn, maar toch in geen vergelijking staan bij den nood onzer tijden, worden bepleit. Men kan m.i. warm voorstander zijn van het piomotierecht, en zooals we het meer dan een maal belangrijk achten dat het publiek over wogen wordt, maar zich tevens lichtelijk stoo- ten aan de proportiën die deze zaak aanneemt. De Theol. School valt er niet mee, wanneer het voorstel verworpen wordt, en de V. U. gaat niet ten gronde wanneer het aangenomen wordt. Laat ons de oogen uitwrijven en nuchter blij ven, zoodat we bijvoorbeeld niet gaan meedoen aan de inzending van kaartjes, waarmede we een zaak trachten te dwingen, die we na broe derlijke overweging van het voor of tegen ge rust aan de afgevaardigden ter Synode kunnen overlaten. Ik ben oud-leerling van Kampen, en ik ben meer om utiliteitsredenen dan nog wel uit prin cipe voorstander van het promotierecht, maar men moet niet beginnen met mij zooals het ge beurd is uit liefde tot de School mijn kaartje te vragen, want dan zou ik in Kampen zelf niet meer onder de oogen durven komen van die professoren, die hun halve of reeds hun heele leven met liefde en toewijding de School der Kerken hebben gediend en heusch wel wisten, wat ze deden toen zij hun „contra" lieten hoo- ren. Mij speelt op 't moment een tweetal regels van een Duitsch gezang door 't hoofd, die ik ter overweging aanbeveel „Dasz mir werde klein das kleine, Und das grosze grosz erscheine Er zijn meerderen, die er zoo over denken als Ds. van Dijk. K. B. S. aan en dan vraagt hij, om er achter te komen, of de jongen werkelijk te vertrouwen is of niet „Heeft je moeder, ik bedoel je eigen moeder, niet je stiefmoeder, je leeren bidden „Ken je nog een gebedje, dat zij je geleerd heeft En eerbiedig herhaalt hij één der gebeden, zooals vrome moeders, die aan hun kleine kin deren leeren. Wat was dat middageten heerlijk Arnold herinnerde zich niet ooit zoo iets lekkers te heb ben. Daar had je aardappelen met jus echte jus, geen azijn met peper, zooals thuis werd opge diend en zelfs een stukje vleesch. En dan nog volop groenten. En een bord havermout toe. 's Middags moest Van Ransdorp een vrachtje brengen naar een dorp in de buurt van Den Haag en Arnold mocht mee. Zoo ging deze heerlijke dag spoedig voorbij en toen de jongen 's avonds op bed lag, vroeg hij zichzelf af, of het in Amerika ook zoo pret tig zou zijn. Hij werd echter in z'n overdenkin gen gestoord door de komst van juffrouw Van Ransdorp. Ze vroeg hem, of hij het dien dag naar z'n zin had gehad en op z'n bevestigend antwoord, informeerde ze, of hij God dan wel gedankt had. Met een hoogroode kleur schudde de jongen van neen, waarop de juffrouw aan- voerde, dat dat toch niet goed was. Dat men den Heere eiken avond moest danken voor Zijn weldaden. Dat men Hem ook z'n zonden moest belijden en Hem steun vragen om te leven over eenkomstig Zijn wil. Dien avond, voor het eerst in al die jaren, Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. Us. Het Zustercomité voor „Parakan's Hulphos pitaal" was dit jaar later met haar werk gereed dan gewoonlijk, voornamelijk door het werken van Ds. Merkelijn voor het groote Hospitaal. Verscheidene plaatsen zonden hun contributies later in dan anders, zoodat de Jaarvergadering pas in Februari kon worden gehouden. Eerst nu kunnen we U dus iets van ons werk in het afgeloopen jaar meedeelen. Het Comité ontving 1275.615. Bovendien een gift van 500 van N. N„ waaraan door het Comité een bestemming kon worden gegeven. Er werd besloten, die gift te bestemmen voor het groote Hospitaal en over te dragen aan den Penningmeester van de Zendingscommissie. In het Bestuur van het Comité kwam eenige verandering. Mej. J. A. J. van Schelven vroeg ontslag als Secretaresse. In haar plaats werd gekozen de 2e Secretaresse Mej. W. A. Ver- tiegt, Noordstraat 109. Ook de Penningmeesteresse Mevr. M. Hui- zengaBijlenga diende haar ontslag in en werd vervangen door Mevr. S. E. HeijGoslinga, Pastorie Koudekerke, die in 't vervolg gaarne de contributies in ontvangst zal nemen. Mevr. M. DronkersLucasse verliet het Co mité wegens vertrek naar elders. Tenslotte verzoekt de Knipkrans er aan te herinneren, dat de genaaide goedreen voortaan in ontvangst worden genomen door dhr. J. Vol kers, koster Noorderkerk, Bogardstraat, Mid delburg. A. J. POUWER, Presidente. W. A. VERTREGT, Secretaresse. Middelburg, Febr. 1930. DE NOOD DER CHRISTENEN IN RUSLAND. „De godzaligheid is tot alle dingen nut", zegt Paulus in 1 Tim. 4:8; zij heeft de belofte ook voor dit leven. Op de goddeloosheid echter volgt de vloek. Dat treedt duidelijk aan het licht, wanneer men naar Rusland ziet. Het bols jewistische bestuur wil goddeloos zijn. Van Le nin is het woord afkomstig „alleen maar over God te spreken, is al de grootste gemeenheid". En nu stort zich de stroom van goddeloosheid uit over de millioenen christenen, die Rusland's uitgestrekte landstreken bewonen. Waar het ge loof maar aan den dag komt, wordt het ver volgd. De goddeloosheid heeft vele bloedige offers geëischt. Maar onder het kruis is de honger en dorst naar het Woord Gods toegenomen. De Russisch orthodoxe Kerk is wel in zielental ach teruitgegaan, doch heeft aan innerlijke kracht gewonnen. Ook de protestantsche Kerk gaat zwaar gebukt onder het goddelooze sowjet- bestuur. Van de gereformeerde predikanten is er niet één meer in het land en van de luther- sche nog slechts een viertal aanwezig. En toch zijn de gemeenten niet uiteengevallen zij heb ben zich telkens, alle tegenwerking ten spijt, op nieuw gevormd. Daarvoor is het noodig, dat één gemeentelid de verantwoordelijkheid voor de gemeente tegenover het sowjet-bestuur op zich neemt. Deze wordt dan echter volgens de bepalingen der sowjets als „godsdienstambte naar" rechteloos. Hij kan geen aanspraak maken op een woning, op een broodkaart enz. De Ge meenten zijn door de herhaalde plunderingen der bolsjewieken zoo verarmd, dat zij nauwelijks meer in staat zijn aan deze geloofshelden, die voor Christus en Zijn gemeente smaad en nood op zich nemen, iets te geven. Deze menschen moeten evenals de weinige overgebleven predi kanten, geholpen worden, wil de protestantsche Kerk in Rusland niet ondergaan. De Internationale Bond voor Inwendige Zen ding heeft op zijn laatste vergadering te Bonn van 29 Aug.2 Sept. 11waar ook vertegen woordigers van den Centraal Bond voor In wendige Zending en Chr. Philanthropische In richtingen aanwezig waren, besloten de onder steuning van het Russische protestantisme ter hand te nemen. Waar ergens in Rusland voor geld nog iets te krijgen is, moet geld gezonden worden waar evenwel tengevolge van den hongersnood, ook voor geld niets is te krijgen, daar moeten levensmiddelenpaketten heen ge stuurd worden. Van de tot nu toe verzonden paketten zijn bijna alle goed aangekomen slechts eenige zijn verloren gegaan. Ieder pakket, dat uitsluitend de allernoodza- boog het kind voor den Allerhoogste. Hij be kende al het kwade, dat hij in dien tijd gedaan had, beloofde met een oprecht hart beterschap en vroeg den Heere, of Deze hem wilde helpen in den strijd tegen alle zonde. Den volgenden morgen vertelde Van Rans dorp aan Arnold, dat ze samen even naar het politiebureau moesten. De jongen schrok gewel dig. „Dan word ik weer naar huis gestuurd, mijnheer," zei hij en tranen vulden z'n oogen. „Misschien valt dat wel wat mee, vent", meen de Van Ransdorp en bovendien er is niets aan te doen. Je ouders heb je weggaan misschien aan de politie opgegeven en ze hebben waar schijnlijk verzocht je op te sporen. Als ik je nu zoo bij mij houd, zonder er iets van mee te dee- len, krijg ik moeilijkheden. Ik heb eigenlijk al te lang gewacht. Maar ik zal mijn uiterste best doen je weer mee terug te brengen, want mijn vrouw en ik zouden je voorloopig althans graag bij ons houden. Op 't politiebureau vertelde Arnold hetzelfde voor den Inspecteur, wat hij ook aan Van Rans dorp had meegedeeld. De Inspecteur keek hem al dien tijd scherp aan. Toen de jongen klaar was, zei hij „Je bent dus weggeloopen, omdat je het thuis niet naar je zin had. Maar als ze je thuis zoo slecht behandelen, hoe komt het dan, dat je zoo goed gekleed bent." Toen deed hij het verhaal van de redding van Rudi Adelhof uit het water. De inspecteur keek wat ongeloovig, noteerde echter naam en adres van dien mijnheer Van Adelhof en verzocht z'n bezoekers den volgenden

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1930 | | pagina 2