FEUILLETON.
INGEZONDEN STUKKEN.
Ds. J. D. WIELENGA.
Wederom viert een van Middelburg's oud
predikanten zijn jubileum. D.V. Woensdag 26
Februari zal het 25 jaar geleden zijn, dat can-
didaat J. D. Wielenga, een zoon van den be
kenden hoogleeraar aan onze Theologische
School te Kampen, bevestigd werd in het ambt.
Zijn eerste gemeente was Leek in de classis
Grootegast. Lang heeft hij daar niet gearbeid,
want reeds spoedig werd hij door andere, groo-
tere kerken begeerd. Zoo ontving hij, als ik mij
goed herinner, ongeveer in denzelfden tijd de
beroepen van Meppel en Middelburg. Het be
roep van Middelburg, waar toen nog gevonden
werd A, B en C., werd aanvaard.
Hij werd in Middelburg de opvolger van den
onder ons zoo gewaardeerden Ds .A. Littooij.
Zulk een persoonlijkheid op te volgen was niet
gemakkelijk. Dat Ds. Wielenga in zijn intree-
predikatie wees op het bezwaar van zijn jeugd,
dat in deze opvolging zoo sterk uitkwam, is te
verstaan.
25 October 1908 werd hij in Middelburg be
vestigd. Vele jaren mocht hij hier, onder den
zegen Gods arbeiden, niet door allen evenzeer
gewaardeerd, maar zal dit de ervaring niet zijn
van alle dienaren des Woords In het werk
der Zending nam hij een beteekenisvolle plaats
in. Moeilijk waren voor hem de dagen, toen
donkere wolken over onze kerk trokken inzake
de kwestie Ds. Netelenbos. Deze zaak en on
getwijfeld andere oorzaken (in Middelburg was
sinds 1917 de vereeniging tot stand gekomen)
deden hem besluiten het beroep te aanvaarden
naar de kleine kerk van Anna-Jacobapolder.
Een groote overgang, die niet steeds onder het
juiste menschelijk oordeel viel. Slechts 2 jaar
was hij daar, om, na eerst in Hoofddorp gear
beid te hebben, den herdersstaf op te nemen in
Franeker.
Aan belangstelling zal het hem D.V. 26 Fe
bruari niet ontbreken. Middelburg's kerk hoopt
zich te doen vertegenwoordigen, haar dank uit
sprekend voor den ruim tienjarigen arbeid alhier.
College Wielenga kan zich er van verzekerd
houden, dat velen ook nu nog met waardeering
over hem spreken en dat Zijn naam hier en in
de Zeeuwsche Kerken nog niet is vergeten.
De Koning der Kerk zegent den arbeid zijner
knechten, hoe ook met zwakheid volbracht.
Zij dit den jublaris tot sterkte in zijn verdere
dienst in het koninkrijk Gods en de Heere be-
strale hem in Zijn gunst en beware hem voor
de zijnen en stelle hem tot een zegen daar, waar
hij geroepen wordt.
Middelburg. D. SCHEELE.
HOUDT DAT GIJ HEBT.
II.
Juist omdat onze Vrije Universiteit ontwoe
kerd is aan de baren van God-ontkenning, pan
theïsme en materialisme, hebben we haar met te
meer liefde en trouw te omringen.
Dr. Kuyper noemde ze een geloofsstuk. Van
onze Vrije Universiteit kan het heeten,,Ze
hebben mij van mijn jeugd af benauwd, maar ze
hebben mij niet overmocht." De benauwingen
zijn haar niet gespaard gebleven. Aan alle kan
ten was er gebrek. Gebrek aan hoogleeraren,
gebrek aan studenten, gebrek aan geld. Overal
maakte men zich op om aan de opkomende Uni
versiteit het bestaansrecht te betwisten, haar
groei en uitbouw te belemmeren, haar den le
vensadem te benemen. Onze Vrije Universiteit
is terecht door Dr. H. H. Kuyper genoemd
schola militans, een school onder het kruis. Haar
beginsel en haar hulp staan echter in den Naam
des Heeren, die den hemel en de aarde ge
schapen heeft. Daarom is zij door de kracht
Gods tot op dezen dag.
Kunnen wij na vijftig jaren deze Universiteit
wel weer verliezen Zeker. Allereerst door onze
verslapping. Wij leven in een lauwen tijd. Wij
kunnen zelfs bij het bezit van de heiligste goe
deren slaperig en nalatig worden. Laat ons er
kennen, dat ethisch-irenische invloeden niet als
een slag in het water spoorloos aan onze Ge
reformeerde menschen zijn voorbijgegaan.
Dan, onze Vrije Universiteit staat voortdurend
aan tal van aanvallen bloot, ook van de zijde
van tien tijd-geest, die in vele opzichten pericu
leus en pernicieus is. Men onderschatte de zuig
kracht van de ons vijandige levens-beschouwin
gen niet. De doorwerking dezer gevaarlijke op
vattingen moet worden gestuit, maar zoo licht,
zelfs bij de uitnemendste bewaking, passeeren
ideeën en opiniën onze tolliniën, die op het erf
van Christelijke, van Gereformeerde wetenschap
DE OOM UIT AMERIKA.
XV.
Weldra is de jongen in de garage. Daar vindt
hij Van Ransdorp bezig één der luxe-auto s
schoon te maken. De vrachtauto is al leeg voo--
dat Arnold opstond, waren de volle zakken al
naar hun bestemming gebracht.
Later bleek Arnold, dat Van Ransdorp een
expediteur was, iemand, die voor anderen vrach
ten haalde en wegbracht.
Meestal kon hij z'n werk alleen af. Slechts als
het erg druk was, huurde hij voor een paar da
gen een knecht. Ook verhuurde hij wel personen
auto's.
Nu is hij bezig deze laatste schoon te maken.
Met een lap wordt het vele nikkel gewreven
tot het glimt, als een spiegel. Arnold staat er
eerst een poosje bij dan vraagt hij, of hij mee
mag helpen. En op het toestemmend antwoord,
doet hij z'n jas uit en gaat mee wrijven en
poetsen, dat het zweet hem weldra op het voor
hoofd staat. Zoo vindt om half elf Mejuffrouw
Van Ransdorp hen, als ze haar man een kopje
koffie brengt. Glimlachend slaat ze hun beider
werk gade. Dan betrekt haar gezicht
„Och," zucht ze, „waarom heeft God ons
toch geen kind geschonken. Wat hebben wij
er Hem dikwijls om gesmeekt. Als wij eens een
zoon hadden, die zoo met mijn man meewerkte,
wat zouden we ons gelukkig voelen."
Maar, een oogenblik later denkt zij „De
contrabande moeten zijn.
Ook zien we, dat heel ons Europeesch Chris
tendom zorgeloos en roekeloos speelt als aan
den rand van een diepen afgrond en als God
het niet keert, tuimelt het binnen afzienbaren
tijd hopeloos naar omlaag. En als allerwegen
de fundamenten worden omgestooten, zal Ne
derland dan een oase zijn in de woestijn, een
vluchtheuvel in den komenden vloed Of zal
ook bij ons wat moeizaam door ons Gerefor
meerde volk werd opgebouwd, worden wegge
spoeld gelijk de zandvestingen onzer kinderen
aan het strand der zee
Daarom, houdt dat gij hebt. Hoe wij dat
kunnen
Door te waken en te bidden. Dr. Kuyper sprak
eens in Zwolle (1898) over: vigilate et orate,
waakt en bidt.
Door uit te dragen wat wij in onze Univer
siteit van God mochten ontvangen. God gaf ons
in haar veel, maar onder deze voorwaarde, dat
onze wetenschaps-menschen het goud hunner
kennis zullen doen schitteren voor veler oog.
Eindelijk door offerbereidwilligheid. Geld is
de zenuw van den oorlog, ook de zenuw van
onze Vrije Universiteit. De contributiën van le
den en begunstigers onzer Vereeniging moeten
aanzienlijk worden verhoogd en vermeerderd.
Anders komt de uitbouw onzer Vrije Universi
teit in 1930 niet. En komt de uitbouw niet, dan
verstomt de feestjubel op 't gouden jubileum 20
October a.s., dan gaat ook de effectus civilis
verloren dan zal na kort en of langen tijd onze
geliefde Universiteit öf in versmading wegzin
ken óf geheel te gronde gaan.
Houdt dan wat gij hebt.
H. KAAJAN.
Wartena Cand. R. van Maare te Loenen.
Cand. G. Melles te Zwolle.
Ambt-Vollenhoven (B.) J. C. Berkouwer te
Oudehorne.
M. den Boer, Hulpprediker te Haarlem.
BEROEPEN TE
Sleen Cand. I. de Wolff te Middelburg.
Kampen W. H. v. d. Vegt te Bergum.
Metslawier-Niawier J. B. Vanhaelen te Hoek.
Aalten J. v. d. Meulen te Soest.
Assen G. C. Berkouwer te Oudehorne.
Rotterdam IJ. K. Vellinga te Meppel.
Nieuw-Weerdinge en Numansdorp
Cand. M. den Boer, Hulpprediker te Haarlem.
Wartena Cand. G. Melles te Zwolle.
Grijpskerke Cand. G. Zeijl te Sneek.
Appingedam (voor den miss. dienst op Soemba):
S. J. P. Goossens te Achlum.
Moerdijk. Met Jeremia 23 28 en 29 be
vestigde Ds. J. H. Telkainp van Utrecht den
Cand. M. P. Feringa, die 's middags intrede deed
sprekende over Romeinen 1:11 en 12.
- Mijdrecht. Ds. A. K. Krabbe nam wegens
vertrek naar Hillegom afscheid. Text 1 Petrus
5: 10 en 11.
Kralingen. Ds. G. R. Kuijper bevestigde
na eene rede over 1 Petrus 4:11 den 3en pre
dikant der gemeente Ds. F. A. den Boeft, over
gekomen van Amersfoort.
Dwingeloo. Ds. W. J. Smidt preekte af
scheid over Efeze 3 20 en 21.
Ommen. Ds. L. A. Smilde is op 70-jarigen
leeftijd na korte ongesteldheid overleden. Hij
diende de kerk van Leerdam 5 December 1886
Febr. 1894 en van 5 Maart 1894 tot heden de
kerk van Ommen. Meermalen was hij lid der
Generale Synode van de Gereformeerde Kerken.
Voorstel Woubrugge over de orde der
Liturgie.
,,De Classis besluit, bij de a.s. Generale Sy
node er op aan te dringen, dat een algemeene
regeling ten opzichte van de orde der Liturgie
worde getroffen en aan de a.s. Particuliere
Synode te verzoeken, dit voorstel te willen over
nemen dan wel door te zenden".
Een uitnemend voorstel, want in dit opzicht
mocht er wel eens wat meerdere vastigheid ko
men. Nu schijnt het wel in alle kerken verschil
lend en moeilijk voor de predikanten.
Zending onder de Joden.
D.V. zullen Ds. J. D. van der Velden te Kra
lingen, Ds. J. Douma te Arnhem en Ds. J. J.
Miedema van Groningen een reis naar Stutt-
Heere heeft er z'n bedoeling mee, dat ons hu
welijk kinderloos blijft. Des te meer kunnen wij
voor anderen doen."
En als haar man z'n kopje geledigd heeft,
vraagt ze aan Arnold, of die ook van koffie
houdt.
„Als 't u blieft, juffrouw," luidt het antwoord,
„als het niet te veel moeite is."
„Moeite, heelemaal niet jongen, ik heb binnen
koffie genoeg."
En als ze heengaat om nieuwen voorraad te
halen, volgt hij haar.
En als ze hem vraagt, waarom hij mee naar
binnen gaat, zegt hij
„Dan kan ik de koffie meenemen. Dan be
hoeft U niet opnieuw te loopen."
Om half één gaan ze eten. Eerst vouwen man
en vrouw de handen en Arnold bidt hartelijk
mee, wanneer de man God dankt voor al Zijn
zegeningen en Hem vriendelijk vraagt, of Hij
over al die gaven Zijn zegen wil schenken en
ook ,of Hij met Zijn Geest in hun midden wil
zijn, als ze uit Zijn heilig Woord lezen.
Als hij amen heeft gezegd, vraagt hij Arnold,
of deze gewoon is te bidden.
„Vroeger deed ik het wel, mijnheer", luidt
het schuchter antwoord, „maar in den laatsten
tijd niet meer."
En op de vraag, waarom de jongen dan in
den laatsten tijd niet meer bidt, luidt het ant
woord
„Omdat ik niet meer durf. Ik heb zooveel
kwaad gedaan, dat God toch wel erg boos op
mij moet zijn."
Scherp ziet Van Ransdorp z'n kleinen gast
gart maken tot het bijwonen van eene studie
conferentie. Ook hopen daar te zijn Ds. Jac.
van Nes van 's-Gravenhage, miss. pred. onder
de Joden en Ds. C. Kapteijn, ber. pred. voor
de Zending onder de Joden. De conferentie is
van 35 Maart.
„Aan deze 5de Studieconferentie is een bijzon
der karakter gegeven, voornamelijk door het re
feraat van Dr. Martin Buber, den gevierden
Joodschen schrijver, die, hoewel nog steeds de
leer van het hedendaagsche Jodendom toegedaan,
toch over den persoon van Jezus geheel anders
oordeelt dan de Joden in de vorige eeuwen
hebben gedaan. Hij zal spreken over „De ziel
van het Jodendom", voor een vergadering van
Christenen, die de Zending onder de Joden
noodzakelijk achten. Tegenover zijn referaat
staat, onmiddellijk daaropvolgend, op het pro
gram een referaat van Dr. A. Köberle, van
Leipzig, over„De ziel van het Christendom".
Uit een artikel van de hand van Ds. J.
Douma te Arnhem moge het volgende onder de
aandacht gebracht
„In een tijd van verslapping en verflauwing
voelt menigeen er niets voor om zoo „kerksch"
te zijn. Juist andersom hij vindt het trouw ter
kerke gaan een sleur. „In het altijd naar de kerk
loopen zit het em niet." „De radio is even
goed." „Een mooi boek kan je soms nog veel
meer voldoening geven". „Ik ga naar de kerk,
als ik er behoefte aan gevoel". Enz. enz.
Eigenaardig, dat die behoefte er zoo onge
veer nooit is als 't erg warm is of erg koud, als
't hard regent of als de mooie natuur tot wan
delen of fietsen uitlokt, als er een dominee preekt
die niet zoo bijzonder gewild is of als er een
afdeeling van den Catechismus aan de orde is.
„Nu ja, die oude, afgezaagde Catechismus"
Ik heb ook wel eens menschen ontmoet, die
er als de kippen bij zijn om op het kerksch-
zijn het brandmerk van werkheiligheid te druk
ken. Zij vertoonen een verwonderlijke vaardig
heid in het becritiseeren beurtelings van de do-
miné's of van hun gehoor. Zij leggen een on
uitputtelijk vernuft aan den dag in het maken
van aanmerkingen op de kerkgebouwen of op
de liturgie. Zij beschouwen zich zelf als zeer ver
licht en weten daarom altijd alles beter dan alle
anderen. Zij staan, zoo zeggen zij, in de vrij
heid."
De vroegere redacteur van ons blad Ds.
van Dijk schreef o.a. het volgende in zijn kro
niek G. G. T. van Februari het volgende, dat
we zijn vroegere lezers niet onthouden willen
„We kunnen misschien te pessimistisch zijn,
maar wij vreezen, dat we als Gereformeerden
ons dikwijls nog te weinig rekenschap geven
van dezen zich tot wel zeer reëel voltrekkenden
Umsturz.
Ik denk aan den toon waarin de polemieken
over sommige rapporten worden gesteld over
het enthousiasme waarmede het pro en contra
van dingen, die zeker van groot belang zijn,
maar toch in geen vergelijking staan bij den
nood onzer tijden, worden bepleit.
Men kan m.i. warm voorstander zijn van het
piomotierecht, en zooals we het meer dan een
maal belangrijk achten dat het publiek over
wogen wordt, maar zich tevens lichtelijk stoo-
ten aan de proportiën die deze zaak aanneemt.
De Theol. School valt er niet mee, wanneer
het voorstel verworpen wordt, en de V. U. gaat
niet ten gronde wanneer het aangenomen wordt.
Laat ons de oogen uitwrijven en nuchter blij
ven, zoodat we bijvoorbeeld niet gaan meedoen
aan de inzending van kaartjes, waarmede we
een zaak trachten te dwingen, die we na broe
derlijke overweging van het voor of tegen ge
rust aan de afgevaardigden ter Synode kunnen
overlaten.
Ik ben oud-leerling van Kampen, en ik ben
meer om utiliteitsredenen dan nog wel uit prin
cipe voorstander van het promotierecht, maar
men moet niet beginnen met mij zooals het ge
beurd is uit liefde tot de School mijn kaartje te
vragen, want dan zou ik in Kampen zelf niet
meer onder de oogen durven komen van die
professoren, die hun halve of reeds hun heele
leven met liefde en toewijding de School der
Kerken hebben gediend en heusch wel wisten,
wat ze deden toen zij hun „contra" lieten hoo-
ren.
Mij speelt op 't moment een tweetal regels van
een Duitsch gezang door 't hoofd, die ik ter
overweging aanbeveel
„Dasz mir werde klein das kleine,
Und das grosze grosz erscheine
Er zijn meerderen, die er zoo over denken als
Ds. van Dijk.
K. B. S.
aan en dan vraagt hij, om er achter te komen,
of de jongen werkelijk te vertrouwen is of niet
„Heeft je moeder, ik bedoel je eigen moeder,
niet je stiefmoeder, je leeren bidden
„Ken je nog een gebedje, dat zij je geleerd
heeft
En eerbiedig herhaalt hij één der gebeden,
zooals vrome moeders, die aan hun kleine kin
deren leeren.
Wat was dat middageten heerlijk Arnold
herinnerde zich niet ooit zoo iets lekkers te heb
ben.
Daar had je aardappelen met jus echte jus,
geen azijn met peper, zooals thuis werd opge
diend en zelfs een stukje vleesch. En dan
nog volop groenten. En een bord havermout toe.
's Middags moest Van Ransdorp een vrachtje
brengen naar een dorp in de buurt van Den
Haag en Arnold mocht mee.
Zoo ging deze heerlijke dag spoedig voorbij
en toen de jongen 's avonds op bed lag, vroeg
hij zichzelf af, of het in Amerika ook zoo pret
tig zou zijn. Hij werd echter in z'n overdenkin
gen gestoord door de komst van juffrouw Van
Ransdorp. Ze vroeg hem, of hij het dien dag
naar z'n zin had gehad en op z'n bevestigend
antwoord, informeerde ze, of hij God dan wel
gedankt had. Met een hoogroode kleur schudde
de jongen van neen, waarop de juffrouw aan-
voerde, dat dat toch niet goed was. Dat men
den Heere eiken avond moest danken voor Zijn
weldaden. Dat men Hem ook z'n zonden moest
belijden en Hem steun vragen om te leven over
eenkomstig Zijn wil.
Dien avond, voor het eerst in al die jaren,
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
Us.
Het Zustercomité voor „Parakan's Hulphos
pitaal" was dit jaar later met haar werk gereed
dan gewoonlijk, voornamelijk door het werken
van Ds. Merkelijn voor het groote Hospitaal.
Verscheidene plaatsen zonden hun contributies
later in dan anders, zoodat de Jaarvergadering
pas in Februari kon worden gehouden.
Eerst nu kunnen we U dus iets van ons
werk in het afgeloopen jaar meedeelen.
Het Comité ontving 1275.615. Bovendien
een gift van 500 van N. N„ waaraan door het
Comité een bestemming kon worden gegeven.
Er werd besloten, die gift te bestemmen voor
het groote Hospitaal en over te dragen aan den
Penningmeester van de Zendingscommissie.
In het Bestuur van het Comité kwam eenige
verandering. Mej. J. A. J. van Schelven vroeg
ontslag als Secretaresse. In haar plaats werd
gekozen de 2e Secretaresse Mej. W. A. Ver-
tiegt, Noordstraat 109.
Ook de Penningmeesteresse Mevr. M. Hui-
zengaBijlenga diende haar ontslag in en werd
vervangen door Mevr. S. E. HeijGoslinga,
Pastorie Koudekerke, die in 't vervolg gaarne
de contributies in ontvangst zal nemen.
Mevr. M. DronkersLucasse verliet het Co
mité wegens vertrek naar elders.
Tenslotte verzoekt de Knipkrans er aan te
herinneren, dat de genaaide goedreen voortaan
in ontvangst worden genomen door dhr. J. Vol
kers, koster Noorderkerk, Bogardstraat, Mid
delburg.
A. J. POUWER, Presidente.
W. A. VERTREGT, Secretaresse.
Middelburg, Febr. 1930.
DE NOOD DER CHRISTENEN IN
RUSLAND.
„De godzaligheid is tot alle dingen nut", zegt
Paulus in 1 Tim. 4:8; zij heeft de belofte ook
voor dit leven. Op de goddeloosheid echter
volgt de vloek. Dat treedt duidelijk aan het
licht, wanneer men naar Rusland ziet. Het bols
jewistische bestuur wil goddeloos zijn. Van Le
nin is het woord afkomstig „alleen maar over
God te spreken, is al de grootste gemeenheid".
En nu stort zich de stroom van goddeloosheid
uit over de millioenen christenen, die Rusland's
uitgestrekte landstreken bewonen. Waar het ge
loof maar aan den dag komt, wordt het ver
volgd.
De goddeloosheid heeft vele bloedige offers
geëischt. Maar onder het kruis is de honger en
dorst naar het Woord Gods toegenomen. De
Russisch orthodoxe Kerk is wel in zielental ach
teruitgegaan, doch heeft aan innerlijke kracht
gewonnen. Ook de protestantsche Kerk gaat
zwaar gebukt onder het goddelooze sowjet-
bestuur. Van de gereformeerde predikanten is
er niet één meer in het land en van de luther-
sche nog slechts een viertal aanwezig. En toch
zijn de gemeenten niet uiteengevallen zij heb
ben zich telkens, alle tegenwerking ten spijt, op
nieuw gevormd. Daarvoor is het noodig, dat
één gemeentelid de verantwoordelijkheid voor
de gemeente tegenover het sowjet-bestuur op
zich neemt. Deze wordt dan echter volgens de
bepalingen der sowjets als „godsdienstambte
naar" rechteloos. Hij kan geen aanspraak maken
op een woning, op een broodkaart enz. De Ge
meenten zijn door de herhaalde plunderingen der
bolsjewieken zoo verarmd, dat zij nauwelijks
meer in staat zijn aan deze geloofshelden, die
voor Christus en Zijn gemeente smaad en nood
op zich nemen, iets te geven. Deze menschen
moeten evenals de weinige overgebleven predi
kanten, geholpen worden, wil de protestantsche
Kerk in Rusland niet ondergaan.
De Internationale Bond voor Inwendige Zen
ding heeft op zijn laatste vergadering te Bonn
van 29 Aug.2 Sept. 11waar ook vertegen
woordigers van den Centraal Bond voor In
wendige Zending en Chr. Philanthropische In
richtingen aanwezig waren, besloten de onder
steuning van het Russische protestantisme ter
hand te nemen. Waar ergens in Rusland voor
geld nog iets te krijgen is, moet geld gezonden
worden waar evenwel tengevolge van den
hongersnood, ook voor geld niets is te krijgen,
daar moeten levensmiddelenpaketten heen ge
stuurd worden. Van de tot nu toe verzonden
paketten zijn bijna alle goed aangekomen slechts
eenige zijn verloren gegaan.
Ieder pakket, dat uitsluitend de allernoodza-
boog het kind voor den Allerhoogste. Hij be
kende al het kwade, dat hij in dien tijd gedaan
had, beloofde met een oprecht hart beterschap
en vroeg den Heere, of Deze hem wilde helpen
in den strijd tegen alle zonde.
Den volgenden morgen vertelde Van Rans
dorp aan Arnold, dat ze samen even naar het
politiebureau moesten. De jongen schrok gewel
dig. „Dan word ik weer naar huis gestuurd,
mijnheer," zei hij en tranen vulden z'n oogen.
„Misschien valt dat wel wat mee, vent", meen
de Van Ransdorp en bovendien er is niets aan
te doen. Je ouders heb je weggaan misschien
aan de politie opgegeven en ze hebben waar
schijnlijk verzocht je op te sporen. Als ik je nu
zoo bij mij houd, zonder er iets van mee te dee-
len, krijg ik moeilijkheden. Ik heb eigenlijk al
te lang gewacht. Maar ik zal mijn uiterste best
doen je weer mee terug te brengen, want mijn
vrouw en ik zouden je voorloopig althans graag
bij ons houden.
Op 't politiebureau vertelde Arnold hetzelfde
voor den Inspecteur, wat hij ook aan Van Rans
dorp had meegedeeld.
De Inspecteur keek hem al dien tijd scherp
aan. Toen de jongen klaar was, zei hij
„Je bent dus weggeloopen, omdat je het thuis
niet naar je zin had. Maar als ze je thuis zoo
slecht behandelen, hoe komt het dan, dat je zoo
goed gekleed bent."
Toen deed hij het verhaal van de redding van
Rudi Adelhof uit het water.
De inspecteur keek wat ongeloovig, noteerde
echter naam en adres van dien mijnheer Van
Adelhof en verzocht z'n bezoekers den volgenden