Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
ZENDING 'j
Eerste Blad.
No. 6.
Vrijdag 7 Februari 1930.
44e Jaargang.
Redaeteari Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke.
Vast* medewerkersD.D. L. BOUMA, F. J. d. ENDE, F. STAAL Pin.,en R. J. d. VEEN.
Persvereeniglng Zeeawsche Kerkbode.
UIT fiET WOORD.
DADERS DES W00RDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
AbonnemsntsprIJs
Ad t r entleprljsi
'per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 oent.
15 oent per regelbjj jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Firma LITTOOiJ k OLTHOPP, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën^tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Spar\jaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 23 9. GIRONUMMER 4 2 260
GEHOORZAAMHEID EN VRIJHEID.
„is komen wonen te Kapernaüm."
Matth. 4:13.
In het leven van den Christus Gods zijn geen
oribeteekenende dingen. Daarom mag een geloo-
vige aan geen enkel feit daaruit haastig voorbij
gaan. Gedurig moet hij zoeken niet alleen de
woorden, maar ook de daden van den Heiland
te verstaan. Ook zijn daad in het kiezen van
een woonplaats.
Het is niet zonder beteekenis dat Hij in Beth
lehem geboren wordt. Evenmin dat Hij een tijd
lang in Egypte vertoeft, en dat Hij zijn jeugd
in Nazareth doorbrengt. En zoo heeft het wat
te zeggen dat Hij, zoodra Hij in 't publiek is op
getreden Kapernaüm tot woonplaats kiest.
Waarom nu juist Kapernaüm
Ge ziet hier allereerst de gehoorzaamheid van
den Knecht des Heeren. Mattheüs herinnert u
aan Jesaja's profetie,,Het land Zebulon en
het land Naftali, aan den weg der zee over den
Jordaan, Galilea der volkeren, het volk dat in
duisternis zat, heeft een groot licht gezien en
degenen die zaten in het land en de schaduw
des doods, denzelven is een licht opgegaan.
Deze profetie bevat voor den Knecht des
Heeren Gods geopenbaarden wil. Hij moet het
groote licht wezen. En ook aan dit groote licht
wijst de Heere spoor en loop en baan. Het moet
opgaan in de duisternis van Zebulon en Naftali
van Galilea der volkeren in de duisternis van
de verloren kennis Gods. Onder die ellendigen
moet Christus woning zoeken. En dan vraagt
Hij niet of Jeruzalem misschien geschikter we
zen zou als woonplaats. In gehoorzaamheid gaat
Hij wonen bij hen die leven in het land der
schaduw des doods.
Het is gehoorzaamheid die Hem naar Kaper
naüm drijft.
Waarlijk, zulk een Verlosser betaamt u, die
door Zijn volmaakte gehoorzaamheid uw onge
hoorzaamheid verzoent.
Toch ziet ge in het kiezen van Kapernaüm
als woonplaats ook Christus' vrijheid.
De landstreek waar vroeger Zebulon en Naf
tali in woonden, telde veel dorpen en steden.
De Heiland zou niet ongehoorzaam geweest zijn
zoo Hij in dezeldfe landstreek een andere woon
plaats had gezocht. Zoo komt de vraag opnieuw
tot U: „Waarom kiest Hij nu juist Kapernaüm
Immers wel omdat Kapernaüm veel voordeelcn
biedt. Er is een synagoge waar Hij leeren kan.
Er is een gemengde bevolking die Hij bereiken
kan.
De plaats is een belangrijk verkeerspunt. Het
kantoor der tollenaren getuigt van de belang
rijkheid van den handel. Karavaanwegen naar
vele richtingen loopen er door heen. Daar kan
het licht door zijn glansen velen tot zich lok
ken. Christus moet Kapernaüm wel bijzonder
geschikt geacht hebben voor het verrichten van
Zijn arbeid. Daarom gaat Hij er wonen.
Nu wordt voor u het feit dat de Heiland in
Kapernaüm wonen gaat, tot een prediking van
Christus over Zichzelf en over den eisch dien
Hij zijn volgelingen stelt.
Immers laat Hij u zien dat de keuze van Ka
pernaüm als woonplaats een daad is van ge
hoorzaamheid en van vrijheid.
Zijn gehoorzaamheid bindt Hem bij de keuze
aan één landstreek. Zijn vrijheid laat Hem de
keuze tusschen veel steden en dorpen en vlek
ken. Welk gebruik zal Christus nu maken van
Zijn vrijheid Hoe zal Hij de verhouding doen
wezen tusschen gehoorzaamheid en vrijheid in
Zijn leven?
Het kiezen van Kapernaüm geeft u het ant
woord. Christus moet een licht wezen in de
duisternis. Nu wil Hij een zoo groot en schoon
mogelijk licht wezen. En Hij wil zoovelen als
maar mogelijk is van het licht doen genieten.
Dat zegt dus dat Christus Zijn vrijheid gebruikt
om den eisch der gehoorzaamheid zoo getrouw
mogelijk te vervullen. Daar is bij Hem geen
conflict tusschen die beide. Christus stelt Zijn
vrijheid in dienst van Zijn gehoorzaamheid.
Hier stelt Christus u opnieuw voor den eisch
der navolging, een eisch die klemmend is voor
allen die Zijne zalving deelachtig zijn. Uw
Heiland kent uit de Schriften den wil des Hee
ren voor Zijn leven en gehoorzaam volbrengt
Hij dien. Zoo moet gij uit de Schrift den wil
des Heeren voor uw leven kennen. En gij moet
gehoorzaamheid betoonen.
En nu zult gij telkens weer bespeuren dat
God u, binnen de grenzen door de gehoorzaam
heid getrokken, veel vrijheid laat.
Met die vrijheid kunt ge twee dingen doen.
Ge kunt in naam van uw vrijheid de gren
zen der gehoorzaamheid overschrijden. Dat is
Ge kunt de vrijheid gebruiken tot een oorzaak
voor het vleesch.
Maar ge kunt ook, door genade bekrachtigd,
uw vrijheid stellen in dienst van uw gehoorzaam
heid. Dan gebruikt ge uw vrijheid niet om u
aan uw Goddelijke roeping te onttrekken, maar
om die zoo getrouw mogelijk te vervullen.
Dan zijt ge waarlijk navolger van Hem Die
„is komen wonen te Kapernaüm".
Veere. VAN STRIEN.
VAN BOEKEN.
II.
Van den uitgever Kok te Kampen ontvingen
we een nog breedere rij van werken ter aan
kondiging. Het één al even keurig verzorgd
als het andere. En daaronder ook een schitte
rend uitgevoerde catalogus van zijn uitgaven
met duidelijke portretten der auteurs.
Onder den titelTusschen „Ja" en „Neen"
geeft Ds. K. Schilder verzamelde opstellen. Het
zijn er in dit forsche boek van ruim 400 blad
zijden een negental. Enkele opschriften noemen
we Openbaringsnamen voor Satan over den
naïeven Christenmensch over ware en valsche
mystiek Calvijn over de geloofsparadox.
Met den verzamelnaam Tusschen „Ja" en
„Neen" wil de schrijver aangeven, dat hij met
zijn boek bestrijden wil de leuze van velen in
onzen tijd, die zeggen, dat Ja en Neen geen
contrasten, geen tegenstellingen zijn of althans,
dat ze als zoodanig niet mogen worden gehand
haafd. En dat wie het toch doet, zondigt en
den hoogmoed drijft. Wat „Ja" is moet Ja blij
ven. Wat „Neen" is Neen,
Wanneer iemand aangenaam is, in wat hij
heeft, dan kan Ds. Schilder wel heel aangenaam
zijn, want hij heeft heel veel en geeft heel veel.
En hij is dan ook bij velen zeker niet bij
allen heel aangenaam om het zeer vele, dat
hij heeft en geeft.
Ook in dit boek geeft hij heel veel goeds
juist datgene wat noodig is om eigen tijd te
verstaan en daarin beslist positie te nemen op
den vasten bodem van Gods Woord. Het rela
tivisme, op welk terrein ook, vindt in hem een
zwaar-gewapend bestrijder. En waar dit ver
slappend relativisme als een gevaarlijke besmet
telijke ziekte tallooze slachtoffers maakt kun
nen we niet dankbaar genoeg zijn, dat God ons
in hem een man heeft gegeven, die met niet
te dooven energie, altijd maar weer daartegen
zijn waarschuwend woord doet uitgaan.
Dit boek is dan echter niet voor iedereen.
Onder de gaven van dezen auteur treedt zeker
niet op den voorgrond de gave die Dr. Kuy-
per Sr. in zoo ruime mate bezat om bevatte
lijk te schrijven. Zijn stijl is nog al zwaar. Zoo
is ook dit een boek voor de studeerkamer. Nu
kan die er ook zijn in een boerenwoning, ook
zonder dat één der kinderen student is. Die kan
er ook zijn in een arbeiderswoning. En die zijn
daar ook wel. Voor zulke studeerkamers is dit
boek geschikt. En wie zich tot de studie zet,
zal dankbaar zijn voor wat hij hier ontvangt.
Nog even er op terug komende, dat Schilder
niet gemakkelijk te volgen is en een herhaald
lezen vaak noodig om z'n bedoeling te vatten,
willen we erkennen, dat dit ook verband houdt
met de onderwerpen, waarin hij de diepste le
vensvragen behandelt en bij welker behandeling
hij dan ook naar de diepte afsteekt. Toch zou,
naar onze meening, de vrucht van zijn werk
en om die vrucht is het toch te doen veel
rijker kunnen zijn, wanneer hij meer bedacht
was op het onmisbare contact met z'n lezers.
En dan moet deze schrijver het grootste deel
van z'n lezers niet afmeten naar zichzelf en
uitgaan van de gedachte, dat zij evenals hij zelf,
in staat zijn in korten tijd buitengewoon zware
dingen in zich op te nemen en te verwerken.
Wanneer hij meer bedacht was op het contact
met z'n lezers, zou het wel kunnen, dat de
productie in omvang minder werd, toch zou
dan de winst wel eens veel grooter kunnen zijn.
Juist omdat we dezen auteur zoo bijzonder waar-
deeren en zijn werk van groote beteekenis ach
ten, wilden we deze opmerking niet achterwege
laten.
Van de hand van Prof. Dr. S. Greijdanus,
verscheen in de serie „Korte verklaring der Hei
lige Schrift", een verklaring van het laatste bij
belboek De Openbaring des Heeren aan Jo
hannes. Dit deel, dat in het bekende formaat 400
bladzijden telt en dus een omvangrijk boek werd,
is als een groote aanwinst te beschouwen. De
plaats van dit bijbelboek, aan het einde der H.S.,
wijst er reeds naar dat het voor de toekomstver
wachting van de kerk des Heeren van het aller
grootste belang is. Hoe licht het echter in de
aanwijzing der toekomst wordt misverstaan
blijkt wel telkens weer o.a. uit de onlangs er
gens weer voorgedragen opvatting van het dui
zendjarig rijk. Een betrouwbare uitlegging van
dit boek te hebben is dus van groote beteekenis.
En deze mogen we verwachten van den Kam-
penschen hoogleeraar, die bij herhaling zich met
dit bijbelboek bezig hield. Voor een groot aan
tal jaren gaf hij reeds een populaire verklaring
van de Openbaring en voor een paar jaar een
wetenschappelijke commentaar op ditzelfde boek.
De vrucht van jarenlange studie wordt ons dus
in deze korte verklaring geboden. En deze rijpe
vrucht wordt door den uitgever gepresenteerd
in een uitgave, die terecht reeds alom geprezen
wordt. Dit is nu niet een boek alleen voor de
studeerkamer, maar voor alle belangstellende ge-
loovigen.
Een andere hoogleeraar, Prof. Dr. J. A, C.
van Leeuwen van Utrecht gaf, onder den titel
Openbaring en Cultuur de negen voordrachten,
die door hem in Oct.Dec. 1928 op verzoek
van de Nederlandsche Christelijke Radio-Ver-
eeniging voor de microfoon gehouden werden.
In deze voordrachten werd een apologie van
de Christelijke religie gegeven en deze kwam
nu in boekvorm uit. Waar het gesproken woord
vervliegt maar het geschreven en gedrukte woord
blijft, kan deze apologie nu ook blijvend dienst
baar gemaakt worden om de onkunde aangaande
de Christelijke religie te bestrijden. Dat toch is
de hoofdbedoeling niet vooral het afwijzen
van de aanvallen der vijanden, maar het aanwij
zen van wat de Christelijke religie zelf is. De
professor behandelt dan eerst de vraag, wat
Openbaring is dan wat de Christelijke religie
belijdt aangaande God voorts, de Heilige
Schrift ten vierde de verhouding van geloof
en wetenschap en eindelijk het probleem van
Christendom en cultuur. In tijden, waarin met de
Cultuur gedweept wordt, als zou de mensen
daarin alles hebben, is een apologie van de
Christelijke religie als hier gegeven wordt, zeer
te waardeeren. Jammer is, dat de stof niet in
duidelijk aangegeven hoofdstukken verdeeld
werd. Waarom dit niet geschiedde kunnen we
niet verklaren. Het maakt zoo den indruk van
een eindeloos rechte weg. Dat gezicht vermoeit
en door z'n vermoeienis irriteert het. En het is
niet goed alzoo de menschen af te schrikken van
het lezen eener apologie van de Christelijke
religie.
HEIJ.
CIRCULAIRE VAN BRUSSEL.
De kerkeraad van de Geref. Kerk te Brussel
zond aan alle kerkeraden een circulaire, verzoe
kende opgave van adressen van de verstrooide
Gereformeerden in Frankrijk. Door de Synode
van Groningen werd de arbeid onder deze ver
strooiden aan die kerk opgedragen.
Op die circulaire willen we nog weer de aan
dacht vestigen, nu de kerkeraad van Brussel
meent, dat niet voldoende op de vraag gelet
werd. Geen kerkeraad van een kerk, waarvan
leden in Frankrijk wonen, verzuime hun namen
aan Brussel op te geven. Het adres is J. van
Anken, 13 Rue de la Rotonde, Brussel.
HEIJ.
TT! Wóif'
Magelang, Dec. '29.
Amice,
Na de vriendelijke ontvangst brak het werk
weer aan en met het werk ook de teleurstel
lingen. Dat is niet te verwonderen. Wanneer
iemand zijn arbeid van verre ziet, dan heeft hij
altijd neiging om te idealiseeren. Een dominé, die
van de eene gemeente vertrekt naar een andere
zal zeer dikwijls den toestand in zijn oude ge
meente idealiseeren de moeite, die hij daar on
dervond, is hij spoedig vergeten en wat er in
zijn herinnering overblijft is overwegend goed
ons geheugen heeft blijkbaar weinig kracht om
voorbijgegane droefheid en teleurstelling vast
te houden. Als de Israëlieten Egypte verlaten
hebben en dan in de woestijn verkeeren, spre
ken ze telkens weer over wat ze in Egypte had
den genoten en schijnen ze zoo goed als ge
heel de herinnering aan de tichelsteenen kwijt
te zijn. Dat is ook een groot voorrecht als onze
herinnering altijd vastzat aan de tichelsteenen
van ons leven, zouden we het heel zwaar heb
ben. Daaruit volgt echter dat een Zendeling met
verlof ook wel eens vergeet de moeite, die hij
gehad heeft in 't werk en waar zijn herinnering
gaarne bij vertoeft dat zijn de zegeningen, de
vrucht, de blijde dingen, zoo zelfs, dat hij moet
oppassen om niet een al te mooie voorstelling
van zijn arbeid te krijgen. Niemand zal daar
geheel aan ontkomen, maar als hij dan terugkeert
tot zijn arbeidsveld, dan ondervindt hij weer
moeilijkheden en teleurstellingen omdat hij con-
stateeren moet, dat de werkelijkheid niet geheel
in overeenstemming is met de voorstelling, die
hij in zijn verlof ervan gekregen had, toen hij
bezig was met vergeten van de teleurstellingen
en het al maar zich herinneren van het mooie,
de zegeningen, de vruchten van den arbeid, die
er ook inderdaad waren.
Zoo is het mij ook gegaan. Weldra vernam
ik van dien helper, dat hij in zonde gevallen was,
dat een ander verslapt was in zijn arbeid, dat
een derde zich aan oneerlijke practijken had
schuldig gemaakt, dat een vierde in onmin leeft
met z'n collega, die aan dezelfde school werkt
enz.
Wanneer er dan dag aan dag onaangename
berichten komen, is 't wel eens moeilijk er den
moed in te houden en weer te vergeten wat
God aan zegening geeft. De eerste weken heb
ik daarom wel heel goed weer gevoeld hoe ve
len van onze Javaansche arbeiders de controle
en het toezicht niet kunnen missen en dat zoo
dra dit toezicht eenigszins vermindert ook de
toewijding vermindert. Het was daarom toch
weer een aangename gewaarwording, dat het
goed ging met de geïnstitueerde gemeente, met
haar inlandsche predikant. Daar waren de toe
standen normaal daar ging het naar wensch
een bewijs, dat waar het kerkelijk leven de door
God gewilde organisatie verkrijgt, dit aan den
welstand van het leven zeer ten goede komt.
Daar zijn broeders, die van Godswege geroepen
zijn toezicht uit te oefenen, huisbezoek te doen,
daar is niemand zonder toezicht. Maar in de
kleinere gemeenten, die nog niet tot institueering
kwamen, berust de leiding voor het grootste
deel bij den goeroe-indjil, die in eigen onmiddel
lijke omgeving geen college heeft, dat eenige
bevoegdheid heeft om zich met het werk van
den goeroe-indjil in te laten. Alle toezicht en
leiding van den goeroe-indjil en voor den on
derwijzer moet van den Zendeling komen en als
die met verlof is, is het toezicht wel niet geheel
afwezig, maar is uit den aard der zaak het be
zoek van den consulent te weinig en te tijdelijk
om voldoende uitwerking te hebben. Ik was daar
om blij dat ik weer eens met de helpers en de
onderwijzers kon praten en de noodige maatre
gelen kon nemen, die door den gang van 't werk
werden vereischt. Maar bovendien heb ik op
alle plaatsen, die daar eenigszins voor in aan
merking komen comité's ingesteld, waarvan de
leden door de leden der gemeente gekozen wer
den en met wie de goeroe-indjil nu overleg moet
plegen aangaande de verzorging der gemeente
en het werk der Evangelieprediking. Behalve dat
de goeroe-indjil nu in dit comité eenigen steun
heeft voor zijn werk, kan dit ook voorbereidend
werken voor de komende institueering de in
stelling van zoo'n comité is de eerste stap in
de richting om de verantwoordelijkheid voor den
arbeid over te dragen. Zoo nu en dan wil ik
dan met die comité's vergaderen om ze te onder
wijzen over de beteekenis van het ambt en de
behoefte trachten te wekken aan de instelling
der ambten.
In Wonosobo, dat tijdelijk ter verzorging aan
mij is opgedragen was de toestand wel het droe-