Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 4 Vrijdag 24 Januari 1930. 44e Jaargang. Redacteur: Ds. fl. C. MEiJ te Koadekerke. Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, P. J. v, d. ENDE, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. UIT JiET WOORD. DADERS DES W00RDS. ZEEUWSCHE KERKBODE Abonoemstltsprljsi [pö«* kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,—UITGAVE VAN DE Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrgdag- 1 Afzonderlijke nummers 8 oent. PerSVere@ni<gin<g ZeeilWSehe Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF Ad ver entleprljsi 15 oent per regelbg jaarabonnement van Adres van de Administratie: Spar\jaardstraat, Middelburg. minstens 500 regels belangrijke reductie Firma LITTOOIJ OLTHOFP. Middelburg. TELEPOOH 2 3 8. GIRONUMMER 422 8 0 JEZUS' VERHEERLIJKING OP DEN BERG. Lucas 9 2836. Willen wij de wondere geschiedenis, in de aangegeven verzen beschreven, goed verstaan, dan is allereerst noodzakelijk na te gaan, in wel ken tijd en in welke omstandigheden deze ge beurtenis plaats grijpt, want anders loopen wij gevaar den nadruk te leggen op bijkomstige za ken, op dingen, die wel van belang zijn, maar toch niet de rijke, diepe gedachte bevatten, die ons hier wordt geopenbaard. Wat Lucas ons hier beschrijft, moet gezien worden bij het licht, dat nu ook Jezus' zon be gint onder te gaan in een bloedig avondrood. De schaduwen beginnen steeds meer over Zijn leven te vallen en ook Hij zal den weg van Zijn heraut gaan, door lijden tot heerlijkheid, opdat Zijn kinderen zalig zouden zijn in hope en de kracht der zonde in hen zou zijn verbro ken. Immers daarom was Hij in de wereld ge komen en zie, de dag Zijner ontbinding is nabij. Het schijnt, dat Zijn komst tevergeefsch was Israels voorgangers en leidslieden keeren Hem den rug toe en beramen plannen om van Hem bevrijd te worden Abraham's volk volgt Hem wel, maar het is om den broode, om der won deren wil, maar Hem volgen als den Christus, dat willen zij niet. En toch, er is een volk naar de verkiezing Zijner genade dat is nog het licht in deze donkerheid. Er zijn er die op Zijn Naam hopen, want als Hij Zijn discipelen vraagt maar gij, wie zegt gij, dat ik ben dan is bij hen geen verwerping, maar een heerlijk getuigen, Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. Door Zijn discipelen wordt Jezus dan toch wel begrepen en zij weten, wat zij aan Hem hebben, dat zouden wij tenmiste denken, maar ach, als Jezus, naarmate de breuk tusschen Hem en het volk steeds grooter afmetingen aanneemt, van toen af Zijn discipelen begint te vertoonen, dat Hij moest henengaan naar Jeruzalem en veel lijden van de ouderlingen en de overpriesteren en schriftgeleerden en gedood worden en ten derden dage opgewekt worden, dan is het weer Petrus, die spreekt, maar die nu weigert dien weg te aanvaarden, waardoor hij de ernstige vermaning oploopt, ga weg, achter mij Satanas. Petrus, hij begrijpt het niet, dat Jezus zonder dien weg zijn Christus niet kan zijn, doch hij zal het leeren door de verheerlijking op den berg, dat de Heiland, hoewel kunnende, de heerlijk heid toch niet ingaat, om door Zijn vernedering, den weg naar den hemel voor Zijn volk te ba nen. Voor de jongeren is er nog zooveel vaags in Jezus' leven en om hen te sterken, gaat hij met zijn 3 getrouwen op den Berg, om niet al leen den discipelen maar ook de Nieuw-Testa- mentische gemeente te laten zien, wie Hij eigen lijk is. Op welken berg deze verheerlijking plaats vond, wij zullen het hier niet in den breede uit eenzetten, de overlevering spreekt van den Tha- bor. En daar geschiedde het hemelsche won der, waarvoor op de aarde geen plaats was. Op den berg, kort bij Zijn Vader, werd de gedaante Zijns aangezichts veranderd, en Zijne kleeding wit en zeer blinkende. De dienstknechts gestalte wordt weggenomen, wat Hij is wordt nu openbaar de goddelijke natuur, achter de menschelijke verscholen, breekt door en zijn menschelijke natuur in haar volkomen heerlijk heid treedt naar voren, zoodat de discipelen hier iets van Jezus zien, wat Hij is en zijn zal, een profetie van het zitten ter rechterhand Gods. Door dit alles werden zij zoo overweldigd, dat zij met een diepen slaap bevangen werden. Maar straks, als zij ontwaken, zullen zij nog grootere dingen zien en hooren. Immers Mozes en Elia, zij komen hier met den Heiland spre ken. Mozes en Elia, de vertegenwoordigers van het Oude-Verbond, de handhavers van Gods wet, die met allen nadruk met den eisch Gods waren gekomen ,,gij zult", die voor Jehova's eer door ijver werden verteerd. Deze 2 mannen, door den Heere zoo bijzonder bevoorrecht, Mo zes door God zelf begraven en Elia, hemel waarts gevoerd op een vurigen wagen, zij ko men met Jezus spreken en waarover? over dat, waaraan Zijn discipelen niet wilden, over Zijn uitgang in Jeruzalem. Niet alsof de Heiland niet wist, dat Hij lijden zou, maar Zijn menschelijke natuur kan het wel anders, schrikte er voor te rug, gelijk Hij later ook in Gethsemané uitroept Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drink beker van mij voorbijgaan, maar niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede en nu komen deze mannen over Zijn werk spreken, om Hem, als wij het zoo eens mogen uitdrukken, aan te moedigen. Zij moeten van Hem erkennen, ziende Zijn zondeloos leven, dat Hij nu den hemel kan bin nengaan, voor Hem is er geen bezoldiging der zonde, maar dan dan gaat Jezus voor Zich zelf binnen, maar niet voor anderen, ook niet voor hen. Ook zij zullen het leven bezitten door Zijn uitgang. Ook hunne zaligheid alleen in Gol gotha's kruis, waar aan Gods recht is voldaan. Zoo wordt Jezus gesterkt, de vaderen van het Oude-Verbond wachten, verbeiden Zijn verhoo ging, zijn uitgang volgend, want immers daarin is hun leven gegrond. Zij verstaan de beteeke- nis daarvan beter dan Petrus, die hoe goed ook bedoeld, op den berg drie tabernakelen wil bou wen, om nu wederom als aan den voet van dezen berg, aan dat kruis te ontkomen. Hij ziet nog niet, dat door Jezus en Zijn volk den berg alleen kan bestegen worden door het dal der verne dering. Daarom ontvangen de discipelen nog een duidelijker teeken. Zij moeten naar Jezus hooren ook in dien weg, want Hij is Mijn geliefde Zoon, zegt de Vader. De Vader wil Zijn offer aan vaarden, voor Hem is Hij de zondelooze, die den hemel verdiend had, die ook den hemel mocht ingaan, maar waarheen zou de mensen dan vluchten, waar zoudt ge, mijn lezer, dan hulp vinden Alles was verloren. Mozes en Elia, ze waren toch vertegenwoor digers van Gods wet en recht en zou daaraan voldaan worden, dan moest Jezus gaan, en Hij zal Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave het doen, want het is des Vaders wil en welbehagen. Waarop het hier bij de ver heerlijking vooral op aankomt is ditHij, die het geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn, heeft zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbend en is den menschen gelijk geworden en in gedaante geworden als een mensch, heeft Zichzelven ver nederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja den dood des kruises. Dat zullen de discipelen door donkere wegen heen, moeten leeren en daarbij zullen zij alleen op Jezus heb ben te zien, al schenkt God hen door dit ge zicht bijzondere genade. Zij zullen het dan ook later volkomen leeren verstaan, dat zoo de eenige weg ter ontkoming mogelijk was. Hoe heerlijk ook op dezen berg, zij moeten wederom naar de vlakte, maar met Jezus daar is Zijn werk, daar wacht Hem de maanzieke knaap, daar wacht Hem Zijn volk, opdat Hij het nieuwe koninkrijk uit den hemel zou doen nederdalen, door het kruis, door Zijn verzoe nend lijden. In Christus, den verheerlijkte op den berg, maar wiens uitgang in Jeruzalem is, zul len de discipelen en al de treurigen Sions ver troost worden. Want Hij gaat onze vernedering in, Hij kwam om te dienen en niet gediend te worden dat is de prediking van zijn ganschen leven. Heerlijk te weten zulk een Christus te bezit ten, want zoo leeren wij onzen weg gaan over bergen en door dalen. God schenkt Zijn kinderen ook Thabors, maar ze moeten ook weer het ruwe, harde leven in, en in Christus geeft Hij Zijn profetisch woord, dat zeer vast is. Hij mag soms bijzondere genadegiften schenken, de eisch is „door het geloof", „Jezus alleen". Mijn lezer, Christus van den berg gaande naar Zijn uitgang, heeft dat ook u iets te zeggen Al leen zal de prediking u ten zegen zijn, als gij door Gods Geest hebt leeren of leert inzien, dat het niet alleen is voor anderen, maar ook voor u. Jezus, Hij moet niet alleen het middelpunt zijn der prediking, maar ook van uw hart. Gij moet in Zijn uitgang, Hem zien, als de drager van uw schuld en zonde, zoodat ge niet weenend staat bij zijn lijden, gelijk de dochters van Jeru zalem, want dan komt gij om. Neen, ge moet weten, het was terwille van mij en zoo alleen zult ge leeren den weg te loo pen van kruis tot kroon. Het woord wordt u telkens verkondigd en leere Gods Geest u Christus werk te zien, gelijk Petrus, die later getuigt in een zijner brieven En wij hebben het profetisch woord, dat zeer vast is, en gij doet wél, dat gij daarop acht hebt, als op een licht schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlicht, en de morgenster opga in uwe harten. Middelburg. SCHEELE. LOT IN SODOM. Het kwaad van het speculeeren, waarover we het de vorige week hadden, komt niet alleen voor in wereldsche kringen, maar helaas ook wel onder Gereformeerden. Men hoort wel eens, dat aan deze zonde zich ook schuldig maken die men naar den aard der liefde voor geloo- vigen moet en ook wil houden. Zulke menschen nu doen denken aan Lot in Sodom. En waarom- ze doen denken aan Lot in Sodom, willen we hier trachten duidelijk te maken. Van Lot valt veel goeds te zeggen. De apostel Petrus noemt hem den rechtvaar digen Lot (2 Perti 2:4). Lot stelde blijkbaar het gezelschap van Abraham, den geroepene des Heeren, op hoogen prijs. Lot gaat met Abra ham uit Haran (Gen. 12:4). Hij gaat ook met Abraham naar Egypte, om met dezen vandaar weer te keeren (Gen. 12:10 en Gen. 13:1). Ongetwijfeld werkte in dat alles Lot's geloof. Zijn geloof in den God van Abraham. In dien ij God, die aan Abraham zijn belofte gegeven had. Dat nu Lot in dat saamwonen met Abraham niet bleef volharden is niet een getuigenis tegen dat geloof. Dat was met het geloof zeer wel vereenigbaar. Het saamwonen van Abraham en Lot, die beide groote kudden hadden, bracht op den duur groote moeilijkheden mee. Hun herders begon nen telkens met elkaar te twisten over de weiden en de waterputten. Daarom besloot Abraham, wijselijk, daaraan een einde te maken door een minnelijke schik king, waarbij zij uit elkander zouden gaan. Voor zulk een uiteengaan was nog alle gele genheid. Wel waren zij lang de eenige bewo ners niet van Kanaan, maar er was nog ruimte genoeg. Abraham kon tot Lot zeggen is niet het gansche land voor uw aangezicht." Gen. 13 9. In grootheid van ziel laat Abraham dan aan Lot de keuze, hoewel hij ouder was en niet Lot maar wel hij de belofte van Kanaan ont ving. Abraham wist, dat het geen misdaad is, soms van z'n recht afstand te doen. Hij wist ook, dat zijn zelfverloochening de scheiding ge makkelijker zou maken en daarom schuwde hij die niet. Van Lot was het nu al minder mooi, dat hij van Abrahams grootmoedig aanbod gebruik maakte, en blijkbaar niet voelde, dat het zoo toch eigenlijk niet gaan moest. Maar wanneer hij dan koos mocht toch verwacht worden, dat hij bij z'n keuze zich zou laten leiden door het geloof. Dat deed hij echter niet. Hij koos n.l. de vlak te van Sodom. En dat was nu heelemaal geen plaats voor den rechtvaardigen Lot. Sodom was een door en door verdorven stad. Haar ongerch- tigheid was zóó groot, dat haar dagen bij God al geteld waren en zij niet zoo lang daarna zou verwoest worden. Door de ongerechtigheid, die in Sodom ge vonden werd, had Lot er zich van moeten laten terughouden, die plaats te kiezen. En dat vooral omdat hij ook kinderen had, op wie die godde- looze omgeving een allerverderfelijksten invloed zou uitoefenen. Zoo iets moest vast staan, dan ditdaar niet heen. Toch koos hij voor Sodom. Hij zag zegt de Schrift de gansche vlakte van den Jordaan, dat hij die geheel bevochtigde. Eer de Heere Sodom en Gomorra verdorven had, was zij als de hof des eHeren. Ja, daar was wel groote on gerechtigheid, maar het was toch zoo'n best land een streek zoo uitermate geschikt om in korten tijd groote rijkdommen te vergaderen. En zoo overlegde hij een mensch moet toch ook de aardsche dingen niet verwaarloozen vooral niet wanneer hij kinderen heeft. Zoo koos Lot voor Sodom. Toch is het hem daar niet meegevallen. De apostel Petrus weet van hem te vertellen, dat hij vermoeid was van den ontuchtigen wandel der gruwelijke menschen en dat dag op dag zijn rechtvaardige ziel gekweld werd door het zien en hooren van hun ongerechtige werken. Had die zielskwelling hem nu maar bewogen om weer terug te keeren dan zou het vreeselijk einde van dien, niet met God begonnen, weg hem zijn gespaard. Maar de banden van de hebzucht werden sterker, omdat het hem daar zoo goed ging. Hij werd er almaar rijker. Hij bleef er ondanks zijn zielekwelling, totdat de catastrophe kwam en Sodom en Gomorra wer den omgekeerd. Hoe ontzettend werd het einde van dien weg. Zelf ontkomt hij nog met z'n twee dochters aan het verderf van Sodom, maar zijn vrouw komt er bij om zijn dochters blijken, door het ver blijf in Sodom, gedemoraliseerd, en al zijn rijk dommen verliest hij. Straks zit hij als een arme vereenzaamde in de spelonk. Dat was het vreeselijke einde van zijn in we reldsche overleggingen gedane keuze. En nu de toepassing. Daar zijn menschen, die instemmen met het woord van Ps. 119:32: Ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen, die Uw naam oot moedig vreezen. En leven naar Uw goddelijk bevel. Zulke menschen behooren niet in het gezel schap der speculeerders, die niet hun verwach ting hebben van God maar van de Fortuin, en die geen deel dan in dit leven zoeken. Een ge zelschap van menschen, die doorgaans met God en godsdienst spotten. Toch kan het voorkomen, dat ge zulke men schen in dat gezelschap vindt. Maar als ze daar dan niet hooren en ook zelf wel voelen, dat ze daar niet hooren, hoe ko men ze dan in zoo'n goddeloos gezelschap Het motief is openbaar het ligt hierin, dat men hoopt op die manier spoediger rijk te wor den en meer rente van z'n geld te trekken dan in den gewonen weg. Een motief als van Lot, als hij zag naar dat toch zoo vruchtbare land in de vlakte van Sodom. In dat gezelschap voelen zij zich dan ook niet bijzonder thuis en daar komt ook over hen, die kwellende onrust, die bij alle speculeerders ge vonden wordt. Hun rust is weg. Telkens zijn ze weer op pad om te gaan zien hoe de noteerin gen staan. Want het kan meeloopen maar het kan ook erg tegenloopen. Die onrust moest hen waarschuwen. En lie ten zij zich door die onrust nu ook maar bewe gen om dat gezelschap te verlaten, veel ellende zouden zij nog ontgaan. Maar, als het een poos goed gaat en ze groote winst maken, wordt de macht der zonde al grooter. Neen, vandaag zul len ze er nog aan vasthouden morgen zullen ze er misschien mee ophouden. Maar dan gaat het morgen weer als vandaag. Totdat voor velen ook de catastrophe komt en ze heel groote verlie zen lijden. Totdat zij soms niet alleen groote gel delijke verliezen lijden, maar ook de demorali satie in hun gezin schrikwekkend openbaar wordt. Is er dan geen reden om te zeggen, dat een Christen die speculeert een Lot in Sodom is Gelukkig, wanneer dan een zoo dwalend Chris ten in die ellende opmerkt de straffende en kas tijdende hand Gods en zich over zijn zonde ver ootmoedigt om ze te laten. We herinneren daartoe aan een bladzijde van Bunyan's pelgrimsreize Christen en Hoop wa ren afgedwaald op een punt, waar de weg zich splitste doch zóó, dat de beide wegen, voor zoover zij konden zien, evenwijdig liepen. Het leek om 't even welken weg zij zouden nemen. Ze beraadslaagden kort wat te doen en volg den toen gereedelijk een zwart man, maar die een wit kleed droeg. Te kwader ure waren zij hem gevolgd straks raakten zij op dien weg ver ward in een net, dat zij niet konden ontwar ren of verbreken. Toen zij jammerden over hun toestand bemerkten zij een blinkende gestalte, die naar hen toekwam met een geesel van touw tjes in de hand. Het net werd door hem ont ward, maar hun werd ook de vraag gesteld hoe zij in dat net verward waren geraakt En toen moesten ze belijden zij hadden wel een wegwijzer bij zich, maar zij hadden dien maar niet geraadpleegd dat hadden ze vergeten en maar geluisterd naar de vleiende taal van den onbekende. Toen werd hun bevolen te knielen en werden ze op gestrenge wijze gekastijd, op dat ze zouden leeren in den rechten weg te wandelen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1930 | | pagina 1