KERKNIEUWS IÜ FEUILLETON. Officieele Berichten. ken is in de Heilige Schrift. Onderzoekt het, ernstig, getrouw, dagelijks, persoonlijk, maar ook gemeenschappelijk, in de kring van het gezin en onze jonge menschen ook op hun vereenigin- gen. Dan hebt ge materiaal tot uw beschikking in den geestelijken strijd, alleen met het zwaard Gods worden overwinnigen behaald. Vergeet daarbij het onderzoek van al onze belijdenis geschriften niet, waarin de taal klinkt van men schen, die heel dicht bij de Schrift geleefd heb ben. Gereformeerd zijn, dat beteekent, over heel de levenslinie, zich, altijd-weer, retireeren op het Woord Gods, gesproken door apostelen en pro feten. Dat kan alleen voor dwalen bewaren, vaste koers geven aan het leven. Zöö wordt een helden-geslacht gekweekt, waarop de bran ding van den tijds-stroom, met alle leugen en bederf, moet breken. Tenslotte en in diepsten zin gaat het niet om de Schrift, maar om den Christus der Schriften en in Hem om God. Maar, de kennis Gods is alleen te vinden in de Schrift, waarvan geen deel kan of mag vallen, wil het geheel niet vallen. Misschien is het mij eenigermate gelukt te doen zien, dat de Gereformeerde levens-beschouwing volstrekt afhankelijk is van en haar eenigen grond vindt in de Gereformeerde Schrift-be schouwing, die alzoo van het allergrootste ge wicht geacht en boven alles zuiver gehouden en dan ook gekend moet worden. Alles overziende, eindigen wij, het uitroepend: o, de heerlijkheid van Gods Woord, voor heel het leven De Schrift doet ons staan op den vasten bodem, de onwankelbare basis der groote heilsfeiten, eens, naar den welbehagelijken wil van God, in het verleden geschied. De Schrift doet ons sterk staan in het heden, door de band aan haar zelf, die ons voert tot den Christus en in Hem ons den vrede en vreugde van het eeuwige leven, reeds hier en nu, in beginsel, doet kennen (zie Joh. 17:3). En eindelijk, de openbaring Gods allèèn kan u maar zekerheid verschaffen aangaande de toekomst, waarvoor wij allen soms met vrees en beven kunnen staan. De wetenschap laat arm en leeg met het oog op die toekomst en alle schatten der cultuur kunnen ook de onrust om wat te komen staat, niet weg nemen. Allèèn het licht van Gods openbaring verlicht ook de donkere toekomst, van ons per soonlijk en gemeenschappelijk leven, de toe komst der kerk, wereld en menschheid. Zij leert ons (heerlijke zekerheid), dat aan het einde der tijden er zijn zalde volstrekte, onveranderlijke en onverbrekelijke heerschappij van Gods vol maakten wil, die zich als een alles omvattende band zal slaan om het heelal (zooals Prof. Ba- vinck het uitdrukt aan het slot van zijn „Wijs begeerte der Openbaring", in het hoofdstuk „Openbaring en Toekomst", zie pg. 272). Dit zijn zijn laatste woorden, waarmee wij dan nu ook willen besluiten „Voor den Christen wordt deze donkere we reld nog altijd van omhoog door den glans der Goddelijke openbaring bestraald en gaat zij on der hare leiding het rijk des levens en des lichts tegemoet. Rondom de openbaring zijn wolken en donkerheid, desniettemin zijn gerechtigheid en gericht de vastigheid van Gods troon." B. o. Z. Le C. In de laatste alinea van het vorige art. is, regel 21 van onderen, het woordje „niet" weg gevallen, daar moet gelezen„Zij (de Schrift- prediking n.l.) is en mag niet zijn een poging om u een recht aandoenlijk uur te bezorgen". ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN. Zaamslag, December '29. Toen eenige jaren geleden een predikant in Duitschland aan de arbeiders op een groote fabriek de vraag stelde „welke beteekenis heeft de godsdienst voor het leven van den mensch waren er honderden, die antwoordden met felle bitterheid „Godsdienst heeft in 't geheel geen waarde Maar sommigen gaven als hun oordeel„Ik geloof dat godsdienst waarde gaat krijgen wan neer een mensch oud geworden is." De godsdienst voor de oude menschen, die het rijke leven genoten hebben, die met het aardsche leven hebben afgerekend zijn er niet duizenden, die nog zoo denken De jeugd moet spelen, de jeugd moet genie ten Spreek met jonge, blije menschen niet over sombere dingen als zonde, dood, oordeel. Een aartsspotter zei eens Als ik op krukken moet gaan, dan ga 'k naar de kerk. DE OOM UIT AMERIKA. VII. Leo Kardoes is weer getrouwd en wel met de vrouw, die zoo uitstekend z'n huishouding had bestierd in den tijd, toen hij weduwnaar was, en die hem zoo erg aan z'n aangebeden Tine had herinnerd. Maar nauwelijks was het huwelijk gesloten, of de vrouw had zich in haar ware gedaante getoond. Met het vroeg opstaan was het afgeloo- pen het werken behoorde tot het verleden, haar liefdoen tegen Leo en z'n kind was veran derd in snauwen. En toen Leo, eerst verwonderd, haar vroeg naar de reden van al die verandering, had ze hem hoonend gezegd, dat liefdoen en werken niet in haar aard lag. Dat ze zich zoo voor beeldig had gedragen, omdat ze hem wilde trou wen. Maar dat ze nu haar doel had bereikt en dat comediespelen nu niet meer noodig was. Stom van verbazing had Leo haar aangehoord. Daarna was hij in woede uitgebarsten en hef tige tooneelen hadden zich afgespeeld, waarbij Arnold de straat was opgevlucht. Verandering ten goede was er echter niet ge komen. De vrouw bleek een feeks te zijn. Voor den armen Arnold waren er treurige tijden aan gebroken, vooral toen het eene broertje het an dere opvolgde. Eerst had het kind nog troost gezocht bij z'n vader. Maar op een avond was vader thuisge komen en had heel vreemd gedaan. Met moeite Wat gaat de Bijbel van heel andere gedachten uit Gedenk aan uw Schepper in uw mooie jeugd- dagen, eerdat de kwade ouderdomsjaren zijn aangebroken. Den Schepper is de zwakte, hulpbehoevende, krachtelooze, suffende ouderdom niet voldoende. Hij legt beslag op de beste jaren en krachten van den mensch. Hij eischt den bloei van den jongelingstijd en de volle kracht van 't manne lijke leven. Gebruik dan den schoonsten tijd van uw leven om het hoogste en schoonste en beste te zoeken! Ons Gereformeerd Vereenigingsleven nu kan voor onze jonge menschen een sterke prikkel zijn om vroeg hun Schepper te gedenken. Gaarne wil 'k men deed mij daartoe het verzoek één van mijn brieven gebruiken om tot meeleven met het Gereformeerde Jeugdwerk op te wekken. Is 't elders, zooals hier in Zaamslag, dan is 't er ver vandaan dat alle doopleden van onze kerk, die naar hun leeftijd er voor in aanmer king komen, leden zijn van de Gereformeerde Jongelingsvereeniging. Ja sterker bijna al de zoons van de groote landbouwers verwaardigen zich niet lid van de Jongelingsvereeniging te worden (van de doch ters geldt 't zelfde ten opzichte van de Meis- jesvereeniging) Wanneer men, zooals ik, uit Friesland komt, waar de toestanden heel anders zijn, en boer en arbeider veel vriendschappelijker met elkan der omgaan, is dit eerst een zeer vreemd ver schijnsel. Lang niet alle ouders gevoelen 't als hun roe ping hun kinderen aan te sporen de jeugdvereeni- ging te bezoeken. Ouders, houdt uw kinderen niet terug Ge moet eens een kijkje kunnen nemen in de groote steden en zien, hoe de vijanden van het Ghristendom op de jonge menschen beslag leg gen en hen de bezielde en bezielende propagan disten maken van hun anti-christelijke beginselen. Wij hebben zooveel rijker beginselen en de kennis daarvan is zoo bedroevend gering bij onze jonge menschen. Het Vereenigingsleven kan voor het geheele leven van de grootste beteekenis wezen. 'k Denk ook aan het vriendschappelijk ver keer met elkander. Een goede vriend is een rijke zegen Gods. Welnu op de jongelingsvereeni ging wordt dikwijls een vriendschap voor het leven gesloten. Toch is dat nog 't voornaamste niet. God heeft ons groote mannen geschonken, die in helderen vorm en klare taal hun gedachten hebben uitgesproken in de boeken, die ze ons nalieten. Veel te weinig profiteert ons volk van die schatten. Op de jeugdvereeniging gaat ge dat rijke land ontdekken, dringt ge al dieper in dat schoone land door. Eerst leest ge misschien liever een spannen- den roman. Maar langzamerhand krijgt ge smaak in an dere, degelijker lectuur. Al wat werkelijk waarde heeft wordt eerst door inspanning verworven. En zoo vormt de vereeniging u tot mannen en vrouwen tot alle goed werk volmaakt toege rust, tot menschen, die straks hun roeping ver staan in de kerk, in het staatkundig en maat schappelijk leven. Reden om uit de hoogte op de Gereformeerde jeugdvereenigingen neer te zien is er niet. Natuurlijk er zijn gevaren, 'k Heb wel eens zeer eigenwijze leden van de jongelingsvereeni ging ontmoet, die zich knapper dan alle leer meesters achtten. Maar 'k heb zeker meer eigenwijze jonge menschen buiten de jongelingsvereeniging ont moet. In 't algemeen loopen jonge menschen ge vaar zich heel wat in te beelden, wanneer ze een paar boeken meer dan een ander gelezen hebben. Zij hebben ook de deugd van den oot moed te beoefenen. Een tweede gevaar is dat men veel te ge leerd gaat doen. 't Is een algemeene klachtde vereenigingen moesten wat eenvoudiger ingericht worden. Soms lost een lid van de jongelingsvereenignig zoo maar één, twee, drie een vraagstuk op, waarover onze voormannen zich nog moe den ken. We moeten zulke dingen echter niet te zwaar wegen 't is den jongelingsleeftijd eigen weieens wat al te luid van den toren te roepen. Ik heb op zeventienjarigen leeftijd een refe- had hij zich staande gehouden en eindelijk was hij op een stoel neergesmakt. En toen Arnold als gewoonlijk naar hem toe was gekomen en op z'n knie wilde klimmen, had vader hem een trap gegeven, zoodat hij met z'n kleine hoofd te gen den muur terecht kwam. Hevig bloedend was hij in z'n bedje gekropen. Hij had den hee- len langen nacht niet kunnen slapen van pijn, verdriet en angst. 's Morgens had hij vader hooren weggaan, maar hij had niet naar hem toe durven gaan. Even daarna was z'n stiefmoeder bij hem geko men en had hem ruw toegeroepen, dat hij op moest staan om z'n broertjes te helpen aanklee- den. „Je dronkaard van een vader doet nooit meer iets voor me", had ze hem nog toegevoegd en daarna was ze weer in bed gekropen. „Je dronkaard van een vader." Die woorden waren den jongen lang in het geheugen geble ven. Eerst had hij ze niet willen gelooven, maar weldra kreeg hij, helaas, de zekerheid, dat z'n stiefmoeder ditmaal de waarheid had gesproken. En bovendien gebeurde het weldra, dat andere kinderen hem nariepen en hem uitscholden voor „den jongen van den dronken Kardoes". Het is Woensdagmiddag. Voor de schoolkin deren als regel iets heerlijks zij zijn dan vrij, kunnen zich vrij bewegen en spelen naar harte lust. Arnold Kardoes verlangt er echter nooit naar. Is liever op school. Immers voor hem beteekent de zoogenaamde vrije middag in huis zitten, op de kleintjes passen. Ook nu is het zijn taak het kleinste kind, ruim raat gehouden voor de Jongelingsvereeniging over het enorme onderwerp het Calvinisme en de Wetenschap Wanneer 'k het stuk nog wel eens inziet, sta 'k er verbaasd over met welk een gemakkelijk heid óver de moeilijkheden werd heengeloopen. Neen onze jongelingsvereenigingen zijn niet volmaakt. Maar jeugdige vriend wees niet blij en kele dingen tegen het vereenigingsleven te kun nen aanvoeren om op die manier de ware oor zaak voor uw wegblijven te verzwijgen. Ge hebt geen lust, en nu moet ge uw onver schilligheid niet met een blinkend vernisje over trekken. Weet ge wat uw roeping is? Lid te woren en ook uw invloed gebruiken om mogelijke misstanden weg te werken. Leeft ge zelf van harte mee, dan gaat ge ook zachter oordeelen, omdat ge beter de moeilijk heden ziet. De mieren zijn een onsterk volk evenwel bereiden zij in den zomer haar spijze. Dat moeten wij ook doenin de lente en den zomer van 't leven zielespijze verzamelen dan hebben we in den herfst en den winter een rijken schat, waarop we kunnen teren. Het ideaal iseen harmonische ontplooiing van alle gaven en talenten, door den Schepper in ons gelegd. Tot de bereiking van dat verheven doel wil de jeugdvereeniging medewerken. Steun haar met de u door God geschonken gaven, en worde de wensch vervuld, die Dr. A. Kuyper eens uitsprak op een Bondsdag Laat er onder u zijn geest, qeestdrift en qeestkracht. A. B. W. M. KOK. J éSfc. TWEETAL TE LutjegastK. Bakker te Lutten a.d. Dedemsvaart H. Drost te Nieuw-Buinen. BEROEPEN TE Harlingen A. Wijngaarden te Bedum. Schildwolde J. van Dijk te Duurswoude. Capelle a.d. IJsselCand. H. B. Visser te Nijmegen. AANGENOMEN NAAR Hillegom A. K. Krabbe te Mijdrecht. De Classis Middelburg heeft Maandag j.l. beroepbaar gesteld dhr. I. de Wolff, Cand. aan de Theol. School. Zijn adres is: Slagersplein Kampen. Neemt na 1 Febr. 1930 gaarne een beroep in overweging. Mildam. Cand. D. Middelkoop deed hier intrede met Lucas 8 18a, na te zijn bevestigd door Ds. N. Diemer van Vijfhuizen, die tot text had 2 Corinthe 5 20. Nijverdal. Ds. R. Hamming sprak ter gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum over Handelingen 1725. Tegenwoordig waren af gevaardigden van de Kerken, die Ds. Hamming vroeger heeft gediend, behalve van Schoone- beek, die door weersgesteldheid verhinderd wer den. Kostelijke woorden zijn gesproken en mooie geschenken aangeboden. Te Hoogeveen heeft de Kerkeraad der Geref. Kerk met algemeene stemmen besloten tot den bouw van een tweede kerk. Te Brunnepe (O.) werd Zaterdagmiddag j.l. door Dr. C. N. Impeta, van Kampen, de eer ste steen gelegd voor een nieuw kerkgebouw der Geref. Kerk. Java-Soemba-film. Dat de Java-Soemba- film nog steeds belangstelling blijft trekken, blijkt wel, aldus de „N. Pv. Gron. Crt.", uit het feit, dat zij thans reeds in 78 van de 85 Geref. Ker ken in provincie Groningen is vertoond. De aan vraag om uitvoeringen is groot. Dr. J. H. Bavinck, beroepen missionair predikant der Geref. Kerk van Delft voor Solo (Java), hoopt met zijn gezin 24 Januari a.s. te Genua aan boord van het s.s. „Chr. Huygens" te gaan, om de reis naar Indië te aanvaarden. Overdracht Rectoraat Theol. School 9—12—'29. De aftredende rector Prof. Dr. A. G. Honig hield eene rede over Dogmatiek en Ethiek. Daarna herinnerde hij aan het 75-jarig bestaan een jaar oud, zoet te houden. Moeder is er niet. Zij staat een eindje verder, op straat, de handen in de zij een buurpraatje te houden. Moeder schijnt veel van buurtpraatjes te houden zij is althans meer op straat dan in huis. En Arnold trekt aan het wiegetouw en on danks dat schreeuwt de kleine aan een stuk door. Nu reeds een uur lang. Arnold laat even het touw los en een oogenblik later staat de wieg stil. Het kind blijft schreeuwen. Arnold gaat voor 't raam staan kijken zie daar zijn vriend jes aan 't spelen in het heerlijke zonneweer. Hoe graag zou hij hebben meegedaan Maar hij moet op de kleine passen, op de altijd schreeuwende kleine. Hoor dat kind toch weer eens te keer gaan Als het toch maar eens even zweeg, al was het slechts een kwartier. Dat zou rust geven. Wist hij maar een middel om het kind te doen zwijgen De laatste weken heeft hij al van alles geprobeerd. Ongeveer een maand geleden was het kind ook niet stil te krijgen. Wanhopig had hij aan het touw getrokken, tot zijn oog plotseling op de strooppot was gevallen, die op tafel stond. Spoedig had hij z'n vinger in den stroop gedom peld en toen voor den mond van de kleine ge houden. Ha, dat ging goed het kindje likte er aan en was stil. Maar één van de andere kinderen had het gezien, was het gauw aan moeder wezen ver klikken. En moeder was de kamer binnenge stormd en had hem links en rechts om de ooren geslagen. Wanneer hij later een list probeerde, wachtte hij altijd tot hij alleen was met den schreeuwen- op zoo luisterrijke wijze in Juni j.l. herdacht om na mededeeling der verdere lotgevallen al dus te eindigen Dr. J. Ridderbos wees als Rec tor gegroet En wil Gij, Israels Wachter, hooren het ge bed voor onze Theol. School, dat door de Geref. Kerken in ons Vaderland op den dag van gisteren tot U opgezonden is en heden nogmaals door ons herhaald wordt. Door uwe genade in Christus moge ze leven, groeien en bloeien In een andere rubriek van onze Kerkbode zal wel een overzicht gegeven worden van den inhoud van het Rapport inzake het Promotie- recht Theol. School, 't Rapport met bijlage is 128 bladzijden groot. Daarom wordt in deze rubriek alleen het volgende overgenomen uit het Kerkblad voor Drenthe en Overijsel „Bij de Synode van Groningen 1927 kwamen die voorstellen in inzake een door de Synode te verleenen of te erkennen promotierecht der Theol. School, n.l. van de particuliere Synode van Drenthe, van Overijsel en van den kerke raad der Geref. Kerk van Leiden. Alle drie spra ken zich uit vóór het promotierecht. De Synode besloot echter „het Curatorium der Theol. School in overleg met de hoogleeraren der School te verzoeken, een weloverwogen advies over deze zaak aan de volgende gewone Generale Sy node mede te deelen en dit advies met redenen omkleed minstens zes maanden vooraleer deze Synode samenkomt, ter kennis van de Kerken te brengen." Dit advies is thans verschenen. Het luidt ech ter niet eenparig. Het meerderheidsrapport ver klaart zich tegen het promotierecht (de 8 cu ratoren Bavinck, Berends, De Bruyn, Dijk, Van Es, Keizer, Schouten en Van der Veen), het minderheidsrapport ervoor (de 4 curatoren Boersma, Bos, Duursema en Schoemakers)Van de prae-adviseerende hoogleeraren verklaarden zich ervoor de hoogleeraren Bouwman, Greyda- nus, Hoekstra en Lindeboom en ertegen de hoogleeraren Honig en Ridderbos. Het minderheidsrapport verschijnt als Bij lage A. De hoogleeraar Lindeboom diende ter aan vulling hierop en ter verduidelijking zijner per soonlijke opinie nog een afzonderlijk advies in, dat is opgenomen als Bijlage B. Voorts zijn nog een viertal bijlagen opgenomen historische stu diën, voor rekening van de opstellers, n.l. twee van Dr. Dijk over „Het Doctorenambt in onze K.O." (Bijlage C) en „Kort overzicht van „Het doctoraat aan de Theol. School" op onze Sy nodes" (Bijlage D) en twee van Dr. Van Es over „De geschiedenis van het doctoraat" (Bijlage E) en „De Académie van Calvijn" (Bijlage F). In de Bazuin, wenscht S. sterkte toe aan hen, die over deze zaak zullen moeten stemmen, voor al nu zij weten, dat van de hoogleeraren de meer derheid van de curatoren de minderheid van de studenten de totaliteit vóór de toekenning van het promotierecht is en de pers vermaand is hun lieden geen meer licht te geven dan in deze memorie met 6, wil men deze memories met 5 bijlagen, hun is toegekomen". Nadere bezinning is wel noodzakelijk en ge schiede dit met ernst en kalmte en waardigheid gespeend van alle menschelijke kleinheid en hartstocht. K. B. S. KORTE NOTULEN van de buitengewone vergadering der classis Middelburg, ge houden in de consistorie der Gasthuis- kerk op Maandag 16 December 1929. Art. 1. Namens de roepende kerk van Vlis- singen opent Ds. Wiersinga de vergadering. Hij laat zingen Ps. 123 1, leest Ps. 145 vanaf vs. 13 en gaat voor in gebed. Art. 2. De credentiebrieven worden nagezien door Ds. Wurth en ouderl. Coppoolse van St. Laurens en in orde bevonden. Art. 3. Het moderamen neemt zitting Prae- ses Ds. Wiersinga Assessor Ds. Vreugdenhil le Scriba Ds. Visser 2e Scriba Ds. van Strien. Art. 4. Het praeparatoir examen van cand. de Wolff wordt geregeld. De praeses spreekt hem een woord van wel kom toe. De praeses wenscht Ds. Runia geluk met zijn zilveren huwelijksfeest en ambtsjubileum. Art. 5. Het examen wordt afgenomen. De candidaat houdt een preekvoorstel over den patient. Hij had het ook al eens geprobeerd met eau de cologne. In de kast had hij een flesch met dit vocht gevonden. Haastig had hij een flinke massa op z'n vuile zakdoek gegoten en toen één der natte gedeelten in het mondje gestopt. Maar, o wee, inplaats van te zwijgen, was het kind nog veel meer te keer gegaan. Neen, met eau de cologne ging het niet. Het best was hij geslaagd met brandewijn. Maar dat was niet altijd in huis. Een tijd gele den was het er wel. Het was op een prachtigen Woensdagmiddag. Het kind was lastiger dan ooit. Wanhopig had hij in de kast gekeken, of daar niet iets was, dat hem kon helpen in zijn pogen om het kind te doen zwijgen. Toen was z'n oog op de brande- wijnflesch gevallen. Ha, er was nog wat in. Voorzichtig had hij een beetje in een glaasje geschonken en toen even geproefd, maar spoedig had hij het vocht weer uitgespuwd. Ba, wat was dat bitter. Hoe was het toch mogelijk, dat vader en moeder dat zoo graag lustten Maar nu herinnerde hij zich, dat moeder er eerst altijd eenige lepeltjes suiker in deed. Dat zou hij ook doen. Dan zou de bit tere smaak wel weggaan. Als hij nu de suiker maar kon vinden Hoe hij echter zocht, nergens was deze te ontdekken. Zeker weggesloten. Maar wacht even, misschien was er bij buur vrouw wel wat te halen. Vlug ging hij de achter deur uit, keek voorzichtig rond, liep de achter deur van buurvrouw binnen. Hij hoorde niemand. Buurvrouw was zeker ook op straat. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 2