y KERKNIEUWE
FEUILLETON.
briefschrijver schijnt te meenen C.N.S. te
negeeren. Negeeren is een bewust en met op
zet verzwijgen. En dat was er bij ons niet. Dat
we over C.N.S.niets zeiden lag voor de hand
in een artikel, dat bedoelde propaganda te ma
ken voor Geref. Schoolverband.
Maar hoe zoo kan dan de vraag worden
gesteld kon hier C.N.S. worden verzwegen,
daar toch ook die Vereeniging zich ten doel
stelt de bevordering van Christelijk onderwijs,
dat waarlijk aan zijn naam beantwoordt
Op die vraag willen we hier dan wat nader
ingaan. We maken daarbij o.a. gebruik van het
vijfde, pas verschenen, deel der Chr. Encyclo
paedic van Kok, bl. 105.
C. N. S. bedoelt ongetwijfeld de bevordering
van positief Christelijk Schoolonderwijs.
Dat bleek al bij de oprichting in 1860 toen
als grondslag werd aanvaard „De onverander
lijke waarheden, wier levenskracht zich in het
tijdperk der Reformatie ook hier te lande, voor
kerk en school, met zegenrijken luister geopen
baard heeft." En toen dit gedaan werd niettegen
staande de ethisch-veenischen daaraan oorzaak
ontleenden om tegen de Vereeniging te waar
schuwen.
Dat kwam nog meer uit toen, om een ver
keerde uitlegging van dien grondslag te voor
komen, in 1865, een nadere verklaring daarvan
werd gegeven door de Hoofdcommissie. Die na
dere verklaring luidde aldus Zij belijdt daardoor
te gelooven aan de goddelijke ingeving der
Schrift de rechtvaardiging des zondaars uit ge
nade door het geloof de geheele bedorvenheid
der menschelijke natuur door de zonde de
noodzakelijkheid der wedergeboorte uit den
Heilgen Geest de verlossing door het
plaatsbekleedend lijden en sterven van Jezus
Christus, Dien zij met den Vader en den H.
Geest als den eenigen en eeuwigen God erkent.
Toch was er reeds in 1868 een groep voor
standers van Christelijk onderwijs, die naast
C.N.S. oprichtten de Vereeniging voor Gerefor
meerd Schoolonderwijs. Dit was zooals door
Prof. M. Noordtzij werd opgemerkt niet zoo
zeer te wijten aan de leiders van C.N.S. dan
wel aan de houding van een groep onder de le
den. Deze Vereeniging werd opgericht door le
den van de Christel. Afgescheiden Geref. Kerk
zooals die destijds heette maar bedoelde
toch niet een kerkelijke vereeniging te zijn.
Kwam er zoo een vereeniging tegenover C.N.S.
de verhouding bleef doorgaans vriendschappelijk
omdat C.N.S. in zijn leiding toonde metterdaad
prijs te stellen op positief christelijk onderwijs.
In de jaren 1902 en 1903 hebben ze zelfs hun
jaarvergadering voor een deel laten samenvallen.
Tot een vereeniging van beide is het echter
niet gekomen. Ook niet toen in 1906 de vereeni
ging voor Geref. Schoolonderwijs overging in
Geref. Schoolverband.
Kwam het niet tot een saamvoegen van beide
vereenigingen, het heeft ook een langen tijd ge
duurd voor de wederzijdsche verhouding goed
geregeld was, toen ook Geref. Schoolverband
aansluiting zocht bij den Schoolraad. Ook dat
is echter in orde gekomen. Beide organisaties
hebben hun vertegenwoordigers in den School
raad.
Er is ook tusschen beide organisaties, hoeveel
gemeenschappelijks ze ook hebben, verschil.
Dat ze veel gemeenschappelijks hebben blijkt
o.a. wel heel duidelijk uit de lijst van examina
toren voor C.N.S. en G.S.V. zooals die voorkomt
in het Jaarverslag van den Schoolraad. Onder
scheiden heeren zitten in beide examencommis
sies.
Toch is er verschil. We willen niet op al die
verschilpunten ingaan maar een tweetal noe
men. Het eerste is dat C.N.S. niet den eisch
stelt, dat de bij hem aangesloten scholen op
Geref. grondslag staan. Ze kunnen wel Gerefor
meerde (in confessioneele zin) scholen zijn en
de meeste, althans zeer vele, zijn dat ook wel,
maar ze behoeven dat niet te zijn.
Zoo lag het dan wel voor de hand dat we
verwezen naar Geref. Schoolverband als naar
een vereeniging, die den Scholen krachtige hulp
hoop tegen alle vervloeiing.
En een tweede reden ligt hierin, dat van
C.N.S., voorzoover ons bekend, weinig actie
uitgaat om onze scholen voor te lichten.
Heel anders is dat bij Geref. Schoolverband.
Het heeft een eigen weekblad, waardoor het de
scholen dient met voorlichting. Het heeft mee
een groot aandeel in de instandhouding van
den leerstoel voor paedagogie, waar Prof. Wa
tering doceert. En elk jaar stelt het op zijn jaar
vergadering een belangrijk onderwerp aan de
orde, waarover het een referaat vraagt van
iemand, die der zake kundig is.
DE OOM UIT AMERIKA.
VI.
De kleine Arnold groeide dus niet in weelde
op. Maar toch was het kereltje gelukkig, want
steeds omringden z'n ouders hem met hun lief
de. Nimmer behoefde hij met honger naar bed
te gaan, al gebeurde het wel eens, dat er geen
boter voor het brood was en dat bij het eten
der aardappels azijn de jus verving.
Ook zag Arnold er altijd netjes uit. Veel
kleeren had hij niet noodig, want z'n moeder
was handig met de naald en wist het oude dik
wijls weer zóó te verstellen, dat het er uitzag,
alsof het nieuw was.
En gedurende al die moeilijke dagen gedroeg
Leo Kardoes zich als een voorbeeldig huisvader.
En als hij al eens een keer zuchtte, omdat de
strijd om het bestaan zoo hard was, dan was
één vriendelijke blik der moeder voldoende om
hem weer in zijn humeur te brengen. En zoo
ging er geen avond voorbij of vader en moeder
hadden nog ruime sof om God voor Zijne wel
daden te danken.
Arnold is vijf jaar. De schulden zijn afbetaald.
En toch staat het gezicht van vader Kardoes
vaak erg strak, vooral als z'n vrouw hem niet
ziet.
Wederom moet Tine het bed houden. Elk
oogenblik kan het gebeuren, dat Arnold een
broertje of een zusje krijgt.
Ons dunkt wanneer men zich de vraag stelt
van welke vereeniging men meer steun en hulp
ontvangt bij de voorlichting over paedagogische
vragen, kan het antwoord niet twijfelachtig zijn.
Daarom gaven we den raad, dien we met alle
nadruk willen herhalen, dat onze scholen zich
bij Geref. Schoolverband zouden aansluiten.
Geref. Schoolverband verdient den steun der
scholen omdat het aan de scholen ook veel geeft.
De scholen zullen wel doen Geref. Schoolver
band te steunen omdat zij zelf alzoo ook veel
ontvangen. HEIJ.
WAT WIL DE VRIJE UNIVERSITEIT?
De Vrije Universiteit wil de wetenschap be
oefenen bij het licht van Gods Woordten
einde bij dat licht na te speuren de wondere
wijsheid en machtige grootheid des Heeren, die
zich in al Zijne werken openbaart in het wezen
en het leven der menschen, zoowel als in de
natuur in haar veelvoudigen rijkdom en door
dezen arbeid wil zij groot maken den naam
Gods, het is haar te doen om Zijn eer
Dit is een hoog, verheven ideaal. Daarin ligt
een heilige, ontzagwekkende roeping.
Als wij zien op de geweldigheid van die taak,
en op de kleine kracht die er voor de vervulling
van die taak aanwezig is, zou het ons bang om
het hart kunnen worden.
Maar als wij hierop zien, dat die taak niet
werd opgevat uit berekening, maar in het ge
loof dat ze gezien werd en wordt als een hei
lig moeten dat het niet te doen is om streeling
van het vleesch, maar om Gods eer, dan vatten
wij moed. Een geloofsstuk was de stichting der
Vrije Universiteit, een geloofstaak is haar le
vensarbeid met geloofsvertrouwen zien we
daarom haar toekomst tegen.
Dit is niets nieuws.
Maar juist daarom is het wellicht allerminst
overbodig het opnieuw in herinnering te bren
gen. Het zou wel eens vergeten kunnen worden.
En daarom doen wij goed het elkander telkens
weer voor te houden, er altijd weer opnieuw
op te wijzen dat mag nooit achter velerlei bij
komstigheden schuil gaan, dat mag nooit uit het
oog worden verlorende Vrije Universiteit
vond haar oorsprong in en ontleent haar be
staansrecht aan de hooge Christelijke roeping
om Gods naam te heiligen op het erf der weten
schap.
Voor die Vrije Universiteit wordt daarom ge
beden door ieder die de eerste bede van het
Onze Vader op zijn lippen neemt. Die kan niet
nalaten de Vrije Universiteit lief te hebben,
met haar mee te leven, haar te steunen.
Want wat de Vrije Universiteit wil, dat wil
hij ook de eere Gods
G. CH. AALDERS.
DE GEDEELDHEID DER KERK.
Wie de kerk des Heeren liefheeft, kan niet
anders dan zich bedroeven over hare gedeeld-
heid.
Christus heeft voor de zijnen gebeden Op
dat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in
mij en Ik in U, dat ook zij in ons één zijn op
dat de wereld geloove dat Gij mij gezonden
hebt. Doch naar het uiterlijke zien we de een
heid zijner Kerk op alle manier verbroken.
Wij belijden in gemeenschap met alle christe
nen Ik geloof ééne, heilige, algemeene, chris
telijke kerk. Maar de werkelijkheid schijnt met
deze belijdenis-waarheid wel zeer den spot te
drijven.
Wat moeten wij van dezen toestand denken
Heeft God in dezer tijden nood hierin ook iets
aan ons te zeggen En is er voor ons misschien
ook oorzaak om, méér dan wij deden, te bidden
en te werken om deze gebroken eenheid waar
het kan en mag te herstellen
Bij deze vragen dient wel in 't oog gehouden
dat de ware eenheid der kerk vóór alles te
verstaan is in geestelijken zin. De Kerk is één
lichaam onder één Hoofd, n.l. Christus één
Heere, één geloof, één doop. De eenheid is een
wezenlijke eigenschap der Kerk, maar zij ligt
in het geestelijke.
Het is een groote dwaling van Rome, dat het
dit niet erkennen wil. Rome heeft een absoluut
en exclusief kerkbegrip. Het heeft tegenover de
ketterij de eenheid en de algemeenheid der Kerk
niet geestelijk opgevat, maar veruitwendigd en
in een zichtbaar instituut belichaamd. Het er
kent wel secten, maar geen Kerken naast zich.
De eenheid der kerk duidt dan wel aan, dat
de gemeente één Heer, één geloof, éen doop
Geregeld is de baker weer over den vl.er
en af en toe komt de dokter de vrouw des hui
zes bezoeken. En als deze hem vraagt, of hij
denkt, dat alles goed zal afloopen, kijkt hij heel
vriendelijk en herinnert er Tine steeds aan, dat
ons leven steeds in Gods hand is.
„Maar," voegt hij er aan toe, „je weet, dat je
niet sterk bent. Bid God dus veel om bijstand."
En Tine bad veel tot God. Ze had zoo gaarne
gewild, dat de geboorte van nummer twee voor
spoedig zou gaan, maar gelukkig kon ze haar
gebed steeds besluiten met een „Uw wil ge
schiede."
En die wil van God bleek anders te zijn, dan
de wensch der bidders. Een levenloos kind werd
geboren en een dusdanige krankheid greep de
moeder aan, dat herstel uitgesloten was. Ze wist,
dat ze moest sterven. Ze zag daar ook niet te
genop, want ze wist in Wien zij geloofde, maar
toch had ze zoo graag willen blijven leven voor
haar man en haar Arnold. Vlak voor haar heen
gaan getuigde zij van haar onwankelbaar geloof
in Christus, bindt ze haar kleinen jongen op het
hart om altijd lief te zijn ook als moeder er niet
meer is. Ze dankt haar man voor alles, wat hij
voor haar was en smeekt man en kind om toch
steeds, ook als zij er niet meer is, met al hun
nooden de toevlucht te nemen tot Hem, die al
tijd kracht wil geven, ook al is het kruis zwaar.
Eenige oogenblikken daarna ontsliep zij.
Leo was troosteloos de eerste weken na het
sterven van zijn vrouw. Het eenige, wat zijn
nameloos verdriet eenigszins verzachtte, was
het gebabbel van z'n kleinen jongen. Had hij dit
kereltje niet gehad, dan had hij misschien reeds
heeft, maar toch komt zij volgens Rome vooral
daarin uit, dat de door Christus gestichte kerk
één zichtbaar hoofd in den paus heeft en nooit
een andere kerk naast zich of na zich hebben kan.
Maar het Protestantisme denkt bij de eenheid
der kerk allereerst aan de eenheid van het Hoofd
der gemeente, aan de gemeenschap aller geloo-
vigen door één en denzelfden Geest met Chris
tus en met elkander, en dan voorts aan de een
heid des geloofs, der liefde, der hope, des doops.
Deze eenheid zegt Dr. Bavinck is wel in
de eerste plaats geestelijk van aard, maar zij
bestaat toch objectief en reëel en blijft ook
niet geheel onzichtbaar. Zij openbaart zich, zij
het ook op zeer onvolkomene wijze, naar bui
ten en treedt in datgene, wat alle christelijke
kerken met elkander gemeen hebben, althans
eenigermate in het licht. Er is geen Christendom
boven of beneden, maar er is wel een Christen
dom in de geloofsverdeeldheid aanwezig. Om
dat ons oog meest op de verschillen en scheurin
gen in de Christenheid gericht is, loopen wij
steeds gevaar, om deze toch waarlijk bestaande
eenheid te missen. Wat alle ware christenen
verbindt is altijd nog meer dan wat hen scheidt.
Met dat al staan wij voor een verregaande
gedeeldheid der kerk, en Rome laat niet na op
smalende en zichzelf verheerlijkende wijze ons
dit voor de voeten te werpen. Kort geleden las
ik van die zijde nog het volgende. „Het prote
stantisme heeft (zelfs) nooit eenheid gekend.
Van af zijn ontstaan was het verdeeld in drie
groote secten, n.l. de volgelingen van Luther,
Calvijn en Zwingli. Wijl de heilige Geest, vol
gens Luther, aan ieder voorlicht om de H. Schrift
te kunnen verstaan, kan een ieder ook die wat
bespraakt is, volgens zijn inzichten een nieuwe
kerk stichten en volgelingen. En zoo gebeurt
het ook practisch, zoodat het protestantisme
thans over de 200 secten telt. Calvijn schreef
reeds bij het ontstaan der hervorming aan Me-
lanchton Ik hoop, dat men later niet te weten
zal komen, welk een verdeeldheid er bij ons "s,
want het is maar al te belachelijk, dat, sinds wij
met Rome hebben gebroken, wij zelf niet één
zijn."
Nu kunnen wij deze woorden voor rekening
laten van den schrijver, fr. Steph. Lodiers, O.
Cist, in de N. Zeeuwsche Courant van Zater
dag 2 Nov. 1929. Maar de gedeeldheid der kerk
bij de Protestanten is hiermede natuurlijk niet
geloochend.
De wijziging, welke de Reformatie in het
Roomsche kerkbegrip aangebracht heeft, heeft
ook practische gevolgen gehad. De uniformiteit
heeft voorgoed plaats gemaakt voor de pluri
formiteit. Verschillende belijdenissen zijn na en
naast elkander opgetreden en hebben aan religie
en kerk een gansch andere gedaante gegeven.
Nu ligt er in wat men pluriformiteit noemt
een uitnemende gedachte. Ze is niet alleen een
historisch feit, n.l. dat uit de ééne kerk dei-
Apostelen zich vele kerken ontwikkeld hebben,
maar zij houdt in, dat de waarheid Gods te rijk
is om in één kerkvorm te worden beleden, zoo
dat elke kerk een eigen type vertoont en haar
belijdenis in eigen vorm uitspreekt. Voor zoo
ver zij op de verscheidenheid de aandacht ves
tigt, is ze voor ons een oorzaak van dankbare
aanbidding, omdat in haar tot openbaring komt
de veelkleurige wijsheid Gods. Uit vele geslach
ten en talen en volken en natiën vergadert Chris
tus zijne Kerk op aarde.
Maar wanneer men nu anderzijds alle gedeeld
heid en verdeeldheid der kerk met het schild
der pluriformiteit geheel tracht te dekken, gaan
wij daarmede in 't minst niet accoord. In dezen
wordt maar al te veel de ontbindende macht
der zonde gezien. De stuwende kracht der zon
de heeft ook tot gedeeldheid en scheuringen ge
leid, welke met den mooien naam van plurifor
miteit niet gedekt mogen worden. Een plurifor
miteit, zegt Ds. Joh. Jansen, die wegens verschil
van volk en taal ontstaat, is gegrond op na
tuurlijke door God zelf gegeven verschillen,
maar een pluriformiteit zooals die thans in Ne
derland tusschen verschillende kerken van Ge
reformeerde belijdenis bestaat, is gevolg van
menschelijke zonden. In die fout vervalt men,
wanneer men intra-confessioneele verschillen tot
fundamenteele beginselen, en bijzaken tot hoofd
zaken maakt.
Dat zijn woorden, waarover wel eens ernstig
mag worden nagedacht.
Wat 'n verdeeldheid wordt gezien, waar de
eenheid behoorde te bloeien En als we dan
eens bij het licht der historie nagaan waarom
die kerkelijke verdeeldheid en gescheidenheid er
is De duisternis van ons verstand en de liefde
loosheid van ons hart zullen dan elk voor zich
dadelijk z'n troost gezocht in de herberg.
Nu echter hield de liefde voor z'n kind hem
nog in het rechte spoor.
Het eerste, wat thans noodig bleek, was een
huishoudster. Leo plaatste een advertentie en
verschillende vrouwen meldden zich aan.
De keuze, die gedaan werd, bleek alras ver
keerd te zijn geweestde vrouw gaf tweemaal
zooveel uit als de verdienste bedroeg.
Ze werd vervangen door een ander. Maar
deze bleek niet netjes te zijn en verwaarloosde
den boel.
Zoo volgde de één de ander op, tot ten slotte
een vrouw gevonden werd, die geschikt scheen
te zijn.
Ze was forsch gebouwd en scheen ijzersterk.
's Morgens vóór dag en dauw stond ze op en
boende en schuurde, zoodat alles er spoedig
weer uitzag, als in den tijd, dat Tine leefde.
En als Leo 's morgens opstond, waren z'n bo
terhammen al gereed en was de thee reeds ge
trokken. En de kleeren van Arnold werden her
steld en de oude scheen zij te kunnen omtove
ren in nieuwe.
En bij dat alles, was ze zeer zuinig, zooda:
voor het eerst weer iets weggelegd kon worden
om gemaakte schulden af te betalen.
Leo begon weer moed te krijgen, dat althans
het allerergste geleden was. Wel ging er bijna
geen uur voorbij, of hij dacht nog met weemoed
aan Tine, maar aan den anderen kant troostte
de gedachte hem, dat z'n jongen nu weer goed
verzorgd was en dat er weer regel was in z'n
huishouding.
Tegen Arnold was de vrouw bijzonder lief.
wel een zwaren last te dragen krijgen
Zeker, ieder tracht zijn eigen straatje schoon
te vegen, maar daardoor ontkomt men er niet
aan dat de wereld met ons spot en bewerkt
men niet dat de consciëntie vrij is voor God.
En is er dan geen trekken meer van de liefde
banden, waarmede de Koning der kerk ons eerst
aan Hemzelven, maar daarna ook aan elkander
heeft gesnoerd
Wat één is in den levenswortel moet zijn
eenheid ook naar buiten openbaren in levens
vrucht tot welstand van des Heeren kerk. Niet
in de allereerste plaats dus nog om het goede
en liefelijke, dat ook in het kerkelijke samen
wonen gelegen is, maar de kerkelijke eenheid
moet bovenal gezocht worden om den Koning
der kerk, om zijn Naam en zijn eere
Rusteloos dient gehamerd op het aambeeld,
dat kerken, die een en dezelfde belijdenis heb
ben, ook moeten samenleven in één kerkver
band. Voor die eenheid moeten wij bidden, maar
hebben wij ook te arbeiden, en ons niet al te
spoedig laten ontmoedigen.
Welke heerlijke winst mocht geboekt wor
den in de jaren 1869 en 1892? Heeft God toen
geen beschamend antwoord gegeven op het ge
bed van zijn volk en hun arbeid met niet uit te
spreken zegen gekroond
Laten wij voortvaren met bidden en werken
om de eenheid van allen, die in hun diepste we
zen die eenheid met elkander in hun hart ge
voelen, naar het Woord van God.
Wij arbeiden er aan, wanneer wij op grond
van Schrift en historie aantoonen, dat het ge-
ging gebracht worden door Gods Woord en
Geest.
Wie hier den eisch van het Woord des Hee
ren duidelijk en krachtig op den voorgrond
plaatst, die arbeidt aan de eenheid.
Wat zou het een weldaad zijn als de Gere
formeerde gezindheid in ons vaderland eens sa
menleefde in één kerkverband, onder de banier
van één en dezelfde belijdenis
Laat ons er voor arbeiden Laat ons er om
bidden Voor dat ideaal moeten wij in bewe
ging worden door Gods Woord en Geest.
De eenheidsbeweging die begeert aan alle
kerkelijke gedeeldheid een einde te maken, zal
in deze bedeeling wel nooit haar ideaal bereiken.
Wij belijden, dat aan de gedeeldheid van de
onderscheidene kerkelijke instituten de eenheid
der kerk ten grondslag ligt, maar die eenheid
is voorwerp van ons geloof, niet van ons aan
schouwen.
Eens zal het zijn ééne kudde, onder éénen
Herder.
Goes. v. d. VEEN.
kj
TWEETAL TE
Schildwolle J. v. Dijk te Duurwoude.
H. H. van Kapel te Kooten.
Harlingen (alph.) W. Faber te Hoogeveen.
A. Wijngaarden te Bedum.
Assen (vac. H. W. Laman) B. Bouma te
Dirkshorn.
J. v. d. Meulen te Soest.
BEROEPEN TE
Drachten H. Th. v. Munster te Lollum.
Reeuwijk P. Warmenhoven, cand. te Leiden.
Leens S. Wouters te Dronrijp.
AANGENOMEN NAAR
ReeuwijkP. Warmenhoven te Leiden.
Kralingen F. A. den Boeft te Amersfoort.
BEDANKT VOOR
Serooskerke H. Veldkamp te Kralingscheveer.
Grijpskerke. Wegens vertrek naar Hau-
lerwijk nam Ds. J. Dijkstra afscheid van de
Geref. Kerk van Grijpskerke, sprekende over
2 Cor. 11 12.
Hij werd toegesproken door ouderling A.
Louwerse en Ds. M. Vreugdenhil.
Harkema-Opeinde. Cand. L. Tiesinga deed
hier intrede met eene predicatie over Ef. 4 11-15
na 's morgens bevestigd te zijn door Ds. S.
Wouters van Dronrijp, die sprak over Jesaja
52 7.
Oldebroek. Na eene prediking over Num.
2321b bevestigde Prof. L. Lindeboom zijn
neef Ds. J. Bosch, die 's middags intrede deed
met Jesaja 40:911.
Nu al? De laatste weken werd het z.g.
beroepingsnieuws uit de Geref. Kerken opvallend
De lekkerste beetjes waren voor hem.
„De jongen moet toch al zoo veel missen",
zei ze dan tegen den vader, „dat we hem wer
kelijk wel wat extra liefde mogen geven." En
dikwijls kwamen haar daarbij de tranen in de
oogen.
Dit optreden tegen zijn kind, nam de vader
zeer voor de vrouw in.
„Wat is ze toch flink en tegelijk lief", zei
hij dikwijls tegen Arnold. „Precies je moeder."
Arnold hield echter niet van de vrouw. Waar
om, wist hij zelf niet. Wel vond hij de vrouw
al te lief. Ze pakte hem veel te veel naar z'n zin
en dat aanhalen geschiedde vooral in tegen
woordigheid van den vader.
Ze pakte hem ook heel anders, dan moeder
dat vroeger deed hij vond haar veel hard
handiger.
Eenige jaren later. Arnold is nu twaalf jaar
oud. Maar is dat hetzelfde ventje van vroeger V
Waar zijn die blozende wangen gebleven Hoe
komt de jongen toch aan dat in-bleeke gezicht
met die blauwe kringen onder de holle oogen
En is dit hetzelfde huisje. Waar is dan toch de
zindelijkheid van vroeger gebleven. Thans zien
de meubelen er vuil en verwaarloosd uit. De
keurige mat, die vroeger den zindelijken vloer be
dekte, is thans op verschillende plaatsen ge
scheurd.
Wat er dan in die drie jaar gebeurd is
(Wordt vervolgd)