y KERKNIEUWE FEUILLETON. briefschrijver schijnt te meenen C.N.S. te negeeren. Negeeren is een bewust en met op zet verzwijgen. En dat was er bij ons niet. Dat we over C.N.S.niets zeiden lag voor de hand in een artikel, dat bedoelde propaganda te ma ken voor Geref. Schoolverband. Maar hoe zoo kan dan de vraag worden gesteld kon hier C.N.S. worden verzwegen, daar toch ook die Vereeniging zich ten doel stelt de bevordering van Christelijk onderwijs, dat waarlijk aan zijn naam beantwoordt Op die vraag willen we hier dan wat nader ingaan. We maken daarbij o.a. gebruik van het vijfde, pas verschenen, deel der Chr. Encyclo paedic van Kok, bl. 105. C. N. S. bedoelt ongetwijfeld de bevordering van positief Christelijk Schoolonderwijs. Dat bleek al bij de oprichting in 1860 toen als grondslag werd aanvaard „De onverander lijke waarheden, wier levenskracht zich in het tijdperk der Reformatie ook hier te lande, voor kerk en school, met zegenrijken luister geopen baard heeft." En toen dit gedaan werd niettegen staande de ethisch-veenischen daaraan oorzaak ontleenden om tegen de Vereeniging te waar schuwen. Dat kwam nog meer uit toen, om een ver keerde uitlegging van dien grondslag te voor komen, in 1865, een nadere verklaring daarvan werd gegeven door de Hoofdcommissie. Die na dere verklaring luidde aldus Zij belijdt daardoor te gelooven aan de goddelijke ingeving der Schrift de rechtvaardiging des zondaars uit ge nade door het geloof de geheele bedorvenheid der menschelijke natuur door de zonde de noodzakelijkheid der wedergeboorte uit den Heilgen Geest de verlossing door het plaatsbekleedend lijden en sterven van Jezus Christus, Dien zij met den Vader en den H. Geest als den eenigen en eeuwigen God erkent. Toch was er reeds in 1868 een groep voor standers van Christelijk onderwijs, die naast C.N.S. oprichtten de Vereeniging voor Gerefor meerd Schoolonderwijs. Dit was zooals door Prof. M. Noordtzij werd opgemerkt niet zoo zeer te wijten aan de leiders van C.N.S. dan wel aan de houding van een groep onder de le den. Deze Vereeniging werd opgericht door le den van de Christel. Afgescheiden Geref. Kerk zooals die destijds heette maar bedoelde toch niet een kerkelijke vereeniging te zijn. Kwam er zoo een vereeniging tegenover C.N.S. de verhouding bleef doorgaans vriendschappelijk omdat C.N.S. in zijn leiding toonde metterdaad prijs te stellen op positief christelijk onderwijs. In de jaren 1902 en 1903 hebben ze zelfs hun jaarvergadering voor een deel laten samenvallen. Tot een vereeniging van beide is het echter niet gekomen. Ook niet toen in 1906 de vereeni ging voor Geref. Schoolonderwijs overging in Geref. Schoolverband. Kwam het niet tot een saamvoegen van beide vereenigingen, het heeft ook een langen tijd ge duurd voor de wederzijdsche verhouding goed geregeld was, toen ook Geref. Schoolverband aansluiting zocht bij den Schoolraad. Ook dat is echter in orde gekomen. Beide organisaties hebben hun vertegenwoordigers in den School raad. Er is ook tusschen beide organisaties, hoeveel gemeenschappelijks ze ook hebben, verschil. Dat ze veel gemeenschappelijks hebben blijkt o.a. wel heel duidelijk uit de lijst van examina toren voor C.N.S. en G.S.V. zooals die voorkomt in het Jaarverslag van den Schoolraad. Onder scheiden heeren zitten in beide examencommis sies. Toch is er verschil. We willen niet op al die verschilpunten ingaan maar een tweetal noe men. Het eerste is dat C.N.S. niet den eisch stelt, dat de bij hem aangesloten scholen op Geref. grondslag staan. Ze kunnen wel Gerefor meerde (in confessioneele zin) scholen zijn en de meeste, althans zeer vele, zijn dat ook wel, maar ze behoeven dat niet te zijn. Zoo lag het dan wel voor de hand dat we verwezen naar Geref. Schoolverband als naar een vereeniging, die den Scholen krachtige hulp hoop tegen alle vervloeiing. En een tweede reden ligt hierin, dat van C.N.S., voorzoover ons bekend, weinig actie uitgaat om onze scholen voor te lichten. Heel anders is dat bij Geref. Schoolverband. Het heeft een eigen weekblad, waardoor het de scholen dient met voorlichting. Het heeft mee een groot aandeel in de instandhouding van den leerstoel voor paedagogie, waar Prof. Wa tering doceert. En elk jaar stelt het op zijn jaar vergadering een belangrijk onderwerp aan de orde, waarover het een referaat vraagt van iemand, die der zake kundig is. DE OOM UIT AMERIKA. VI. De kleine Arnold groeide dus niet in weelde op. Maar toch was het kereltje gelukkig, want steeds omringden z'n ouders hem met hun lief de. Nimmer behoefde hij met honger naar bed te gaan, al gebeurde het wel eens, dat er geen boter voor het brood was en dat bij het eten der aardappels azijn de jus verving. Ook zag Arnold er altijd netjes uit. Veel kleeren had hij niet noodig, want z'n moeder was handig met de naald en wist het oude dik wijls weer zóó te verstellen, dat het er uitzag, alsof het nieuw was. En gedurende al die moeilijke dagen gedroeg Leo Kardoes zich als een voorbeeldig huisvader. En als hij al eens een keer zuchtte, omdat de strijd om het bestaan zoo hard was, dan was één vriendelijke blik der moeder voldoende om hem weer in zijn humeur te brengen. En zoo ging er geen avond voorbij of vader en moeder hadden nog ruime sof om God voor Zijne wel daden te danken. Arnold is vijf jaar. De schulden zijn afbetaald. En toch staat het gezicht van vader Kardoes vaak erg strak, vooral als z'n vrouw hem niet ziet. Wederom moet Tine het bed houden. Elk oogenblik kan het gebeuren, dat Arnold een broertje of een zusje krijgt. Ons dunkt wanneer men zich de vraag stelt van welke vereeniging men meer steun en hulp ontvangt bij de voorlichting over paedagogische vragen, kan het antwoord niet twijfelachtig zijn. Daarom gaven we den raad, dien we met alle nadruk willen herhalen, dat onze scholen zich bij Geref. Schoolverband zouden aansluiten. Geref. Schoolverband verdient den steun der scholen omdat het aan de scholen ook veel geeft. De scholen zullen wel doen Geref. Schoolver band te steunen omdat zij zelf alzoo ook veel ontvangen. HEIJ. WAT WIL DE VRIJE UNIVERSITEIT? De Vrije Universiteit wil de wetenschap be oefenen bij het licht van Gods Woordten einde bij dat licht na te speuren de wondere wijsheid en machtige grootheid des Heeren, die zich in al Zijne werken openbaart in het wezen en het leven der menschen, zoowel als in de natuur in haar veelvoudigen rijkdom en door dezen arbeid wil zij groot maken den naam Gods, het is haar te doen om Zijn eer Dit is een hoog, verheven ideaal. Daarin ligt een heilige, ontzagwekkende roeping. Als wij zien op de geweldigheid van die taak, en op de kleine kracht die er voor de vervulling van die taak aanwezig is, zou het ons bang om het hart kunnen worden. Maar als wij hierop zien, dat die taak niet werd opgevat uit berekening, maar in het ge loof dat ze gezien werd en wordt als een hei lig moeten dat het niet te doen is om streeling van het vleesch, maar om Gods eer, dan vatten wij moed. Een geloofsstuk was de stichting der Vrije Universiteit, een geloofstaak is haar le vensarbeid met geloofsvertrouwen zien we daarom haar toekomst tegen. Dit is niets nieuws. Maar juist daarom is het wellicht allerminst overbodig het opnieuw in herinnering te bren gen. Het zou wel eens vergeten kunnen worden. En daarom doen wij goed het elkander telkens weer voor te houden, er altijd weer opnieuw op te wijzen dat mag nooit achter velerlei bij komstigheden schuil gaan, dat mag nooit uit het oog worden verlorende Vrije Universiteit vond haar oorsprong in en ontleent haar be staansrecht aan de hooge Christelijke roeping om Gods naam te heiligen op het erf der weten schap. Voor die Vrije Universiteit wordt daarom ge beden door ieder die de eerste bede van het Onze Vader op zijn lippen neemt. Die kan niet nalaten de Vrije Universiteit lief te hebben, met haar mee te leven, haar te steunen. Want wat de Vrije Universiteit wil, dat wil hij ook de eere Gods G. CH. AALDERS. DE GEDEELDHEID DER KERK. Wie de kerk des Heeren liefheeft, kan niet anders dan zich bedroeven over hare gedeeld- heid. Christus heeft voor de zijnen gebeden Op dat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in mij en Ik in U, dat ook zij in ons één zijn op dat de wereld geloove dat Gij mij gezonden hebt. Doch naar het uiterlijke zien we de een heid zijner Kerk op alle manier verbroken. Wij belijden in gemeenschap met alle christe nen Ik geloof ééne, heilige, algemeene, chris telijke kerk. Maar de werkelijkheid schijnt met deze belijdenis-waarheid wel zeer den spot te drijven. Wat moeten wij van dezen toestand denken Heeft God in dezer tijden nood hierin ook iets aan ons te zeggen En is er voor ons misschien ook oorzaak om, méér dan wij deden, te bidden en te werken om deze gebroken eenheid waar het kan en mag te herstellen Bij deze vragen dient wel in 't oog gehouden dat de ware eenheid der kerk vóór alles te verstaan is in geestelijken zin. De Kerk is één lichaam onder één Hoofd, n.l. Christus één Heere, één geloof, één doop. De eenheid is een wezenlijke eigenschap der Kerk, maar zij ligt in het geestelijke. Het is een groote dwaling van Rome, dat het dit niet erkennen wil. Rome heeft een absoluut en exclusief kerkbegrip. Het heeft tegenover de ketterij de eenheid en de algemeenheid der Kerk niet geestelijk opgevat, maar veruitwendigd en in een zichtbaar instituut belichaamd. Het er kent wel secten, maar geen Kerken naast zich. De eenheid der kerk duidt dan wel aan, dat de gemeente één Heer, één geloof, éen doop Geregeld is de baker weer over den vl.er en af en toe komt de dokter de vrouw des hui zes bezoeken. En als deze hem vraagt, of hij denkt, dat alles goed zal afloopen, kijkt hij heel vriendelijk en herinnert er Tine steeds aan, dat ons leven steeds in Gods hand is. „Maar," voegt hij er aan toe, „je weet, dat je niet sterk bent. Bid God dus veel om bijstand." En Tine bad veel tot God. Ze had zoo gaarne gewild, dat de geboorte van nummer twee voor spoedig zou gaan, maar gelukkig kon ze haar gebed steeds besluiten met een „Uw wil ge schiede." En die wil van God bleek anders te zijn, dan de wensch der bidders. Een levenloos kind werd geboren en een dusdanige krankheid greep de moeder aan, dat herstel uitgesloten was. Ze wist, dat ze moest sterven. Ze zag daar ook niet te genop, want ze wist in Wien zij geloofde, maar toch had ze zoo graag willen blijven leven voor haar man en haar Arnold. Vlak voor haar heen gaan getuigde zij van haar onwankelbaar geloof in Christus, bindt ze haar kleinen jongen op het hart om altijd lief te zijn ook als moeder er niet meer is. Ze dankt haar man voor alles, wat hij voor haar was en smeekt man en kind om toch steeds, ook als zij er niet meer is, met al hun nooden de toevlucht te nemen tot Hem, die al tijd kracht wil geven, ook al is het kruis zwaar. Eenige oogenblikken daarna ontsliep zij. Leo was troosteloos de eerste weken na het sterven van zijn vrouw. Het eenige, wat zijn nameloos verdriet eenigszins verzachtte, was het gebabbel van z'n kleinen jongen. Had hij dit kereltje niet gehad, dan had hij misschien reeds heeft, maar toch komt zij volgens Rome vooral daarin uit, dat de door Christus gestichte kerk één zichtbaar hoofd in den paus heeft en nooit een andere kerk naast zich of na zich hebben kan. Maar het Protestantisme denkt bij de eenheid der kerk allereerst aan de eenheid van het Hoofd der gemeente, aan de gemeenschap aller geloo- vigen door één en denzelfden Geest met Chris tus en met elkander, en dan voorts aan de een heid des geloofs, der liefde, der hope, des doops. Deze eenheid zegt Dr. Bavinck is wel in de eerste plaats geestelijk van aard, maar zij bestaat toch objectief en reëel en blijft ook niet geheel onzichtbaar. Zij openbaart zich, zij het ook op zeer onvolkomene wijze, naar bui ten en treedt in datgene, wat alle christelijke kerken met elkander gemeen hebben, althans eenigermate in het licht. Er is geen Christendom boven of beneden, maar er is wel een Christen dom in de geloofsverdeeldheid aanwezig. Om dat ons oog meest op de verschillen en scheurin gen in de Christenheid gericht is, loopen wij steeds gevaar, om deze toch waarlijk bestaande eenheid te missen. Wat alle ware christenen verbindt is altijd nog meer dan wat hen scheidt. Met dat al staan wij voor een verregaande gedeeldheid der kerk, en Rome laat niet na op smalende en zichzelf verheerlijkende wijze ons dit voor de voeten te werpen. Kort geleden las ik van die zijde nog het volgende. „Het prote stantisme heeft (zelfs) nooit eenheid gekend. Van af zijn ontstaan was het verdeeld in drie groote secten, n.l. de volgelingen van Luther, Calvijn en Zwingli. Wijl de heilige Geest, vol gens Luther, aan ieder voorlicht om de H. Schrift te kunnen verstaan, kan een ieder ook die wat bespraakt is, volgens zijn inzichten een nieuwe kerk stichten en volgelingen. En zoo gebeurt het ook practisch, zoodat het protestantisme thans over de 200 secten telt. Calvijn schreef reeds bij het ontstaan der hervorming aan Me- lanchton Ik hoop, dat men later niet te weten zal komen, welk een verdeeldheid er bij ons "s, want het is maar al te belachelijk, dat, sinds wij met Rome hebben gebroken, wij zelf niet één zijn." Nu kunnen wij deze woorden voor rekening laten van den schrijver, fr. Steph. Lodiers, O. Cist, in de N. Zeeuwsche Courant van Zater dag 2 Nov. 1929. Maar de gedeeldheid der kerk bij de Protestanten is hiermede natuurlijk niet geloochend. De wijziging, welke de Reformatie in het Roomsche kerkbegrip aangebracht heeft, heeft ook practische gevolgen gehad. De uniformiteit heeft voorgoed plaats gemaakt voor de pluri formiteit. Verschillende belijdenissen zijn na en naast elkander opgetreden en hebben aan religie en kerk een gansch andere gedaante gegeven. Nu ligt er in wat men pluriformiteit noemt een uitnemende gedachte. Ze is niet alleen een historisch feit, n.l. dat uit de ééne kerk dei- Apostelen zich vele kerken ontwikkeld hebben, maar zij houdt in, dat de waarheid Gods te rijk is om in één kerkvorm te worden beleden, zoo dat elke kerk een eigen type vertoont en haar belijdenis in eigen vorm uitspreekt. Voor zoo ver zij op de verscheidenheid de aandacht ves tigt, is ze voor ons een oorzaak van dankbare aanbidding, omdat in haar tot openbaring komt de veelkleurige wijsheid Gods. Uit vele geslach ten en talen en volken en natiën vergadert Chris tus zijne Kerk op aarde. Maar wanneer men nu anderzijds alle gedeeld heid en verdeeldheid der kerk met het schild der pluriformiteit geheel tracht te dekken, gaan wij daarmede in 't minst niet accoord. In dezen wordt maar al te veel de ontbindende macht der zonde gezien. De stuwende kracht der zon de heeft ook tot gedeeldheid en scheuringen ge leid, welke met den mooien naam van plurifor miteit niet gedekt mogen worden. Een plurifor miteit, zegt Ds. Joh. Jansen, die wegens verschil van volk en taal ontstaat, is gegrond op na tuurlijke door God zelf gegeven verschillen, maar een pluriformiteit zooals die thans in Ne derland tusschen verschillende kerken van Ge reformeerde belijdenis bestaat, is gevolg van menschelijke zonden. In die fout vervalt men, wanneer men intra-confessioneele verschillen tot fundamenteele beginselen, en bijzaken tot hoofd zaken maakt. Dat zijn woorden, waarover wel eens ernstig mag worden nagedacht. Wat 'n verdeeldheid wordt gezien, waar de eenheid behoorde te bloeien En als we dan eens bij het licht der historie nagaan waarom die kerkelijke verdeeldheid en gescheidenheid er is De duisternis van ons verstand en de liefde loosheid van ons hart zullen dan elk voor zich dadelijk z'n troost gezocht in de herberg. Nu echter hield de liefde voor z'n kind hem nog in het rechte spoor. Het eerste, wat thans noodig bleek, was een huishoudster. Leo plaatste een advertentie en verschillende vrouwen meldden zich aan. De keuze, die gedaan werd, bleek alras ver keerd te zijn geweestde vrouw gaf tweemaal zooveel uit als de verdienste bedroeg. Ze werd vervangen door een ander. Maar deze bleek niet netjes te zijn en verwaarloosde den boel. Zoo volgde de één de ander op, tot ten slotte een vrouw gevonden werd, die geschikt scheen te zijn. Ze was forsch gebouwd en scheen ijzersterk. 's Morgens vóór dag en dauw stond ze op en boende en schuurde, zoodat alles er spoedig weer uitzag, als in den tijd, dat Tine leefde. En als Leo 's morgens opstond, waren z'n bo terhammen al gereed en was de thee reeds ge trokken. En de kleeren van Arnold werden her steld en de oude scheen zij te kunnen omtove ren in nieuwe. En bij dat alles, was ze zeer zuinig, zooda: voor het eerst weer iets weggelegd kon worden om gemaakte schulden af te betalen. Leo begon weer moed te krijgen, dat althans het allerergste geleden was. Wel ging er bijna geen uur voorbij, of hij dacht nog met weemoed aan Tine, maar aan den anderen kant troostte de gedachte hem, dat z'n jongen nu weer goed verzorgd was en dat er weer regel was in z'n huishouding. Tegen Arnold was de vrouw bijzonder lief. wel een zwaren last te dragen krijgen Zeker, ieder tracht zijn eigen straatje schoon te vegen, maar daardoor ontkomt men er niet aan dat de wereld met ons spot en bewerkt men niet dat de consciëntie vrij is voor God. En is er dan geen trekken meer van de liefde banden, waarmede de Koning der kerk ons eerst aan Hemzelven, maar daarna ook aan elkander heeft gesnoerd Wat één is in den levenswortel moet zijn eenheid ook naar buiten openbaren in levens vrucht tot welstand van des Heeren kerk. Niet in de allereerste plaats dus nog om het goede en liefelijke, dat ook in het kerkelijke samen wonen gelegen is, maar de kerkelijke eenheid moet bovenal gezocht worden om den Koning der kerk, om zijn Naam en zijn eere Rusteloos dient gehamerd op het aambeeld, dat kerken, die een en dezelfde belijdenis heb ben, ook moeten samenleven in één kerkver band. Voor die eenheid moeten wij bidden, maar hebben wij ook te arbeiden, en ons niet al te spoedig laten ontmoedigen. Welke heerlijke winst mocht geboekt wor den in de jaren 1869 en 1892? Heeft God toen geen beschamend antwoord gegeven op het ge bed van zijn volk en hun arbeid met niet uit te spreken zegen gekroond Laten wij voortvaren met bidden en werken om de eenheid van allen, die in hun diepste we zen die eenheid met elkander in hun hart ge voelen, naar het Woord van God. Wij arbeiden er aan, wanneer wij op grond van Schrift en historie aantoonen, dat het ge- ging gebracht worden door Gods Woord en Geest. Wie hier den eisch van het Woord des Hee ren duidelijk en krachtig op den voorgrond plaatst, die arbeidt aan de eenheid. Wat zou het een weldaad zijn als de Gere formeerde gezindheid in ons vaderland eens sa menleefde in één kerkverband, onder de banier van één en dezelfde belijdenis Laat ons er voor arbeiden Laat ons er om bidden Voor dat ideaal moeten wij in bewe ging worden door Gods Woord en Geest. De eenheidsbeweging die begeert aan alle kerkelijke gedeeldheid een einde te maken, zal in deze bedeeling wel nooit haar ideaal bereiken. Wij belijden, dat aan de gedeeldheid van de onderscheidene kerkelijke instituten de eenheid der kerk ten grondslag ligt, maar die eenheid is voorwerp van ons geloof, niet van ons aan schouwen. Eens zal het zijn ééne kudde, onder éénen Herder. Goes. v. d. VEEN. kj TWEETAL TE Schildwolle J. v. Dijk te Duurwoude. H. H. van Kapel te Kooten. Harlingen (alph.) W. Faber te Hoogeveen. A. Wijngaarden te Bedum. Assen (vac. H. W. Laman) B. Bouma te Dirkshorn. J. v. d. Meulen te Soest. BEROEPEN TE Drachten H. Th. v. Munster te Lollum. Reeuwijk P. Warmenhoven, cand. te Leiden. Leens S. Wouters te Dronrijp. AANGENOMEN NAAR ReeuwijkP. Warmenhoven te Leiden. Kralingen F. A. den Boeft te Amersfoort. BEDANKT VOOR Serooskerke H. Veldkamp te Kralingscheveer. Grijpskerke. Wegens vertrek naar Hau- lerwijk nam Ds. J. Dijkstra afscheid van de Geref. Kerk van Grijpskerke, sprekende over 2 Cor. 11 12. Hij werd toegesproken door ouderling A. Louwerse en Ds. M. Vreugdenhil. Harkema-Opeinde. Cand. L. Tiesinga deed hier intrede met eene predicatie over Ef. 4 11-15 na 's morgens bevestigd te zijn door Ds. S. Wouters van Dronrijp, die sprak over Jesaja 52 7. Oldebroek. Na eene prediking over Num. 2321b bevestigde Prof. L. Lindeboom zijn neef Ds. J. Bosch, die 's middags intrede deed met Jesaja 40:911. Nu al? De laatste weken werd het z.g. beroepingsnieuws uit de Geref. Kerken opvallend De lekkerste beetjes waren voor hem. „De jongen moet toch al zoo veel missen", zei ze dan tegen den vader, „dat we hem wer kelijk wel wat extra liefde mogen geven." En dikwijls kwamen haar daarbij de tranen in de oogen. Dit optreden tegen zijn kind, nam de vader zeer voor de vrouw in. „Wat is ze toch flink en tegelijk lief", zei hij dikwijls tegen Arnold. „Precies je moeder." Arnold hield echter niet van de vrouw. Waar om, wist hij zelf niet. Wel vond hij de vrouw al te lief. Ze pakte hem veel te veel naar z'n zin en dat aanhalen geschiedde vooral in tegen woordigheid van den vader. Ze pakte hem ook heel anders, dan moeder dat vroeger deed hij vond haar veel hard handiger. Eenige jaren later. Arnold is nu twaalf jaar oud. Maar is dat hetzelfde ventje van vroeger V Waar zijn die blozende wangen gebleven Hoe komt de jongen toch aan dat in-bleeke gezicht met die blauwe kringen onder de holle oogen En is dit hetzelfde huisje. Waar is dan toch de zindelijkheid van vroeger gebleven. Thans zien de meubelen er vuil en verwaarloosd uit. De keurige mat, die vroeger den zindelijken vloer be dekte, is thans op verschillende plaatsen ge scheurd. Wat er dan in die drie jaar gebeurd is (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 2