Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 50. Vrijdag 13 December 1929. 43e Jaargang. Redacteur: Ds. A. C. HEM te Koadekerke. Persvereeniging Zesawsche Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aan de Drukker» LITTOOIJ Sc OLTHOFF UIT flET WOORD. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE. Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. ftb o n n e m's n t s_p> IJ s i per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,— Afzonderlijke nummers 8 oent. Ad eer entleprljsi 15 oent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie UITGAVE VAN DE Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrgdag- Adres van de Administratie Spar^jaardstraat, Middelburg. Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEPOOM 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 80 NUMERI 24:17. „Ik zal Hem zien, maar nu niet ik zal Hem aanschouwen, maar niet nabij. Daar zal een ster voortgaan uit Jacob en daar zal een scepter opkomen uit Israëldie zal de palen der Moabieten verslaan, en zal alle de kinderen Seths verstoren." Numeri 24 17. We hebben hier een spreuk. In Gods Woord vinden we niet alleen de wonderbaar schoone en wijze spreuken van Koning Salomo, er staan nog vele andere spreu ken in, onder andere ook die van den heiden- schen voorzegger Bileam. Gods Geest noemt de woorden, die van hem vermeld staan, uitdruk kelijk spreuken. Tot zeven maal toe lezen we, dat Bileam zijn spreuk ophief. Zoo mogen we dus terecht gewagen van de zeven spreuken van Bileam. En al zijn die nu gesproken door een heiden, ja door een vijand Gods, ze zijn toch geïnspireerd door 's Heeren Geest, en zoo tref fend heerlijk, zoo krachtig, zoo lieflijk, zoo vol van troost, ze mochten wel door onze kinderen worden van buiten geleerd, ze zijn waardig om onthouden te worden, en één ervan kent dan ook ieder onzer van kindsaf„Daar zal een ster voortgaan uit Jacob daar zal een scepter opkomen uit Israël". Door velerlei mond heeft onze God den Naam doen uitroepen van den Zaligmaker Jezus, Zijn komst, Zijn rijk, Zijn wezen en Zijn werk. No- ach beleed Hem, toen hij zei„Gezegend zij De HEERE, de God van Sem" Mozes noem de Hem den profeet, naar wien men hooren zou. En later verkondigt o.a. Jesaja Hem als een wortel uit een dorre aarde en als een rijsje uit den afgehouwen tronk van Isai. enz. Doch be halve heilige patriarchen en profeten, heeft het Gode beliefd zelfs de tong der vijanden te ge bruiken, om tegen hun eigen bedoeling in, de verborgenheid des evangelies bekend te maken en te vermelden de heerlijkheid van Jacobs God, van Jacobs Koning en van Zijn volk. En zoo bediende Hij Zich nu eveneens van Bileam. Bileam was een vijand van God en van Zijn Israël. Hij had zich verhuurd om, zoo het moge lijk ware, Israël te vloeken. Hij had liever aan Balaks wensch voldaan en inplaats van den ze gen, den vloek over Israël uitgesproken. Hij heeft het God gevraagd, gebeden als het ware, dat te mogen doen. Doch 't is verhinderd. Hij was een vijand. En Hij is 't ook gebleven en toch heeft hij van den Christus zoo schoon ge profeteerd, en vermeldde komst van Gods Ko ninkrijk in de profetie van de ster uit Jacob en van den scepter uit Israël. Dien vijand met zijn rijke gaven, wilde Gods Geest gebruiken, om Israel te zegenen. Verlicht en gedreven door den Heiligen Geest riep die vijandige Bileam uit„de man, wien de oogen geopend zijn spreekt de hoorder der redenen Gods spreekt en die de wetenschap des Allerhoogsten weet, die des Almachtigen gezicht ziet, die verrukt wordt en wien de oogen geopend worden Ik zal Hem zien, maar nu nietik zal Hem aan schouwen, maar niet nabij. Daar zal een ster voortgaan uit Jacob." Onwillekeurig denken we hier aan 1 Corinthe 13. „Al ware 't, dat ik de talen der engelen en der menschen sprak en de liefde niet had, zoo ware ik klinkend metaal of luidende schel. En al ware 't, dat ik de gave der profetie had en wist al de verborgenheid en al de wetenschap en de liefde niet had, zoo ware ik niets." 't Kan zijn, dat iemand spreekt van de dingen Gods zóó, dat men er zich over verwondert 't kan zijn, dat men een diepen blik geslagen heeft in den geopenbaarden Raad Gods, 't kan zijn, dat men hoorder der redenen Gods is geweest, meer dan ooit Bileam is geweest en vele jaren lang onder dat Woord Gods heeft verkeerd, tewijl men toch een vijand Gods, is en blijft, en een liefhebber der wellusten meer dan een liefheb ber Gods en dat men als Bileam den loon der ongerechtigheid liefheeft. Met het waarschuwend voorbeeld van Bileam voor oogen, zij ons ge bed „Laat de oprechtheid en de vroomheid mij behoeden". „Zie of bij mij een schadelijke weg gevonden wordt en leidt mij op den eeuwi gen weg." Voorts zij hier opgemerktal is een mensch nog zoo'n groote vijand van God als Bileam en als Balak, hij kan den zegen over Israel niet tegenhouden. En in de consciëntie is de bitterste vijand nog wel eens overtuigd van de geluk zaligheid der kinderen Gods. Bileam profiteerde van een ster, die nog niet verschenen was, maar die zijn heerlijke glansen reeds vooruitzond in den donkeren nacht dezer wereld en van een scepter, dié opkwam uit Israel. Bileam profeteerde, zooals alle profeten profeteeren, van tijden, dichter bij en van tij den, verder af en van tijden, heel ver af en tot de volle volheid, tot het eind der dagen toe. Van dingen, die langzamerhand komen zouden, al meer en meer, tot de gansche waarheid kwam in 't Koninkrijk van onzen Heere Jezus Chris tus. Want dat laatste, dat is toch eigenlijk en altijd de geest der profetie, n.l. het getuigenis van Christus. Zoo is 't hier ook met de profe tie van de ster uit Jacob. Bileam spreekt duide lijke taal. De ster, die hij zag komen, was de reeds van verre stralende glans der heerlijk heid van den koning der genade, van Jezus on zen Heere. 't Was de ster, die de wijzen uit het Oosten met klare duidelijkheid zouden voor zich zien en die zou blijven staan boven de plaats waar het kindeken was. Bileam sprak van Jezus, den koning, als van een ster in den nacht. Hij zei hetzelfde als Jesaja later zeiZie, duis ternis zal de aarde bedekken en donkerheid de volkeren, doch over u zal De HEERE opgaan en Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden en de heidenen zullen komen tot Uw licht en koningen tot den glans, die u is opgegaan. Een stralende ster spreekt van twee dingen. Van nacht en van licht te midden der duisternis. Over heel de wereld ligt donkere nacht. Over Jacob of Israel evengoed als over de andere volken. Want ze hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. En de zonde is het, die den nacht maakte. Die bracht den nacht van den toorn Gods over ons, den nacht van duisternis des verstands, den nacht van lijden ook, den nacht van den dood. Nu is die nacht voor al wie in 't heden der genade leeft, nog niet geworden tot dien eeuwigen nacht, in de Heilige Schrift genoemd de buitenste duister nis, waar weening zal zijn en knersing der tan den. In dien eeuwigen nacht had God alles en allen dadelijk na den zondeval kunnen doen on dergaan maar Zijn welbehagen is geweest, dat het licht van Zijn ontfermingen zou opgaan over deze schrikkelijke en duistere wereld. En ziet, dat nu is geschied in de belofte en in de komst van Jezus Christus. Die is de Opgang uit de hoogte, die de inner lijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods ons doet kennen. De heerlijkheid van die ster is, dat ze met zulk een kracht schijnt in de duister nis, dat ze voor haar licht een weg baant in bet donkere hart, dat ze haar licht doet opgaan in 't hart van den zondaar. Anders zou haar licht niet baten. Want de Satan heeft de zinnen ver blind, dat hen niet bestralen zou de verlichting der heerlijkheid des evangelies van Jezus Chris tus. Waar die ster, die blinkende morgenster recht gezien wordt, daar erkent men de schrik kelijke duisternis, waarin men is, als men Je zus niet kent, daar wordt de zondemacht gekend als de macht der duisternis, maar daar wordt de nacht ook weggenomen door dit licht, dat schijnt in de duisternis. Zalig, wie Jezus kent, als de blinkende morgenster, die de schaduwen komt beschijnen, de zwarte schaduw van den dood. Zalig, wie Jezus kent als 't licht in nacht van zonde, en van smart en van dood. K. v. d. E. HET ZILVEREN AMBTSJUBILEUM VAN Ds. J. RUNIA TE ARNEMUIDEN valt op 18 December. Wij vertrouwen, dat velen met hem en de zijnen deelen willen in de blijd schap en de dankbaarheid, welke bij het terug zien op den afgelegden weg, hun hart vervullen. Ook ons blad wil een blijk van waardeering ge ven voor den trouwen arbeid door dezen dienaar des Woords nu reeds 25 jaren verricht. Om hem en zijn arbeid juist te beoordeelen, is het niet overbodig ons te herinneren, dat hij vóór zijn studie aan de Vrije Universiteit geleefd heeft in een omgeving, waarin de strijd voor de vrijmaking der Gereformeerde Kerken voort durend met klimmenden ernst gestreden werd. Die strijd ging hoofdzakelijk tegen de Synodale organisatie, welke in 1816 aan de Gereformeerde Kerk was opgedrongen voor het recht der plaat selijke Kerken. Het waren meestal hervormden, maar die de oude belijdenis van harte liefhad den en die aan het ambt der geloovigen de be zieling ontleenden om pal te staan tegenover hen, die voor de bestaande bestuurs-inrichting opkwamen en die voor de meest radicale midde len niet terugdeinsden. Het lag voor de hand, dat de jonge Runia met zijn vurigen geest en zijn liefde tot de oude con fessie, niet een bloot toeschouwer kon blijven. Het duurde dan ook niet lang of hij sloot zich met zijn geheele hart aan bij de beweging, welke reformatie bedoelde. Gedurende dezen strijd kwam helder aan het licht, welke eigenaardige gaven God hem geschonken had. Aan een scherp verstand paarde zich een helder oordeel en daarbij beschikt hij over een welbespraaktheid, waardoor hij zijn gedachten in zulk een duide- lijken vorm kon geven, dat hij op anderen in derdaad een grooten invloed kon oefenen. Zooals bekend is, ontbrak het aan predikan ten, die een vollen raad Gods verkondigden, waarvan het gevolg was, dat men aandrong bij hen, die goed onderlegd waren in de kennis der waarheid en van wie men vertrouwde, dat zij ook de kracht bij bevinding kenden om in een vergadering van geloovigen een stichtelijk woord te spreken. Ook aan dezen arbeid heeft hij zich niet onttrokken. Hij kwam op deze wijze ook in aanraking met mannen als Dr. Wagenaar, die mede vooraan stond in den strijd dier dagen. Ds. Runia had al een heele school doorloopen, alvorens hij naar Amsterdam trok. Zijn lust tot studie en zijn zeldzamen wilskracht deden hem alle moeilijkheden overwinnen. Op een beroep behoefde hij niet lang te wach ten en in het jaar 1904 werd hij in zijn eerste gemeente bevestigd. Door zijn practischen arbeid had hij een voorbereiding ontvangen, welke aan menigen jongen predikant ontbreekt. Het heeft op zijn eerste arbeidsveld aan zegen niet ont broken. Nadat hij te Coevorden gekomen was, hoorde ik al spoedig van hem en zijn arbeid. In Middelburg hoorde ik hem op een Oude jaarsavond in de Hofpleinkerk preeken over een tekst uit Romeinen 8. Wij, ook Ds. Littooij en Dr. Wagenaar, wilden graag, dat hij vrijmoedig heid vinden mocht om naar Westkapelle te ko men, want wij oordeelden, dat hij daar de rech te man op de rechte plaats zou zijn, doch hoe wel later bleek, dat het Gods wil niet geweest was, toch kwam hij later naar Walcheren wijl hij het beroep naar Arnemuiden aangenomen had en werd er de opvolger van Ds. Boeienga. Arnemuiden is een oude Zeeuwsche stad, die tijden van grooten bloei heeft gekend, maar voor wie er ook dagen van verval zijn gekomen. Haar kerkgeschiedenis is zeer interessant en God heeft er altijd Zijn Kerk gehad, van welke som tijds een gezegenden invloed voor heel de om geving is uitgegaan. Tijdens het overheerschend rationalisme kwam ook in haar de inzinking, maar daar bleef altijd een overblijfsel naar de verkiezing der genade en in de 19e eeuw kwam er opleving. Op een Gereformeerde prediking bleef de bevolking gesteld, hetzij zij bleef behoo- ren aan de Herv. Kerk of meeging met de Do leantie. Onder hen, waren er verscheidenen, die een neiging tot mysticisme hadden en ook in onze gemeente was de arbeid van een predikant verre van gemakkelijk. Het was wel opmerkelijk, dat de eerste predikant een Fries was, maar die on danks de moeilijkheden, welke zijn deel waren er met rijken zegen heeft gearbeid. Zoo kon Ds. Runia voortbouwen op de grondslagen door zijn voorganger gelegd en het spoor verdiepen en verbreeden door Ds. Boeyenga getrokken. Ds. Runia droeg door zijn verleden een ge heel eigen stempel en het is heel goed te verstaan, dat hij zich niet altijd schikken kon in 't gareel van de kerkelijke vergaderingen. Hij was een ijveraar geweest tegen eiken hierarchistische zuurdeezem en voor de zelfstandigheid der plaat selijke kerk en zoo lag het voor de hand, dat de oude strijdlust dadelijk ontwaakte, als hij meende, dat een Classis naar eenige overheer- sching stond. Daaruit vloeide voort, dat anderen wel eens vroegen, of hij wel genoeg eerbiedigde de grens, welke het Gereformeerde kerkrecht van dat der independenten scheidde. Het was heelemaal niet vreemd, dat een man, als hij soms stuitte op den wil van een ander. Ik wil er echter dadelijk bijvoegen, dat men naar mijn gedachte hem niet altijd geheel billijk heeft be oordeeld. Ook hij heeft moeten gaan door goed en kwaad gerucht, maar intusschen bleef aldoor zijn kracht schuilen in zijn prediking. De grond toon dier prediking klonk aldoor zeer zuiver en daardoor behield hij het vertrouwen van al len, die de Gereformeerde waarheid liefhebben. Hoewel hij zeer gemakkelijk spreekt, toch zorgt hij er voor, dat zijn woord doorgaans vrucht van een ernstige overdenking is. Hij geeft een degelijke Schriftverklaring, waardoor hij beslag legt op de vergadering, want ieder gevoelt, dat hij met zijn beide beenen staat op den bodem der Heilige Schrift. Bovendien heeft hij een hooge stem, waardoor hij zich verstaanbaar kan maken voor allen, die hem hooren. Moge dit weinige volstaan om duidelijk te maken, welk een stof er ook voor de kerken, bij name op Walcheren, is voor dank voor hetgeen de Heere in Zijn goedheid in Ds. Runia heeft willen schenken. Bij het heengaan van Ds. Boeyenga kwam de vraag op zal ook in de toekomst bestendigd blijven, wat aanvankelijk tot stand gekomen is Het antwoord is daarop gegeven door de komst van onzen broeder, die de kerk van Arnemui den, onder den zegen des Heeren, verder heeft mogen brengen en veel tot hare uitbreiding heeft kunnen bijdragen. Het komt mij voor, dat de familie van Ds. Runia en de kerk te Arnemuiden veel stof heb ben om op den gedenkdag, verheugd van hart, God te danken en wij willen hem en de zijnen van harte gelukwenschen met dit feest en met al den arbeid, welke voor de uibreiding van het Koninkrijk der hemelen verricht is. BOUMA. NOG EENS GEREF. SCHOOLVERBAND. In de Kerkbode van 18 Oct. j.l. schreven we een artikel ter aanbeveling van aansluiting der scholen met den Bijbel bij het Geref. Schoolver band. We achtten die aanbeveling noodig om dat gebleken was dat maar acht scholen in Zee land daarbij aangesloten waren en die aanslui ting om toch verschillende redenen, waarvan toen rekenschap gegeven werd, zeer gewenschfc lijkt. Heel uit Amsterdam ontvingen we toen een vriendelijk schrijven, dat ons gereede aanleiding geeft, op dat onderwerp nog eens terug te komen. Wanneer ons artikel naar onze correspon dent meent den indruk maakte alsof die scho len, die niet bij Geref. Schoolverband aange sloten zijn, naar ons oordeel maar alleen een Christelijk „tintje" zouden hebben, willen we al aanstonds daarop antwoorden, dat wij niet be doelden dien indruk te wekken. Dan zou ons oordeel over de scholen in Zeeland waar slechts een achttal bij G.S.V. zijn aangesloten al heel ongunstig zijn, als scholen die maar een Christelijk „tintje" zouden hebben, en we zijn ons niet bewust, ooit iets gesproken of geschre ven te hebben, waaruit een dergelijk ongunstig oordeel over onze scholen zou blijken. Integen deel. We hebben het voorrecht met het leven en werken van de scholen, die bij den School raad zijn aangesloten, meer van nabij bekend te zijn, en telkens weer mochten we met blijd schap en dankbaarheid opmerken en constatee- ren, hoe bij die scholen de ernstige wil openbaar wordt om die scholen waarlijk te doen zijn scho len met den Bijbel. Dat neemt echter niet weg, dat wij ook hier altijd waakzaam moeten blijven. Het gevaar van vervloeiing blijft. En daartegen achten we nu aansluiting bij Ger. Schoolverband een uitne mend middel. Het andere, en verreweg het belangrijkste punt in dien brief genoemd, betreft het Christe lijk Nationaal Schoolonderwijs. Over deze vereeniging werd in ons artikel niet gerept. Echter niet om zooals onze

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 1