Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 49. Vrijdag 6 December 1929. 43e Jaargang. Redacteur: Ds. A. C. KEU te Koudekerke. Persvereenlging Zeeuwsche Kerkbode. UIT fiET WOOfrD. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. DADERS DES W00RDS. ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abonnemsntsprijsi Ad ver entleprljsi per kwartaal by vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. 15 oent per regelby jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie: Plrma LITTOOU OLTHOPF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zendon aan de Drukkers LITTOOU Sc OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEPOON 2 3 8. GIRONUMMER 4228 0 IK ZAL MIJ WREKEN. „Ik zal Mij wreken van Mijn vijanden. Sion zal door recht verlost worden." Jes. 1 24b en 27a. Voluit staat er dit, in Jesaja 1 24 Daarom, spreekt De Heere HEERE der heirscharen, de Machtige Israels „O wee Ik zal Mij troosten over Mijne wederpartijders, Ik zal Mij wreken van Mijne vijanden". Van wraak, van Goddelijke wraakneming le zen we daar. En we lezen er meer van in de Schrift. Ja, de Heilige Schrift is er vol van. Tot op de laatste bladzijde toe Openbaring 22 17 „Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal over hem toedoen de plagen, die in dit boek geschreven zijn en indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens en uit de heilige stad en uit hetgeen in dit boek ge schreven is". Gods Woord begint en sluit met de wrake Gods. Het begint er mee. Lees maar Genesis 2:17. „Ten dage, als ge daarvan eet, zult ge den dood sterven." Dat wil zeggenOngehoorzaamheid aan God, verachting van Zijn liefdegebod, van Zijn souverein gezag, van de Goddelijke rechts orde moet vergolden, moet gewroken worden met de straf, die erbij past, moet goed gemaakt worden met den dood, den vollen dood van Adam en van allen, die in Adam zijn. Zie daar de rechtvaardige vergelding, de wraak Gods in wat wij noemen 't werkverbond. Doch bij die wraak, de wraak van 't werk verbond bleef het niet. Dan was het uit ge weest met alle zaligheid van u en mij en allen, voor eeuwig, en 't was uit geweest met de open baring van Gods heerijkheid in den mensch als 't beeld Gods en in de Schepping. En nu had Hij zóó wel kunnen doen maar de raad Zijns welbehagens is Hem zij dank, een andere ge weest. Hij wilde Zich n.l. nog meer, nog verder wre ken. Hij wilde Zich wreken vooral aan Zijn hoofdvijand, aan den Satan. En ziet, daarin ligt nu 't evangelie, het heerlijk evangelie voor ons, in de wraakneming Gods over Satan en het slangenzaad. Zooals het in Genesis 3 15 luidt „Ik zal vijandschap zetten tusschen u (slang) en tusschen deze vrouw, tusschen uw zaad en haar zaad dat zelve zal u den kop vermorze len." Heel de schepping, zoo was Satans toeleg, heel de schepping en daartoe vooral en eerst de mensch, moest aan God ontrukt worden en verdorven worden, opdat Gods werk te niet gedaan en Gods heerlijkheid verduisterd worden zou in den ondergang van het Beeld Gods. Over dat plan nu van den vijand wilde De Heere wraak nemen, door 't volkomen te doen mis lukken, en door te beschikken den tweeden Adam, den Slangenvertreder, onzen Heere Je zus Christus, die den vijand den kop verplet, die Gods uitverkorenen den Satan ontrukt en als 't hoofd der zijnen de schepping tot volle heerlijkheid leidt. Daarin, in die doorgaande wraak Gods, daarin ligt het evangelie, de ont sluiting van het genadeverbond. 't Evangelie is de verkondiging van de wraak neming Gods over Zijn vijanden. Dat klinkt on gerijmd. 't Is evenwel niet ongerijmd. En 't is geen woordenspel, als 't evangelie zoo om schreven wordt, 't Is heerlijk juist en waar en vast. En dat evangelie der wraak Gods verkon-, digt nu Jesaja ook, als hij uitroept„Ik zal Mij wreken", zegt De Heere HEERE, „over Mijn vijanden". Dan kondigt hij een wraakneming aan, waarin wij ons wel van heeler harte mogen verblijden een geduchte, zeker, een vreeslijke wraak, en niettemin een heerlijke, zalige, een zoete wraak. Laat ons zien, hoe Jesaja dat evangelie ont vouwt. God vergadert op aarde Zijn volk. Zijn Kerk. En Hij heeft Zijn volk lief. Hij en Zijn volk zijn één. Er is een verbond, tusschen hen, een vast verbond, het genadeverbond. Wie Zijn kerk vijandig gezind is, is Hem vijandig gezind. Hij zegent, die Zijn kinderen zegent en Hij vloekt, die hen vloekt. Maar met de zonde van de Zijnen stemt Hij nooit in. Die haat Hij en vloekt Hij. Nu was de zonde van Juda en Jeruzalem in de dagen van Jesaja groot, zeer groot. „Een os kent zijn bezitter, en een ezel de kribbe zijns heeren, maar Mijn volk verstaat niet," klaagde De Heere. En kastijdingen hielpen niet. Het volk verhardde den nek. Door zelfbedrog mis leid, meende Jeruzalem wel, dat het nog zoo kwaad niet stond. Men bracht immers veel of fer, en betrad naarstig de voorhoven, en ver menigvuldigde de gebeden, en was alleszins gods dienstig, maar de profeet stelde Jeruzalem gelijk met Sodom en Gomorra. Daarom nu, zoo luidde het woord van den profeet, daarom zegt De Heere HEERE der heirscharen, de Machtige Israels, O wee, Ik zal Mij troosten, Ik zal Mij troosten, Ik zal Mij wreken van Mijn vijanden. Er waren toch vijanden Gods, die zich verblijd den in de zonden van Israel, evenzeer als ze er nu zijn. 't Is de lust van Satan en zijn dienaars en van alle haters Gods de vlekken te kunnen wijzen, die 't kleed van Gods kinderen bezoe delt. Ze springen op van vreugde, als ze over de zonde der Kerk breed uitmeten kunnen. Sa tan jubelt, hoe meer ongerechtigheid, ongehoor zaamheid, eigengerechtigheid, ongeloof en we reldzin hij gewaar wordt bij de geloovigen. Zoo konden de vijanden des Heeren ten tijde van Jesaja zich verlustigen in de zonde van Sion en God den Heere tergend en smadend, hoonend op al de boosheid wijzen en op Jeruzalem als op een stad, vol van doodslagers. En ziet, dat nu is, met eerbied gesproken, Den HEERE een matelooze kwelling en verdriet, 't is Hem een smartelijke zaak, een oneere voor Zijn Naam, dat Zijn vijanden en de wederpartijders van Zijn volk zoo kunnen doen. Maar Hij zal Zich troost verschaffen tegen die smart en dien smaad; Hij zal Zich troosten door wraak te nemen over de vijanden van Zijn geliefd volk. Deze wraak Hij zal Sion in den smeltoven der lastering en beproeving werpen en als dat louteringsproces zal zijn afgeloopen, dan zal Hij voldoening heb ben, dan zal Hij gewroken zijn en getroost zijn, want dan zal de wederpartijder, die Hem las terde in Zijn Sion, verstommen. Want dan zal Sion weer gezien worden, maar dan als een Sion zonder zonde, dan zal 't uitkomen in al zijn schoonheid en heerlijkheid als een schepping van Gods volmaakte en reine liefde. Hij zal Sion in den smeltoven werpen, waarin het edel metaal gezuiverd wordt en tin en lood uitge smolten worden uit het erts en uit dien oven der loutering zal Sion als 't echte, zuivere goud van Gods verkiezing te voorschijn komen, als goud, dat de vuurproef doorstaat, op 't aller reinste uitgezuiverd, en al 't schuim, de afval, het tin en het lood, alle onzuiver bijmengsel, de zonde, die niet bij Sion behoort, zal er uit ver wijderd zijn. Hij zal Zich wreken, De Heere HEERE der heirscharen over Satan en al de vijanden Gods, niet door Sion weg te doen, maar door de zonde uit Sion weg te doen. En als we vragen, hoe dat kan, dat het volk des welbehagens geworpen wordt in den smelt kroes der loutering, in 't' vuur van den toorn Gods tegen de zonde, en dat dat volk dan niet omkomt daarin, maar uitkomt, gelouterd en ge reinigd, dan is 't antwoord hier alleen te vinden in 't hoofd van dat volk. in den Christus Gods in den eenige, ten slotte, zoowel voor 't Bond volk van den ouden dag als van den nieuwen dag, den eenige, die zonder zonde gezien werd en die als goud uitkwam uit den oven van Gods toorn. In Hem is 't raadsel van de wrake Gods over de vijanden ontraadseld in Hem begre pen, zijn alle geloovigen mede in den vurigen oven van Gods gerichten over de zonde geweest. Zoo wordt Sion door recht verlost van alle zonde. Welk een troostvol evangelie, die wraak Gods over de vijanden. Er is geen grooter kwel ling voor de liefhebbers des Heeren dan de zon de. De zonde in de Kerk is de diepe smart voor 's Heeren kerk, zooals ze de vreugde is voor den wederpartijder. Maar De Heere zal alle vijanden beschamen. Hij zal deze wraak doenHij zal alle zonde uit Sion wegdoen, 't Zal niet blijven, zooals 't is. Hij maakt op hun gebeden gansch Israel eens vrij van onge rechtigheden. Rechtens is vooral, wie in Jezus gelooft, het reeds geschied. Rechtens is de wraakneming al geschied. In beginsel nu al zon der zonde. En eens zal 't zijn volmaakt bevrijd van alle zonde, n.l. in het nieuw Jeruzalem. K. v. d. ENDE. OVER MENSCHEN EN KERKELIJKE TOESTANDEN. In de maand October gedenkt menigeen de Afscheiding, onder leiding van den predikant H. de Cock in 't jaar 1834 te Ulrum ontstaan. Of =het daaraan of aan iets anders lag zou ik niet kunnen zeggen, maar in mij kwam de begeerte op om nog eens na te lezen de historische studie over ds. H. Budding, indertijd geschreven door den heer D. de Rijcke van Middelburg. Vóór dat ds. Budding naar Biggekerke kwam was er in de Zeeuwsche hoofdstad een kring van men- schen, die zich in den kerkelijken toestand dier dagen niet vinden kon. Predikanten, die de waarheid verklaarden en toepasten, zooals zij het wenschten waren er niet vele. Zij stonden vrijwel buiten den stroom, sloten zich dicht aan een en zochten in onderlinge vriendschap en gedachtenwisseling verkwikking en bemoediging. Zij waren leden van de kerk, maar treurden over de verbreking Jozefs, gelijk zij het uitdruk ten. Er kwamen wel eens gelijkgezinden uit an dere provinciën, die hun vertelden, hoe het er voorstond in 't midden van het land en zoo hoorden zij bizonderheden over Da Costa en andere voormannen uit het Reveil. Intusschen was er een vacature te Biggekerke en de ker- keraad aldaar was niet haastig met beroepen, want deze zocht een predikant, die de Gere formeerde waarheid van harte lief had en haar wenschte te verkondigen. Een dezer gasten ves tigde de aandacht op den proponent Budding, die naar zijn oordeel juist een man was, zooals kerkeraad en gemeente wenschten. Gevolg daar van was, dat hij weldra beroepen werd en na eenige dagen van beraad berichtte hij, dat hij den arbeid aldaar in 's Heeren Naam zou aan vaarden. Buddingh kwam en kreeg weldra een naam wegens zijn zuivere prediking en de wijze van optreden. Een conflict met de kerkelijke besturen bleef niet uit en het duurde niet lang of de jonge dominé werd uit zijn ambt ontzet, natuurlijk wegens verstoring van de orde en overtreding van de kerkelijke reglementen. On der hen, die in Middelburg zich solidair toonden met den dominé, behoorde ook de molenaar Minderhout, die door zijn stillen en Godzaligen wandel zeer geacht was. Hij was de grootvader van onzen pas, zoo onverwacht overleden Meijer, predikant te Ierseke, over wien ik nog iets wil zeggen. Van kindsbeen af heeft hij veel gehoord van de groote moeilijkheden, waarmede de eerst zoo kleine gemeente in zijn geboorteplaats heeft moeten worstelen. Vroeg ontwaakte in hem de begeerte om predikant te mogen worden en er kwamen destijds in 't ouderlijk huis menschen genoeg, die hem voorhielden, dat het een zeer heerlijk, maar ook hoogst moeilijk werk was. Dit alles maakte op den knaap een ernstigen indruk. Voeg daar nog bij, dat hij jaren aaneen eiken Zondag ds. A. Littooij hoorde prediken, bij wien hij ook zijn catechetisch onderwijs ont ving. Hij bezocht het stedelijk gymnasium van zijn woonplaats. Hoewel het onderwijs „neu traal" was, toch onthielden de leeraars zich voor zoover dit mogelijk was om andersdenkenden te kwetsen. Het heeft hem dan ook in zijn ge loofsleven direct geen schade gedaan. De waar heid drong steeds krachtiger tot zijn bewustzijn door en uit zijn trouw meeleven met Gods volk bleek zijn geloof, alsmede uit zijn onberispelijken wandel. Zijn vast en ernstig karakter droeg er toe bij, dat hij zich al heel weinig aan jeugdige onbezonnenheid en dwaasheden schuldig maakte en zoo verwachtte de gemeente dan ook, dat hij straks een wel toegerust dienaar van Christus zou zijn. Zijn theologische studie heeft hij volbracht aan de Theologische School te Kampen. Zijn licha melijke gesteldheid ried hem aan, om niet te veel van zich zelf te vergen. Een enkelen maal heeft de bekende dokter Bolle moeten zeggen, dat hij rust moest nemen om weer op kracht te komen, waaraan hij zich dan ook stipt heeft gehouden. Uiterlijk was het niet te zien, dat hij niet behoorde tot de sterken. Hij was van meer dan gewone lengte en verder goed ge bouwd. Reeds tijdens zijn studie ging hij met zeldzamen ijver na, al wat er op de erve van de Gereformeerde Kerken voorviel. Er zullen er niet velen zijn, die tijdens hunne opleiding zoo vele kerkelijke bladen en brochures gelezen hebben als hij. Ofschoon hij bescheiden was, toch kwam hij in de samenleving helder voor zijn meening uit, als die eenmaal gevestigd was. Men behoefde nooit te gissen, wie hij was en hoe hij dacht over de een of andere voorko mende kwestie. Hij was een zoon der scheiding en dat is hij gebleven tot het eind. De Theolo gische School had de liefde van zijn hart en al wat haar aanging, animeerde hem. Het was te voorzien, dat als hij eenmaal be roepbaar was, hij niet lang zou behoeven te wachten op een beroep, want waar hij optrad, maakte hij indruk op het Gereformeerde volk. Hij was heelemaal een dominé. Zijn statige ge stalte, zijn gelaat en zijn volle stem, het werkte alles mee om met eerbied tot hem op te zien. Zijn prediking was heel duidelijk, de eenvoudig- sten verstonden hem. Het lag voor de hand, dat als een Zeeuwsche gemeente hem beriep, hij zich daartoe aangetrokken zou gevoelen, want hij was op en top een Zeeuw. Hij had al de goede kwaliteiten van dit volk. Hij hield niet van 't abstracte en ook niet van 't disputable. Als ik het zoo eens zeggen mag, het massieve van de H. Schrift boeide hem en dit kwam ook helder uit in zijn prediking. Ik hoorde hem eens te Middelburg over een tekst uit den brief aan de Romeinen „Zoo is er dan geen onder scheid" en met zulk een waarheid kwam hij in zijn kracht. Ik zie nog hoe verscheidenen dicht bij den preekstoel stonden om nauwkeu rig te hooren en mede te nemen, wat hij zeide. Ik behoefde de menschen later niet te vragen, of die prediking hen was bevallen, het was op de gezichten te lezen. Als hij dan ook te Mid delburg optrad, was er steeds een aandachtige schare, die hem hooren wilde. Het deed mij denken aan Smytegeld, die ook met zoo zeld zaam talent de Middelburgers wist te boeien. Hij gaf een goede Schriftbeschouwing, doch het mystieke element ontbrak nooit. Dat maakte de prediking zoo genietbaar voor de Zeeuwen. Het waren schoone dagen voor hem en zijn familie, toen hij te Brouwershaven zijn intrede deed. Aldaar heeft hij met rijken zegen gewerkt. Het kwam ook nu nog met zijn begrafenis uit. Hij paste daar geheel en dit deel van Schou wen zal hem niet licht vergeten. Niet gemakke lijk was het voor hem om dit arbeidsveld te verlaten, totdat de roeping van Ierseke hem bewoog om naar Beveland te gaan. Wat wij vermoedden, is uitgekomen. Ook deze tweede gemeente heeft hij zijn volle kracht gegeven, maar ik had niet gedacht, dat hij daar zijn dagen zou eindigen. Ik herinner mij, dat hij meermalen in de ge legenheid was om te vertrekken en eens dacht ik, hij had het beroep van Breukelen, nu zal 't hem moeilijk vallen om te Yerseke te blijven, doch hij bleef. Ook daarin kwam weer uit, hoe hij geheel een Zeeuw was, die zich het gemak kelijkst aansloot bij zijn eigen volk. Zijn heengaan is voor zijne vrouw, zijn fa milie, inzonderheid voor zijn bejaarde moeder, de gemeente een zwaar verlies. Laat het een troost zijn, dat de Heere Zijn verbond gedenkt van geslacht tot geslacht. Ik kan mij denken, dat de kerkeraad verle gen is bij de vraag wat nu Waarlijk er hangt altijd veel van af, wie een ledige plaats inneemt, maar dat is daar meer dan elders het geval. Ik heb nog den oefenaar Molhoek gekend, ik heb ook nog geweten, dat Ds. Van Vlaanderen er arbeidde. Dan kwam Ds. Eerdmans, een Fries. Welk een verscheidenheid van gaven, doch God heeft de gemeente bewaard en zelfs uitbreiding gegeven. Hij heeft gezegdIk zal U niet begeven noch verlaten. BOUMA. EEN MERKWAARDIGE VERGADERING. In verband met de voorstellen tot reorgani satie der Ned. Herv. Kerk, die bij de Haagsche Synode aanhangig zijn gemaakt werd Maandag

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 1