Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 48. Vrijdag 29 November 1929. 43e Jaargang. ZEEUWSCHE KERKBODE. Redactear: Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke. Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abonnem «ntsprljsi per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,— UITGAVE VAN DE Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advortentiën tot Vrydag- Afzonderlijke nummers 8 oent. PerSVSreeniging ZeeUWSChe Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aan de Drukkere LITTOOIJ Sc OLTHOFF Ad ver entleprljsi 15 oent per regel; bjj jaarabonnement van Adres van de Administratie: Spar\jaardstraat, Middelburg. minstens 500 rege's belangrijke reduotie p|rma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg TELEPOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 22 80 UIT HET WOORD. DE OPEN POORT. Hebr. 1019—22. IV. i ZIJ DIE TOEGAAN. Zoo laat ons dan toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten en het lichaam gewasschen met rein water. Hebr. 10:22. Nu we dan weten, dat de poort open is, dat een vlakke weg ons tot God voert, en dat onze groote Priester leeft, die in onbegrijpelijke liefde tot verloren zondaren den toegang tot God voor ons ontsloten heeft, heeft de vriendelijke aanspo ring kracht genoeg „Zoo laat ons dan toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten en het lichaam gewasschen met rein water." Deze vier dingen spreken alle vanzelf. Natuurlijk zullen we toegaan met een waar achtig hart, d.i. met een oprecht hart. Natuurlijk zullen we, ziende den grooten Priester, den gebaanden weg en de geopende poort, niet meer twijfelen maar gelooven. Wanneer het hart oprecht is en het vertrou wen op Christus, levert het kwade geweten ook geen hindernis meer, want in ons innerlijk weten we ons verzoend met God. „En het lichaam gewasschen met rein water", het ziet op den doop door onderdompeling, het uitwendig teeken, door God gegeven, van de reiniging der zonde. Nu staat de Hemelpoort voor ons open. De Schriftuurlijke voorstelling van de poort des Hemels is dus niet deze, dat we daar allen aankloppen en dat de poort voor den een ge opend wordt en voor den ander toegesloten. Neen, die poort is voor alle zondaren altijd open, de sluitdeuren zijn er uit weg. Het verschil tusschen zondaar en zondaar is niet, dat de een een gesloten hemelpoort vindt en de ander een geopende, uit bloot willekeur, terwijl ze toch allen zoo gaarne binnen willen gaan. Neen het verschil ligt niet in de poort, en niet in den weg, en niet in den Priester, maar in de zondaren. Dit is het verschil, dat de een den toegang zoekt en de ander dien versmaadt. Zoo is geheel de voorstelling in den brief aan de Hebreen. „Hoe zullen we ontvlieden wan neer we op zoo groot eene zaligheid geen acht nemen." (2:3). Het verschil tusschen Jacob en Ezau is, dat Jacob den Heere zoekt en dat Ezau geen be hoefte heeft aan God. Ezau vindt het hier goed, en hij versmaadt den toegang tot het heiligdom. Later, wanneer hij ziet, dat het verkeerd komt, tracht hij de plaats des berouws te vinden, maar hij vindt die niet, omdat het de spijt en de vrees is over zijn verwaarloosde leven, die hem drijft, maar niet de liefde tot God, niet het berouw over zijn zonde. Hij vindt de plaats des berouws niet, al zoekt hij die ook met tranen. Jacob die den Heere zoekt en toegaat tot het heiligdom is door den Heere geliefd, de zelfge noegzame Ezau is door God gehaat. Dit zijn de geopenbaarde dingen, en ze zijn eeuwig waar. De verborgene dingen met betrekking tot de eeuwige uitverkiezing zullen hiermee niet in strijd zijn. Doch wij kunnen het niet verder begrijpen, en daarom laten we de verborgene dingen voor den Heere onzen God. Zoo laat ons dan toegaan In de vier vanzelfsprekende zaken, die hier genoemd worden, hebben we tegelijk de ken merken van den mensch, die toegang heeft. Laat ons toegaan met een waarachtig hart. Dit is in oprechtheid. Anders kunnen we natuurlijk niet toegaan, want dan zou zelfs de ernst ontbreken. Wie niet toegaat met een waarachtig hart, die doet het in 't geheel niet. Toegaan voor den vorm of voor den schijn is geen toegaan. Dat zou tot ons oordeel zijn, want de Heere ziet het hart aan. Met een waarachtig hart. Er wordt niet gevraagd een hart, dat volmaakt is, en zich rein weet van de zonde. Neen, maar een waarachtig hart is een hart, dat verlegen is om God. Het is het hart van een, die zichzelf zondaar weet, doodschuldig. Het is het hart dat om genade worstelt als om het leven, dat bij God zijn leven zoekt en om het leven vraagt. Ga zóó toe. En ga dan toe in volle verzekerdheid des ge loofs. Dan kunt ge nooit te veel verwachten. Gij die den H. Doop ontvangen hebt, neem dat teeken en zegel als waarachtig. „Het lichaam gereinigd zijnde met rein water." Zie de reinheid des lichaams door God u als teeken gesteld van de reinheid uwer ziel, als het zekere bewijs, dat gij, in uw toegaan tot Hem, Gode aangenaam zijt. Weet verder uit die verbondsweldaden, dat „uw hart gereinigd is van het kwaad geweten." Maak u niet meer ongerust over de zonde, die in 't verleden achter u ligt, want het op rechte hart is een gereinigd hart, gereinigd van de zonde. Eigenlijk staat er „besprengd aan de harten van het kwaad geweten". Het wijst dus op het bloed van den eenigen Hoogepriester. De zonde is verzoend. Wel kan die zonde hier en daar nog schrij nen in haar gevolgen. Wanneer het in uw macht stond, zoudt ge uw schuld aan de menschen goed willen maken en recht doen. Het onherstelbare zoudt ge wil len herstellen, en ge doet dit zoover ge kunt. Dit is het teeken van het waarachtige hart. Maar de zonde die verzoend is, mag uw ge weten niet langer bezwaren. Het bloed van Christus heeft over uw zonde verzoening ge daan, en ge zijt óók gereinigd van het kwaad geweten. Laat ons dan toegaan in volle verzekerdheid des geloofs. Er is niet een enkele reden overgebleven, waarom we 't niet zouden vertrouwen. Het Woord van God spoort ons aan om niet twij felmoedig te zijn, maar om toe te gaan in volle verzekerdheid des geloofs. Is uw hart waarachtig, kent ge u als zondaar en is het u oprecht om den Heere te doen, wat kan u dan nog in den weg staan Wanneer ge nu nog zegt„het is niet voor mij", dan is uw hart niet waarachtig voor God, dan is het u niet boven alles om Hem te doen, dan vertrouwt ge op andere gronden, of dan hecht ge aan de wereld. Als Christus u niet alles is dan hebt ge alles aan Hem. Als ge Christus offerande als een bijzaak in uw leven beschouwt, dan wilt ge door de ge opende poort ingaan langs een verkeerden weg, maar dan is er geen toegang, dan zult ge nooit in den Hemel komen. Er is maar één weg, die door de poort leidt. Zoolang ge dien eenigen weg niet noodig hebt, staat ge er buiten en zult ge er buiten blijven. Bekeer u dan alsnog, en verneder u voor den Heere. Want het zou kunnen wezen, dat ge, wanneer ge straks tot de ontdekking zoudt komen van het heillooze spoor, waarop ge wandelt, uit vrees en spijt, met tranen wellicht, tot God zult schreeuwen als Ezau, maar geen plaats des be rouws zult vinden, omdat ge geen acht hebt ge nomen op zoo groot een zaligheid als u verkon digd is. Daarom betrouw niet op valsche gronden. Breek met alles wat ge als zonde kent in uw leven. Maar, wanneer ge zelf geen hinderpalen in den weg stelt, ga dan ook toe in volle verze kerdheid des geloofs. Vertrouw maar op God. Laat het op Hem al leen aankomen. Die het beloofd heeft, is ge trouw. Het geloof heeft allen grond. Ga van nu voortaan toe, niet twijfelmoedig, niet kleingeloovig, maar pleitende op Zijn eigen Woord. Wees verzekerd. Verzekerdheid is de gezonde staaat van het geloof. Het geloof kan zich wel op moeten worstelen door twijfel en onzekerheid heen. Maar twijfel en onzekerheid zijn toch het tegenovergestelde van geloof. Zij moeten overwonnen worden. Verzekerdheid behoort tot het welwezen van het geloof. In verzekerdheid wordt God geërd, want Hij vraagt het. Twijfel en kleingeloof beschaamt Hem. Daarom wordt het hier op de allersterkste wijze gezegd, wat God van u wil, wanneer ge tot Hem nadert met een waarachtig hart. Niet maar geloof. Ja, dit is voldoende. Maar een zwak en een klein geloof is óók waarachtig geloof. Maar dat zwakkke en dat kleine moet er niet bij. Het verheerlijkt God niet. Zijn noodiging luidtKom in verzekerdheid des geloofs. En alsof het nog niet sterk genoeg uitgedrukt is, roept Hij het u nog krachtiger toe Ga toe in volle verzekerdheid des geloofs. Denk niet, dat er ook maar eenige verhinde ring kan bestaan. Gods Wet niet, Gods Rechtvaardigheid niet, Gods Heiligheid niet, uw zonde niet. Want zie, Hij heeft u zoo onuitsprekelijk lief. De weg tot het Heiligdom, de weg ten Hemel is u gebaand door het bloed van den Zoon. Uw hoogepriester wenkt u Hem te volgen -in den gebaanden weg. Gij hebt toegang. Uw zonde is gansch weggenomen, de dood behoeft u niet meer te verschrikken. In plaats van de enge poort des grafs, waaraan uw vleesch nog onderworpen is, zult ge aan het einde uws levens voor u zien, de onbeschrijfe lijk heerlijke poort des Hemels, waarvan het heerlijke is, dat zij openstaat,en dat ge daar door heen kunt blikken in het nieuwe Jeruzalem, dat u wacht, de stad des levenden Gods, waarvan Jezus is de Priester en de Koning. Zoo worden dan wij, als levende steenen ge bouwd tot een geestelijk Huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te of feren, welke Gode aangenaam zijn door Jezus Christus. Geniet heel uw leven den zegen van de vaste geloofswetenschap van de Open Poort. De poort geopend ook voor u. Axel. POST. DADERS DES W00RDS. PARAKAN-COMITE. Zoolas bekend is bestaat er een Parakan- Comité, gevormd door enkele zusters, die zich wilden belasten met het inzamelen van gelden voor ons hulphospitaal te Parakan. Zij poogden ook op de verschillende plaatsen in Zeeland en N. Brabant en Limburg plaatselijke comité's te vormen om op die wijze zoo algemeen mogelijk steunverleening te verkrijgen. Wel mocht het niet gelukken het overal zoover te brengen, maar hier en daar werd toch ijverig gewerkt en een belangrijk bedrag bijeengebracht. Toen de overtuiging sterker werd dat we op ons Zendingsterrien niet konden volstaan met een hulphospitaal, maar een volledigen me- dischen dienst behoefden, werd ongemerkt de arbeid van het Parakan-Comité uitgebreid het doel werd algemeenervoor den medischen dienst. Het was uitnemend, dat het zustercomité in overleg met de Zendende Kerk en deputaten, ook met liefde zich gaf aan die meer omvat tende taak. Sinds het besluit van de laatst gehouden Par ticuliere Synode is echter het werk voor den medischen dienst gelegd op de kerkeraden. Het besluit daar genomen luidt aldus, dat in begin sel besloten wordt tot oprichting van een Zen dingshospitaal te Magelang, waarbij de kerken gehouden zijn een ernstige actie te voeren om de benoodigde gelden bijeen te brengen. In op dracht van die Synode werd door het modera- men aan alle kerken een schrijven gericht, waar bij de kerkeraden werden opgewekt dezen ar beid met ernst aan te vatten. Te begrijpen is dat alzoo hier en daar eenige verwarring ontstond, zooals dat bij een over gangstoestand meer voorkomt. Wanneer toch het zustercomité al werkte voor den medischen dienst en nu ook de kerkeraad daarvoor ging werken, voelde men wel dat er aan de regeling wat haperde. Het was dus noodig, dat een regeling werd gevonden waarbij men elkander niet in den weg liep wat nu niet bepaald aangenaam is maar het groote werk zooveel mogelijk werd gebaat. Op de laatste vergadering van de Zendende Kerk met de deputaten der classes in Zeeland, N. Brabant en Limburg is dan ook deze zaak besproken en dienaangaande een besluit geno men. Bij die regeling moest natuurlijk vastgehou den worden aan het hierboven genoemde be sluit van de Particuliere Synode, dat de arbeid voor den medischen dienst komt voor rekening van de kerkeraden. Van dien arbeid door de kerkeraden wordt dan ook geregeld verslag gevraagd op de clas sical vergaderingen. De kerken hebben ook hier op elkander toe te zien. Natuurlijk wil dat niet zeggen, dat de kerkeraad dit werk moet verrichten door zijn eigen leden. Het is ook mogelijk, dat de kerkeraad voor dat werk de hulp inroept en verkrijgt van een aantal zusters. Maar die zusters doen dat werk dan niet als een comité, dat vrijwel zelfstandig handelt, maar in opdracht van den kerkeraad, zoodat zij voort durend aan den kerkeraad rapporteeren en de kerkeraad wete, hoe het staat met het werk, dat eigenlijk zijn werk is. De bijdragen door de zusters ontvangen, als ook giften worden dan aan den kerkeraad afgedragen opdat die door den kerkeraad op de Classis weer worde over gedragen aan den daarvoor benoemde deputaat. Is dan zoo wordt gevraagd het zuster comité niet overbodig geworden Op die vraag werd toen geantwoord Neen Het zuster-comité-Parakan kan nog uitnemend werk blijven verrichten. Evenwel dan niet meer als comité voor den medischen dienst in het algemeen, maar als comité voor de linnenkast van Parakan heefdhospitaal en straks ook naar we hopen voor het hospitaal te Ma gelang. Er zijn immers naaikransen die de goederen naaien. Van die kransen, die hun tijd geven om te naaien kan men niet vorderen, dat zij ook zelve het goed betalen. Dat moet hun wor den verschaft. Wanneer nu de inkomsten voor den medi schen dienst zoo ruim vloeiden dat we zouden moeten zeggen broeders en zusters stopt, want er is meer dan genoeg, dan zouden de gelden voor die goederen daarvan kunnen afgenomen worden. Maar zoover zijn we nog niet, ook al komen van alle kanten de moedgevende berichten dat de liefde voor den medischen dienst ontwaakt en tot geldelijke offers bereid maakt. Daarom kan door het zuster-comité-Parakan nog nuttig werk worden verricht, wanneer men hen, die zich bereid verklaarden voor de lin nenkast, jaarlijks een kleine bijdrage te geven, vraagt of zij bereid zijn dat te blijven doen. Zou het zijn dat die contribuanten bezwaar maakten daarmee door te gaan omdat zij nu een veel grootere contributie geven voor den me dischen dienst, zoo zou de rechtmatigheid van dat bezwaar niet kunnen worden ontkend. Toch hebben we wel eenige hoop, dat dit bezwaar niet zoo vaak zal worden ingebracht. Wanneer de menschen eenmaal gewend zijn voor een zaak te geven,blijven zij dat meestal voort zetten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 1