FEUILLETON. HUMMIE» DADERS DES WOORDS. Daniël 12: 13 en dan vers 3 ook in toepassing op den heengeganen broeder. Ouderling A. M. Steketee van Yerseke sprak namens Kerkeraad en gemeente een woord, waaruit het stille leed en aanhankelijke liefde sprak, maar ook van kinderlijke berusting in dien God, Wiens weg wij wel niet begrijpen, doch Wiens doen is enkel majesteit en heerlijkheid. Hij wijst de familie op den rijken troost in Christus en bindt het sterven van haar herder en leeraar der gemeente ernstig op het hart. Ds. R. J. van der Veen van Goes voerde het woord namens de Classis Goes, in welker mid den Ds. Meijer een voorname plaats innam en bij v'elen was geliefd. Ds. Meijer had God lief en Diens Koninkrijk. Hij was een trouw hart een man met helder oordeel en van rustige bezinning. Uit zijne pre diking kwam steeds uit de gezonde warmte van eene gezonde mystiek. Op zijn oordeel werd steeds prijs gesteld en altijd weer bleek, dat hij niet stond naar nieuwe dingen, maar krachtens zijn historischen zin naar het handhaven en be waren van het pand ons door God toebetrouwd. Wij zullen hem missen en toch we zijn ge troost en zich wendende tot de familie, wees Ds. van der Veen op de rijke beteekenis van Gods Woord in Openb. 14 13. Ds. J. de Boer van Brouwershaven, waar Ds. Meijer de Geref. Kerk 6 jaar heeft gediend, kwam met een woord van deelneming, ook in naam van zijn mede-afgevaardigde, br. Padmos, en de gansche gemeente. Er waren hechte banden daar en nog is de liefde voor Ds. Meijer zoo groot. Hij heeft er gezegend gewerkt, gezien de vruchten van ge loof en bekeering en verdieping van het geeste lijke leven. Hij wees steeds op ons diepe verderf en de rijke genade Gods. Nu is het voor ons Mara, voor hem de kroon der heerlijkheid. En de familie vergete nietGod is een God der trouw en de Heelmeester voor elk gewond hart, dat uit 's levens worsteling tot Hem schreit. Ds. van Beusekom liet hooren het medeleven van Kerkeraad en gemeente der Ned. Herv. Gem. te Yerseke en ook sprak hij namens de Wijkverpleging en de afdeeling voor „Vrede rust". Hij wees de bedroefden op Hem, Die is eene onuitputtelijke bron van kracht en troost en allen riep hij toe Ds. Meijer's sterven is eene prediking. Gebruikt dan den tijd, die God u nog laat. Namens 't bestuur der Persvereeniging, die de Zeeuwsche Kerkbode uitgeeft, werd gememo reerd, dat Ds. Meijer vaste medewerker was aan dat blad. Voor wat hij gedaan heeft, werd namens bestuur, redactie en drukkers hartelijk dank betuigd en ook uitgesproken, dat er velen waren, die juist de meditatie van zijne hand gaarne en met zegen lazen. 't Was op verzoek van de familie van Ds. Meijer, die hoofdzakelijk te Middelburg woont, dat Ds. D. Scheele van Middelburg, verzocht werd namens haar alle sprekers te danken, waar aan hij volgaarne voldeed om daarna dit samen zijn met dankzegging en gebed om sterkte voor allen te beëindigen. We gingen nu naar den akker der dooden, waar een groote schare wilde getuige zijn ook van de plechtigheid der ter aarde bestelling van het stoffelijk overschot, dat door de kerkeraads- leden grafwaarts is gedragen. Zachtkens zagen we de kist, die verborg het stoffelijk omhulsel van Ds. Meijer in de aarde- schoot wegzinken. „Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeeren." Aan het graf werd nog een ernstig woord ge sproken door den leider der begrafenis, die ten slotte zijn woord samenvatte in de heerlijke be lijdenis van de verwachting der Kerk aller eeuwen ik geloof de wederopstanding des vlee- sches en een eeuwig leven. Biddend hebben we van dit graf afscheid ge nomen en br. Vroon uit Middelburg, zwager des overledenen, richt nog een dankwoord tot den leider der begrafenis en tot allen, die in deze dagen de familie hebben gesteund en verkwikt en bindt allen den ernst van het leven op het hart. We gingen heen in het diepe besef, dat er een groote in Israël was uitgedragen. Ds. Meijer is heengegaan, doch werkelijk niet DE OOM UIT AMERIKA. IV. Ben je dat alles vergeten, Leo En waarom kom je niet meer op de Jongelingsvereeniging En waarom word je geen lid van onze zangver- eeniging Als je dat doet, dan kom je toch in beter gezelschap, dan wanneer je de herberg be zoekt." Met neergebogen hoofd had Leo dit lange ver haal aangehoord. Geen woord had hij er tusschen gevoegd. Toen ze klaar was, zei hij rustig „Tine, ik beloof je, ik zal geen druppel drank meer drinken. En ik zal ook aan God vragen, of Hij mij helpen wil. Dus kan ik er vast op aan, dat jij niet meer boos op mij bent Zwijgend drukte zij hem de hand. Toen namen ze afscheid. Twee jaar later. Leo heeft getracht zijn woord te houden. Ge tracht, want heelemaal gelukt was het hem niet. Nog eenmaal had hij zich in dien tijd misgaan, maar dat was nu al ruim zeven maanden geleden. Na dien tijd was er geen druppel drank meer over zijn lippen gekomen. Hij had nu weer ge regeld werk en deed daarbij uitstekend zijn best. Ook was hij lid geworden van de beide Ver- eenigingen door Tine genoemd. Op de zang- vereeniging ontmoette hij Tine geregeld en steeds meer bleek, dat de jongelui elkaar graag moch ten. En eindelijk was het tot een publieke verlo- zonder begeerd te zijn. Een koninklijke begrafenis had hij. Voor dat we den doodenakker verlieten, trok ken gedachten en oog nogmaals naar het graf van den vriend en broeder en denkende aan het groote verlies voor zoo velen, was het onze wensch, dat allen verstaan mogen Jezus' Woord „en zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden." Gods weg billijken is toch zoo moeilijk. In den stillen kring van familie c-n kerkeraads- leden met enkele genoodigden hebben we na thuiskomst nog gelezen eene gedeelte van 1 Co- rinthe 15, dat ons predikt de heerlijkheid en ze kerheid der opstanding, waarna de weduwe en kinderen, de moeder en zuster van Ds. Meijer en de gansche verdere familie en ook de Kerk van Yerseke nogmaals zijn aanbevolen in de trouwe hoede aan den Vader der lichten, Die in Christus Jezus is eene toevlucht van geslacht tot geslacht. En het einde van dezen dag deed ons met ootmoedigen dank aan God Yerseke verlaten. K. B„ 20 November 1929. S. Van verschillende zijde werd er op aangedron gen om aan de bladen, die de serie artikelen over de Vrije Universiteit in dit voorjaar heb ben geplaatst, te verzoeken voorloopig om de twee weken telkens een kort artikeltje op te nemen tot bevordering van de actie tot contri- butieverhooging. Directeuren hebben weer de noodige mede werking gevonden voor het schrijven van de artikelen. Het eerste, door Prof. Dr. G. Ch. Aalders geschreven, volge hier. HEIJ. OP VOOR DE VRIJE UNIVERSITEIT. Het oogenblik is thans aangebroken om de actie voor verhooging van de jaarlijksche con tributie van ons Gereformeerde volk ten behoe ve van de Vrije Universiteit in te zetten. Het benoodigde bouwkapitaal is bijeenge bracht.. De gevraagde drie ton zijn met groote gewilligheid en verrassende offervaardigheid ge schonken. Bel^vame, beginselvaste mannen zijn voor het bekleeden van de nieuwe leerstoelen gevonden. Althans voor de beide veelbeteekenende kathe ders voor scheikunde en natuurkunde zijn reeds de benoemingen gedaan en aangenomen en men mag vertrouwen dat dit voor den derden wettelijk gevorderden hoogleeraarszetel binnen niet te langen tijd eveneens het geval zal zijn. Nu komt het er nog op aan de jaarlijksche bijdragen zóó te vermeerderen, dat de kosten van den arbeid dier hoogleeraren met hunne me dewerkers kunnen worden gedekt. Daarvoor zal heel wat noodig zijn. Berekend is, dat de op dit oogenblik gegeven contributie met 60 zal moeten vermeerderd worden. Er moet dus meer dan de helft, bijna twee derde bij. Doch ons Gereformeerde volk zal daarvoor niet terugdeinzen. Het zal, nu het bouwkapi taal aanwezig is en de mannen gevonden zijn, niet aarzelen den laatsten stap te zetten, ten einde de nieuwe faculteit mogelijk te maken. Maar daartoe moet worden aangepakt. Er is volhardende inspanning en eendrachtige samen werking noodig. Men moet het niet op enkelen laten aankomen. Alle hens aan dek Er moet nu worden aangepakt. Vóór den win ter van 1930 moet de zaak voor elkaar zijn. Wij willen immers voldoen aan het verzoek van on zen Colijn om de nieuwe faculteit op 20 Octo ber van het volgend jaar als een jubileumgift bij het 50-jarig bestaan der Vrije Universiteit aan te bieden Dan moet echter het werk in dezen winter gebeuren. Welnu, November is al in het land. Dus is het oogenblik gekomen om over heel het land de actie met volle kracht aan te pakken. Op voor de Vrije Universiteit Prof. Dr. G. CH. AALDERS. WAT LEEST GIJ? Analphabeten, menschen die niet lezen en schrijven kunnen, zijn er in ons land weinig of niet. In dit opzicht zijn wij bijzonder bevoor recht boven andere landen, waar nog een groote achterstand is in te halen. Bij ons kan ieder, die wil, een boek nemen en lezen. ving tusschen hen gekomen. Tot groote ergenis van velen, vooral van die jonge mannen, die zelf veel voor het meisje voelden. Het ontbrak haar dan ook niet aan waarschuwingen. Sommige daarvan sproten voort uit minder edele motieven. Andere echter waren ernstig bedoeld. „Begrijp je dan toch niet kind", waarschuwde vrouw Jobse, „dat je je ongeluk tegemoet gaat? Je weet toch, dat hij vroeger zoo'n losbol was." „Maar hij kan zich toch verbeterd hebben," verdedigd Tine. „Hij drinkt toch niet meer in de laatste tijden." „Ja, hij heeft zich ook verbeterd. Hij drinkt nu al een heelen tijd niet meer. Maar ik ben zoo bang, dat hij dat alleen om jou doet. Ik vrees zoo heel erg, dat, als hij jou maar eenmaal heeft, als jullie maar eenmaal getrouwd zijn, hij zijn vorig leventje weer zal beginnen." „Denkt U dan, vrouw Jobse, dat hij een schijn heilige is, die zich met opzet beter voordoet, dan hij werkelijk is En meent U, dat we iemand, die vroeger niet deugde, nu altijd met wantrou wende oogen moeten gadeslaan." Vrouw Jobse haalde de schouders op. „Kind, ik hoop, dat jij het bij het rechte eind hebt, maar ik ben zoo bang, ik ben zoo bang." En vrouw Jobse scheen wel redenen te heb ben om bevreesd te zijn, want Tine en Leo wa ren nog geen vier maanden verloofd, of het heele dorp wist het, dat hij weer een keer dronken was geweest. Dit voorval had Tine aanleiding gegeven, heel ernstig met haar aanstaande te spreken, maar het slot was geweest, dat nu alles vergeven werd. Daarvoor mogen wij God wel danken, want lezen, te kunnen lezen is iets kostelijks. Naar de oorspronkelijke beteekenis van het woord is lezen vergaderen, verzamelen. Denk maar eens aan het bekende woord van Jezus leest men ook vijgen van distelen En het is b.v. ook ieder bekend, dat een verzameling let terkundige stukken uit de werken van één of meerdere schrijvers een bloemlezing genoemd wordt. Die beteekenis van verzamelen wijst al da delijk de belangrijkheid van het lezen aan. Wij komen er door in aanraking met wat anderen gedacht, en als vrucht van hun zinnen en den ken door de pers gepubliceerd hebben. Onze geest wordt door die anderen voorgelicht en bevrucht op het breede terrein van kennis, we tenschap en kunst. Wat zij voor ons uitstallen en ons aanbieden, nemen wij bewust of onbe wust in ons op en wordt in meerdere of min dere mate ons eigendom. En zoo werkt het le zen, veel meer dan wij denken, krachtig mee tot onze vorming en ontwikkeling zoowel in de natuurlijke als de geestelijke dingen. Juist daarom is het zulk een gewichtige vraag wat wij lezen. Het is verbazingwekkend hoeveel leesstof er in onze dagen gegeven wordt. Dag bij dag wordt aan wat reeds voorhanden is een nieuwe voor raad toegevoegd. De schrijvers zijn legio, de persen (om een geijkte term te gebruiken) zwee- ten en de menschen grijpen met onverflauwde belangstelling maar steeds weer naar couranten, tijdschriften en boeken. Maar het is niet alles goud wat er blinkt. Rijp en groen komt aan de markt. Het goede en het kwade, het christelijke en het niet-chris- telijke, ja, het tegen-christelijke klopt bij u aan om binnengelaten te worden. Veel dat niet uit den Vader, maar uit den Booze is, dringt met geweld zich aan u op. Ook in de lectuur wordt de strijd der eeuwen gestreden tusschen Koning Jezus en den Vorst der duisternis. Wordt hiermede voldoende rekening gehou den Wordt keur gehouden op wat wij lezen Wij zijn er niet gerust op. Wij vreezen, dat hoe veel goeds er in het lezen kan gelegen zijn, het toch voor geen tegenspraak vatbaar is, dat som migen hier niet de wacht betrekken bij het be ginsel. En wat meer is, dat menigeen zijn geest, zijn hart, zijn ziel, zijn leven vergiftigd en ver woest heeft door verkeerde lectuur. Het is een geweldige aanklacht tegen velen, die prijs stellen op den christennaam, dat zij zelf zooveel slechte lectuur in de hand nemen en toelaten dat hunne kinderen hun voorbeeld volgen, althans niet waken en zorgdragen dat ze buiten het bereik van hunne kinderen blijft. Het is geen geheim dat in sommige christe lijke gezinnen goddelooze lectuur gevonden wordt, schoon naar den vorm en de verbeelding toesprekend, maar dan toch lectuur die het Schriftgeloof ondermijnt, die Gods zedewet krachteloos maakt, die deugd en ondeugd stui vertje doet wisselen, die er welberaden op uit is om de geloovigen en hun zaad los te maken van God en zijn dienst, om ze te doen leven naar het goeddunken van het zondig en verdor ven hart. Enkele predikanten hebben eens een enquête ingesteld bij hun catechisanten naar wat zij ge lezen hadden. De uitkomst hiervan was ontstel lend Boeken, die in een christelijk gezin zelfs van titel niet bekend moesten wezen, waren gelezen en verslonden, en van andere, waarmede men bekend en vertrouwd moest zijn, had men nooit gehoord. En het is te vreezen, dat wan neer de enquête ook eens bij ouderen werd in gesteld, de uitkomst bij sommigen, indien maar niet bij velen, niet beter zou zijn. Hoe bedroevend Wie zal zeggen hoeveel geestelijke schade door slechte lectuur aangebracht is God weet het. Maar soms is er ook voor menschen een aanwijsbaar verband tusschen ongeestelijk en onkerkelijk leven, en het geloof ondermijnend boek. Laten wij ook op dit gebied waken en voor zichtig zijn. Gods Woord hebbe en houde bij het lezen de plaats waarop het recht heeft. Dat Woord is een lamp voor onzen voet en een licht op ons pad. En verder keur oefenen op wat wij meer le zen. Moeten wij, om welke reden dan ook, ken nis nemen van wat met den geest des ongeloofs doortrokken is, dan het waken en bidden niet vergeten. Ook niet bij wat van christelijke strek king is alleen en uitsluitend zoeken van wat licht en gemakkelijk te verteren is, maar onzen geest ingespannen om kennis te nemen en te genieten Zes maanden daarna echter was het weer mis. Hij was toen arbeider bij boer Jobse. Deze had een koe verkocht, welke op een bepaalden dag bij een boer in de stad geleverd moest worden en hiermee werd Leo belast. Het was een koude, regenachtige dag. Daarbij kwam, dat het beest iets aan z'n poot had, zoo dat de tocht slechts langzaam vorderde. Toen Leo dan ook de plaats zijner bestem ming bereikt had, was hij door en door koud. De nieuwe eigenaar van het beest merkte dit natuurlijk dadelijk op en noodigde den knecht uit binnen te komen. „Ik zal je eens wat geven, dat je weldra op zal knappen", troostte hij. Toen Leo in de kamer was, verwijderde de boer zich. Een poosje later kwam hij binnen met een glas warm bruin vocht. Heerlijk, een glas dampende thee, dacht Leo, en spoedig nam hij eenige teugen. Toen eerst bemerkte hij, dat het geen glas thee maar een sterke grog bevatte. Een oogenblik weifelde hij. Zou hij het glas neerzetten en verder voor den inhoud bedanken Maar het smaakte zoo heerlijk hij voelde na die eerste teugen reeds den verwarmenden in vloed. Daarbij kwam nog, dat de boer, die het dan toch goed met hem meende, hem vreeselijk aanstellerig zou vinden. En weer strekt hij de hand uit en weldra is het glas leeg. Maar de boer vult het nog eens en weer verdwijnt de inhoud in de maag van den knecht. Toen Leo opstond, voelde hij zich niet alleen verwarmd, maar had een heet gevoel over zich, van wat ons dieper inleidt in de verborgenheden des geloofs en onzen eenigen troost bevestigt. We mogen God wel danken, dat Hij ons zoo veel gegeven heeft. Wij beschikken over een rijkdom van goede lectuur. Met instemming ne men wij het woord over uit de Geldersche Kerk bode Er zijn in de laatste tientallen van jaren zulke kostelijke werken verschenen. Mannen van name, door God met buitengewone gaven verrijkt, voorzagen de boekenmarkt met een keur van geschriften, welke voor verstand en hart zooveel geven. Tal van levenden bieden ons op het terrein der letteren gouden appelen aan op zilveren schalen. De groote mannen, die én litterair én wetenschappelijk op christelijk erf de hoogste plaats innamen, lieten ons hun rijke geestelijke erfenis na. We kunnen te kust en te keur gaan. Wie slechts wil en wie de begeerte heeft om zich te ontwikkelen, zich te stichten of ook op het gebied der schoone letteren zijn geest te ver rijken en blijvend genot te smaken, behoeft niet verlegen te staan. Moge de wintertijd, die aanbreekt, voor ve len, ook voor onze jonge menschen, een geze gende en vruchtbare tijd zijn, een tijd van actie, maar ook van rustig, onverpoosd onderzoek een tijd, waarin het geestelijk voedsel wordt ge zocht en genoten, dat onder Gods zegen krach ten kan schenken om straks in het jagende le- vensgewoel, bij allen strijd en alle verleiding pal te kunnen staan en bezig te kunnen zijn in den arbeid tot de komst van Gods Koninkrijk Goes. VAN DER VEEN. BEROEPEN TE Heemse F. Slomp te Nieuwlande. Serooskerke H. Veldkamp te Kralingsche Veer. AANGENOMEN NAAR Nieuwe Pekela J. C. Haartsen te Driesum. Waddinxveen W. J. Smidt te Dwingeloo. BEDANKT VOOR Steenwijk: Th. Delleman te Giessen O. en N.kerk Lemmer H. R. Pel te Suawoude. Yerseke. Wegens het zoo onverwachte ster ven van Ds. B. Meijer trad Zondag 17 Nov. j.l. in de Geref. Kerk op Ds. A. Scheele van Ka- pelle-Biezelinge, die in eene voorafspraak wees op het aangrijpende in dit sterven op het groote verlies voor gezin, familie en gemeente en ver der schetste den persoon, arbeid en beteekenis van den overledene, van wien door Gods ge nade mag getuigd, dat hij de wapenrusting heeft afgelegd aan de poort des hemels. Vervolgens werd het Woord bediend uit Openbaringen 14 13, dat van rijke vertroosting sprak. 's Middags sprak Ds. S. over Openbaringen 7 1317 na opgemerkt te hebben, dat we bo ven een levensschets van Ds. Meijer zouden kun nen plaatsen „weinig en kwaad zijn geweest de dagen der jaren mijns levens" en dat we, let tende op de oefenschool des lijdens, waarop Hij naar 's Heeren wil is gegaan, nu zoo goed kunnen verstaan, dat hij uit den strijd des levens zoo dorsten kon naar de ruste voor Gods volk weggelegd en dat zoo wegslepend vertolken kon in een zijner preeken over „God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen". Dit is de reden, zei spreker, dat wij de ge meente van Yerseke ook bij dat gedeelte der Schrift wenschen te bepalen. Ds. Meijer heeft dat nu bereikt en zij zijn af sterven voor allen eene ernstige roepstem. Hij blijft door prediking, arbeid, leven en wandel voor Yerseke onvergetelijk. Ds. J. Dijkstra van Grijpskerke hoopt D.V. 8 December a.s. afscheid te nemen van de Geref. Kerk aldaar wegens vertrek naar Hau- lerwijk. Ds. H. Alting, em.-predikant der Geref. Kerk van Voorschoten, mag herdenken, dat hij 55 jaar geleden het ambt van dienaar des Woords aanvaardde. Ds. Alting is thans 79 jaar oud. Hij studeerde te Kampen en was tusschen de jaren 1874 en 1921 predikant achtereenvolgens te Waardhui een gevoel, dat iemand heeft, die reeds meer ge dronken heeft dan goed voor hem is. En onder weg kwam hij nog verschillende herbergen voor bij. Op de heenreis had hij deze inrichtingen nauwelijks opgemerkt. Nu echter is het, of ze hem alle uitnoodigen toch even binnen te komen om iets te gebruiken. Toen Leo eindelijk z'n woonplaats bereikte, was z'n gang zeer onvast. Menigeen keek van achter de gordijnen naar den voorbijganger, schudde ernstig het hoofd en zuchtte dan „Die arme Tine toch". Straatjongens meenden hem te moeten najou wen „Hé, drinkbroer, houd je roer recht". Zoo kwam Leo bij z'n boer terecht en in dien toestand ontmoette hem Tine. Boer Jobse wou hem niet in de huiskamer heb ben hij moest eerst z'n roes maar uitslapen in de schuur. Toen hij heengegaan was, waren én Jobse én zijn vrouw met Tine bezig geweest. Ze hadden haar ernstig voor oogen gehouden, dat zij met hem moest breken. Dat ze toch haar geluk niet aan hem mocht offeren. Dat ze nu al lang ge noeg geduld met hem gehad had. „Je begrijpt toch wel, kind", zei vrouw Jobse, „nu bedwingt hij zich nog om jou, maar als jul lie eenmaal getrouwd zijn, vrees ik het ergste. Ik heb je dat vroeger ook al eens gezegd, maar je wilt maar niet luisteren." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 2