Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 42. Vrijdag 18 October 1929. 43e Jaargang. Redacteur: Ds. A. C. REU te Koudekerk©. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. DADERS DES W00RDS. ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F, J. v, d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abonnementsprijs! per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. Advertentieprijs! 15 oent per regel; bij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie: Plrma LITT005J OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF Sparjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 422 8 0 GESTERKT IN HET GELOOF. Maar hij is gesterkt geweest in het geloof. Rom. 4 20b. Wat is het geloof toch een wonder ding Het hoopt, terwijl er schijnbaar niets te hopen is. Het ziet de werkelijkheid zóó als ze is, vol strekt eerlijk, in al haar huiveringwekkende somberheid. En toch, toch houdt het moed, toch zingt het in den donkersten nacht zijn psal menomdat het niet twijfelt, niet twijfelen durft, niet twijfelen kan aan dat ééne, dat heel die werkelijkheid ver-klaart, de beloften Gods. Zóó is het geloof. Zóó was het bij Abraham. Zóó is het bij elk kind van God, bij den diep- gefundeerde, die lang in het geloof geworsteld heeft en in die geloofsworsteling tenslotte tot zulk een rust en vastheid kwam, dat niets hem daarin meer kan storen. Ook bij den beginne ling, die nog maar net het gewaagd heeft als arm zondaar tot Christus te vluchten. Zeker, die laatste kent nog wel momenten van geslingerd worden tusschen hoop en vrees maar dat is slechts, in zoover hij nog op zichzelf ziet en niet leeft uit het geloof. Maar voorzoover hij gelooft, twijfelt hij niet. Want gelijk de liefde vrees bui ten sluit, zoo sluit ook het geloof naar zijn we zen alle twijfel buiten. Waar dat echter zoo is, daar kan het ons niet verwonderen dat er van dat geloof een enorme kracht in het leven van ons menschen uitgaat. Daar wijst Paulus hier ook in dezen verzen in Rom. 4 over Abraham zoo treffend op. „Abra ham", zegt hij, „heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof, maaris ge sterkt geweest in het geloof". De bedoeling van den Apostel met deze woor den is immers niet zooals sommigen meenen, te zeggen, dat Abraham in zijn geloofsleven is ge sterkt, dat bij hem gekomen is tot een doorbre ken tot al levendiger en krachtiger en meer ver zekerd geloof. Neen, niet het geloof werd ge sterkt. Maar door het geloof of in het geloof werd Abraham gesterkt. Door het geloof ont ving Abraham kracht, die hij voor dien tijd be zat, n.l. om, terwijl hij reeds den honderdjarigen leeftijd had bereikt, toch nog een zoon te ver wekken. Voelen wij, wat een heerlijke gedachte het is, die Paulus zoo hier ontwikkelt Natuurlijk, eenerzijds kunnen wij zeggen, dat die zoon der belofte alleen een genadegeschenk was, dat God door Zijn wondermacht en Abraham en Sara verleende. Maar al blijft dat het voornaamste, toch kunnen wij óók zeggen, dat het Abrahams geloof was, dat hem tot het verwekken van zijn zoon in staat stelde. Zooals het in Hebr. 11 van Sara ook staat, dat zij „door het geloof kracht ontvangen heeft", niet maar om op den zoon der belofte te wachten, maar óók „om zelf zaad te geven en boven den tijd haars onderdoms te baren". En die kracht, zelfs tot dat schijnbaar-onmo gelijke, verleent het geloof óók ons nog steeds. Nü voelen wij ons vaak nog zoo heel zwak en zijn wij in allerlei opzichten nog zoo licht ge neigd te klagen wij kunnen niet. En wij voelen ons maar alleen zwak. Wij zijn het ook inder daad. Wij liggen telkens weer onder in den strijd met het leven, met ons zelf, met de zonde. Wij doen wel ons best. Maar voortdurend lij den wij weer nederlagen. Maar geen wonder Dat komt doordat wij nog zoo vaak, met vrome of onvrome overleg gingen, Gods beloften verwaarloozen. Daardoor moeten wij wel zwak zijn want daar is niets, dat zóó onze geestelijke en zedelijke kracht on dermijnt als twijfel. Maar als wij eens werkelijk het waagden op hoop tegen hoop te gelooven, als wij eens aan Gods toezegging genoeg hadden, dan werden wij ook innerlijk wel sterk, dan ging óók in ons le ven wel in vervulling Jezus' woord „Zoo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tegen dezen berg zeggen wordt opgenomen en in de zee geworpen en het zou u geschieden", of dat andere, zoo mogelijk nóg heerlijker woord, dat „geen ding onmógelijk is dengene, die ge looft". Wat zou het een zegen zijn, als het zóó in ons leven eens meer was En dat kan. Wij zijn geneigd direct te zeggen ja, maar dat was Abra ham Maar vergeten wij het toch nooithet verschil tusschen Abraham en ons ligt niet hier in, dat Abraham behalve een geloovige tevens óók nog een zoo bijzonder religieus genie of een zoo geweldige persoonlijkheid was, terwijl wij, nu ja, maar heel gewone geloovigen zijn. Neen, dat verschil heeft alleen hierin zijn oorzaak, dat Abraham juist niet anders was dan een geloo vige, d.w.z. een mensch, die leefde uit het ge loof en alleen uit het geloof, terwijl wij vaak nog zoo weinig het wagen enkel en alleen uit het geloof te leven. Maar werd dat eens anders, gingen óók wij eens met niets anders dan het geloof het wagen, dan geschiedden in ons leven dezelfde, zoo niet nóg grooter wonderen dan in het leven van Abraham. Wij zeggen het nog eens wat zou dat een zegen zijn Wij leven in een geweldigen tijd. Een tijd, die ons voor geweldige moeilijkheden plaatst. Een tijd, die met een geweldige roe ping tot ons komt. Wie in dien tijd het willen redden, wie die moeilijkheden te boven willen komen, wie die roeping willen volbrengen, moeten zelf ook ge weldigen zijn. Of we kunnen ook zeggenzij moeten geloovigen zijn. GeloovigenNiets meer Maar ook niets minder Want geloof, en dat alleen geeft dien geweldigen moed en die geweldige kracht, omdat het allen twijfel bij ons uitbant en, op hoop tegen hoop, bouwt op het eenige, dat ons vastheid schentGods belofte. G. B. WURTH. GEREFORMEERD SCHOOLVERBAND. Reeds voor lang wilden we eens de aandacht vragen voor Gereformeerd Schoolverband. Werden we daarin voortdurend door allerlei factoren verhinderd, we zijn blij dat we nu daar toe gelegenheid vinden. Het zou ons niet verwonderen, wanneer meni geen in Zeeland, bij het lezen van het opschrift, zich de vraag had gesteld wat dat wel wezen zou Gereformeerd Schoolverband heeft toch in onze provincie nog geen wortel kunnen schie ten. Uit het laatste jaarverslag blijkt, dat maar acht scholen hier bij het Verband zijn aange sloten n.l. twee in Middelburg twee in Vlis- singen en verder te Biggekerke, Krabbendijke, Nieuwdorp en Yerseke. Uit dat luttele aantal zou men tot de gedach te kunnen komen dat het Geref. Schoolverband dus maar van weinig beteekenis is. Tot een andere gedachte moet men evenwel komen, wanneer men al let op het aantal scho len, dat in het geheele land aangesloten is. Dat bedraagt niet minder dan 362 met 1646 onder wijzers en onderwijzeressen, hoofden medege- teld en 55928 leerlingen. Echter is ook hier het getal niet het voor naamste. Om de belangrijkheid van het Geref. Schoolverband te verstaan is noodig te letten op zijn doel en op wat het reeds tot stand bracht en nog doet. Het is toch een organisatie met een eigen doel, onderscheiden van andere organisaties op Schoolgebied, bijv. van De Unie en de School raad. Verkeerd zou de meening zijn, dat aan sluiting bij Unie en Schoolraad die bij Geref. Schoolverband overbodig maakte. De Unie vindt hierin haar werk, dat zij onder ons volk de gedachte aan het Volkspetitionne ment levendig houdt en rusteloos blijft propa- geeren de roeping van het Christenvolk voor een School met den Bijbel. De Schoolraad wil de scholen met den Bij bel te hulp komen in al datgene, wat geacht kan worden aller gemeenschappelijk belang te zijn. Hij vindt vooral hierin zijn beteekenis, dat hij de vrijheid der scholen verdedigt tegenover de bedreiging van de Staatsmacht door zijn „me- dedeelingen" de besturen van advies dient en zorgt voor een onderlinge rechtspraak bij ge schillen. En heel wat anders stelt Geref. Schoolverband zich ten doel. Het was Prof. Bavinck, die tot het oprichten daarvan het initiatief nam. Hij be gon daarmee in 1904. Toen door het ministerie Kuyper de Scholen met den Bijbel in de ruimte kwamen wat de finantieele lasten betreft, kwa men andere gevaren op. En wel, gevaren van paedagogischen aard en toen kwam ook de ge legenheid om meer dan tot dusver zich op de paedagogische studie te werpen. Er moest zoo oordeelde hij een paedagogiek worden opge bouwd op den grondslag der Gereformeerde be ginselen, opdat de Gereformeerde scholen hoe langer hoe meer zouden worden wat zij naar hun naam moeten zijn. En tot bevordering daar van werd toen het Geref. Schoolverband opge richt. Dat doel nu moet allen Gereformeerden sym pathiek zijn. We stellen ons niet daarmee te vreden, dat we een school hebben met een z.g.n. Christelijk tintje. We willen dat onze scholen waarlijk scholen met den Bijbel zijn. En daarom staan we er op, dat we voor onze kin deren Gereformeerd Schoolonderwijs hebben. Maar dan moeten we ook begeeren, dat de studie van de paedagogiek op den grondslag der Geref. beginselen ijverig beoefend worde. En dan mag het Geref. Schoolverband ons ook niet onverschillig zijn. Omdat het Schoolverband reeds bijna 25 jaar bestaat kan ook gewezen worden op wat het reeds deed. Ook dat is wel noodig. De vraag ligt voor de hand ook de Catechismus stelt telkens de vraag wat nut hebt Gij daarvan wat geeft ons dat Verband nu En op die vraag kan dan een alleszins bevredigend antwoord worden gegeven. We beginnen dan om iets mee te deelen uit het 23ste jaarverslag, waarin het verslag voor komt van de Jaarvergadering van 1928 en het agendum van die van 1929. In dat verslag vin den we een Rapport over arbeid van den pae dagogischen adviseur van het Gereformeerd Schoolverband, over het jaar 1928, waaruit blijkt welk een belangrijke arbeid door Prof. Waterink werd verricht. In de maanden Octo berDecember '27 en JanuariApril '28 gaf hij een Radiocursus, die buitengewone belangstel ling vond, daaruit blijkende dat hij naar aanlei ding daarvan 912 brieven ontving. Verder werd een cursus gegeven in Groningen gedurende 10 weken en één te Amsterdam gedurende de maanden, waarin de lessen gegeven werden aan de V.U. Op die Jaarvergadering werd behandeld het referaat van Dr. C. J. Honig over „De taak der Overheid ten opzichte van de Hygiëna in de School". Besloten werd toen om het punt van de schoolartsen in studie te nemen om te ko men tot een advies welke houding Geref. Schoolverband ten opzichte van de schoolartsen heeft in te nemen. Ook strekt Geref. Schoolverband zijn werk zaamheid uit tot het na-examen, als aanvulling van het Schoolraad-examen, om een onderzoek in te stellen naar de kennis van de Geref. ge loofsleer en bijzonder van de Nederlandsche Geref. belijdenisschriften. Dit examen bevordert de studie van onze belijdenisschriften door onze onderwijzers en komt alzoo aan het onderwijs ten goede. Door den arbeid van Geref. Schoolverband zag reeds een heele rij belangrijke geschriften het licht. Achter in het laatste jaarverslag worden er niet minder dan 27 genoemd, waarvan we enkele hier willen memoreeren De taak van het Geref. Schoolverband door Dr. H. Bavinck De Heidelbergsche Catechismus op de Lagere School door G. Meima Kerk en School door Dr. K. Dijk en het dit jaar door Ds. P. van Dijk geleverde referaatDe beteekenis en de inrichting van het Onderwijs in de Bijbelsche Geschiedenis op de Lagere School". Genoeg om te doen zien, dat Geref. School verband een taak verricht, die voor onze scholen van buitengewone beteekenis is en daaorn den steun van de Scholen in Zeeland ten volle ver dient. Het is niet in orde dat er in onze provin cie maar acht scholen daarbij aangesloten zijn. Dien steun behoeft het ook uit financieele overwegingen. Het verband heeft een contract met de V.U. voor de leerstoel in de Paedago giek, waaraan nu Prof. Waterink verbonden is. Bij dat contract heeft het Schoolverband na tuurlijk ook financieele verplichtingen op zich moeten nemen Een bedrag van 3000 werd daarvoor in 1927 aan de Vereen, voor H.O. op Geref. Grondslag uitgekeerd. Een bezwaar behoeft de contributie niet te zijn. Voor 1929 werd die bepaald op 4.50 per onderwijzer. Bovendien kan deze contribu tie gebracht worden op de exploitatierekening. En tot het verband kunnen toetreden alle Ge reformeerde Scholen, waarbij dan het woord „Gereformeerd" niet moet genomen in kerkdij ken maar confessioneelen zin. In de commissie van uitvoering zooveel als het bestuur hadden in den loop der jaren ook vooraanstaan de Hervormden zitting. Zoo o.a. Prof. Dr. H. Visscher en Prof. Dr. van Leeuwen. Voor nadere inlichtingen kan men zich wen den tot den heer J. v. d. Waals te Nijkerk (Gel derland) We hopen zeer dat vele scholen in onze pro vincie zich bij hem zullen aanmelden, en dat men ook hier mee den schouder zetten zal on der dit belangrijke werk en daarvan door een trouw meeleven ook de vruchten zal plukken. HEIJ. KERK EN CULTUUR. IV. Wanneer de Heere in Zijn ontferming Israël uit de ballingschap weer naar het vaderland te rugleidt en na enkele eeuwen van voorberei ding de volheid des tijds doet aanbreken, gaat in vervulling, waarom het tenslotte gaat in Is- raël's geschiedenis, „in u zullen al de volkeren der aarde gezegend worden. Door Christus' komst en levenswerk wordt de Geest uitgestort over alle vleesch. De disci pelen voldoen aan het bevel van hun meester Gaat dan heen, predikt het evangelie aan alle creaturen. In Christus noch Jood, noch Heiden, niet één volk, maar alle volkers onder het licht der bi- zondere openbaring. Nu zal het echter ieder opvallen, die de kerk geschiedenis nagaat, dat de gemeenten in de eer ste eeuw na Christus gesticht, weinig doordron gen waren van haar wereldtaak, om als een zuurdeesem op alle levensterreinen in te wer ken. Zich voor bereiden voor het eeuwige leven, met Jezus te zijn, was de gedachte, die allen be zielde het tegenwoordige, natuurlijke leven werd aan zichzelf overgelaten. Dit was niet de bedoeling der apostelen, Pau lus zegt immers „alles is uwe" toch is deze ge dragslijn uit der tijden nood en toekomstige heilsverwachting te verklaren. Vijandig stond de wereld met haar cultuur tegenover het Christendom de gemeente was kruisgemeente Christus zou spoedig wederko men om Zijn bruid tot zich te nemen. Het juiste inzicht om het licht des evangelies overal te doen schijnen, was er niet. Men scheidde bizondere en algemeene genade al te zeer. Als een meer mildere beschouwing intreedt, komt er verzet. Tertuvianus acht het ee* verlaten van de oude paden. Wat aan het heidendom herinnerde was Satanisch, de wetenschap was van geen beteekenis, een gemeenschap van reinen, onbe smet van de cultuur voortbrengselen was het ideaal. Deze gedachte kon niet het richtsnoer der kerk zijn. Het arbeidsveld der kerk was grooter ge heel het leven moest voor den Christus worden opgeëischt. Met een smaakt niet, roert niet aan, kon de kerk zich niet tevreden stellen. In haar srtijd om het bestaan, om haar vest- ging, haalde zij haar wapenen uit het tuighuis der heidensche wetenschap. De dialectiek der heidensche wijsgeeren is den kerkvaders, die ook bij heidensche leermees ters ter schole hadden gegaan, niet vreemd en toen de kerk gedeeld werd, eindelijk zelfs haar leer openlijk als de officieele staatsleer werd er kend, aanvaardde zij ook langzamerhand de cul tuurschatten der oude wereld voor het kerkelijk leven. Dat velen toetraden uit het heidendom zon der innerlijke overtuiging, heeft zeker daartoe medegewerkt, waaruit ook te verklaren de spoedige verwereldlijking der kerk. Ook hier weer een invloed van de cultuur ten kwade. De kerk moge in haar verdere ontwikkeling in den loop der eeuwen getracht hebben, alles aan zich te onderwerpen, een kerkelijke cultuur te scheppen, het gelukte haar niet. Zij ging uit van verkeerd dualisme door on derscheid te maken tusschen een hooger en lager leven, om alzoo, als wij het zoo eens mogen uit drukken, de twee richtingen, die zich openbaar den gelegenheid te schenken zich in het kerke lijk leven uit te leven. Dit moest op en fiasco uitloopen. De reformatie zag het beter, zag kerk en cul tuur niet als tegenstellingen, wilde deze ook niet met elkaar doen huwen, maar liet én aan kerk èn aan cultuur recht wedervaren. Ieder had een eigen leven, hetgeen daarom niet wil zeggen, dat wat de cultuur biedt op zichzelf zondig is, maar door de inwerking der zonde verheerlijkt de mensch in zijn cultuur God niet.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 1