FEUILLETON. Ons Hospitaal. ZE N Dl N Q 1.1. UIT DE PERS. Ds. Sundag. Zeeuwsch-Vlaamsehe Brieven. Zijn vader gered. Ontvangen O. B. te St. Nicolaasga f 2.50 Zuster M. B. te Zuidlaren f 5 T. B. te Harderwijk f 25.— R. B. te Bloentendaal f 5.— D. J. B. te Nijjkterk f 2.50 M. v. B. te Zuilicheim f 4.Bs. te Groningen f 1. W. v. E. te Utrecht f 1.25 Mej. M. G. E. te Zeist 1 5.R. E. te Haren (Gr.) f 1. H. de G. te Zwartsluis f 1.— H. H. te Nijh kerk f 2.50J. H. te Buitenpost f 15.45 Geref. Kerk te SurhUisterveen f 5.Geref. Kerk' te Mildami (Fr.) f 3.— Geref. Kerk te Sexbierum f 15.Uit 't Javaantje Geref. Schoiol te Winsuimi Obergum f 5.Geref. Kerk te Hindeloopen f 1.50 Geref. Kerk te Thesinga 1 10.— W. J. te Vorden f 2.50 A. K. te Drachster Compagnie fl.Fam. L. te Driebergen f 3.P. M. teScherlmér- horn f 5.(waaronder f 2.50 van de Geref. Diaconie) S. M. te Bussunr f 10.Mej. S. M. te Wolphcze f 5.A. de M. te Haar lem: f 2.50 H. W. van M. te Amstetdlam f 200.— B. v. d. M. te Arnhelmi f 2.— Dr. J. A. N. te Den Haag f2.50; Joh. N. te Koekange f 2.J. O. te Nunspeet f 10. A. A. O. te Heemse f 10.— A. O. te Utrecht f 1.C. O. te Monnikenldalmi f 10.R, O. te Zuidwolde f 10.— G. P. te Oppien;- huizen (Fr.) f 2.50 J. P. te Broek op Langen- 'dtijik' f 2.A. S. te Langerak a.d. Lek f 1. G. S. te Arnhem f 10.— Dr. L. S. te Sche- veningen f 10.C. W. C. S. te Driebergen f 5.Gez. S. te Segbroek' f 2.50 C. V. te Heeimise f 2.— G. V. te Schoonoord (Dr.) f 2.50 G. V. te Zwolle f 1.— 5. de W. te Sassenheim' f 10.— J. W. te Utrecht f 2.—. Br. P. Klijln, een zwager van Ds. Merkélijm, verzocht mij deze giften te verantwoorden. D. SCHEELE. Ropde Zee, 1 Augustus 192Q. Amice, Dinsdag 30 Juli kwamen we tegen twee uur in Port-Said aan, en zooals gewoonlijk' gingen mijn vrouw en ik met onzen Pieter aan wal. Er is daar niet veel te zien het doel is dan ook' niet om in deze stad iets te bezichtigen, maar om in den winkel van Simlon Artz en kele dingen te koopen, die we voor de reis noodig hebben. En zoo deden alle passagiers, weldra waren de meer dan 300 passagiers in dien winkel en het was prettig om! nu 4 da gen en nachten gevaren te hebben weer eens vasten grond onder de voeten te hebben. Voor degenen, die deze reis voor het eerst maken is Port-Said de eerste plaats, die hen niet het Oosten kennis dioet maken alles is hier al zoo anders. De blouiw der huizen, de mensehen, de temperatuur. Mooi is anders ein kooplui die gaarne wat willen verkoopien zijn zoo opdringerig, dat het heel wat moeite kost om ze een beetje van 't lïjff te houden. We passeerden een vijftig winkels en voor iederen winkel stonden een paar menschen, die naar ons toe kwamen en in 't Hollan|dsch riepen „kijken mijnheer, allemaal kijken, 't kost hier niets". Soms kwam de politie er bij' te pas om het dooirlopipen voor oins moge lijk 'te maken. Port-Said is de plaats in Egypte, waar het Spez-kanaal begint en 's avonds om: 6 uur gingen we het kanaal in jammer dat het dien tijd was, want ruim half acht ging dei Zon al onder en konden we niets zien van al het interessante dat aan beide kanten van het kanaal te zien is. Het kanaal is bijl een voor spoedige tocht ongeveer 12 uur varens lang en in dit kanaal passeerden we den spoorweg naar Jeruzalem, dan een plaats, die aange wezen wordt als het punt waarlangs Jozef en Maria met het kindeke Jezus gekomen zou den zijin, op hun vlucht naar 'Egypte tegen het einde zou de plaats zijin waar de Israë lieten de Roode Zee zijin overgestoken en als we bet kanaal uit verder komen in de Golf van Suez, zien we in de verte den berg van Sinaï schemeren. Het is wel historisch terrein, het terrein waarop of waarbijl de helden des geloofs geleefd en gestreden hebben. Hier varen we door het gebied van Hebreen 11 en' nu, die dorre zandwoestijn die we gisteren morgen nog zagen is het beeld' van de gees telijke gesteldheid dier landen. Vandaar gaan ze niet meer uit om het Evangelie te verkon digen, maar omgekeerd gaat er een enkele heen om daar het Evangelie te brengen en te ondervinden, dat het in die landen; oim de oude wereldzee een ploegen op rotsen is. De loop van het Woord is niet meer naar of door die landen de loop is naar het ver dere Oosten, naar Indië, China. Onder de passagiers, met wie ik nog al eens spreek behoort ook B. Moendoeng, een Me- nadonees, die 6 jaar geleden uit Menado naar Holland werd gezonden, om te Oegstgeest opgeleid te worden als Zendeling. Hij had de opleiding met goed gevolg ontvangen en was nu aangesteld als hulpprediker bijl de Indische Protestantsche Kerk daar zal hui1 nu onder de Christen-Menadonieezen werken en de gemeente aldaar verzorgen. Ik' was er nieuwsgierig naar om te weten welken indruk deze broeder van Holland1 en van het Chris telijk 'leven ontvangen had. Nu wat hij) daar van zei was prettig omi te h'öoiren bijl had daar in Christelijke kringen geleefd en was diep onder den indruk gekolmien van wat het Nederlandsche volk voor de Zending doet. Hij1 vertelde treffende staaltjes van offervaardig heid blij eenvoudige menschen en hij) hoopte in Menado deze ervaringen aan zijin volk mee te deelen. Hiji had het Christelijk leven leeren kennen en ik voelde hoe groot de beteëkenis er van is, dat Christen-Inlanders, in Holland tot „godsdienstleeraar" opgeleid, nu weer te- rugkeeren naar eigen volk en daar het Evan gelie brengen en de leiding in handen krijgen over inlandsche gemeenten. Deze Moendoeng begeert aan het werk te gaan, hij] is vol be zieling en 'we mogen iets goieds van zfijfh werk verwachten. Laat ik hier mogen afbreken. Met hartel. gr., A. MERKELIJN. Ik moet een oógenblik bij dezen man stil staan, omdat deze gewezen kuipersknecht zulk een machtigen invloed' op m5j|n vader uit oefende. Vóór hem noch na hem1 heb ik een man ontmoet, die grooter was in het konink rijk der hemelen'. Ik was ongeveer twaalf jaar, toen ik hem eerst in zijn woonplaats, die stad Bentheim, •mocht ontmoeten. Hij was een statige verschijning, sterk en forsch gebouwd en bezat een kerngezond li chaam. Het was een krachtmensch hij) liep nog rechtop, met vaardigen, veerkrachtigen tred, al waren zijn haren vergrijjsd. Hiijl bracht mij in zijn studeerkamer. Ze was niet alledaagsch het was een kelder, ruim en groot een soort catacombe in een rots. De1 koelte kW am mij tegen;, al was het midden in den zomer en Ds. Sundag verze kerde mijl, dat het er in den winter heerlijk warm was. De kelder had iets kloosterachtigs men dacht onwillekeurig aan de cellen der monni ken de vloer was met stroo bedekt. Men hooi de er niets van het rumoer der straat het was er dood-stil. En menig uur bracht hiji in dezen kelder door in gebied, want hij was een tweede Daniël. „Kom, m'n iongen", zei hij', „nu gaan we naar het slot." Het was het kasteel dier graven: van Bent heim. Het was een wonderschóone zomeravond nauwelijks bewoog zich het blad Van "het geboomte. Achter het struikgewas zag ik' vre dig een rookzuil opstijigen van een locomotief. „Ziet ge dat slot „Jawel, Dominé „Ga hier staan nu ziet ge 't nog beter. En ziet ge daar onder die dikke ijizeren sta ven Ik zag ze duidelijk. „Is dat een gevangenis, Dominé Hij: glimlachte zacht. Als hiji lachte, had! zijn gelaat iets zonnigs. Het was trouwens een goedig gelaat. En toch lag er in die trekken iets van die onverzettelijke vastberadenheid, die de veldpredikers van Cromwell heeft ge kenmerkt. Nu glimlachte hij Zachtals iemand:, wiens geest zich in liefelijke herinneringen vermeit. „Ik heb twee en dertig keer in die gevange nis gezeten, onder de regeering van Ernst August". Het was me toch een médedeeling, omi er van te schrikken. Ik ontstelde er van. „Dat was toch vreeselijk, Dominé." „Het was mijln gelukkigste tijid', mijn jon gen." Ik! snapte er niet veel van, en terwijl hiji bleef staan, zag ik'hem met groote verbazing aan verlangend de oplossing van dit raad sel te vernemen. De oude dienstknecht des Heeren had er veel schik van. „Ik zat er om Christus' wil." Hij zeide het zonder eenige zelfverheffing, Zonder een schaduw van dweeperiji als iets, Kerk niet kunnen ontworstelen Het zal ondoenlijk Zijin, dit rijke veld in alle deelen te overzien, het zal slechts frag mentarisch zijn onmogelijk opk, op alle vra gen, die hiermee verband houden, een ant woord te geven, wij'l het leven zich niet zop eenvoudig openbaart, als sommige ménschen wel dienken, die met een bijbeltekst meenen klaar te zij'n die bedoeling is slechts er op te wijzen, dat wijl aandacht hebben te schen ken aan bit vraagstuk en positie te kiezen, niet alleen negatief, maar ook positief inzake de cultuur van onzen tijld. Op die vraag, wat wij! onder kerk hebben te verstaan, geven artikel 27 van onze Ge- 1 oofsbelijldienis en de 21ste Zpndagsafdeeling van den Catechismus ons een Christelijk ant woord. Als in den Catechismus over de Kerk wordt gesproken, wordt Zij! geteekënd in haar we zen, niet naar haar openbaring, want ziende op haar openbaring in ons land en daarbui ten, schijnt de belijdenis van één, eenig, al- gein eene Christelijke Kerk in strijd te zijn met de werkelijkheid en toch, ondanks het onder scheiden institutaire leven, in Nederland heel sterk ontwikkeld', zoodat wel eens spottend is opgemerkt, waar twee Hollanders Zijin is een Kerk en waar er drie zijin, komt een! seheurkerk, blijven wiji de waarheid van onze belijdenis handhaven. Die algemeene Chris telijke Kerk, de vergadering der geloovigén, de gemeente Gods is over de geheele aarde verspreid en hoe ook gescheiden, hoe ook gedeeld, vindt zij; haar eenheid in Christus Jezus. i Zij is volgens het getuigenis van den apos tel Petrus, een geestelijk huis, uit levende steenen opgebouwd. Van het begin der we reld tot aan het einde wordt Zijl vergaderd, volgens Gods eeuwig en sou ver ein welbeha gen. Het leven der Kerk is Gods zaak, daar om is dat leven onvernietigbaar en wordt het eeuwigheidwaarts gevoerd. Haar grond ligt in Gods eeuwige verkie zing vólgens Zijn raadsplan vergadert Hiji de verkorenen. Hij: houdt Zijin Kerk in stand in Christus, want deze is de oorzaak der eeuwige zaligheid voor velen geworden. Uit het gansche menschëlijk geslacht wordt zij bijeengebracht, van het begin 'der wereld. Nau welijks heeft die zonde zich geopenbaard, of het teekent zich in Adam's nakomelingen reedis af, dat het feit der zonde zou dienen om die genadedaad Gods te openbaren, om te toon en, dat God rechtvaardig was en ge nadig. Rechtvaardig, doordat Hij! de massa der menschen liet liggen in hun ongerechtig heid, val en ellende genadig, doordat Hiijl sommigen wilde behouden van den eeuwigen toorn. Het menschelijk geslacht gaat uiteen. De weg zondier God de Kaïn keuze. De weg met God in Seth en Enos wordt de heilslijin openbaar. Mag het schijnen, waar die zonde toeneemt, dat Gods plan met Zijin Schepping zal mis lukken, de Kerk gaat niet ten onder. Wat voor de wereld haar ondergang is, is voor die Kerk haar behoud. In Noach, in Sem's geslacht zet die Heere Zijin werk voort Israël wordt afgezonderd, opdat Gods raad zou worden volvoerd. En na vele eeuwen, eeuwen met een ge weldige geschiedenis, wordt de scheidings muur verbroken. Christus kómt, volbrengt Zijn werk en schenkt dien Pinkstergeest. De lijn dier verkiezing loo-*t van nu af aan door alle geslachten en volken. Middelburg. SCH. Zaamslag, September '29. Tegenwoordig wordt nog al druk geschre ven over wijlen Docent A. Steketee. Eenigen tijld geleden werd in onze Kerkbode ook een interessant artikel over hem opgenomen van Ds. H. Dijkstra te Diever. Nu is Steketee vóór zijn docentschap eenige jaren (18691872) predikant geweest te Zaam slag^ Ds. J. P. Tazelaar schrijjft in een „In Memoriam" „De weinge jaren, die hiji daar in het Evangelie arbeidde, zijin voor hem onvergetelijk geweest. Hij sprak er nog "tel kens van". Verlangende iets meer over dien gelukkigen tijld van dezen sympathieken „Melanchtpm" te weten, heb 'k het oude notulenboek van den Kerkeraad eens opgezocht. Veel stof hebben die notulen mijl echter niet gegeven. Ze zijin zeer zakelijk gehouden en openba ren weinig over zijin persoonlijkheid. Dit is merkwaardig (en dat verklaart, waarom we x. Willem.' wees naar "de plaats, waar ziïjln oom lag. Klaas liep er naar toe, boog zich over hem heen, luisterde naar Zijin ademhaling en zei toen „De baas slaapt, maar ik ben toch bang, dat hij; ziek is. Ga jij nu naar het dorp en zoek' den Burgemeester pp. Je vertelt hem maar, dat de baas ziek in den toren ligt. De Burgemeester zal wel een middel weten omi hem naar huis te doen transporteeren. Dan ga jiiji ook maar naar huis en dan zoek je gauw je bedje op. Ik zal verder wel hier de wacht houden. Wees echter voorzichtig, dat je niet verdwaalt, want, nu de wind is gaan liggen, is het zoo mistig, dat je geen hand voor oogen kunt zien. Het is thans zeven uur in den avond. Wil lem heeft aan één stuk doorgeslapen. Moeder is herhaaldelijk bij hem wezen kijken, maar kon het niet over haar hart verkrijgen, hem te roepen. Nu staat ze weer voor z'n bed en kijk, er komt beweging in de dekens. Zacht legt ze haar hand op het voorhoofd uit de notulen niet veel wetenswaardigs kon- den opdiepen)de notulen zijn door hem, den praeses, zelf geschreven in keurig, karak teristiek handschrift. De oorzaak voor dit feit zal ongetwijfeld geweest zijin, dat de toenmalige scriba niet zoo vaardig met de pen was (de notulen, doior hem geschreven na het vertrek van Ds. Steketee, wijjzen dit genoegzaam uit). Tegenwoordig hebben we bekwamer schrij vers, zoodat de predikanten dit werk met ge rust hart aan anderen kunnen overlaten. Wat nu allereerst opvalt is de notulen zijn zeer, zeer beknopt. Meestal een bladZijlde beslaande, soms twee bladzijden, maar soms ook een halve en min der. Den derden October 1869 werd hij' beves tigd in dein heiligen dienst door z'iju vader Ds. C. Steketee, die 's morgens sprak naar aanleiding van (op dit „naar aanleiding van" werd toen schijnbaar nog geen aanmerking gemaakt) 1 Tim. 4:15 en 16: Bedenk deze dingen, wees hierin bezig, opdat uw toenemen openbaar zij: in alles. Heb acht op uzelven en pp de leervolhard daarin, want dat doende, zult gij' en uzelven behouden, en die u hooren. 's Avonds deed de bevestigde Zijin intrede. De tekst is mooi gekozen n.l. 2 Kronieken 1 10 Geef mijl nu wijlsheid en wetenschap, dat ik voor het aangezicht van dit volk uitga en inga want wie zou dit nu groot Volk' kun nen richten Hierop vólgen in de notulen de teedere woorden „Zoo. is de Heere, gelijk Hiijl dat altijd was, ons goed en rrtild geweest". De verhouding tusschen hem en de ge meente schijlnt zeer goed! te zijn geweest. Nergens las 9k 'van eenige moeilijkheid of o n a a ngen aam'herd Dat er een hechte band was gelegd bleek in 1872, toen hij1 een beroep uit Friesland ontving van de Kerk van Bergum, Zelf schrijft hiji er over met deze woorden „Aangezien het de hartelijke wensch is van den Kerkeraad, dat hij! zal mogen kunnen blijven, geven zij dezen wensch, ook namens de gemeente, te kennen. Waarop de leeraar hen bedankt voor den geuiten wensch en van zijne zijde verklaart, dat hij bijzonder aan de gemeente en den Kerkeraad verbonden' zijnde, niet dan moeilijk zou kunnen scheiden, dat het Zijin wensch is te mogen kunnen b'lijr ven, dioch als dat zoo; wezen moet, dat dan; nauwe samenbinding moge zijin ook' daar waar de vrede eenigszins gestoord is." Een beroep brengt de gemeente wel eens haar nalatigheid en onachtzaamheid in de gedachte. Jammer dat de uiting van aanhan kelijkheid en liefde van zulk soort dingen af hankelijk is. In dezelfde notulen, waarin het beroep staat vermeld1, vinden we meegedeeld lo. dat „maatregelen zullen genomen worden om het verhuizen van 'den leeraar met 'órde te bewerkstelligen'", 2o. dat „eenige spoed zal gemaakt worden met het zorgen voor be kleeding van den preekstoel Voor het beroep werd1 bedankt. Veertien Juni 1872 volgt dan de benoeming tot docent aan de Theologische School te Kampen. We kregen den indruk, dat zijin besluit spoe dig vaststond. 't Is de moeite waard hemzelf over dezen1 gewichtigen stap te hooren „Na rijlp beraad is hij: spoedig tot de beslissing moeten komen die roeping niet te mogen weigeren, hetgeen hiji ook aan die Gemeente een week later heeft meegedeeld. I Deze verkeerde daardoor in een moeilijke verslagenheid, terwijl Zij hem ongaarne zag vertrekken. Maar als de band toch' verbroken moest worden troostte zij zich daarmee, dat de lee raar moest overgegeven worden niet aan een andere gemeente, maar aan de gansche Kerk'." Zeven Juli nam hlj! afscheid. „Na vriendschappelijke gesprekken en na elkander 's Heeren zegen toegewenscht te hebben, wordt de Vergadering gesloten." Zoo eindigde dan de gelukkige periode van zijn leven, in Zaamslag's Kerk' doorgebracht. Wat sommigen zich nog vaag herinnerden aangaande zijn prediking, kwam geheel over een met hetgeen Ds. Tazelaar daarover op merkt ,,Ds. Steketee was niet een geboren redenaar met klankvolle stem, miet een vurig temperament en aangrijpend levendige voor dracht. Neen, hij was een fijlne, diepdenkende geest, die liefelijke tonen wist te ontlokken aan de harp des Evangelies." A. B. W. M. KOK. van haar jongen en dan slaat hiji de oogen op: Moeder, zijn de lampen al gevuld?" vraagt Willem haastig, terwijl hij zich opricht. Nog steeds meent hij in den vuurtoren te zijin. „Ja, miiju jongen, de lampen zijn gevuld. Daar behoef je geen zorg meer voor te héb- bén. Klaas is er en de Burgemeester heeft gezorgd, dat er ook nog andere hulp is. En oomi Dirk is ook thuis". Bij het hooren van deze laatste woorden, is Willem klaar wakker geworden. „Moeder, is oom beter „Nou, heelemaal beter niet. De dokter heeft hem' onderzocht en heeft rust voorgeschre ven. Hij' hoopt, dat oom over een paar we ken wel weer aan 't werk kan gaan. Voel je je nog moe." „O, neen", antwoordde Willem, „ik voel me zoo frisch als een hoentje." „Zoo, dan moet je vlug opstaan, want ik' heb net een telegram gekregen, dat vader over een uur thuiskomt." Gerte kuste zij'n vrouw en kind hartelijik. „Hè, hè, dat is toch heerlijk', dat we elkaar na zoo'n lange afwezigheid, in gezondheid weer mogen ontmoeten. Van nacht dacht ik, dat we elkaar wel nooit meer terug zouden zien. Het zal zoo wat, om een uur of drie zijn geweest. De storm had z'n hoogtepunt bereikt, het schip werd her- en derwaarts ge slingerd. Wij waren met ons schip op de hoogte van tien vuurtoren. Steeds trachtten we haar lichten in hét oog te houden, maar dat viel ons niet gemakkelijk. Of het van de zware regenvlagen kwam, of ergens anders van, dat weet ik niet, maar somls waren we den heelen vuurtoren kwijt. Tot plotseling de lichten weer helderder opvlamden, niet alle tegelijk, maar het eene na het andere. Dat is onze redding geweest. Had ook de toren ons in den steek gelaten, dan waren wijl, menschelijikerwijZe gesprokén, met mfan en muis vergaan." Willem dacht na omi drie uur waren de lampen minder gaan branden. Dat was juist de tijd, waarop hij was gaan liggen, waarop hiji een uurtje had willen rusten. Had hiijl dat gedaan, danHij vloog overeind1, viel z'n vader om den hals en riep uit „O, va der, vader, ik ben toch zoo blij1, dat U weer thuis is, ik houd toch zoo veel van U." Het stond in de krant. Ja, werkelijk, hét stond er in. Met groote letters stond er bo ven „Z ij n vader gered. Stuurman Gerte gered door zijin zoon." En dan stond daar het heele verhaal, van het autotochtje, van het terugkeeren van Willem, zijin strijd! tegen vermoeidheid en slaap 'en de redding van het schip, waarvan Gerte stuurman was. Wie het er in gezet heeft, weet nog niémand1. Maar er in staat het er. En het huis van Gerte was vol menschen. Het lijkt wel, of er receptie gehouden wordt. Vele kennissen van de familie Gerte z'ijln er en feliciteeren Gerte met z'n gelukkige te rugkomst. En hem en z'n vrouw mlet hun dapperen jongen. De meester is er ook' en vertelde, dat alles, wat er gebeurd was hem niet verwonderde. Hij wist wél, dat Willem: een wakkere kerel was. Zelfs de deftige Burgemeester liet door Ziin komst van z'n belangstelling blijken. En kijk, daar "houdt werkelijk zelfs een groote auto stil voor het kleine huisje. „Mijnheer en Mevrouw Gorter", jubelt Wil lem. En hij vliegt naar de deur om1 den wei- komen bezoekers open te doen. Mijnheer en Mevrouw Gorter zijin bijzónder hartelijk. Ze vertellen, hoe ze den vorlgen avond dikwijls aan Willem hebben gedacht. En hoe Ze zich er over verheugd hadden, dat de liefde van den jongen voor vader en moe der zóó groot was, dat hiji daaraan zooi dap per eigen genoegens had opgeofferd1. (Slot volgt)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 2