FEUILLETON.
De crisis in de hedendaagsche Zending
Zijn vader gered.
Zeeuwsch-Vlaamsche Brieven.
dat die bond er mettertijd k'oitnen zal.
Lid' van den bond is of wordt, al wie wil.
Hij wlordt het voor eigen rekening.
Die acht en zeventig" van Zoo even zijn
geen acht en zeventig Kerken, maar acht en
2.eveiitig personen. Misschien leden van één
en dezelfde Kerk. Goed. Ze zijln toch acht
en zeventig leden van den Bond1 der Ker
ken. Behooren die acht en zeventig wellicht
tot onderscheidene Kerken Ook goed. En
of ze in dat laatste geval die Kerken officieel
vertegenlwloord'iigen of niet officieel of in 't
geheel niet vertegenwoordigen, dat doet er
allemaal niets toe zulke dingen zijln blijjZakën.
Die acht en zeventig man zijln acht en ze
ventig leden van den „Wereldbond der Ker
ken". Wie dus dacht, dat die bond van Ker
ken uit Kerken bestond, heeft het totaal mis.
Men stelt zich slechts zoo aan. Het schip
vaart onder valsche vlag.
Wijl, Christenen, m-eenen, dat het afkeu
renswaardig is, onder oinjiiisten naam! iets'
aan te dienen. Het voeren van een valschen
naami valt ondier de Zonde van het negende
gebod'. Van onwaarachtigheid spreken wie dan.
Als er opzet in het spiel is, van bedrog. Te
meer zijl mien daartegen op zijln hoede, waar
't de Kerk van Christus geldt.
Doch overigens is bij dien „Wereldbond
van Kerken" de vraag, of 't k'waad zit enkel
in de vlag. Wat voor lading heeft dat schip
aan boord vraagt ge. En 't antwoord is
Niet al te veel uitzoeken, als 't u belieft. Maar
hoofdzakelijk heeft het vaartuig in goede
ren, aangegeven en verzonden onder ;t eti-
quet „Vrede onder de volkeren" en „Eenheid
der Kerken". Schoone, goede waar, zult ge
zeggen. Gaat ge echter aan 't uitzoeken en
't uitpakken, dan valt ze wel wlat tegen. Ja,
dan blijkt de lading verdacht. Wat betreft
het eerstgenoemde „Vrede onder de volke
ren" in den naam' van den zoo g e n a a inV
den Kerkenbond wordt hier zuiver politieke
Waar van verdachte anti-militairistische soort
binnengesmokkeld. En wat aangaat de „Een
heid der Kerken", ook hiervan geldtniet al
te veel uitzoeken, als het u belieft. Mogelijk
bleek het anders spoedig, dat die ieen-heid
een heel andere is dan die Christus bedoelt.
K. v. d. E.
Daar dreigt in de nieuwere stroomiingen
op het gebied der godsdienstwetenschap, die,
ten gevolge van de vergelijkende studie der
niet-Christelijke religies, al meer alle absolute
grenzen tusschen ware en valsche reli
gie uitvvischt, voor de Zending een ernstig ge
vaar.
Willen wij daarmee zeggen, dat ze in het
geheel voor de Zending geen vrucht hebben
afgeworpen Dat allerminst. Zooals God vaak
zondige uitingen van den geest der eeuw aan
het komen van Zijn Koninkrijk dienstbaar
maakt, zoo zien we dat ook >vel op dit ter
rein'.
Een eerste factor van groot belang lijkt ons
wel deze, dat tengevolge van het beter leeren
kennen van die godsdiensten als Islam1, Budd-
hisimle, Hinduïsme de Zending op hooger pilan
is gekomen. Vroeger bestond er, Zoo at niet
blij hen, die actief in de Zending arbeidden,
dan toch bij de kerken, die haar dreven, wei
eens het gevaar om dien vijand, tegen wien
men den strijd aangebonden had, te onder
schatten. Dé Christelijke Zendelingen waren
daar trouwens zelf niet altijd geheel onschul
dig aan. Gelijk Stanley Jones, terecht, ergens
opmerkt, hadden ze soms de neiging de tae-
standen in het Oosten te donker te schilde
ren. Levendig herinner ik mie nog (en ver
moedelijk zullen er meerderen zijln, wien het
dergelijk verging), dat ik als jongen opgrond
van wat ik in enkele Zendingsredes géhoord
had, den indruk had, dat de bevolking, waar
onder de Zending had te arbeiden, over het
algemeen van hetzelfde genre was, als die
wij in „Vrederust" verwachten.
Het is d i e opvatting van „het blinde hei-
djendoim:", die gelukkig meer en meer gaat
verdjwijnen, nu het al meer tot het Westersch
bewustzijn doordrong, dat, uiterlijk' be
schouwd:, die religies van het Oosten waar
lijk niet alle op zoo laag peil staan. En daar
Imogen wij' dankbaar voor Zijln1. Immers het
kan ons te meer den geweldigen ernst van
onzen Zendingsarbeid doen beseffen. Jones
(maakt in een van zijln geschriften ergens een
heel fijne opmerking. Hij schrijft: „Hoemeer
VII.
Dan waren haar gedachten bij Willem'. Zou
hij veel pleizier hebben Als hiji nu miaar niet
te veel aan oom Dirk dacht. Dat zou z'n
vreugde misschien vergallen. Eigenlijk was
het ook erg dom van haar geweest, om! dien
jongen te vertellen, wat haar zoo angstig
-maakte. Het had immers toch niets gebaat.
Alleen had1 ze misschien bereikt, dat hiji niet
zooveel genoot, als hij zich had' voorgesteld.
En datwas juist haar bedoeling niet ge
weest.
Dan dacht ze weer aan haar broer. Hoe
zou hij het maken Als vannacht alles maar
goed ging. En als het weer maar miooi bleef
Maar ook daarover maakte ze zich ongerust.
De barometer daalde snel. En had het weer
bericht in de krant niet tot voorzichtigheid ge
maand Zou er nu ook nog storm moeten
komen
Als zij eens naar den vuurtoren ging Au,
wat steken die beenen toch Neen ze voelde
het wel, zoo ver loopen kon ze niet. Ze had
toch al weer te veel van haar beenen geëischt
den laatsten tijd. Och, als je verder gezond
bent, is het zoo'n toer om stil te blijven zit
ten. En toch, de dokter had haar zoo ernstig
op het hart gedrukt, voorzichtig te Zijln.
„De aderen zijn ontstoken, Mevrouw. Als
ik' er over nadenk, hoe mieer ik' tot de over
tuiging kom1, dat de Christelijke Kerk nooit
iets gevaarlijk'ers heeft Ondernomen dan Zen
delingen naar Indië te sturen. Niet gevaarlijk
voor ofis. Het is van weinig belang of Wij'
leven of sterven. Maar op geestelijk en mo
reel gebied den strijd aan te binden in het
hart van het meest religieuse en meest phi-
losophische (dit laatste geldt dan spieciaal
Britscli-Indië) ras ter wereld, en dat op een
oogenblik, nu daar de wapenen van moderne
critiek en moderne wetenschap klaar liggen
voor een tegen-aanval, dat is een waagstuk
zonder weerga."
Daarop wijzen wij niet, alsof wij als Chris
tenen ons bezorgd zouden moeten maken over
den afloop van dien wedkamp. „Dit is de
overwinning, die de wereld overwint ons ge
loof." Maar waarom wij er op: wfij'Zen, het is.
opdat verinnigd worde onze liefde en ons
gebed voor de Zending. Het is een enorme
worsteling, die daar in het Oosten gevoerd
wordt tusschen het Christendom en religies,
die, uit algemeen menschelijk oogpunt be
schouwd, bijna bewondering afdwingen door
hun 'diepen ernst en hooge menschelijkheid.
Maar daarom1 is voor Indië, inzonderheid in
de Zending, het beste dan ook' niet goed
genoeg.
Daar is nog iets anders, dat op de winst
rekening mag worden geboekt. Jones spreekt
van een inkorten van het front. Niet meer
een stel Christelijke dogma's, maar Jezus,
en Jezus alleen
Die beschouwing is niet juist. Jezus en
het Christelijk dogma in dien zin scheiden
gaat nu eenmaal niet. Maar toch is er in zijin
voorstelling iets, dat van belang mag heeten.
Door de vergelijkende studie der religies
kwam1 al duidelijker aan het licht, waar niet
en waar wel de verschillen tusschen het Chris-
tendlojm en het heidendom te zoeken zijn.
Vroeger meende men, vooral in liberale maar
t-och ook in orto'dioxe kring, nog weieens, dat
alleen het Christendom maar ernst miaakte
met zijn religie, terwijl bij de andere gods
diensten, nu ja, men van weinig anders ko-n
spreken dan van blind bijgeloof en vormelijlkc
©eredienst. Dat zal men thans niet licht meer
beweren. Het liefdevol, belangstellend luiste
ren naar wat die aanhangers van die andere
religies van hun eigen vroomheidsleven mee
deelden, heeft duidelijk doen Zien, dat allerlei
religieuse gevoelens, die in de kring van ons
Christenen gevonden worden, meestal werke
lijk niet minder levendig, ook te vinden zijln
bij hen, tot wie de Zending uitgaat. Maar wat
bij dat alles hen ontbreekt, het is juist dat
gene, waar voor ons Christenen alles om
gaat, het geloof in Christus, den Verlosser,
de kennis van Hem-, die het zegt„Ik ben
de weg, de waarheid en het leven niemand
komt tot -den Vader dan door mijEn daar
om-, de eisch van inkorting van het front
dier Zending im'ag dan ,al niet juist zijin, wel
zal idle Zending steeds meer wat het centrale
is ook' centraal hebben te maken, d.w-.z. vóór
alles dienen te zijin Christus-prediking.
En dan is er eindelijk nog één punt, dat
daar ook weer nauw mee samenhangtde
Zending zal imeer en meer gedreven mloet-eh
worden in de geesteshouding van diepen oot
moed.
Let wel, dat wil niet zeggen, dat wlij; moe
ten gaan verklaren (wat Jones en andieren
mèt hem nogal -eens beweren), dat w'ij: feite
lijk evenveel van Indië moeten leeren als
Indië van ons.
En nog minder moeten wij dat in dien zin
verstaan, dat we vervallen tot dat slappe
relativisme, dat ons doet vragen, of Wij; eigen
lijk' nog wel den strijd met het heidendom
aandurven, of die heidenen het misschien niet
evenzeer bijl het rechte eind hebben. Neen,
want Zending drijlven is tenslotte niets an
ders dan getuigen van Christus. En wie Wij
Christenen ook Imogen zijln, hoe droevig oinze
Westersche beschaving ook in haar holheid
aan het licht mag zijin getreden in den vreese-
l'ijken oorlogstijd, hoie jammerlijk de Chris
telijke gemeente onderling verdeeld mag zijin
en door -wereldgeliijkvorm'igheid in ernst vaak
beneden het peil van het heidendomi gezon
ken, Christus heeft nog altijd niets van Zijln
onvergelijkelijke waarde voor de menschen-
ziel en het menschenleven verloren.
Maar dien Christus aan Indië brengen, of
liever, Indië leiden tot dien Christus, die, ja
waarlijk, gaat langs den Indischen heirbaan,
dat zullen we, ziende op wie wfij zelf zijn, dan
ook nooit mogen doen in het besef van onze
U Uw beenen rust geeft, kan alles over een
paar weken weer in orde zijln. Maar als U
veel loopt, sta ik niet voor dé gevolgen in."
En toen zij! ongeloovig lachte en zei, d'at
ze zoo'n trek aan een flinke wandeling had
„Mevrouw, een flinke wandeling, zou voor
U heel ernstige gevolgen kunnen hebben."
Neen, naar den vuurtoren gaan, kon ze
niet. Dus moest ze maar geduldig afwach
ten de dingen, die komen zouden.
Zou ze hulpeloos in haar huisje moeten
neerzitten, ook als misschien vanavond de
storm' opstak En als Dirk -dian eens ziek
werd! en z'n werk niet meer kon doen. Ja,
hiji zou tot het laatste volhouden, daarvan
was ze overtuigd. Maar als hiji eens niet meer
kon En als de lichten dan eens uitgingen
en de schepen stuk' sloegen op de rotsen,
was dat dan niet haar schuld. Had ze toch
niet béter gedaan Willem- thuis te houden.
Was het niet een verkeerde liefde ge
weest, die haar genoopt had, hem te laten
gaan.
Ze voelde, ze zou dien nacht geen oog toe
doen en moederziel alleen blijiven met haar
vei d riet. j
Alleen 1
Maar, waar was God dan Was Die niet
overal En plotseling sluit ze de pogen en
eensklaps krijgt ze contact miet Hem, die de
winden beheerscht en de zee regeerten
imiijl alzoo bewaart, dat zonder den wil mijns
hömielschen Vaders geen haar van mlijln' hoofd
vallen kan
En toen daalde er vrede in haar ziel. Na-
'meerderheid. Wij zijn niet meer. Als men-
schen niet. Nog minder als Christenen. Want
„wat hebben wij, dat wliji niet ontvangen heb
ben En daarom' in meer dan één opzicht
m-oet onze Zending staan in het teek-en des
kruis es. Vooreerst in dien zin, dat de gekrui
sigde Heiland het centrum' van haar predi
king blijve. Dan ook, in zoover de eigenlijke
vlam van de liefde, die aan de Zending ten
grondslag ligt, steeds weer ontstoken wordt
aan het kruis. Maar eindelijk, en niet het
minst, ook zoo, dat Zending drijvende, in
ons dat zelfde gevoelen zij, dat in Christus
Jezus was, die zichzelf vernederde en de ge
stalte van een dienstknecht .aannam en ge
hoorzaam was tot den dood, ja, den dood
des kruises. G. B. W.
Zaamislag, Augustus '29.
Eenigen tijd geleden werd in enkele bladen
•druk geschreven over de kerkelijke huwelijks
bevestiging. Met cijfers werd aangetoond, dat
in verschillende streken van het platteland
de kerkelijke huwelijksbevestiging aan het
uitsterven is.
In -die provincie Drente -waren velé ge-
mieenten waar sedert plm. 1850 geen enkel
huwelijk meer kerkelijk was bevestigd.
Als oorzaken werden genoemd de op
komst van die moderne richting, die sterk te
gen „overlevering en sleur" jj-verde, èn de
z.g. gedwongen huwelijken.
Gelukkig Zijn de cijfers voor onze kerken
gunstiger en zijn er véle streken ook' o-p| het
platteland-, waar de kerkelijke bevestiging re
gel is en (ongetwijfeld: staan deze twee mét
elkander in verband) het gedwongen huwelijk
hooge uitzondering is.
'k Weet niet hoe op dit gebied de toestan
den zijin in andere gedeelten van Zeeland - hier
in Zceuiwsch-Vlaanderen komt het bevesti
gen van 't huwelijk in de kérk zeer zeldzaam1
voor. i
Het gedwongen huwelijk is aan dit feit niet
vreiemidi.
Met -ernst kan tegen diezen misstand inge
gaan we staan hier echter voor een zo-nlde,
die van geslacht o,p geslacht bedreven wordt
en daarom als zonde bitter weinig ge
voeld -en beleden wordt.
Gevolg is dat in het geheele leven de ver
houding tusschen man en vrouw niet hoog,
niet rein en zuiver is.
't Is of blij: velen de licham-elijjke gemeen
schap het hoofddoel van het huwelijk is.
Dan wordt de vrouw in .plaats van hulpe
tegenover dén mén 's mans huishoudster, zijn
speelpop-, zijln tijdverdrijf.
Dan ziet dé vrouw haar eigen mlan nooit
van dé mooiste zijde.
Het 'ideaal mloest toch wezen, dat man erj
vroulw vertrouwden van elkander z'ijln-, dat ze
Imét elkand-er mieeleven, meestrijden en als
de tijid komt -ook mee lijlden.
In vele huwelijken gaat ieder zijln eigen
weg en leeft ieder Zijln eigen leven.
Wil een- -echtverbintenis niet op teleurstel
ling uitloop-en, dian mio-et dé geestelijlke ge-
Iméensehap als het beerschend' eiem-ent voor
opgaan- die geestelijke eenheid wordt ten
slotte .voleindigd in de lichamelijke.
Maar de ziels verbintenis moet de grond--
toon van het ware huwelijk zijln.
Het geslachtsleven is dan eerst ménschelijik
en menschwaardig (en niet dierlijk) wanneer
T liefdesuiting is, dus wanneer de liefde die
daad verheft, veredelt en reinigt.
Dan 'zoekt de vrouw niet mieer een man,
'miaar dein m-an, haar man.
Dan zoekt de man niet meer een vrouw,
imaar de vrouw, zijln vrouw.
Ds. Knap zelf ongehuwd heeft de
verhouding tusschen man en vr-ouW in het
huwelijk toch eens .miooi geteekend in de
Woorden „Wanneer er geen overeenstem^
inning van gedachteleven en wilsleven, bovenal
geen liarmonie in het heilige- der aanbidding
is, blijft de intiemste gemeenschap uitwen
dig 't is een huwelijk zonder geestelijken
achtergrond1. i
Man en vr-ouw hebben die roeping elkander
te yormien naar het innerlijke leven, de ka
rakters te zuiveren, nobeler te miakémi, het ge
moedsleven te verrijken en te verdiepen en
niet 't minst elkander tot steun o-p den weg
des eeuwigen levens te zijin."
Juist in dit innerlijk samenleven openbaart
zich de wondere liefde in al haar veelzijdig
heid. Dit is de ideëele zijde van het huwelijk,
die er de ruimste plaats in beslaat.
Hieruit volgt dus: er zijin ook huwelij!-
kein, die onzedelijk zijn. Huwelijken, waarin
'men uitsluitend ;t sexueele begeert en geen
behoefte heeft om. de diepte en rijkdom van
elkanders gemoedsleven te leeren kennen.
Ook i n het huwelijk kan een mensch tot
onkuischheid vervallen.
;k Meende goed te doen <Jen geesteliijikéni
kant van het huwelijk eens te laten zien in
verband met de treurige verschijnselen op
dik terrein ook in onze Gereformeerde Kerken.
Als het huwelijk alleen was de wéttige
Weg, waarlangs iémand zijn geslachtsdrift mag
bevredigen, hoe zou dan het huwelijk tus
schen man en vrouw een zinnebeeld kunnen
wezen van de innige vereenigingj tusschen
Christus en de gemeente
En nu kan mijnsinziens niet ontkend wor
den, dat ons huwelijksformulier juist o-p dit
punt wel eenige aanvulling uooidig heeft.
In 1919 sprak de Kerkeraad' dér Geref. Kerk
te Arnhem' als zijin oordeel uit dat boe
schoon het huwelijksformulier ook' mio'ge we
zen in dé omschrijving van de oorzaken,
waarom' God den huwelijken staat heeft in
gezet, eenige aanvulling gewenscht is, zoowel
betreffende het eerste doel des huwelijks, de
voortplanting van het micnschelijk geslacht,
als aangaande de béteekenis van het Chris
telijk huwelijk in de hoogere geestes- en
liefdéseenheid van man en vrouw.
Op de Synode van Leeuwarden in 1920
kwam- de kwestie van herziening der formulie
ren ter sprake.
In het rapport, dat uitgebracht werd, staan
deze veelzeggende woorden (laat ik ze nog
eens in de herinnering terug roepen) „Hoe
wel naar het oordeel van uw commissie niet
kan worden gezegd, dat de teekéning van hét
Christelijk huwelijk ontbreekt, tochl is liet
van zeer groot belang, naar haar overtuiging,
dat meer uitdrukkelijk op de beteekenis van
dat Christelijk huwelijk in hét Huwelijksfor
mulier wordt gewezen," en dat, overeenkomstig
hetgeen in Eï-eze 5 staat ge schee ven-, meer 'd!e
'nadruk wordt gelegd o-p de hoogere geestes-
en liefdeseenheid van mlan en vrouw.
Wat aangaat de uitdrukking„de derde
oorzaak is" enz., oordeelt uw Colm'missie, dat
deze zinsnede niet moet gehandhaafd worden
in den vorm1, waarin ze in hét bestaande for
mulier voorkomt.
Op hetgeen daarin wordt genoemd1, wordt
als oorzaak van de huwelijksinzetting Zoo
zeer de nadruk gelegd, omdat in den tijd van
de opstelling van het formulier, hierop bijzon
der de aandacht viel tengevolge van d-egro-Oi-
te zedelijke gevaren, welke het door de Roolm-
sche Kerk verheerlijkte coelibaat medebracht".
't Is nu 1929 en we moeten 't nög steeds
imet het ongewijzigde huwelijksformulier doe-n.
En nog steeds Prof. Geesink zei 't wei
eens moet bijl sommige gedeelten van het
formulier het rood stijgen naar het gelaat
van het bruidje.
Nat-uurlijik waren nog veel mieer oorzaken
te -noemien waarom hét ge-dwoingeni huiwlel'ijik
Zoo veelvuldig voorkolmtt. 'k' Zou kunnen wij
zen op de ruwheid van het landleven. Maar
'k wil hier nog noemien die roeping van- die
ouders oani hun kind-eren op te voeden, olok' op-
te voeden tot kuischheid, rechtstreeks en Zij
delings. i
De rechtstreeksche opvoeding is een uiterst
(moeilijk en teeder werk' juist omdat de op
groeiende kinderen de gemeenschap der ge
slachten niet los mogen denken van de(n) per
soon, die met de ziel bemind1 wordt.
Maar vooral komt 't er op aan of die kin
deren thuis in een echt Christelijke atmosfeer
leven.
En nu is juist de algémeene klacht van
-onze idiagen er is iets niet in orde mie-t onze
geziun en.
De b'and tusschen ouders en kinderen is
verbroken vele kinderen leven bhiten het
gezin hun eigenlijke leven. De vertrouwe-
Hijikbeidi tusschen ouders en kindéren is zoek.
Natuurlijk zijln in vele gevallen die kindéren
schuldig.
Maar ook vele ouders hebben schuld, ofmt-
diat ze hun kin-déren te groote vrijheid geven
en hen oogluikend naar plaatsen laten gaan
Iwaar ze niet boor en.
Het Christelijk gezinsleven mioet weer in
eere klomien. j
Het gezin, waar 's avonds ouders en kinde
ren zich vereenigen in dé gezellige huiskamer,
tuurlijk', God kan mij', maar ook mijn man en
al die menschen op zee bewaren
„Kijk die takken eens zwiepen, jongens",
riep Mijnheer Gorter uit. „Er is stormi op
til. Maar in onze auto hebben wijl er geen
last van. Dat is dan toch miaar het voordeel
van een dichte auto. Als hij' open was, zou
den we het knap koud hebben."
Willem was geschrokken. Hij' had. tot nu
toe vol-op genoten. Mijnheer en Mevrouw Gor
ter waren alleraardigst voor hiemi, en ook' de
meisjes. En Hub deed alles, om het hem
prettig te maken. Maar het woord „storm"
had hém! doen schrikken. Als bijl bijl moedér
thuis was en er k\vam- storm, dan beleefden zij
altijd angstige tijden. Dan waren dé gedach
ten altijd! bijl Vader, die dan dobberde op de
woeste baren.
Zou er storm komen En als Dirk dan
e-ens ziek werd en de lampen gingen uit. Dat
beteekende gevaar, dat beteekende groot ge
vaar, dat beteekende misschien de dood.
De auto stopt voor een groot restaurant
Het is 4 uur en Mijnheer Gorter heeft ge
zegd, dat dit de laatste stad is, die ze passce-
ren, voor ze in België zijln.
Maar vóór ze het vaderland verlaten, wil
len ze in déze stad nog eten.
„We dineeren in Nederland-", had Mijnheer
gezegd. „Het eten is hier veel beter dan in
België. Het is nog wel wat vroeg, m-aar daar
is niets aan te doen."
Daarop stopte de auto voor het groote
restaurant. Weldra hadden de kinderen een
groot glas limonade voor zich. Met een rietje
nog wel En hét eten was besteld'. Willem
had miogen opgeven, wat hij; het liefst wilde
hebben en toen hij die keus niet gauw ge
noeg kon doen, ook al, olmdat hij wat verlegen
was, had Hub hem geholpen.
Eerst een bordje soep, dan biefstuk met
gebakken aardappelen en doppertjes en ijs
toei
Een koningsmaal dus V-ooral dat ijl s dé
gedachte er aan deed het water langs de tan-
dén loop-en - i
„Ik1 zou wel met ij's willen beginnen", had-
Hub uitgeroepen.
Maar z'n moedér had gelachen en gezégd',
dat dat veel te gek zou staan.
Daar kwam dé kelin-er al miet de soep. Heer
lijk' dampende soep-Hub1 greepi z'n lepel en
wou al vast beginnen. Maar z'n vader had
hem aangekeken en gezegd'„w-e gaan eerst
bidden, vent". i
En toen Hub verlegen rond had gekeken
naar al die menschen, die om hen heen zaten,
had' vader zacht gezegd
„Dat hindert niet. Altijd getrouw zijn. Denk
öm het woord van Jezus „Wie mijl verloo
chent voor de mienschen
En toen had de geheele familie de handen
gevouwen en den Gever gevraagd omi een ze
gen ook' over deze heerlijke gaven.
(Wordt vervolgd)