FEUILLETON. De crisis in de hedendaagsche Zending Zijn vader gered. Zeeuwsch-Vlaamsche Brieven. dat die bond er mettertijd k'oitnen zal. Lid' van den bond is of wordt, al wie wil. Hij wlordt het voor eigen rekening. Die acht en zeventig" van Zoo even zijn geen acht en zeventig Kerken, maar acht en 2.eveiitig personen. Misschien leden van één en dezelfde Kerk. Goed. Ze zijln toch acht en zeventig leden van den Bond1 der Ker ken. Behooren die acht en zeventig wellicht tot onderscheidene Kerken Ook goed. En of ze in dat laatste geval die Kerken officieel vertegenlwloord'iigen of niet officieel of in 't geheel niet vertegenwoordigen, dat doet er allemaal niets toe zulke dingen zijln blijjZakën. Die acht en zeventig man zijln acht en ze ventig leden van den „Wereldbond der Ker ken". Wie dus dacht, dat die bond van Ker ken uit Kerken bestond, heeft het totaal mis. Men stelt zich slechts zoo aan. Het schip vaart onder valsche vlag. Wijl, Christenen, m-eenen, dat het afkeu renswaardig is, onder oinjiiisten naam! iets' aan te dienen. Het voeren van een valschen naami valt ondier de Zonde van het negende gebod'. Van onwaarachtigheid spreken wie dan. Als er opzet in het spiel is, van bedrog. Te meer zijl mien daartegen op zijln hoede, waar 't de Kerk van Christus geldt. Doch overigens is bij dien „Wereldbond van Kerken" de vraag, of 't k'waad zit enkel in de vlag. Wat voor lading heeft dat schip aan boord vraagt ge. En 't antwoord is Niet al te veel uitzoeken, als 't u belieft. Maar hoofdzakelijk heeft het vaartuig in goede ren, aangegeven en verzonden onder ;t eti- quet „Vrede onder de volkeren" en „Eenheid der Kerken". Schoone, goede waar, zult ge zeggen. Gaat ge echter aan 't uitzoeken en 't uitpakken, dan valt ze wel wlat tegen. Ja, dan blijkt de lading verdacht. Wat betreft het eerstgenoemde „Vrede onder de volke ren" in den naam' van den zoo g e n a a inV den Kerkenbond wordt hier zuiver politieke Waar van verdachte anti-militairistische soort binnengesmokkeld. En wat aangaat de „Een heid der Kerken", ook hiervan geldtniet al te veel uitzoeken, als het u belieft. Mogelijk bleek het anders spoedig, dat die ieen-heid een heel andere is dan die Christus bedoelt. K. v. d. E. Daar dreigt in de nieuwere stroomiingen op het gebied der godsdienstwetenschap, die, ten gevolge van de vergelijkende studie der niet-Christelijke religies, al meer alle absolute grenzen tusschen ware en valsche reli gie uitvvischt, voor de Zending een ernstig ge vaar. Willen wij daarmee zeggen, dat ze in het geheel voor de Zending geen vrucht hebben afgeworpen Dat allerminst. Zooals God vaak zondige uitingen van den geest der eeuw aan het komen van Zijn Koninkrijk dienstbaar maakt, zoo zien we dat ook >vel op dit ter rein'. Een eerste factor van groot belang lijkt ons wel deze, dat tengevolge van het beter leeren kennen van die godsdiensten als Islam1, Budd- hisimle, Hinduïsme de Zending op hooger pilan is gekomen. Vroeger bestond er, Zoo at niet blij hen, die actief in de Zending arbeidden, dan toch bij de kerken, die haar dreven, wei eens het gevaar om dien vijand, tegen wien men den strijd aangebonden had, te onder schatten. Dé Christelijke Zendelingen waren daar trouwens zelf niet altijd geheel onschul dig aan. Gelijk Stanley Jones, terecht, ergens opmerkt, hadden ze soms de neiging de tae- standen in het Oosten te donker te schilde ren. Levendig herinner ik mie nog (en ver moedelijk zullen er meerderen zijln, wien het dergelijk verging), dat ik als jongen opgrond van wat ik in enkele Zendingsredes géhoord had, den indruk had, dat de bevolking, waar onder de Zending had te arbeiden, over het algemeen van hetzelfde genre was, als die wij in „Vrederust" verwachten. Het is d i e opvatting van „het blinde hei- djendoim:", die gelukkig meer en meer gaat verdjwijnen, nu het al meer tot het Westersch bewustzijn doordrong, dat, uiterlijk' be schouwd:, die religies van het Oosten waar lijk niet alle op zoo laag peil staan. En daar Imogen wij' dankbaar voor Zijln1. Immers het kan ons te meer den geweldigen ernst van onzen Zendingsarbeid doen beseffen. Jones (maakt in een van zijln geschriften ergens een heel fijne opmerking. Hij schrijft: „Hoemeer VII. Dan waren haar gedachten bij Willem'. Zou hij veel pleizier hebben Als hiji nu miaar niet te veel aan oom Dirk dacht. Dat zou z'n vreugde misschien vergallen. Eigenlijk was het ook erg dom van haar geweest, om! dien jongen te vertellen, wat haar zoo angstig -maakte. Het had immers toch niets gebaat. Alleen had1 ze misschien bereikt, dat hiji niet zooveel genoot, als hij zich had' voorgesteld. En datwas juist haar bedoeling niet ge weest. Dan dacht ze weer aan haar broer. Hoe zou hij het maken Als vannacht alles maar goed ging. En als het weer maar miooi bleef Maar ook daarover maakte ze zich ongerust. De barometer daalde snel. En had het weer bericht in de krant niet tot voorzichtigheid ge maand Zou er nu ook nog storm moeten komen Als zij eens naar den vuurtoren ging Au, wat steken die beenen toch Neen ze voelde het wel, zoo ver loopen kon ze niet. Ze had toch al weer te veel van haar beenen geëischt den laatsten tijd. Och, als je verder gezond bent, is het zoo'n toer om stil te blijven zit ten. En toch, de dokter had haar zoo ernstig op het hart gedrukt, voorzichtig te Zijln. „De aderen zijn ontstoken, Mevrouw. Als ik' er over nadenk, hoe mieer ik' tot de over tuiging kom1, dat de Christelijke Kerk nooit iets gevaarlijk'ers heeft Ondernomen dan Zen delingen naar Indië te sturen. Niet gevaarlijk voor ofis. Het is van weinig belang of Wij' leven of sterven. Maar op geestelijk en mo reel gebied den strijd aan te binden in het hart van het meest religieuse en meest phi- losophische (dit laatste geldt dan spieciaal Britscli-Indië) ras ter wereld, en dat op een oogenblik, nu daar de wapenen van moderne critiek en moderne wetenschap klaar liggen voor een tegen-aanval, dat is een waagstuk zonder weerga." Daarop wijzen wij niet, alsof wij als Chris tenen ons bezorgd zouden moeten maken over den afloop van dien wedkamp. „Dit is de overwinning, die de wereld overwint ons ge loof." Maar waarom wij er op: wfij'Zen, het is. opdat verinnigd worde onze liefde en ons gebed voor de Zending. Het is een enorme worsteling, die daar in het Oosten gevoerd wordt tusschen het Christendom en religies, die, uit algemeen menschelijk oogpunt be schouwd, bijna bewondering afdwingen door hun 'diepen ernst en hooge menschelijkheid. Maar daarom1 is voor Indië, inzonderheid in de Zending, het beste dan ook' niet goed genoeg. Daar is nog iets anders, dat op de winst rekening mag worden geboekt. Jones spreekt van een inkorten van het front. Niet meer een stel Christelijke dogma's, maar Jezus, en Jezus alleen Die beschouwing is niet juist. Jezus en het Christelijk dogma in dien zin scheiden gaat nu eenmaal niet. Maar toch is er in zijin voorstelling iets, dat van belang mag heeten. Door de vergelijkende studie der religies kwam1 al duidelijker aan het licht, waar niet en waar wel de verschillen tusschen het Chris- tendlojm en het heidendom te zoeken zijn. Vroeger meende men, vooral in liberale maar t-och ook in orto'dioxe kring, nog weieens, dat alleen het Christendom maar ernst miaakte met zijn religie, terwijl bij de andere gods diensten, nu ja, men van weinig anders ko-n spreken dan van blind bijgeloof en vormelijlkc ©eredienst. Dat zal men thans niet licht meer beweren. Het liefdevol, belangstellend luiste ren naar wat die aanhangers van die andere religies van hun eigen vroomheidsleven mee deelden, heeft duidelijk doen Zien, dat allerlei religieuse gevoelens, die in de kring van ons Christenen gevonden worden, meestal werke lijk niet minder levendig, ook te vinden zijln bij hen, tot wie de Zending uitgaat. Maar wat bij dat alles hen ontbreekt, het is juist dat gene, waar voor ons Christenen alles om gaat, het geloof in Christus, den Verlosser, de kennis van Hem-, die het zegt„Ik ben de weg, de waarheid en het leven niemand komt tot -den Vader dan door mijEn daar om-, de eisch van inkorting van het front dier Zending im'ag dan ,al niet juist zijin, wel zal idle Zending steeds meer wat het centrale is ook' centraal hebben te maken, d.w-.z. vóór alles dienen te zijin Christus-prediking. En dan is er eindelijk nog één punt, dat daar ook weer nauw mee samenhangtde Zending zal imeer en meer gedreven mloet-eh worden in de geesteshouding van diepen oot moed. Let wel, dat wil niet zeggen, dat wlij; moe ten gaan verklaren (wat Jones en andieren mèt hem nogal -eens beweren), dat w'ij: feite lijk evenveel van Indië moeten leeren als Indië van ons. En nog minder moeten wij dat in dien zin verstaan, dat we vervallen tot dat slappe relativisme, dat ons doet vragen, of Wij; eigen lijk' nog wel den strijd met het heidendom aandurven, of die heidenen het misschien niet evenzeer bijl het rechte eind hebben. Neen, want Zending drijlven is tenslotte niets an ders dan getuigen van Christus. En wie Wij Christenen ook Imogen zijln, hoe droevig oinze Westersche beschaving ook in haar holheid aan het licht mag zijin getreden in den vreese- l'ijken oorlogstijd, hoie jammerlijk de Chris telijke gemeente onderling verdeeld mag zijin en door -wereldgeliijkvorm'igheid in ernst vaak beneden het peil van het heidendomi gezon ken, Christus heeft nog altijd niets van Zijln onvergelijkelijke waarde voor de menschen- ziel en het menschenleven verloren. Maar dien Christus aan Indië brengen, of liever, Indië leiden tot dien Christus, die, ja waarlijk, gaat langs den Indischen heirbaan, dat zullen we, ziende op wie wfij zelf zijn, dan ook nooit mogen doen in het besef van onze U Uw beenen rust geeft, kan alles over een paar weken weer in orde zijln. Maar als U veel loopt, sta ik niet voor dé gevolgen in." En toen zij! ongeloovig lachte en zei, d'at ze zoo'n trek aan een flinke wandeling had „Mevrouw, een flinke wandeling, zou voor U heel ernstige gevolgen kunnen hebben." Neen, naar den vuurtoren gaan, kon ze niet. Dus moest ze maar geduldig afwach ten de dingen, die komen zouden. Zou ze hulpeloos in haar huisje moeten neerzitten, ook als misschien vanavond de storm' opstak En als Dirk -dian eens ziek werd! en z'n werk niet meer kon doen. Ja, hiji zou tot het laatste volhouden, daarvan was ze overtuigd. Maar als hiji eens niet meer kon En als de lichten dan eens uitgingen en de schepen stuk' sloegen op de rotsen, was dat dan niet haar schuld. Had ze toch niet béter gedaan Willem- thuis te houden. Was het niet een verkeerde liefde ge weest, die haar genoopt had, hem te laten gaan. Ze voelde, ze zou dien nacht geen oog toe doen en moederziel alleen blijiven met haar vei d riet. j Alleen 1 Maar, waar was God dan Was Die niet overal En plotseling sluit ze de pogen en eensklaps krijgt ze contact miet Hem, die de winden beheerscht en de zee regeerten imiijl alzoo bewaart, dat zonder den wil mijns hömielschen Vaders geen haar van mlijln' hoofd vallen kan En toen daalde er vrede in haar ziel. Na- 'meerderheid. Wij zijn niet meer. Als men- schen niet. Nog minder als Christenen. Want „wat hebben wij, dat wliji niet ontvangen heb ben En daarom' in meer dan één opzicht m-oet onze Zending staan in het teek-en des kruis es. Vooreerst in dien zin, dat de gekrui sigde Heiland het centrum' van haar predi king blijve. Dan ook, in zoover de eigenlijke vlam van de liefde, die aan de Zending ten grondslag ligt, steeds weer ontstoken wordt aan het kruis. Maar eindelijk, en niet het minst, ook zoo, dat Zending drijvende, in ons dat zelfde gevoelen zij, dat in Christus Jezus was, die zichzelf vernederde en de ge stalte van een dienstknecht .aannam en ge hoorzaam was tot den dood, ja, den dood des kruises. G. B. W. Zaamislag, Augustus '29. Eenigen tijd geleden werd in enkele bladen •druk geschreven over de kerkelijke huwelijks bevestiging. Met cijfers werd aangetoond, dat in verschillende streken van het platteland de kerkelijke huwelijksbevestiging aan het uitsterven is. In -die provincie Drente -waren velé ge- mieenten waar sedert plm. 1850 geen enkel huwelijk meer kerkelijk was bevestigd. Als oorzaken werden genoemd de op komst van die moderne richting, die sterk te gen „overlevering en sleur" jj-verde, èn de z.g. gedwongen huwelijken. Gelukkig Zijn de cijfers voor onze kerken gunstiger en zijn er véle streken ook' o-p| het platteland-, waar de kerkelijke bevestiging re gel is en (ongetwijfeld: staan deze twee mét elkander in verband) het gedwongen huwelijk hooge uitzondering is. 'k Weet niet hoe op dit gebied de toestan den zijin in andere gedeelten van Zeeland - hier in Zceuiwsch-Vlaanderen komt het bevesti gen van 't huwelijk in de kérk zeer zeldzaam1 voor. i Het gedwongen huwelijk is aan dit feit niet vreiemidi. Met -ernst kan tegen diezen misstand inge gaan we staan hier echter voor een zo-nlde, die van geslacht o,p geslacht bedreven wordt en daarom als zonde bitter weinig ge voeld -en beleden wordt. Gevolg is dat in het geheele leven de ver houding tusschen man en vrouw niet hoog, niet rein en zuiver is. 't Is of blij: velen de licham-elijjke gemeen schap het hoofddoel van het huwelijk is. Dan wordt de vrouw in .plaats van hulpe tegenover dén mén 's mans huishoudster, zijn speelpop-, zijln tijdverdrijf. Dan ziet dé vrouw haar eigen mlan nooit van dé mooiste zijde. Het 'ideaal mloest toch wezen, dat man erj vroulw vertrouwden van elkander z'ijln-, dat ze Imét elkand-er mieeleven, meestrijden en als de tijid komt -ook mee lijlden. In vele huwelijken gaat ieder zijln eigen weg en leeft ieder Zijln eigen leven. Wil een- -echtverbintenis niet op teleurstel ling uitloop-en, dian mio-et dé geestelijlke ge- Iméensehap als het beerschend' eiem-ent voor opgaan- die geestelijke eenheid wordt ten slotte .voleindigd in de lichamelijke. Maar de ziels verbintenis moet de grond-- toon van het ware huwelijk zijln. Het geslachtsleven is dan eerst ménschelijik en menschwaardig (en niet dierlijk) wanneer T liefdesuiting is, dus wanneer de liefde die daad verheft, veredelt en reinigt. Dan 'zoekt de vrouw niet mieer een man, 'miaar dein m-an, haar man. Dan zoekt de man niet meer een vrouw, imaar de vrouw, zijln vrouw. Ds. Knap zelf ongehuwd heeft de verhouding tusschen man en vr-ouW in het huwelijk toch eens .miooi geteekend in de Woorden „Wanneer er geen overeenstem^ inning van gedachteleven en wilsleven, bovenal geen liarmonie in het heilige- der aanbidding is, blijft de intiemste gemeenschap uitwen dig 't is een huwelijk zonder geestelijken achtergrond1. i Man en vr-ouw hebben die roeping elkander te yormien naar het innerlijke leven, de ka rakters te zuiveren, nobeler te miakémi, het ge moedsleven te verrijken en te verdiepen en niet 't minst elkander tot steun o-p den weg des eeuwigen levens te zijin." Juist in dit innerlijk samenleven openbaart zich de wondere liefde in al haar veelzijdig heid. Dit is de ideëele zijde van het huwelijk, die er de ruimste plaats in beslaat. Hieruit volgt dus: er zijin ook huwelij!- kein, die onzedelijk zijn. Huwelijken, waarin 'men uitsluitend ;t sexueele begeert en geen behoefte heeft om. de diepte en rijkdom van elkanders gemoedsleven te leeren kennen. Ook i n het huwelijk kan een mensch tot onkuischheid vervallen. ;k Meende goed te doen <Jen geesteliijikéni kant van het huwelijk eens te laten zien in verband met de treurige verschijnselen op dik terrein ook in onze Gereformeerde Kerken. Als het huwelijk alleen was de wéttige Weg, waarlangs iémand zijn geslachtsdrift mag bevredigen, hoe zou dan het huwelijk tus schen man en vrouw een zinnebeeld kunnen wezen van de innige vereenigingj tusschen Christus en de gemeente En nu kan mijnsinziens niet ontkend wor den, dat ons huwelijksformulier juist o-p dit punt wel eenige aanvulling uooidig heeft. In 1919 sprak de Kerkeraad' dér Geref. Kerk te Arnhem' als zijin oordeel uit dat boe schoon het huwelijksformulier ook' mio'ge we zen in dé omschrijving van de oorzaken, waarom' God den huwelijken staat heeft in gezet, eenige aanvulling gewenscht is, zoowel betreffende het eerste doel des huwelijks, de voortplanting van het micnschelijk geslacht, als aangaande de béteekenis van het Chris telijk huwelijk in de hoogere geestes- en liefdéseenheid van man en vrouw. Op de Synode van Leeuwarden in 1920 kwam- de kwestie van herziening der formulie ren ter sprake. In het rapport, dat uitgebracht werd, staan deze veelzeggende woorden (laat ik ze nog eens in de herinnering terug roepen) „Hoe wel naar het oordeel van uw commissie niet kan worden gezegd, dat de teekéning van hét Christelijk huwelijk ontbreekt, tochl is liet van zeer groot belang, naar haar overtuiging, dat meer uitdrukkelijk op de beteekenis van dat Christelijk huwelijk in hét Huwelijksfor mulier wordt gewezen," en dat, overeenkomstig hetgeen in Eï-eze 5 staat ge schee ven-, meer 'd!e 'nadruk wordt gelegd o-p de hoogere geestes- en liefdeseenheid van mlan en vrouw. Wat aangaat de uitdrukking„de derde oorzaak is" enz., oordeelt uw Colm'missie, dat deze zinsnede niet moet gehandhaafd worden in den vorm1, waarin ze in hét bestaande for mulier voorkomt. Op hetgeen daarin wordt genoemd1, wordt als oorzaak van de huwelijksinzetting Zoo zeer de nadruk gelegd, omdat in den tijd van de opstelling van het formulier, hierop bijzon der de aandacht viel tengevolge van d-egro-Oi- te zedelijke gevaren, welke het door de Roolm- sche Kerk verheerlijkte coelibaat medebracht". 't Is nu 1929 en we moeten 't nög steeds imet het ongewijzigde huwelijksformulier doe-n. En nog steeds Prof. Geesink zei 't wei eens moet bijl sommige gedeelten van het formulier het rood stijgen naar het gelaat van het bruidje. Nat-uurlijik waren nog veel mieer oorzaken te -noemien waarom hét ge-dwoingeni huiwlel'ijik Zoo veelvuldig voorkolmtt. 'k' Zou kunnen wij zen op de ruwheid van het landleven. Maar 'k wil hier nog noemien die roeping van- die ouders oani hun kind-eren op te voeden, olok' op- te voeden tot kuischheid, rechtstreeks en Zij delings. i De rechtstreeksche opvoeding is een uiterst (moeilijk en teeder werk' juist omdat de op groeiende kinderen de gemeenschap der ge slachten niet los mogen denken van de(n) per soon, die met de ziel bemind1 wordt. Maar vooral komt 't er op aan of die kin deren thuis in een echt Christelijke atmosfeer leven. En nu is juist de algémeene klacht van -onze idiagen er is iets niet in orde mie-t onze geziun en. De b'and tusschen ouders en kinderen is verbroken vele kinderen leven bhiten het gezin hun eigenlijke leven. De vertrouwe- Hijikbeidi tusschen ouders en kindéren is zoek. Natuurlijk zijln in vele gevallen die kindéren schuldig. Maar ook vele ouders hebben schuld, ofmt- diat ze hun kin-déren te groote vrijheid geven en hen oogluikend naar plaatsen laten gaan Iwaar ze niet boor en. Het Christelijk gezinsleven mioet weer in eere klomien. j Het gezin, waar 's avonds ouders en kinde ren zich vereenigen in dé gezellige huiskamer, tuurlijk', God kan mij', maar ook mijn man en al die menschen op zee bewaren „Kijk die takken eens zwiepen, jongens", riep Mijnheer Gorter uit. „Er is stormi op til. Maar in onze auto hebben wijl er geen last van. Dat is dan toch miaar het voordeel van een dichte auto. Als hij' open was, zou den we het knap koud hebben." Willem was geschrokken. Hij' had. tot nu toe vol-op genoten. Mijnheer en Mevrouw Gor ter waren alleraardigst voor hiemi, en ook' de meisjes. En Hub deed alles, om het hem prettig te maken. Maar het woord „storm" had hém! doen schrikken. Als bijl bijl moedér thuis was en er k\vam- storm, dan beleefden zij altijd angstige tijden. Dan waren dé gedach ten altijd! bijl Vader, die dan dobberde op de woeste baren. Zou er storm komen En als Dirk dan e-ens ziek werd en de lampen gingen uit. Dat beteekende gevaar, dat beteekende groot ge vaar, dat beteekende misschien de dood. De auto stopt voor een groot restaurant Het is 4 uur en Mijnheer Gorter heeft ge zegd, dat dit de laatste stad is, die ze passce- ren, voor ze in België zijln. Maar vóór ze het vaderland verlaten, wil len ze in déze stad nog eten. „We dineeren in Nederland-", had Mijnheer gezegd. „Het eten is hier veel beter dan in België. Het is nog wel wat vroeg, m-aar daar is niets aan te doen." Daarop stopte de auto voor het groote restaurant. Weldra hadden de kinderen een groot glas limonade voor zich. Met een rietje nog wel En hét eten was besteld'. Willem had miogen opgeven, wat hij; het liefst wilde hebben en toen hij die keus niet gauw ge noeg kon doen, ook al, olmdat hij wat verlegen was, had Hub hem geholpen. Eerst een bordje soep, dan biefstuk met gebakken aardappelen en doppertjes en ijs toei Een koningsmaal dus V-ooral dat ijl s dé gedachte er aan deed het water langs de tan- dén loop-en - i „Ik1 zou wel met ij's willen beginnen", had- Hub uitgeroepen. Maar z'n moedér had gelachen en gezégd', dat dat veel te gek zou staan. Daar kwam dé kelin-er al miet de soep. Heer lijk' dampende soep-Hub1 greepi z'n lepel en wou al vast beginnen. Maar z'n vader had hem aangekeken en gezegd'„w-e gaan eerst bidden, vent". i En toen Hub verlegen rond had gekeken naar al die menschen, die om hen heen zaten, had' vader zacht gezegd „Dat hindert niet. Altijd getrouw zijn. Denk öm het woord van Jezus „Wie mijl verloo chent voor de mienschen En toen had de geheele familie de handen gevouwen en den Gever gevraagd omi een ze gen ook' over deze heerlijke gaven. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 2