Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 33,
Vrijdag 16 Augustus 1929.
43e Jaargang.
Redacteur: Ds. A. C. HEM te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeowsche Kerkbode.
UIT HET WOO^Q.
Psalmen in den nacht.
Onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis.
Valsche Vlag.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ErNDE, B. MEIJER, P, STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Ab o n n e m[e n t 5 p r I) s I per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 oent.
Advertentie? r IJ s l 15 oent per regelbjj jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke roduotie
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Firma LITTOOSJ OLTHOFP, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zonden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEPOOH 2 3 8. GIRONUMMER 42 280
En jolmtrent dien middernacht ba
den Paulus en Silas en zongen Gode
lofzangen en idle gevangenen hoor
den naar hen.
Handelingen 16 25.
I.
Des Heeren gedachten Zijln vaak zoo gansch
anders dan onze gedachten en het gaat in
het leven menigmaal zoo geheel tegen onze
verwachtingen in. Op het geroep; van dien
Macedionischen man waren Paulus en Silas
naar Europa overgestoken om ook in d'it
werelddeel het Evangelie des Koninknjks te
verkondigen. Reeds was in Filippii de eerste
ling toegebracht. Lydia, de purpierverkbo!p<-
ster, had in den gelo ove den H e ere Jezus aan
genomen aan Hem zich overgegeven tot za
ligheid1. En deze eersteling was de profetie
van een rijken oogst. Straks zouden gansche
scharen van zondien- en sniieekend oni genade
neerknielen aan den voet van het kruis. Door
het woord! der prediking zou parel na parel
gehecht 'Wiorden aan de gloriekroon! van den
Heiland. De banier van vorst Im'manuël zou
wapperen aan alle stranden, 't Zou gaan van
kracht tot kracht, van heerlijkheid tot heer
lijkheid. En ziet op eenmaal wordt aan al
deze verwachting de bodem! ingeslagen. Het
rijzende licht wordt door donkere wolken
onderschept. Inplaats van de kruisvlag steeds
verder te dragen mot opgeheven hand en al
luider uit te jubelen den psalm! der overwin
ning, komen Paulus en Silas in den binnen
sten kerker van Filippi's gevangenhuis te
recht en worden de wfeede bloeien hun oirtï
d'e polsen gelegd. Deze trouwe herauten van
Koning Jezus, ze worden gezanten in gen
keten. Wat bange beproeving voor deze man
nen Wat bittere teleurstelling Is het won
der, dat Paulus uitbreekt in droef geklag Is
het wonder, dat Silas het hoofd moedeloos
laat hangen Nietwaar, we kunnen het goed
verstaan, 't Moet óns maar eens tegen Ik»
pen in het leven, 't Moet ook ons maar eens
gebeuren, dat een schoon Vooruitzicht do,or
een bange teleurstelling wordt vervangen. We
moeten maar eens hopen op! een dag vol
vroolijken zonneschijd, en ziet, op eenmaal
pakken donkere onweerswolken zich saam
boven ons hlo.ofd en werpen een zwarte scha-
diuw over ons pad. We imOeten maar eens
verwachten, dat ons levensscheepke zal varen
onder helderen hemel en over kalme zee, en
zjgt, ongedacht verheft zich de stormwind en
straks slaan de verbolgen wateren over het
diek. En nietwaar, dan klagen Wij! ook. En
dan zuchten wij' ook. En dan verliezen ook
wij! den moed. En dan vergaat ook' onze
hoop. Evenals bij Paulus. Evenals bijl Silas....
Maar is het wel zoo Heft Paulus werke
lijk een klaagzang aan en verneemt ge van
Silas' lippen een bange zucht Gansch an
diers zegt het ons tekstwoord, 't Was juist
Omgekeerd. Geen nachtelijk donker legde zich
over het leven van de beide predikers des
Evangelies, maar in hun harten scheen hef
bl'ijlde licht der zon. Geen murmureering kwam
over die lippen, maar, verheugd in^den God
huns heils,. zongen zijl den Heere lofzangen.
Hoe dit mogelijk' was Hoe zjji zoo kon
den zingen een psalm in den nacht Och, zij
hadden dit lied niet van zich' Zelf. Het werd
hun gegeven van dien hemiel. De psalm in den
nacht was een vrucht des gebeds. Aan het zin
gen ging het bidden vooraf. Ziet, daar zijn
er, ,die, ,als het leed des levens hun treft en
het pad in de donkerheid gaat, vloeken
onder het kruis, dat de Almachtige liun op
legt, en met lasterlijke taal den hemel aantas
ten. Daar zijln anderen, die, als de beker des
l'ijldiens hun op de hand wordt gezet, uitbre
ken in bittere klachten. Welke maar: al
te vaak aanklachten zijn tegen het bestel van
den alleen wijzen God. Daar zijn nog weer
anderen, die, als een drukkende last jiun op
den schouder wordt gelegd, maar zwijgen
en sprakeloos nedierhurken in de donkerheid
van hun kerker, niet omdat genade Jiun dit
zwijgen leerde, maar omdat ze toch niet kun
nen afkeeren de hand, die hen tuchtigt en
slaat.
Maar zoo was het bij' Paulus en Silas niet.
Zij vloekten niet. Zij1 klaagden niet. Zij Zwe
gen niet in gevoel van hun onlmiacht tegeni-
over het leed, dat hun overkwam!. Neen, zij
kozen een anderen, een beteren weg. Zij b a-
d e n. Zij hieven het bezwaarde hart tot God
in den hemiel op. Zij: hieven bun benauwde
ziel omboog, tot den Heere en hun smeekstem
klom tot den Almachtige op en de donkere
kerker werd hun tot een huis Gods, tot een
Bethel, waar straks geroemd mocht worden
„wij hebben God gezien van aangezicht tot
aangezicht en onze ziel is vertroost geweest".
Paulus en Silas, ze verstonden het, dat de
toegang tot den troon der genade door geen
ij'zeren deuren of koperen grendels af te slui
ten was. Ze baden. Ze mochten leven en lot
leggen in de hand des Heeren. Ze vertrouw
den zich met lijf en ziel aan hun getrouwen
Verbondsgod toe. Ze wisten zich1 veilig onder
de hoede des Allerhoogsten. Ze spraken tot
hun ziel „doch gij', miijn ziel, h'et ga, Zoo
't wil. Stel u gerust, zwijg Gode stil ik
wgcht op Hem, Zijn "hulp zal blijken."
En ziet, als het hart zóó gestemd mag we-
ze'n, als de genade des Heeren zóó in wegen1
van druk1 den boventoon voert, dan kan de
ziel alle droefheid wegbidden en alle simiart
overzingen. Ziet het maar büji Paulus en Silas.
Met bidden begonnen, eindigden z!ij' met Gode
lof te zingen. Onder het bidden werd die psalm'
in hun hart geboren. Opheffend het benauwd
gemoed tot God en vopr Zijn aangezicht neer
leggend al hun moeite en verdriet, vergaten
Zij hun gansche omgeving en; voeldeni zij
niets meer van hun bange ellendie. Hun kruis
viel weg en hun banden vielen weg en hun
stok' viel weg en hun middernacht viel weg
en Zij zagen niet anders mjeer dan God,
dan God alleen. En wie God ziet, ziet de za
ligheid en ziet de heerlijkheid. En wie in het
mjidden van kerker en banden de heerlijkheid
ziet, die begint eerst m(et trillende lippen, o
ja, maar straks met volle stem' en dit ruime
borst Gode lofzangen te zingen, totdat op
Gods tijd, hetzij in dit leven, hetzij in de ster-
vensure de fundamenten des kerkers bewogen,
de deuren geopend, de banden losgemaakt en
die gevangenen in vrijheid gesteld worden om<
God eeuwig te loven en prijzen in1 het jui
chend Hosanna, dat als een stem van vele
wateren opbruist aan de boorden van de gla
zen zee.
Paulus en Silas, ze zongen in Filippi's ker
ker psalmen in den nacht. En o, die psalmen
in den nacht, het zijn de heerlijkste zangen,
die het volk des Heeren leert zingen in1 het
land der vreemdelingschap. Het zij'n de krijtgs-
za'iigen van liet heidien volk' in den strijd des
geloofs. Het zijn de triumfzangen over de
overwinningen, op de machten der duisternis
behaald. Het zij'n de gloriezangen tot eere van
Hem, die in den donkeren nacht van beproe
ving en moeite Zijn beloften doet glanzen
als lichtende starren die in het miidden der
benauwdheid Zijn goedertierenheid gebiedt.
O, wat zullen de kerkerwanden gedreund
hebben van het gezang der Godsgezanten.
Hoe luide zullen hun liederen weerklonken
hebben in de enge ruiinite der gevangeniscel,
de vreugdeliederen dezer gebonden-en, die
in ketenen en bloeien slechts konden rodmien
in de vrijheid en den rijkdom der kinderen
Gods. En dat gezang het werd door de
gevangenen gehoord. Ze luisterden er nipt
aandacht naar. Ze waren een cn al verbazing.
Zoo iets hadden ze in het donker gevangen-
huis pog nooit gehoord. Ze hadden wel bin
nen deze muren hoor en klagen en #ioi*ren en
vloeken, maar eien opgewekt lied, een lof
prijzing Gode, dat hadden zijl er nog nimmer
vernomen. O, dat gezang der gevangen dis
cipelen van Jezus, het trof hun hlart. Terwijl
de apostelen daar het Evangelie niet predik
ten, miaar het Evangelie zongen, geboden z'ij
niet 'met een ruwen vloek' stilte, omdat ze in
dit middernachtelijk uur in hun slaap werden
gestoord', maar zlij lagen er eerbiedig naar
te luisteren ja misschien lagen sommigen
wel s^il te schreien, omidat in hun hlart een
snaar werd geraakt, die op den weg der zonde
niet meer getrild had.
Paulus en Silas zongen Gode: lofzangen en
die gevangenen hoorden naar hen. Het Evan
gelie, ook het gezongen Evangelie, is nooit
zonder invloed, maar die invloed gaat wel
het diepst, wanneer het als een jubileerenide
lofzang opklinkt uit de Zwarte donkerheid
van moeite en {ijlden, er is voor e'en luis
terend oor niets zoo indrukwekkend als wat
de SctuitJ noemt psalmen in den nacht. Of
het ook hier geweest is Of het zingen der
gezanten van Christus temidden van hun kom-
imier en druk voor sommigen der gevangenen
tot een eeuwigen zegen is geweest We wie
ten het niet. Mogelijk is h'et bij een opper
vlakkige verbazing* gebleven. Maar on!m|ogclijk
is het niet, dat het enkelen hunner tot naden
ken heeft gebracht en hen voor de vraag heeft
geplaatst wat m!ag het toch zijn, dat deze
:'mannen temidden hunner ellende zoo k'alm
en gerust kunnen wezen En dit kan .voor
hem de aanvang zijn geworden van die onrust
dies harten, die den zondaar ontvankelijk
'miaakt voor de boodschap des heils en straks
tot de ware ruste hem brengt. De eeuwigheid
zal het openbaren, of de psalm! in den nacht,
die in Filippi's kerker werd gezongen door
twee gezanten in een keten, vrucht heeft ge
dragen ten eeuwigen leven, en voor God is
geen ding te wonderlijk. Eén lichtstraal van
genade is genoeg om uit zulke harten, vol van
gruwel en zonde, een noodgeschrei tot God'
te doen opgaan. Eén lichtstraal van genade
is genoeg o'rn den grootsten misdadiger en
den ruwsten tuchthuisboef op de knieën te
brengen voor God miet de bede om verge
ving en ontferming. En jiiji is een God,
die gaarne vergeeftdie gevangenen vrijheid
schenkt en aan hun ellenden denkt.
MEIJER.
Gorrigendium. In de vorige meditatie staat
regel 10 van boven eenmaal. Dit mioet zijn
soms op eenmaal.
IETS OVER DEN AUTEUR.
De auteur of schrijver van onze Nederlandr
sche Geloofsbelijdenis is Guido de Bres. In
zijn levensgeschiedenis is de indiening der
Geloofsbelijdenis de groote hoofdgebeurtenis.
Die (moet dus in het levensoverzicht van De
Bres de voorname plaats hebben en in het
middelpunt staan. Daarnaar kunnen we het
best zijn- levensgeschiedenis indeelen. Daar
om zullen Iwe iets zeggen achtereen volgons
over zijn leven vóór en blIjl en- na de
indiening der 'belijdenis.
a. GUIDO DE BRES VóóR DE INDIENING
DER GELOOFSBELIJDENIS.
De Bres of die Braye was de vierde zoon
van Jean de Bray, gewoonlijk genoemd Jean
de Beguiiiage, blauwschilder te Bergen in
Henegouwen. Wijlen Professor Biesterveld
vertelt in het „Gereformeerd Kerkboek", dat
in het jaar van Guido de Bres' geboorte (1522)
in de straten van diens geboortestad M-ons of
Bergen in België, een Italiaansche monnik
preekte tegen de al meer toenemende ketterij,
dat wil zeggen tegen de reformatie. Zijn
Imioedier, een ijverige Roomsche, dat botoren-
de, bad, dat haar zoontje de zuivere leer
imlocht volgen en eens daarvan een prediker
worden (miocht. En de Heere heeft dat gebed
verhoord op een 'wijs, die uitging boven de
bedoeling der .moeder, op zoo'n wijze, als
Hij gewoon is, de gebieden te verhiopren, n.l.
veel rijker -dan eenig mensch het verwachten
kon. Gods genade maakte hem tot belijder
en verkondiger der Gereformeerde waarheid,
ja tot Viöorstrijdier en martelaar daarvoor, tot
een reformator van naam,. Tusscben zijln acht
tiende en vijf en twintigste jaar brak het licht
door in zijn ziel en leven, het licht van 't
evangeliewoord. Het voortdurend lezen en
onderzoeken der Heilige Schrift is het imilddel
geweest, waardoor hij' God recht leerde ken
nen in Christus Jezus. Hij' brak met Rome
en aanstonds daarop werd hij' gedreven in
de oefenschool van 't lijden, een school, Waar
in hij1 bleef tot aan zijin dood. Eén uit de
wolk dier getuigen is hij. „Verdrukt, kwalijk
behandeld Zijnde." Eerst vluchtte hiiji (1548)
naar Engeland, het toevluchtsoord onder Edu-
and VI (15471553) voor de vervolgden olm
des geloofs wil. Een bloeiend geloofs- en ker
kelijk leven: was daar in de Nederlandsche
vluchtelingenkerk te Londen, waar mannen
als Petrus Martyr, a Lasco, MicroniuS, Jan
Utenhove en Petrus Dathenus de leiding had
den. En Guido's verblijf' daar te Londen is
heimi een kostelijke leerschool geworden voor
zijln verdere levenstaak.
Toen evenwel 1553, de bloedige Maria in
Engeland aan 't roer kwa'm', keerde Guido
weer naar zijn vaderland terug. Hijl gaf er
toen zijln oud beroep van glasschilder aan en
werd prediker, reizend predikant van de Ker
ken -ondier 't Kruis.
De opsomming van al die Kerken en plaat
sen, die hij al gediend heeft in de evangelie
verkondiging, vormt een lange lijst, langer
dan de rij1 dier Kerken, waar de meest zwerf-
zuchtige predikant van onzen tijd achtereen
volgens neergestreken is. En er zijln er onder
de dienaren des Woords van onze dagen, ge
lijk' we weten, die op een respectabel aantal
plaatsen „gestaan" hebben. Bij „De Bres"
was die wisseling «echter bange noodzaak,
't Was toch de tijd van Karei V en van Fi-
Iips II, waarin bij; leefde, de tijld van inqui
sitie en plakkaten, die tijld van wurgen en ont-
hOiOjdien, verbranden en levend begraven ,o!m'
't geloof. Waar Guido de Bres dan stond,
daar was dat staan echt een pal staan-;
en als hij: ging, werd hij) gedreven.
Rijssel was eerst het centrum van zijn ar
beid, n.l. tot 1556. Aanvankelijk waren het
weinigen, vo.oir wie hij predikte doch w!el-
dra stroomde van alle kanten het volk saam
olmi te hopiren. En zijn prediking was niet
ijdiel. De Kerk te Rijssel groeide ondier den
zegen Gods en was onder De Bres' arbeid1 een
palmboom gelijk, die wies onder den druk.
Doch in 1556 brak zulk een woedende haat los
tegen de Kerk daar, dat ze voor goed scheen
te wordlen vernietigd. De Bres mloest weer
vluchten. Van RijSsel trok hij naar Frank
fort aan de Main in Duitschland. Niet lang
duurde het, of ook vandaar trok hij! weg. Van
Duitschland naar Zwitserland (Lausamie en
Genève) en van Zwitserland! straks weer naar
zijln geboorteland. Op zijln reizen imloiest hij
miet de grootste omzichtigheid te werk gaan.
Door allerlei verkleeding maakte hijl zich tel
kens zoo veel mogelijk onkenbaar. Velen on
der de hoorders wisten niet eens, hoe hij' heet
te. Ze kenden hem, slechts als Jerome.
Bij.' zijln terugkeer in Heneglou'wen: vestigde
hijl zich te Doornik. Daar althans bracht hij!
den meesten tijd door. Daar trad hij in het
huwelijk -miet Catharina Ramon. Van uit Door
nik bediende hij het evangelie in de andere
plaatsen uit den omtrek. Zijln woonhuis te
Doornik huurde voor hem één van de broe
ders. Een ander geloofsgenoot hielp hemi aan
een studeerkamer een eenigszins vervallen
tuinhuis, dicht bij den stadsmuur, waarin zijn
vele boeken een plaats vonden. Daar schreef
hij zijn brieven daar beraamde hij zijln plan
nen, daar ontstond ongetwijfeld! onze Ne
derlandsche Geloofsbelijdenis.
Tot de Kerkelijke verschijnselen, die buiten
-onze Gereformeerde Kerken zich voordoen,
behoort o.a. de „Wereldbond der Kerken".
Er is een blond', die zich noemt„Wereld
bond der Kerken". Onder die vlag vaart dat
schip. Met groote letters staat op het ti
telblad van ieder maandbericht dier organi
satie „Wereldbond der Kerken". Al wie dien
titel leest, denkt de leden van dien bond zijin
Kerken. H-oe ter wereld zou men anders dien
naam verklaren. En wianneer mten nu in bet
maandbericht van December 1928 ziet staan
liet aantal leden van den bond nam met 7S
toe in Nederland, zo-u dan niet ieder, die 't
Hollandsch op z'n Hollandsch leest en ver
staat, m een-en dat -mloet beteeken en er zij'n
weer acht en zeventig Kerken toegetreden
tot den bond. Men beeft zich dan eveniwe]
deerlijk' vergist. De biond i s geen jbloind van
Kerken. De boud is een vereeniging, die, den
Wereldbond der Kerken vormen wil en hoopt,