FEUILLETON. Zeeuwsch-Vlaamsche Brieven. Vrederust. Zijn vader gered. vasthouden aan de ongerechtigheid is mio- gelijlk. Maar dat verwerpen van de waarheid is dan een schrikkelijk verachten van die on begrijpelijke liefde Gods. En zou God dan niet mogen toornen, wan neer zoo Zijn Woord niet wordt aangeno men Wanneer de miensch die liefde dier waarheid niet aanneemt omn zalig te worden? Zou een mensch niet toornen, wanneer Z'ijin liefdie zoo werd veracht en het offer van Zijln liefdie zoo smadelijk werd verworpen God toornt daarover. En in Zijln toorn geeft Hij dezulken, die de waarheid niet gelooven, over aan die macht der dwaling, dat Zij de leugen gelooven, naar den regel die vuil is, dat hij nog vuil worde (Openb. 22:11). De wijzen in eigen oOgen worden dan dwlazeu, die zelfs wat duidelijk leugen is, nog als waar heid aannemen. HEIJ. Zaamslag, Juli '29. Ds. J. C. Rullmann schreef in 1921 „Er dreigen (voor onze Gereformeerde Kerken) gevaren van twee kanten eenerzijds van een enghartig conservatisme, dat alleen zweert bij1 het oude, en anderzijds van een „critiek der jongeren", die meer revolutionair dan op bouwend te werk gaat". Voor het laatste gevaar bleken onze kerken in de voorbijgegane jaren geopende pogen te hebben. De wildHuitschietende loten werden afgesne den en de verdere ontwikkeling van de ker ken „in hersteld verband" heeft degenen, die eerst nog wankelden, tot de vaste overtuiging gebrachtZóó gaan wie de verkeerde richting uit. Dit is deformatie in plaats van reformatie. Maar ziet men nu wel voldoende het ge vaar, dat ons kerkelijk leven van den anderen kant bedreigt, het gevaar van 't zweren-bij- het-oude, het gevaar van de redeneering alles is immers zoo goed als maar mogelijk is We gaan 't veiligst door nergens veran dering in te brengen, want alle verandering opent de mogelijkheid van verwijdering en verlies. Waren onze vaderen, die tevreden waren met hetgeen wij' van hen erfden, dan zóó bekrompen en achterlijk Naar mijn bescheiden meening wordt in onze kerken onderschat het gevaar van eng- t hartig conservatisme, wordt de roeping niet genoeg beseft om de eeuwige waarheid Gods uit te spreken in de taal van den tijid', waarin wij leven (zooals onze vaderen het in hun taal deden), en om dankbaar gebruik te rn'a- ken van de gaven, door den Heiligen "Geest aan de geloovigen van dezen tijd geschonken, waardoor zij1 de goddelijke waarheid dieper leerden verstaan. Daarom wekte 'k reeds eenige jaren gele den tot voortgaande hervorming op in een artikel „Voortvaren" (in „De Reformatie"). Vergun mij; dit hier nog eens te doen. De groep, die alles bijl het oude wil laten, die vasthoudt aan het verleden, maar de taak voor het heden en de toekomst niet verstaat, heeft zóóveel woordvoerders, dat ik' weieens het pleit mag voeren voor de groep (grooter dan menigeen denkt) die vreest voor cowser- vatistische reactie en behoefte gevoelt aan nieuwen opbouw van ons kerkelijk leven. Nu ïnoeten we elkander echter goed' ver staan. Het gevaar is immers niet denkbeeldig, dat niet duidelijk het groote onderscheid gezien wordt tusschen de begeerte naar voortgaande reformatie (roeping van eiken waren Gere formeerde) en het afbrekend werk van de Geelkerken-groep. Meer dan één heeft als zijn meening uitge sproken de Geelkerken-kwestie heeft in onze kerken de reformatorische richting voor ja ren achteruitgezet. Men vreesde, dat de groote massa bang zou geworden zijn voor alle verandering en uit angst voor verdere scheuring en nieuwe dwa lingen krampachtig zich aan 't beproefd ge bleken oude zou vastklemmen en hardnekkig al 't nieuwe op zij zou schuiven. Hö'e 't zij in elk geval mag in deZen tijid wel geluisterd naar de stemmen we moeten in de goede richting vooruit. De Geelkerken-kwestie mag onze kerken niet voe ren tot valsch conservatisme, tot afwijzen van die goede gaven/ waarmede Gods Geest tot Ons komt, tot Versteening en verstarring. Dr. B. Wielenga zegt zoo terecht jn Zijn mooie boekje „Het Huis Gods" „Eindelijk hebben de Kerken ook pogin gen gedaan, door nieuwe Bijbelvertaling, uit bouw van de Belijdenis, herziening van en kele Liturgische formulieren, uitbreiding van het kerkelied, de kerkelijke Reformatie voort te zetten. Deze arbeid geschiedt uiteraard langzaam, niet alleen omdat wlij betrekkelijk arrni zijn aan de geestelijke kracht, die tot zulk een bij uitstek teeder en moeilijk werk van noode is, maar ook olmdat het besef van de roe ping tot dezen arbeid nog niet diep en alge meen genoeg leeft. De Kerk is Gereformeerd, niet slechts om1 vast te houden aan het verleden, maar ook om voort te gaan van kracht tot kracht in het heden." Hiji haalt dan ook aan een 'woord van Groen van Prinsterer, waarin deze het juiste begin sel ten opzichte van de Formulieren, uitdruk te „De Formulieren zijd eene reek's van ge- denkteekenen der strijdende Kerk onwraak bare getuigen van het geloof dat eenmaal den heiligen overgeleverd is schakels van de zelfde keten mijlpalen van één weg waardoor het afgelegde deel aangeduid werd niet om te blijven staan, maar omi voort te gaan in de richting, waarin de Gemeente, overeenkólm- stig de beloften van haar Goddelijiken Voor ganger, met onbedriegelijke strekking, geleid werd." Wat dit voortgaand reformatie werk' betreft men - past er weieens een cirkelredeneerin'g op toe. Wekt ge er toe op en tracht ge; die men- schen er warm voor te krijgen, dan hoort ge u toeroepen dring er toch niet te sterk op aan, de menschen zijn er nog niet rijlp voor, breng ze niet in verwarring En zwij'gt ge, wordt er niet over geschre ven of gesproken, dan is 'tde behoefte aan die nieuwe dingen moet eerst opgewekt wor den, de menschen mioeten er eerst rijip voor gemaakt worden. Dezer dagen las 'k weer eens iets over den tijid omstreeks het jaar 1920. 't Scheen de tijd te worden van een nieuwe geboort'. Een nieuwe lente en een nieuw geluid Allerwege werd de behoefte gevoeld aan aanvulling en uitbreiding der Belijdenisschrif ten. De Kerk moest haar geloof uitspreken in een vorm voor het bewustzijn van onze eeuw geschikt en met het oog ook op die nieuwe dwalingen, die waren opgekomen. Om een nieuw leerboek voor het catechetisch onder wijs werd gevraagd. De Kerkenorde moest herzien. Het liturgisch element moest tot riji- ker ontwikkeling komen en de godsdienstoefe ning niet bij'na uitsluitend opgaan in het aanhooren van een predikatie. Formulieren!, vooral het huwelijksformulier, moesten meer in overeenstemming worden gebracht met den geest van onzen tijd'. Vele leden onzer Kerken wiaren innig ver blijd en begonnen hoop te koesteren, datlang- begeerde wenschen in spoedige vervulling zouden treden. Toen kwam de Synode van Leeuwarden. De verwachtingen werden nog sterker ge spannen. Deze Synode stelde niet teleur. Zijl nam Zeer belangrijke besluiten en baande den weg om tot den gewenschten uitbouw en omboUwi te komen van onze Belijdenis, Catechismus en Liturgie. Het Rapport, door Prof. Bavinck' o!p' deze Synode uitgebracht, moest door al de leden onzer kerken nog eens gelezen kunnen wor den. Een nadere formuleering en uitwerking van sommige punten in de Belijdenis werd noodzakelijk geacht. „Het feit is toch1 niet voor tegenspraak vatbaar, dat in de ruim-drie eeuwen, die sedert het opstellen van onze belijdenisschriften verloopen zijn, eenerzijds de dwalingen toegenomen en verder dan ooit verbreid zijln, en anderzijds het inzicht in sommige stukken der Belijdenis veranderd en verhelderd is. Waarheid en eerlijkheid1 gebiedt dat de Kerken hiervan aan zichzelve en aan degenen, die buiten haar zijin, met klare be wustheid rekenschap geven." 't Is nu 1929 enwe leven nog steedis in afwachting. Geve God, dat de volgende Synode het werk van Leeuwarden voortzette. We onderschatten de moeilijkheden niet. 't Is gemakkelijker een artikel over deze dingen te schrijven dan zelf 't reformato risch Werk tot stand te brengen. Maar iets mogen we'toch wel verwach ten. We moeten rekenen met de conservatieven en daarom met voorzichtigheid vooruit gaan. We moeten echter ook rekenen met de groep in onze kerken, die van uitbouw en ombouw intenser meeleven met de Kerk van Christus verwacht. Bovenal hebben we te rekenen met Gods wil in deze dingen. Eenige jaren geleden schreef Prof. H. Bouwman in „De Bazuin" „Algemeenwordt verstaan, dat de Kerk zich weldra moet uit spreken over die gewichtige vraagstukken, die aan de orde gesteld zijln, over de inspiratie dier Heilige Schrift, over den grond van het geloof aan de Schrift, over het stuk der Kerk enz. Ook moet de Kerkorde noodzakelijk aan een grondige herziening worden onderwor pen." f Vooral over de Schriftinspiratie is nader uitspraak van de Kerk gewenscht. Laat ik dit eens duidelijk maken door een voorbeeld, uit eigen kring genomen. De vloekpsalmen zijn ook door den Heili gen Geest ingegeven. De gewone opvatting van deze psalmen in onze kerken is deze het geloofsleven van den dichter stond zeer hoog, wanneer hiji een vloekpsalm zong. Hij wist zich geheel met God vereenigd, zoo,dat hij God' ook in zijln oordeelen kon liefhebben. „Alleen in de allerheiligste oogenblikken" zegt Dr. A. Kuyper kan men een vloek psalm lezen de meestem kunnen zeker nooit, anderen zeer zelden, en alleen de allerheilig sten met volle instemming der consciëntie zulk een vloekpsalm zingen." Deze verklaring heeft veel aantrekkelijks, hoewel de vraag onbeantwoord' blijftde vree- selijkste vervloekingen zouden we dan in het Nieuwe Testament verwachten, omdat de ge loovigen van het N. Testament hooger staan dan die van het Oude, ende vloekpsal men staan in het Testament der belofte. Ons kerklid Prof. Dr. A. Noordzijl is van andere gedachte. Aan het slot van zijn verklaring van Psalm 137 heet 't „En evenals Babels krijgers bij' Jeruzalems ondergang hun wraak hebben ge koeld aan weerlooze kinderen, zoo zullen ook die kinderen van Babels dochter tegen de rot sen worden te pletter geslagen. Oog om' oog en tand om tand Zoo- denkt de dichter en hiji verheugt zich bijl die gedachte." En dan lees 'k Zeker, het is de ijiver voor Gods huis, die dezen dichter tot zulke ontroe rende uitspraken prikkelt, maar hij! blijft miet dat al beneden wat het N. T. van ons vraagt." 'k Sla bladzijde 149 van zijn „Korte Ver klaring" op (deel II) en dan vraag ik mijl af: hoe is met die goddelijke ingeving van de H. Schrift te rijmen deze verklaring van ver zen uit Psalm 109 „Met waren oosterschen hartstocht slingert hij' zijln vijand een reeks verwenschingen tegen, die op ontroer einde Wijze zien laten welk een wonder mengsel leven kan in een menschen hart en hoe bidden en vloeken (hier dus een tegenstelling. K.) uit eenzelfde ziel kan oprijlzen." Ik wil maar zeggen in de toepassing, in concrete gevallen stelt de leer der goddelijke inspiratie ons wieleens voor vragen en' moei lijkheden. c Stijge onze bede tot God dat Hij! onzen ge loovigen geleerden het rechte inzicht schenk© in Zijln Woord. Schriftvertaling en Schriftverklaring is zulk een teeder werk. Bovendien Billy Sunday heeft eens het ware woord gesproken De Bijbel zal altijd vol zijln van dingen, die gij' niet begrijpen kunt, zoolang gij' niet wilt leven in overeen stemming met die, welke gij1 begrijpen kunt. Maar ik moet eindigen miijln brief werd al veel te lang. Wie zendt mij zijln gedachten eens over dit onderwerp A. B. W. M. KOK. 17 Juli j.l. hield de Vereeniging voor Chris telijke verzorging van krankzinnigen hare jaar vergadering op de Stichting „Vrederust". Het wias een warme dag, maar de hitte was geen beletsel voor de opkomst van vele leden en verdere belangstellenden, wiant nog nooit was het kerkgebouw zoo bezet. Om half 12 trad in gebedsure pp Ds. A. C. Heiji van Koudekerke, die voorlas Gala ten 5 25—6 5. in onze hand hebben wie dat ook' niet."1 En bij' 't opgroeien van den knaap, was oom1 Dirk steeds meer van hem gaan houden!. „Moeder, moeder, weet U het al", kwa'm1 Willem juichend uit school. „Wat bedoel je, vent „Mijnheer en Mevrouw Gorter zijln over een poosje vijf en twintig jaar getrouwd en dan zullen er een heele hoop feesten worden gevierd. Meestal, allemaal voor de groote menschen, maar toch ook één voor de kin deren. 19 September gaan Mijnheer en Mevrouw, Hub' en z'n twee zusjes 's morgenls met de auto naar België en dan k'om'en ze 2D Sep tember weer thuis. En weet U, wie ze nu ook' mee gevraagd hebben, mloeder En zonder het antwoord af te wachten „Mijl". „Hub zei, dat er toch nog een plaatsje open was en hiji had' het vader en moeder dringend gevraagd, want anders zou hiji al dien tijd wel een paar meisjes, miaar geen enkelen jongen b'iji zich hebben. En dat vond hiji niet prettig. En Mijnheer en Mevrouw Gorter hebben het dadelijk' goedgevonden. Moeder, en nu ga ik mee, ten minste als U het goed vindt. En U vindt het wel goed, hè moe „Zeker, kerel, vind ik het goed. Ik vind het zelfs heel erg prettig, dat jij! eens een heerlijk' uitstapje zult hebben, te meer, waar ik weet, dat Mijnheer en Mevrouw Gorter brave, eerlijke menschen zij'n, die heel goed 't Was een kranig stuk' exegese, wla'arop hij de saamgekojmienen vergastte den nadruk in het bijzonder liggende op den eisch elkanders lasten te dragen, wat zeggen wil zooveel van elkanders lasten over te nemen, dat de naaste niet bezwijkt en vertraagt of valt, maar naast ons in het gelid kan blijven voortmarcheeren. Heilige roeping dus den naaste te sterken, Wlat ons oproept te zien op zichzelfop te passen voor zelfmisleiding te bedenken, dat ieder zijn eigen pak dragen zal, dus geoor deeld worden zal naar wat hiji doet en laat en eindelijk ook te verstaan, dat die door den Geest leven ook door den Geest wandelen. Hij', Die daartoe de kracht schenkt, is Chris tus, Die Zijn volk niet loslaten wilde, maar inging in alle nood en dood om het mede te nemen naar den hemel. Dit in het kort toe passende op onze roeping voor Vrederust, Wiees hij er op, dat de Geest van Christus ons die liefde leert. Na 't zingen van Ps. 119 :3 droeg Ds. Heiji al de nood en van Vrederust- den Ontfermer Jacobs en Heelmeester Isra els op. Toen na de pauze het bestuur binnenkwam wias er in het kerkgebouw juist één broeder present. De anderen hadden zeker verkoeling in de mooie bosschen rond de stichting, maar een kort gelui van de torenklok wias genoeg om weer velen direct te doen toestroomden, al was het 's middags niet zoo vol als 's mor gens. Na gebed wees de voorzitter er op, dat dfe Vereeniging nu 25 jaren bestaat. Toch geen feestelijke samenkomstwel eene herdenking. Bestaat de Vereeniging 25 jaren, de Stichting zelf is eerst 5 jaren 'later geopend en die stichting is toch bet doel der vereeniging. Daarbij' komt nog en dat is ook een reden tot eene stille herdenking, dat nog ZOO' kort geleden de Heere van ons nam' de 2 mannen, die bijna 24 jaren zulk eene uitnemende lei ding gaven. In vogelvlucht gingen ons de 25 jaren door des .Voorzitters woord voorbij en 't viel Zoo op, dat bet meerendeel der oprichters reeds van ons ging, maar wat pok1 verandert bij alle te kort is de vereeniging getrouw! geble ven aan hare roeping. Bevestige de Heere ook verder het werk onzer handep. 't Was schier ademloos stil bijl het voor lezen van den brief van Mevr. Wed. Ds. J. H. Donner, welke inhield met herinnering aan dezen dag eene bede voor het wielzüjin van vereeniging en stichting en ook het aanbod den troffel gebruikt bij; de le steenlegging te willen aanvaarden en bewaren. Over de verslagen van secretaris en pen ningmeester behoeft niets vermeld', omdat die allen bekend zijin. Wel is duidelijk, dat de finantieele basis gezond is gezien de totale afschrijiving in de verloopen jaren. Op een paar vragen was het antwoord van den Geneesheer-Directeur, dat de genezings kans de eerste zes maanden het best is en daarna gelijdelijk afneemt. De gehouden stemming wees uit, dat tot bestuursleden gekozen zijin de heeren J. J. de Jager Mr. A. A. de Veer M. M. Schip pers en H. R. J. van der Veen. 't Was eene teleurstelling, dat het bestuur ditmaal geen Hervormde spreker had kunnen vinden, hoezeer daartoe ook pogingen waren in het werk gesteld1. De Geneesheer-Directeur was evenwel zop welwillend te spreken over de oudere en nieu were wijze van behandeling en dat in eene rede, die beslist interessant was. Hiji bepleit te tenslotte ook nog voor- en nazorg. In alles is noodig een liefdevol hart en krachtige hand. Een dankwoord was hierbij op zijln plaats en dat dit den Voorzitter toevertrouwd! is, is ieder bekend alsook eene krachtige opwiek- kin g om Vrederust tc blijven sterken met liefde en gebed. Na dankgebed gingen we heen zeker m'et dank in het hart voor h!et vele goede ons geschonken op dezen dag, maar ook mlet diepe deernis bij het zien van die honderden' kranken van gees't en in de ziel rees de bede van den Godsman des O. T. O, Heere, heel ze toch En, belijders des Heeren in Zeeland, ver geet Vrederust niet in uw gebed en ieder drage bij! om de stichting te steunen en: laat ons alzoo vervullen draagt elkanders lasten volgens de wet van Christus.' K. S. op je zullen passen." Wim gaf mloeder een klinkenden zoen tot belooning voor haar toestemming en toen draafde hiji metéén weer door „Hub zei, dat z'n moeder een; brief zou schrijven aan U, om U te vragen, of ik mee mocht. Of misschien kwam ze het U ook' wel vragen. En dan logeeren we in Bel gië 's nachts in een hotel, moe, net als groote menschen. En Hub1 en ik krijigen na tuurlijk samen één slaapkamer En we eten ook in een hotel Ik denk', dat ik 's miorgens en 's middags en 's avonds flensjes bestel U weet wel, daar ben ik' dol op. Eni ijis ook En dan rijden in zoo'n fijtie auto. O, mioe, bijl kan wel 10D K.M. in 't uur halen, zegt Hub." „Nou, jongen", zei moeder een beetje be zorgd, „zoo hard hoop ik toch niet, dat jullie rijden. Als ik dat wist, dan had ik geen oogenblik rust." „O, neen, moe, wees mlaar niet bezorgd", stelde Wim dadelijk gerust, „hij"1 kan wel 100 K.M. halen, maar daarom' doet hij het niet. U weet toch wel, dat Mijnheer Gorter een heel voorzichtig rijder is Moeder glimlachte, gestreeld door de po gingen van haar jongen, om1 haar gerust te stellen. En na deze vriendelijke uitnoodiging ging er geen uur voorbiji, of er werd over het groote feest gesproken. (Wordt vervolgd) IV. Oom1 Dirk was met de geboorte van den jongen Gerte maar half blij geweest. Natuur lijk verheugde hiji zich in de vreugde der ouders, maar aan den anderen kant vreesde hij, dat hiji nu afgedaan zou hebben. En hij voelde, dat h iji op z'n beurt nu z'n zuster niet zou kunnen missen, evenmin als zij! vroeger zonder hem had gekund. Hij!was een dagje ouder geworden, had een pretti- gen Werkkring en voelde zich in de rustige omgeving van z'n zuster buitengewoon op z'n gemak. Nu er zoo'iTklrine s:h eiwerwas gekomen, zoo redeneerde hij', zou dat alles natuurlijk heel anders worden. Nu zou moeder het druk' krijgen, zich en kel met haar kind bemoeien en zou er voor hem1 geen plaats zijln. Hoe had hiji zich echter vergist de oude Dirk. Het was net, of het na de geboorte van het 'kindje nog veel prettiger in huis was geworden. De eerste maal, toen hij 's miorgens na de „blijlde" gebeurtenis naar huis ging, had hiji heel langzaam geloopen. Och, thuis was 't ook niet alles. Een vreemde baker, een schreeuwend kind En dat op zijln leeftijd. Toen hij echter thuiskwam, was het dood stil geweest. Als altijd stond z'n potje thee en z'n boterham gereed. En zoo was het ge bleven. Last had hij heelemaal niet van het kleine wurm. Hij' vond het zelfs wel een heerlijk' gezicht, het daar zoo vredig te zien liggen tusschen de hagelwitte lakentjes. Eens had hij aan z'n zuster gevraagd, of dat kind dan nooit schreeuwde. Lachend had z'n zuster hem1 aangezien en hem1 gevraagd, of hij dat dan graag zou wil len hooren „Neen", had hij gezegd, „dat niet, maar ik begrijfp er niets van. Ik had me zoo voorge steld, dat het zoo druk', zoo rommelig, zoio ongezellig in huis zou worden als er een kind werd geboren, en ik had eigenlijk al gevreesd, dat ik het hier niet meer prettig zou vinden. Maar alles is heel anders geloo pen. Het is hier nog veel gezelliger en pret tiger dan voorheen. Jij', bij! voorbeeld zet nu altijd een vroolijk gezicht en je weet, dat ik dat zoo graag bij je zie. En dat kleine joing, als het niet slaapt, lacht het ook al tegen mij. Het is werkelijk een schat. Maar huilt ie dan nooit „Ja, Dirk", had ze geantwoord, „bij built wel, gelukkig wel, want dat is goed voor z'n longen. Hij huilt bij1 voorbeeld wel, als hij gewasschen wordt, maar daarom! doen we dat juist niet, als jij thuis bent. Als jij een heelen nacht in den vuurtoren hebt gewaakt, ben je 's morgens, als je thuiskomt, natuur lijk moe. En dan moet het rustig in huis zijfn. En daar probeeren w'e ook altijd voor te zorgen. En ik moet zeggen, onze kleine baas j helpt ons daar wonderlijk bij. Want geheel

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 2