Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 43e Jaargang. Vrijdag 31 Mei 1929. No. 22. RedactearenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. DE HEERE IS DE GEEST. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Jubileum Theologische School. DADERS PES WOORDS. Geref. Meisjesbond. Ruime kleeren. ZEEUWSCHE KERKBODE Vast® medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abonnementsprljsi Ady e r t e n 11 e pYI| s i per kwartaal bg vooruitbetaling f 1,— Afzonderlijke nummers 8 oent. 15 oent per regelj; bg jaarabonnement van minatena 500 rogela belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Admini stratie Firma LITTOOIJ OLTHOPP, MlddelburB. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan da Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF Spargaardatraat, Middelburg. TELEPOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 260 De Heere nu is de Geest. 2 Cor. 3 17a. In 2 Cor. 3 betoogt de apostel Paulus de heerlijkheid van het Nieuwe boven die van het Öude Testament. En hij doet dat door beide telkens uit een ander oogpunt te ver gelijken. I. Naar die gTOOtere heerlijkheid van de Nieuw-testamentische boven de Oud-testamen- tische bedeeling verwijst nu ook' het hierbo ven geplaatste woord de Heere nu is de Geest. i Dit is een heel ongewone uitdrukking. Geen wonder dus dat er van dit woord verschil lende uitleggingen zijn. Uit de b'iji de kantteekenaars vermelde op vattingen, memoreeren we hier een drietal. Allereerst die van de kantteekenaars zelf dit beteekent, dat Jezus Christus is de levend makende Geest, die door de kracht des H. Geestes en door de predicatie des heiligen Evangelies het deksel wegneemt en de har ten krachtig tot God bekeert. Maar dan ook deze de Heilige Geest is de Heere, door Wien wij bekeerd en in vrijheid gesteld worden. En dan ook nog deze Christus is het geestelijk wezen en gelijk als de ziel van de ceremoniën der wetgelijk dit woord Geest ook genomen wordt in Joh. 6:63: de geest is het die levend maakt, het vleesch is niets nutde woorden, die Ik tot U spreek zijin geest en zijin leven. Van die uitleggingen is de eerste wel de juiste. Het gaat niet aan, wanneer er staat„de Heere is de Geest" die woorden om te kee- ren en te zeggen de Geest is de Heere. En het heeft een flauwen zin om te zeggen, dat Christus de ziel van de ceremoniën is en dat, zoo,als het lichaam zonder de ziel niets is, alzoo ook de wet der ceremoniën niets is zonder Christus. Dit is op zichzelf wel waar maar wanneer de apostel dat bedoeld had, zou hiji dat wel anders en duidelijker uitge drukt hebben. De bedoeling van den apostel was wel om te zeggen zooals ook de kantt. leeren de Heere is de Geest. Zoo stelt dit woord dan voor een moei- lijikheid. Het kan toch niet de bedoeling van Pautus geweest zijn om Christus en den H. Geest te vereenzelvigen. Dan zouden er in het God delijk wezen niet drie maar twee personen zijn de Vader en de Zoon, die dan tegelijk de H. Geest zou zijn. Een dergelijke voor stelling is bij Paulus buiten gesloten. Ook heeft Paulus er niet mee willen zeg gen dat Christus als Gods Zoon Geest is. Dat is natuurlijk zoo. God is een Geest. Ook de Zone Gods is Geest. Maar daarop 'kan de apostel hier ook niet doelen, want hij spreekt hier van den Zone Gods als Christus, als Heere, als Middelaar. En van den Heere, die Middelaar is, zegt hij die Heere is de Geest. Niet die Heere heeft den Geest. Dat zou geen moeilijkheden mee brengen. Dan zou dit woord passen in de breede lijst van Schriftuurplaatsen, die alle de waarheid uit spreken, dat Christus den H. Geest ontvan gen heeft. Maar de Heere is de Geest. Tot recht verstaan van dit woord is dien stig op te slaan 1 Cor. 15 45. Daar zegt Pau lus de eerste mensch Adam is geworden tot een levende ziel, de laatste Adam tot een levendmakende Gees t. Een tegenstel ling maakt hij daar tusschen ziel en geest. Van de ziel nu staat in Lev. 17 11 want de ziel des vleesches is in het bloed. En om dat de ziel in het bloed is, daarom werd het bloed (van een dier) op het altaar gegeven om voor de zielen verzoening te doen. De ziel is in het bloed. Adam was een ziel, een levende ziel. In die uitdrukking ligt dan dit, dat Adams leven in z'n bloed rustte. Ver loor hij z'n bloed, dan verloor hij1 z'n leven. Adams leven was nog niet te scheiden van z'n bloed. Dat bloed was in het lichaam, zoo vond Adams leven z'n steun in het li chaam. Daarom kon Adami sterven. Met z'n bloed ging z'n leven van hem. Adam was wel levend, maar hij was een levende ziel. Van Christus kan nu de apostel in 1 Cor. 15 45 zeggen, dat Hij werd tot een levend- makenden Geest. Bij den Heere is het nu niet zoo, dat Zijii leven gebonden is en rust in Zijn bloed. Niet zoo, dat Zijn leven rust in het lichaam. De Heere heeft ook een lichaam. Zijn opstanding uit de dooden was, dat Zijn ziel en lichaam weer met elkander vereenigd werden. Zijn hemelvaart geschied de voor de oogien Zijner jongeren. Met Zijn zichtbaar lichaam werd de Heere in den he mel opgenomen. Maar bij den Heere in den hemel is het dan niet zoo, dat Zijn leven rust in Zijn li chaam. Het is bij Hem juist omgekeerd. Zijn lichaam' rust op Zijn leven. Zijn Geest on derhoudt het lichaam. Daarom kan Hij. niet meer sterven. Zijn lichaam kan Hemi op geenerlei wijze"ontnomen worden. Hij is niet meer een ziel maar de Geest. Zoo was het echter niet altijd met Christus. Zoo was het met Hem niet vóór Zijn op standing. Toen droeg Jezus liet beeld van den aardschen mensch. Hij moest miensch worden om Middelaar te kunnen zijn. Toen jj was Jezus ook een levende ziel en Ziijn ziel i| was in Zijn bloed. Toen kon Zijin bloed op j het altaar Gods komen en in dat bloed was Zijn ziel. Toen offerde Hij Zijn ziel. Hij had toen wel den Geest, maar was niet Geest. Maar datgene, dat was ging voorbij. Heelt Jezus het offer gebracht, heeft Hij aan den eisch der wet voldaan, wordt Hij om Zijn gehoorzaamheid door den Vader verheerlijkt, dan wordt Hij die ziel was tot Geest. De laatste Adam is geworden tot een levendma kenden Geest. Dan staat zijn menschelijik lichaam en zijn menschelijke ziel Hem niet meer belemmerend in den weg. Dan heeft Hij de volkomen vrij heid. Hier op aarde was Jezus de gebonden®. Nu is Hij vrij van alle banden, die niet bij Zijn natuur hoor en. En is Hij de Geest, Hij is dan de levend makende Geest. Hij deelt het leven mee. Hij maakt al de Zijnen levend en onderhoudt heil bij het leven. In Hem is het leven. Maar daarin komt dan ook uit de meerdere heerlijkheid der nieuwe bedeeling boven de oude. De Heere is het Hoofd van Zijn Kerk, die Hij kocht tot den prijs van Zijn bloed. En die Heere is nu de Geest. Hij kan niet meer sterven. Zijn leven is onvergankelijk. Zijn leven rust niet meer in Zijin bloed. En van dien H.eere kon Paulus ook schrij ven in 1 Cor. 15 gelijk wij het beeld1 des aardschen gedragen hebben, alzoo zullen w'ij ook het beeld des hemelschen dragen. Wordt er voor hen een natuurlijk lichaam gezaaid, een geestelijk lichaam zal opgewekt worden. Dat is voor die Christus toebehooren de troost der Nieuwtestamentische bedeeling. HEIJ. ii. Door de oprichting van de ééne gemeen schappelijke school kwam er een einde aan de bijzondere opleiding. Al was men op de Synode te Zwolle nog niet eenstemmig geweest voor de oprichting Z. Holland had zich onthouden het bleek spoedig, dat de School der Kerken van groot en zegen was voor de eensgezindheid onder de leeraars en in de gemeenten. De Kerken werden voorzien .van bekwame Dienaren des Woords, die allengs grondiger werden toegerust om in overeenstemmling met de eischen van den tijd ook tegenover aller lei bestrijders op te treden. De school werd ook in het buitenland met eerc genoemd'. Het aantal Docenten nam toe. Ook zij heeft de crisis der jeugd en niet alleen die der jeugd moeten doorworstelen. Die tijden behoorden in het leven der Kerken niet tot de beste. Maar het bleek wel, dat de liefde voor de School in duizenden harten van Gereformeer den diep had post gevat. De kerkelijke hemel is na die crisis met be trekking tot de opleiding veelszins opgeklaard. Onze Theologische Schooldagen zien tal rijke Universiteitsmenschen naar Kampen op gaan, en onze Universiteitsdagen worden be zocht door trouwe vrienden van Kampen. Dat is gelukkig Hoe nauwer we aaiieenstaan, hoe beter dit is voor den bloei onzer Kerken. De Kerken hebben een uitnemend belang bij den welstand van de Theologische School. Het is haar School. Op de benoeming van hare professoren, op den gang van het onderwijs, op haar fi- nantiëel beheer hebben de Kerken den meest rechtstreekschen invloed. Het is daarom te verstaan, dat wij als Ker ken van heeler harte meeleven in de blijde herdenking van Gods groote gave deze reeks van jaren in onze School geschonken. Laat de o p w e k k i n g tot een feest gave een gul onthaal biji alle Ker ken vinden. Moge het gebed voor haren bloei in deze dagen in veler harten oprijzen. De Kerken zijn ten zeerste gebaat wan neer zij degelijke mannen heeft in het ambt der bediening des Woords. Voor die degelijkheid in leer en leven is de deugdelijkheid van hun opleiding een eer ste vereischte. Kampen staat om haar opleiding in heel ons vaderland zeer gunstig bekend. Maar de Theologische School zal zonder den geeste lijken en stoffclijken steun der Kerken die gunstige positie niet kunnen handhaven. Daarom wenschen wij op haar schoone 75- jarige jubileum onze Theologische School van harte toe, dat zij ook bijl den voortduur ge dragen moge worden door de liefde en het gebed van alle Gereformeerde Kerken in ons Vaderland en de Koloniën. Moge 's Heeren zegen rusten op haar cu ratoren, professoren en studenten, opdat het onderwijs daar gegeven tot in lange jaren vruchtbaar zij voor het behoud en de uit breiding onzer uitgeleide, vrije kerken, waar uit zij in moeilijke omstandigheden werd ge boren. v. D. Niet minder dan over den bloei onzer Ge ref. Jongelingsvereenigen verheugen we ons over den blakenden welstand van den Bond van Meisjesvereen. op Geref. Grondslag. Van dien welstand getuigde de Bondsdag, die Woensdag 22 Mei te Haarlem gehouden 'werd'. Dat de Bond genade vond ook bij de men- schen, blijkt wel hieruit, dat de Groote of St. Bavokerk, door welwillende beschikking van de kerkvoogden, kon gebruikt worden als vergaderplaats. We begrijpen, dat men daar zeer over verheugd was, ook omdat nu alle vergaaerden onder één dak konden saamko- men. Verder kon van veel goeds gerapporteerd worden. De Bond kreeg een eigen Bondshuis. Het Bondsblad „Bouwen en bewaren" werd van af 1 April een weekblad. De Bond is ook in het bezit gekomen van een Zomerhuis te Wijk aan Zee, waar de Bondsleden reeds dezen zomer tegen geringen prijs van kun nen gebruik maken. De presidente, Mej. Torenbeek van Zuid laren, hield een uitnemende openingsrede, waarin zij wees op den geestelijken strijd, die nog altijd moet gevoerd worden. Een rede, die met kostelijke inventie, de hoofdge dachte vastknoopte aan een tweetal gegevens ontleend aan de plaats van samenkomst n.l. de damiaatjes en de scheepjes in de kerk, herinnerende aan den kruistocht van 1219 en de inneming van Damiate. En de kanons kogel in den muur, die spreekt van de ne derlaag bij het beleg van Haarlem'. Spre ken zoo w'as haar gedachtengang de scheepsmodellen in de Kerk van een over winning, die een nederlaag werd, de kanons kogel in den muur spreekt van een nederlaag, die een overwinning werd. Dat de geest van verdwazing, die velen doet denken, dat eenzijdige ontwapening liet einde van den oorlog zal zijn, onze meisjes nog niet misleidde, kwam uit toen nnet geest drift een van Vaderlandsliefde getuigend lied werd aangeheven. En dat de z.g.n. nieuwe idealen van het huwelijk, die leiden tot vernietiging van liet huwelijk en dus ook vaii het echte huwelijks geluk, door onze meisjes nog met kracht worden verworpen, bleek uit de instemming met het referaat van oud-minister van Diik over „Dnze huwelijkswetgeving". Op twee punten, waaropi in onzen tijd zoovelen derailleeren, werd en dat zij met groote dankbaarheid opgemerkt kloek positie genomen, vasthoudend aan de begin selen van Gods Woord. Moge de herinnering aan de beteekeinis van het Bondsinsigne, door Ds. van Arkel, ook verder vrucht dragen om' den Meisjes- bond tot verderen zegen te stellen. We mogen daarvan wel spreken, omdat ook de presidente van den Meisjesbond daar van sprak, in haar openingsrede, als ze het had over het Bondshuis. De nieuwe 'Bonds- kleeren zooi zei ze zijn heerlijk ruim. Over heerlijk-ruime kleeren zouden we met het oog op onze meisjes ook wel eens wat willen zeggen, dat woord dan echter niet genomen in figuurlijken maar in letterlijken zin. We hadden niet het voorrecht de verga dering te Haarlem bij1 te wonen, die dooi den ex-excellenten en nog excell enten oud minister van Dijk even geestig als keurig een „bloementuin" genoemd' werd. We hebben dus niet kunnen zien of alle meisjes daar heerlijk-ruime kleeren droegen. We willen gaarne aannemen dat liet zoo was. En als we dat dan ook hadden inogen zien, dan zou ons dat nog temeer een reden van groote dankbaarheid en vreugde geweest Zijn. Maar we zien wel eens ook Gerefor meerde meisjes, die niet al te ruimi kiee- ren dragen. Het gebeurt nog al eens dat ze niet voldoende zijn om de armen tot beneden den elieboog te bedekken. En die kortheid bij den arm schijnt dan ook zeker voor de symmetrie te eischen een soortgelijke kort heid' bij het been, zoodat ze niet tot onder de knie reiken. Ja, het komt wel voor maar dat is ongetwijfeld alleen bij meisjes, die niet Gereformeerd zijn dat van de mouw zelfs het laatste rudiment verdwenen is en de biik zoo maar vrijen toegang krijgt in den oksel onder den arm. Hoe verderfelijk, wijl verleidelijk dat alles is, is al menigmaal betoogd en behoeven we hier dus niet in den breede te gaan aanwijzen. Maar wel willen we daaraan herinneren er den wensch bijvoegend, dat van onzen Ge ref. Meisjesbond een krachtige actie moge uitgaan om dat kwaad te weren en waar het is uit te drijven. We willen herinneren, dat eens door een vrouw er op gewezen is, hoe groot kwaad de jonge meisjes daarmee de jongelingen doen en hoe zij; alzoo< hun strijd verzwaren. Dat onze meisjes een insigne hebben vin den we kostelijk. Maar meer beteekenis dan zoo'n insigne heeft een kleeding, in over eenstemming met de eischen der eerbaarheid. En als de wereldsche menschen dan voort gaan zoo onvoegzame kleeding te dragen, dan moge het de eere der Geref. meisjes zijn daaraan op geenerlei wijze mee te doen. En moet het dan zoover komen, dat de Geref. meisjes door haar eerzame kleeding reeds uit komen als Geref. meisjes, dan zal dat tege lijk haar bondsinsigne zijn, dat beter nog doet uitkomen, dat zij in heel haar leven en optreden zich willen laten leiden door de ordinantiën Gods en willen strijden den gees telijken strijd des geloofs. Zij dan het Geref. meisje te herkennen aan haar heerlijk-ruime kleeding. Het Bonds-meisjc zij niet minder bedeeld dan het Bondshuis. HEIL

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 1