FEUILLETON.
Pinksfer-Feestzang.
De vredesbeweging van dezen tijd.
De gestolen Ring.
Evangelisatie onzer kerken in België.
UIT DE PERS.
Jonathans wapenfeit in de 20e eeuw
herhaald.
En wat over de inrichting; der feestelijke
vergaderingen werd ïn 't midden gebracht,
verdient overweging en opvolging. De jaar
vergaderingen zullen daardoor winnen aan
beteekenis. 'Volkomen stem'm'en we in met.
wat gezegd werd, dat zulke vergaderingen
niet langer moeten duren dan 3 a 4 uren. De
kracht moet worden gezocht niet in quanti-
teit maar in qualiteit.
Ga er ook van dezen Bondsdag weer nieu
we bezieling uit voor het zoo belangrijke
werk, dat door onze jonge menschen op hun
vergaderingen week aan week wordt verricht.
Dat zal hun en ook den kerken ten goede
komen. HE1J.
„Ik zal uitstorten van
mijnen Geest op alle
vleesch."
(Hand. 2 vs. 17.)
W ijz e Psalm 33.
Verhef, verhef thans uwe zangen,
O, Christen, die den Geest verwacht
Hij daalt in volle stroomen neder,
Hij geeft U troost en moed en kracht
Want de Geest des Heeren
Doet u triomfeeren
Over graf en dood
Hij toch zal u weiden,
Ja, u eeuwig leiden,
Ook in allen nood
Verheft, verheft thans uwe psalmen,
O, al gij volken dezer aard
Doet overal uw loflied galmen,
Want 't is de Geest, die wederbaart
Die ons door den Koning
Uit zijn Hemelwoning
Door Hem t o e g e z e i d,
Eeuwig vvOrdt gegeven,
En ons 't nieuwe leven
Schenkt in heerlijkheid
Zingt vroolijk! Looft den Geest der waarheid,
Die tot ons komt in 's Heeren Naam
Dat wij dan wiand'len in zijn klaarheid,
En wij Hem prijzen al te zaam
Dat langs alle stranden,
Dat uit alle landen,
Thans het feestgeluid
Met de schoonste galmen,
Met de reinste psalmen,
Overal zich uit'
Dit is de dag, de roem der dagen,
Dien Christus ons geschonken heeft
Hij heeft gedacht aan zijln belofte,
Nu Hij den Geest zijn' jong'rcn geeft
Mogen jood en Heiden
Zijnen roem verbreiden,
Vallen voor Hém neêr,
Waar zij hunne klanken
Paren, en Hem danken,
Zijn gena ter eer
Breng, Heer', dien Geest in ónze harten,
O, Geest, geleid ons tot den Zoon,
En kome, ons hart U immer nader,
Tot voor des Vaders heil'gen troon
Scheuk ons dan uw gaven,
Die ons eeuwig laven,
Heil'ge Geest van God
Stort nu uit den Hooge
Stroomen op het droge,
Amen zij ons lot
HULSTBOS.
(Walehenaa r.)
Br. (O.-G.), 17-5-'29.
in.
In ons vorige artikel schetsten wijl heel in
het kort de Vredesbeweging, zooals zij' zich
in de laatste anderhalve eeuw ontwikkeld
heeft. Wij stellen nu de vraag, wat ons oor
deel over deze beweging dient te zijn. Op
pervlakkig beschouwd schijnen wij hier te
doeir te hebben met een streven, dat niet
anders dan onze waardeering verdient. Welk
mensch zou nu niet hartelijk toejuichen een
samenleving, waarin aan het vreeselijk bloed
vergieten van den oorlog een eind is geko
men en inplaats van met wapengeweld die
geschillen door recht worden opgelost En
IX.
Toch had het Karei goed gedaan, dat bij
een paar uren weggedommeld was. Hij voel
de zich werkelijk iets frisscher.
Spoedig kwam echter alles, wiat er den v>
rigen dag gebeurd was, weer op hem los
stormen. Toen hij gisterenmorgen wakker
werd, wlas hij zingend opgestaan. Vroolijk.
had hij zich aangekleed alles lachte hem
toe.
En nu Iedereen hield hem voor een dief.
Iedereen Nou ja, vader en moeder misschien
niet. Maar ieder ander toch wel. Straks wlerd
hij weer door de politie gehaald wlerd hij
als een schurk voor het oog van iedereen mee
genomen naar het bureau. En daar zou het
gemartel van gisteren opnieuw beginnen. En
waar zou dat alles op uitloopen In het
gunstigste geval zou men hem loslaten. Bij
gebrek aan bewijzen, zooals hij laatst in een
leesboek had gelezen. Maar voor het oog van
de menschen bleef hij een dief. Iedereen zou
hem nawijzen.
„Ja", zouden ze zeggen, „ze hebben het er
niet uit kunnen krijgen, en daarom hebben ze
hem laten loopen, maar schuldig is hij. De
gestolen guldens zaten immers in zijn zak
Was er dan niemand, die hem zou kunnen
helpen
„Jongen", had moeder zoo vaak gezegd,
daarom, waar de vredesbeweging voor dat
ideaal ijvert, wat kan er daar feitelijk zijn,
dat ons weerhoudt er onze warme sympathie
aan te geven
Toch zouden wie zoo oordeel en blijk geven
niet vrij te zijn van oppervlakkigheid. Im
mers zooals elke beweging zoo ademt ook
de vredesbeweging van onzen tijd in een be
paalde geestelijke atmosfeer en dat is het,
wat we óók hier bij' onze beoordeeling on
mogelijk kunnen uitschakelen.
Nu is het bij de groote verscheidenheid on
der hen, die het vrcdesideaal aanhangen, wel
moeilijk die geestelijke atmosfeer wat nader
te omschrijven. Maar toch geloof ik, dat er
wel enkele trekken te noemen zijn, die hier
karakteristiek mogen heeten.
Vooreerst kunnen wij dan gerust wel zeg
gen, dat de vredesbeweging in het algemeen
een idealistisch karakter draagt. Daar
mee beweren wij niet, dat er onder de voor
standers ervan ook niet zijn, die den oorlog
inzonderheid bestrijden om redenen van zui
ver practischen aard, om het verlies van men-
schenlevens, die hij tengevolge heeft o-f om
de maatschappelijke malaise, die hij na zich
sleeptzooals Norman Angell het uitdrukt
„de oorlog betaalt niet". Maar in hoofdzaak
zijn het toch meer idealistische overwegingen,
die ze den strijd voor den vrede doen aan
binden. Anders gezegd, bij de meesten, die
ijveren voor den vrede, hangt dat hiermee
samen, dat zij in het algemeen een idealisti
sche levensbeschouwing zijn toegedaan, d.w.z.
aan geestelijke waarden grooter beteekenis
toekennen dan aan stoffelijke en meer het
zwaartepunt leggen in Wat behoort te zijn dan
in wat de gegeven werkelijkheid is.
Verder mag ook zeker wel «verklaard wor
den, dat dat idealisme, dat de vredesbeweging
dezer dagen voor een groot deel eigen is,
religieus is getint. Velen, zelfs in de So
cialistische kring, staat bij hun streven naai
de wereldvrede voor den geest de schildering
van het Vrederijk van Jesaja 11. En gaartié
propageert men zijn vredesideaal in naam van
het Koninkrijk Gods".
Nergens vindt men dat wel duidelijker dan
in het meer genoemde werk van Prof. Hea
ring „De zondeval van het Christendom".
Daarin schrijft deze moderne vredesapostel,
deze bezielde Christen-antimilitairist o.a. deze
woorden „De diepste reden van ons verzet
is het brandend verlangen om het Evangelie
los te slaan van de oorlogsidee, om1 ter wille
van Gods eer aan het Christendom zijn oude
bereidheid tot offer en kruis en daarmee zijn
oude fierheid te geven, zoodat het bij machte
wordt tot den Staat te spreken „Ik! kan U
allèèn aanvaarden, als gij den oorlog afzweert;
zoo niet, dan ga ik als christen mijn eigen
weg. Want het gaat in laatste instantie noch
om U noch om ons, uigaar om; Gods eer en
Zijn Koninkrijk, dat oneindig mèèr en nog
gansch iets anders is dan wereldlijke vrede,
maar dat op aarde door niets zoo gehoond
en geschonden wordt dan door het oorlogs
bedrijf."
Dat religieusidealismc, dat optrekken „in
naam van het Koninkrijk Gods", dat eiscnen
van bereidheid tot het offer verleent ook van
zelf aan de vredesbeweging die sterke beko
ring en verklaart voldoende de sympathie, die
zij bij! steeds meerderen vindt.
Echter, en hier zet nu onze critiek in, wie
wat van naderbij er mee kennis maakt, wlordt
al meer getroffen door het sterk humanis
tisch karakter, dat de godsdienstige levens-
en wereldbeschouwing van bet meerendeel
der voorstanders van de vredesactie draagt.
D.w.z. in het middelpunt staat hier toch fei
telijk niet God maar de mensch. En
groot is het vertrouwen, dat men koestert in
de adeldom van de menschelijke natuur, die
hem toch tenslotte het goede doet kiezen.
Zoo was het reeds bij den vader van de
moderne vredesbeweging, Kant. Wel sprak
die van het radicaal-booze, 'dat van nature
den mensch eigen is. Maar (en dat was ook
wel de diepste grond van zijn geloof in „de
eeuwige vrede") hij erkende daarnaast ten-
volle de mogelijkheid van een zedelijke we
dergeboorte van den mensch in eigen kracht.
En nu is het wel w'aar, dat in onzen tijd dat
„geloof in den mensch" bij1 velen ook onder
de ijveraars voor den vrede ernstig geschokt
is. Maar toch is de humanistische zuurdeesem
nog lang niet uitgezuiverd. Het duidelijkst
blijkt dat wel, wanneer men zich nader ver
klaren gaat over wat men onder dat „Ko--
ninkrijk Gods" verstaat. Dan is dat bijl velen
toch weer een rijk van „het ware, het goede,
„stel op praten geen vertrouwen. Verwacht
het niet van menschen. Maar, wanneer je
moeilijkheden hebt, wend je clan tot God.
Die is altijd de Redder in den nood."
De jongen sloot de oogen en ging hulp
vragen bij Hem, die altijd uitkomst wil ge
ven.
Ziezoo nu zou hij opstaan, met God den
strijd weer beginnen, ook tegen onrecht.
Maar eerst wilde hij toch zijn zakdoek
even hebben zijn oogen waren Vochtig ge
worden in het gesprek met zijn God.
Waar was die zakdoek nu Gisteravond lag
hij nog op het nachtkastje. Wacht even, moe
der had hem zeker in het laatje gedaan. Voor
zichtig haalde hij het laatje uit het kastje. Ja
daar lag zijn zakdoek. Meteen viel echter zijln
oog op een wit kaartje. Hij nam het en las
Mevrouw Hoch—Van Breitstein.
Plotseling speelde hem weer door het
hoofd, wat er een tijd geleden gebeurd wlas.
En ook kwamen hem de Woorden te binnen,
die de vriendelijke dame had uitgesproken,
toen ze hem het kaartje overreikte „Jij hebt
mij nu geholpen. Als ik ooit eens iets voor
jou kan doen, dan bel je maar gerust bij mijl
aan".
Zou ze nu iets voor mij kunnen doen, dacht
Karei. Maar wat Zij kon toch ook niet ver
klaren, hoe die guldens in zijn zak kwamen
Maar toch, als zij eens naar de politie ging
en vertelde, dat hij niet schuldig kon zijln,
misschien dat aan haar woorden geloof wlerd
geslagen.
Spoedig kleedde hij zich aan. Vader en
het schoone" of een rijk van „de echte men-
schelijkheid", terwijl men maar al te veel
uit het oog verloren heeft, wat Jezus voor
Pilatus zei „Mijn Koninkrijk is niet van
deze wereld".
Ook hier is weer merkwaardig het boek
van Prof. Heering. Hoe somber eenerzijds
zijn oordeel over den mensch luidt, toch geeft
hij in zijn werk een aparte paragraaf om aan
te toonen. dat vooral ook „de ontwikkeling
van de humanitcitsgedachte" (d.w.z. de ge
dachte van de echte mensch elijkheid) al meer
den oorlog ondragelijk maakt.
Wij wijzen er aan het slot van dit artikel,
ter voorkoming van misverstand, nog eens
met nadruk op. dat dit verwijt van httmlanisme
niet alle voorstanders der vredesactie zonder
uitzondering treft. Maar toch zien wiji in de
humanistische geestessfeer, die onmiskenbaar
het moderne pacifisme (d.i. vredesstreven)
kenmerkt, wel een van de voornaamste rede
nen, die ons nopen er een zeer gereserveerde
houding tegenover aan te nemen.
G. B. W.
Het kan wellicht nut hebben, indien de
Deputaten der Groningsche Synode (1927)
voor de evangelisatie onzer kerken in België
eens publiek wat van dezen arbeid laten hoo-
ren. Tot dusver ging dit werk' vrijwel alleen
uit van de Gereformeerde Kerk te Brussel,
die reeds voor eenige jaren Ds. A. Lauwers
daartoe beriep. Te Groningen werd uitgespro
ken, dat de evangelisatie in België rechtheeft
op den steun van alle Geref. Kerken in
Nederland. De toen benoemde Deputaten tra
den daarna in overleg met verschillende Bel
gische Kerkeraden. Door allerlei leidingen van
Gods Voorzienigheid, die in dit werk telkens
bijzonder opgemerkt wordt, is nu de stand
van den arbeid aldus.
1. Ds. Lauwers arbeidt in Brussel en
omgeving met als centrum het flinke ge
bouw te Laeken-Brussel. In Denderleeuwi, dat
in de nabijheid van Brussel ligt, heeft het
werk zulke verblijdende resultaten, dat de
inrichting van een nieuw, eenvoudig gebouw,
inplaats van de schuur achter de arbeiderswo
ning, dringend noodzakelijk werd geacht. De
kosten aan dezen bouw verbonden zijn plm.
f 11.000.—.
2. De Kerk van Gent beriepi met steun
der Deputaten Candidaat Ganzevoort, die dat
beroep ook aannam en de helft van zijn tijd
en energie zal wijden aan het evangelisatie
werk.
3. De Kring te M e c h e 1 e n, ressortee-
rende onder de Kerk van Antwerpen, zoekt
met steun der Deputaten een geschikt pand
voor kerkelijke en evangeliseerende samen
komsten.
4. In Antwerp,en wacht men voor de
uitbreiding van het evangelisatiewerk op den
steun der Deputaten.
5. De Belgische broeders dringen voor
den colportagearbeid voortdurend aan op het
aanstellen van een colporteur. Een zeer ge
schikt persoon hebben de Deputaten reeds ge
vonden. Evenwel wacht de aanstelling weer
op het ruimer vloeien van de inkomsten.
6. Het bekende blad „De Open Poort"
voornamelijk door Ds. Lauwers geredigeerd
wordt alom verspreid en trekt zeer de aan
dacht. Het lokt gedurig R.K. schrijvers uit
hun tent en is ook daardoor een krachtig
Evangeliesatiemiddel. Het valt niet te ontken
nen, dat er een opwaken wordt waargenomen
onder de broeders in Vlaanderen, om het
groote werk te bevorderen.
De Groningsche Synode gaf haar Deputaten
ook last en opdracht, een jaarlijksche collecte
voor dit werk uit te schrijven. Evenfwiel,
indien niet verschillende plaatselijke comité's
hun steun verleend hadden, dan was er van
al 'het werk niet veel terecht gekomen. Imn
mers, vele Kerken collecteeren voor dit doel
ieder jaar gelijk de Kerken en de Synode
toch zelf besloten te doen maar het waren
er toch in het 1ste boekjaar slechts 257 van
alle kerken in het nu verloopen eerste half
jaar van het twieede boekjaar slechts 141 ker
ken. En, bovendien, onder Kerken, die tot
dusver een collecte zonden, ontbreekt het
meerendeel der Kerken boven 1503 zielen.
Collecten b.v. boven f 125.werden alleen
ontvangen uit Leeuwarden, Groningen, Mid
delburg, Delft, Dclfshaven, Dordrecht en Ka-
tendrecht.
Daarom hernieuwen de Deputaten hun drin-
moeder waren ook reeds op. Hadden echter
heel zacht gedaan om hun jongen niet wak
ker te maken. Ze wisten van het kaartje af
en toch voelden ze niet veel voor het plan
van hun kind. Wanneer brave, rijke menschen
je willen helpen, redeneerden ze, moest je
daar niet dadelijk profijt van willen trekken.
Die menschen niet dadelijk lastig vallen, maar
toen Karei echter zei, dat hij toch zoo graag
die Mevrouw eens om raad wilde vragen,
gaven de ouders daartoe toch hun toestem
ming.
Het was nog voor acht uur, toen Karei
reeds op de stoep van het deftige huis van
Mijnheer Hoch stond. Als Mevrouw nog maar
niet op bed ligt, dacht hij.
Maar Mevrouw was al op, was ook al aan
gekleed. Wel had Zij een dienstmeisje en
overdag nog een werkster, maar ze had ook
een man en vier kinderen. Die man had een
drukken werkkring, moest 's morgens reeds
intijds naar zijln kantoor. De kinderen gingen
allen nog op school, konden dus ook al niet
te laat opstaan. En nu vond Mevrouw Hoch,
dat het haar taak was te zorgen, dat het
ontbijt 's morgens op tijd gereed was. Ze
wilde overtuigd Zijn, dat het haar man en
kinderen 's morgens aan niets ontbroken had,
wanneer ze de deur uitgingen. En bovendien
en dat woog haar ook zeer zlvvaar het
werk moest 's morgens niet worden aange
vangen, voordat het geheele gezin zich ver-
eenigd had in gemeenschappelijk gebed voor
dat het Woord geopend was, dat gaarne een
lamp wilde zijln voor hun aller voet.
gende oproep, dat alle Kerken en o o k
de groote re toch aan het ter Synode be
paalde zullen voldoen en'dlsnog op hun col-
lectenlijst vermelden Evangelisatiearbeid in
België. Te ver zal de financieele veer zeker
niet gespannen worden. De arbeid is in
Vlaanderen gezegend. De broeders en zusters
daar spannen zich tot het uiterste in. Zoo
moge dan die zegen niet gestuit worden, door
dat het meerendeel der Kerken dit werk niet
zouden steunen.
De Deputaten,
W. W. MEYNEN, Dordrecht, Voorzitter.
P. VAN DIJK, Serooskerke (W.), Secretaris.
P. N. KRUYSWIJK, Hilversum,
Penningmeester, Gironummer 122720.
H. DE BRUYN, Nicuwendijk.
J. W. SCHALEKAMP, Klundert.
Majoor Gilbert vertelt in „Historie v. d.
ljaatsten kruistocht" over het gebruik, dat
lord Allenby maakte van den Bijbel, tijdens
den grooten oorlog in Palestina.
Een der eerste dingen die Wij, na de ver
overing van Jeruzalem kochten, waren Bij
bels. Wij gebruikten die als gidsen voor Pa
lestina en zij bleken uitnemend nauwkeurig
te zijn.
Den 14en Februari kregen we orders tot
een aanval op Jericho, met het doel den vij
and over den Jordaan terug te drijven. Voor
dat de hoofdaanval kon plaats hebben, was
het noodig de linie te versterken door de ver
overing van een klein dorp, bekend' ouder
den naam van Makhm'as of Michmas. De
brigade zou, versterkt door artillerie en ma
chinegeweren opmarcheeren tegen het aan
breken van den dag en Michmas innemen.
De brigade-majoor las in zijn bivouac biji
kaarslicht in zijn bijbel. Toen de overval be
raamd werd, klonk de naam Michmas hem
vaag als bekend in de ooren, ofschoon hij
dien niet thuis kon brengen. Juist toen hij,
zich te slapen wilde leggen, herinnerde hij
het zich en besloot het op te slaan. Hij vond
weldra wat hij zocht in 1 Samuel 13 en 14.
de Filistijnen waren te Michmas ge
legerd. Het geschiedde nu op eenen dag, dat
Jonathan tot den jongen zeide Komt, en laat
ons tot de bezetting der Filistijnen overgaan.
Er was nu tusschen de doortochten waar
Jonathan zocht door te gaan tot der Filistijnen
bezetting, een scherpte van eene steenklip aan
deze zijde, en eene scherpte van eene steen
klip aan gene zijde, en de naam der eene was
Bozes en de naam der andere Séne. De eene
tand nu was gelegen tegen het Noorden,
tegenover Michmas, en de andere tegen het
Zuiden, tegenover Geba."
En de majoor las verder, hoe Jonathan den
pas van Michmas tusschen Bezes en, Séne
doortrok en den heuvel opklom1 mlet zijln wa
pendrager achter zich, totdat zij aan een plek
kWamen, zoowat een halven bunder groot,
die een juk ossen zou kunnen beploegen.
De brigade-majoor overwoog bij zichzel-
ven Die pas, die twee rotspunten en die
kleine hoogvlakte zijn waarschijnlijk nog hier.
Daarna zond hij padvinders uit, die bij terug
komst rapporteerden de pas ontdekt te heb
ben, die door de Turken zwak bezet was, door
scherpe rotspunten begrensd, blijkbaar de be
wuste Bozez en Séne, terwijl op een afstand
op de hoogte van Michmas, de maan scheen
over een stuk grond, ongeveer zoo groot ais
een juk ossen kon beploegen.
De majoor besloot op staanden voet het
plan aanval te wijzigen en in plaats van de
geheele brigade trok slechts één compagnie
infanterie in het holle van den nacht de pas
van Michmas op. Met de weinige Turken die
zij ontmoetten, werd stilzwijgend afgerekend.
Zij kwamen voorbij Bozez en Séne, beklo'mi-
men de hoogte en juist vóór het opgaan der
zon, werd de kleine hoogvlakte bereikt. De
Turken, die nog sliepen, werden verschrikt
wakker, meenden door het leger van lord
Allenby omringd te zijn en vluchtten in de
grootste wanorde. Dien nacht werden al de
Turken van Michmas of gedood of gevangen
genomen, zoodat na duizenden jaren, de tac
tiek van Saul en Jonathan met goeden uitslag
werd herhaald.
De vriendinnen van Mevrouw Hoch von
den dat vroege opstaan overdreven, schudden
wel eens ietwat medelijdend het w'ijlzc hoofd.
„Die Mevrouw Hoch w'as toch wel een
beetje excentriek", vertelden ze elkaar. Als.
je 's avonds naar partijtjes gaat en je kiomt
heel laat thuis, dan kan je toch 's morgens
niet vroeg opstaan.
Mevrouw Hoch vond dat ook en ging dus
weinig naar partijtjes en als ze een enkele
maal moeilijk thuis kon blijven, dan zorgde
ze, dat het 's avonds toch niet al te laat werd..
Toen het meisje open deed, keek ze niet
eens erg verwonderd, dat de jeugdige bezoe
ker op dat uur Mevrouw wilde spreken.
Zij wist het, Mevrouw; kreeg veel bezoek
van eenvoudige menschen, deed veel goed,,
maar deed dat met wijsheid. Hielp nooit
voor een nauwgezet onderzoek had uitgewe
zen, dat de gave goed zou besteed zijln.
Een oogenblik later stond Karei in de huis
kamer, de pet in de hand.
„Ha", riep Mevrouw uit, „daar heb je den
held, man, die mij laatst verlost heeft, toen
de jongens mij met sneeuw wilden bekoge
len. En wat kan ik voor je doen, Karei
Maar Karei zweeg, keek strak voor zich.
„Wel, mijn jongen," ,noodigde Mevrouw,
vriendelijk uit, „wees maar niet bang. Zeg
maar alles, wat je op het hart hebt."
(Wordt vervolgd)
j v-ï -:iU